Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 maart 2016, 2016-0000002671, tot vaststelling van een nieuwe arbeidsduurfactor van de leden van de Toetsingscommissie vangnet Participatiewet

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Besluit vaststelling vergoeding voorzitter en leden Toetsingscommissie aanvullende uitkeringen Participatiewet wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 1 en 2 wordt ‘Toetsingscommissie aanvullende uitkeringen Participatiewet’ telkens vervangen door: Toetsingscommissie vangnet Participatiewet.

B

In artikel 2, eerste en tweede lid, wordt ‘de arbeidsduurfactor op 0,08’ telkens vervangen door: de arbeidsduurfactor op 0,05.

C

Artikel 2a komt te luiden:

Artikel 2a

Deze regeling wordt aangehaald als: Besluit vaststelling vergoeding voorzitter en leden Toetsingscommissie vangnet Participatiewet.

ARTIKEL II

  • 1. Artikel I, onderdelen A en C, van deze regeling treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst en werken terug tot en met 1 januari 2016.

  • 2. Artikel I, onderdeel B, van deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 1 maart 2016

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

TOELICHTING

Artikel I, onderdelen A en C

Met ingang van 1 januari 2016 is de naam van de Toetsingscommissie aanvullende uitkeringen Participatiewet gewijzigd in Toetsingscommissie vangnet Participatiewet. De regeling is hierop aangepast. Hiermee wordt ook de citeertitel van het Besluit vaststelling vergoeding voorzitter en leden Toetsingscommissie aanvullende uitkeringen Participatiewet, gewijzigd om aan te sluiten bij de Participatiewet.

Artikel I, onderdeel B

Op grond van artikel 74 van de Participatiewet (Pw) kunnen colleges van burgemeester en wethouders van gemeenten met een tekort op het budget voor de gebundelde uitkering een verzoek indienen bij de Toetsingscommissie vangnet Participatiewet om in aanmerking te komen voor een vangnetuitkering. De Toetsingscommissie vangnet Participatiewet, die over de ingekomen verzoeken advies uitbrengt aan de Minister van SZW, bestaat uit een voorzitter en vier leden. Bij besluit van 30 maart 2010 (Stcrt. 5737) heeft de Minister van SZW voor hen een vergoedingsregeling vastgesteld voor een vaste vergoeding per maand zoals is bepaald in de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies, gerelateerd aan schaal 17 van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en met een arbeidsduurfactor van 0,04. Bij Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 september 2013 tot vaststelling van de vergoeding van de voorzitter en de leden van de Toetsingscommissie Wet werk en bijstand vanaf het jaar 2013 (Stcrt. 2013, 26973) is de arbeidsduur voor het jaar 2013 en verder vastgesteld op 0,08.

In verband met de invoering van de vangnetuitkering per 1 januari 2015 zal de werklast voor de Toetsingscommissie vangnet Participatiewet met ingang van het jaar 2016 aanzienlijk verminderen. De advisering over verzoeken om een incidentele aanvullende uitkering (IAU) of meerjarige aanvullende uitkering (MAU) is komen te vervallen; hiervoor in de plaats komt met ingang van het jaar 2016 de advisering over verzoeken om een vangnetuitkering over het jaar 2015. Vergeleken met de beoordeling van een verzoek om een incidentele aanvullende uitkering of meerjarige aanvullende uitkering zal een beoordeling van een verzoek om een vangnetuitkering aanzienlijk minder tijd vergen, omdat deze beoordeling in de kern slechts bestaat uit de vaststelling of het college van burgemeester en wethouders van de tekortgemeente de vier verplichte documenten bij de aanvraag heeft gevoegd. Het betreft een procedurele toetsing. Omdat de toetsingscommissie de aanvragen na afloop van een uitvoeringsjaar beoordeelt, vindt de vermindering van de werklast plaats met ingang van het jaar 2016.

Op basis van onderstaande variabelen wordt de arbeidsduurfactor vanaf 2016 vastgesteld op 0,05:

  • 11 vergaderingen, inclusief voorbereidingstijd en reistijd (ongewijzigd);

  • advisering over 113 verzoeken om een vangnetuitkering (was advisering over 96 verzoeken tot een incidentele aanvullende uitkering en 45 verzoeken tot een meerjarige aanvullende uitkering, alsmede over 17 voortgangrapportages in het kader van de meerjarige aanvullende uitkering);

  • nadere advisering over gemiddeld 9 bezwaar- of beroepschriften, indien nieuw aangevoerde omstandigheden dat nodig maken (was 5).

De aanpassing van de arbeidsduurfactor gaat in met ingang van de eerste van de maand na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst.

Het is op het ogenblik nog niet mogelijk om een betrouwbare schatting te maken van het aantal te verwachten aanvragen voor een vangnetuitkering over het jaar 2016 en daarmee van de werklast van de TC in het jaar 2017. Ook is het nog niet duidelijk hoe de vangnetuitkering structureel vorm zal worden gegeven met ingang van 2017 en wat dit betekent voor de aard en omvang van de werkzaamheden van de toetsingscommissie in het jaar 2018. Om die reden wordt de arbeidsduurfactor van 0,05 voor onbepaalde tijd vastgesteld, namelijk voor 2016 en latere jaren. Op het moment dat wel een betrouwbare schatting is te maken van het aantal te verwachten aanvragen voor een vangnetuitkering over het jaar 2016, zal nader worden bezien wat dit betekent voor de omvang van de werkzaamheden van de toetsingscommissie en voor de arbeidsduurfactor.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Naar boven