BIJLAGE BIJ DE REGELING ONDERWIJSACCOUNTANTSPROTOCOL OCW/EZ 2015
Versie 25 november 2015
Inleiding
1 december 2014
Dit is het onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2015, hierna te noemen accountantsprotocol
In het accountantsprotocol wordt aangesloten op de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.
De verschillen tussen de juliversie en de decemberversie worden grotendeels veroorzaakt
door in de tweede helft van het jaar gepubliceerde wijzigingen in wet- en regelgeving.
Bij elk onderwerp is de datum vermeld waarop de tekst voor het laatst is gewijzigd.
Deze datum wordt niet gewijzigd als het een verhoging betreft van de jaartallen in
de tekst met 1 ten opzichte van het definitieve accountantsprotocol van het voorgaande
jaar.
INHOUD
|
Inleiding
|
0
|
|
1
|
Algemene uitgangspunten
|
0
|
|
1.1
|
Algemeen
|
0
|
|
1.1.1
|
Doelstelling van het accountantsprotocol
|
0
|
|
1.1.2
|
Indeling van het accountantsprotocol
|
0
|
|
1.1.3
|
Accountantsproducten / Rapportering
|
0
|
|
1.2
|
Definities
|
0
|
|
1.2.1
|
Onderwijssectoren
|
0
|
|
1.2.2
|
Referentiekader 1 juli 2014
|
0
|
|
1.2.3
|
Minimale controlewerkzaamheden
|
0
|
|
1.2.4
|
Rechtmatigheid
|
0
|
|
1.3
|
Procedures
|
0
|
|
1.4
|
Wijzigingen
|
0
|
|
1.5
|
Dossiervorming
|
0
|
|
1.6
|
Informatie/documentatie
|
0
|
|
2
|
Controle op de jaarstukken
|
0
|
|
2.1
|
Algemeen
|
0
|
|
2.1.1
|
Doelstelling controle op de jaarstukken
|
0
|
|
2.1.2
|
Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de jaarrekeningcontrole
|
0
|
|
2.1.3
|
Materialiteitstabel
|
0
|
|
2.1.4
|
Omgaan met fouten (foutdefinities)
|
0
|
|
2.1.5
|
Algemeen referentiekader
|
0
|
|
2.1.6
|
Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren
|
0
|
|
2.1.7
|
Steunen op de werkzaamheden van een AK
|
0
|
|
2.2
|
Getrouwheid
|
0
|
|
2.2.1
|
Verslaggevingscriteria
|
0
|
|
2.2.2
|
Rijksgegarandeerde leningen
|
0
|
|
2.2.3
|
Jaarverslag
|
0
|
|
2.3
|
Financiële rechtmatigheid
|
0
|
|
2.3.1
|
Referentiekader
|
0
|
|
2.3.2
|
Treasurybeleid
|
0
|
|
2.3.3
|
Huisvesting PO
|
0
|
|
2.3.4
|
Samenwerking universiteit en academisch ziekenhuis
|
0
|
|
2.3.5
|
Geoormerkte aanvullende subsidies met een bestedingsverplichting
|
0
|
|
2.3.6
|
Overige baten
|
0
|
|
2.3.7
|
Personele lasten
|
0
|
|
2.3.8
|
Overige instellingslasten sector PO en VO
|
0
|
|
2.3.9
|
Declaraties sector HO
|
0
|
|
2.4
|
Overige rechtmatigheid
|
0
|
|
2.4.1
|
Treasurybeleid
|
0
|
|
2.4.2
|
Verklaring omtrent het gedrag PO, VO en MBO
|
0
|
|
2.4.3
|
Studenten die opleiding voor een groot gedeelte op de werkplek volgen ingeschreven
bij een opleidingsschool
|
0
|
|
2.4.4
|
Declaratiereglement sector HO
|
0
|
|
2.4.5
|
IGBO PO
|
0
|
|
2.5
|
Controleverklaring inzake de jaarrekening
|
0
|
|
3
|
Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens
|
0
|
|
3.1
|
Inleiding
|
0
|
|
3.2
|
Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector PO
|
0
|
|
3.2.1
|
Algemeen
|
0
|
|
3.2.2
|
Onderzoek bekostigingsgegevens
|
0
|
|
3.2.3
|
Assurance-rapport
|
0
|
|
3.3
|
Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector VO
|
0
|
|
3.3.1
|
Algemeen
|
0
|
|
3.3.2
|
Onderzoek bekostigingsgegevens
|
0
|
|
3.3.3
|
Assurance-rapport
|
0
|
|
3.4
|
Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector MBO
|
0
|
|
3.4.1
|
Algemeen
|
0
|
|
3.4.2
|
Onderzoek bekostigingsgegevens
|
0
|
|
3.4.3
|
Assurance-rapporten
|
0
|
|
3.5
|
Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector HO
|
0
|
|
3.5.1
|
Algemeen
|
0
|
|
3.5.2
|
Onderzoek bekostigingsgegevens
|
0
|
|
3.5.3
|
Assurance-rapport
|
0
|
|
3.6
|
Onderzoeksprocedure prestatiebekostiging sector HO
|
0
|
|
3.6.1
|
Algemeen
|
0
|
|
3.6.2
|
Onderzoek prestatie indicatoren 2015
|
0
|
|
3.6.3
|
Assurance-rapport
|
0
|
|
4
|
Controle FSR
|
0
|
|
4.1
|
Algemeen
|
0
|
|
4.2
|
Controlewerkzaamheden per regeling
|
0
|
|
4.3
|
Controleverklaring bij FSR
|
0
|
|
5
|
Onderwijslinks
|
0
|
|
6
|
Lijst met afkortingen
|
0
|
|
Bijlage 1: Kader financiële rechtmatigheid OCW/EZ Wet- en regelgeving 2015
|
0
|
1 Algemene uitgangspunten
1.1 Algemeen
-
• Doelstelling van het accountantsprotocol
-
• Indeling van het accountantsprotocol
-
• Accountantsproducten / Rapportering
1.1.1 Doelstelling van het accountantsprotocol
1 juli 2014
Voor elke onderwijssector is geregeld dat bepaalde informatie (jaarrekening en opgave
van bekostigingsgegevens of over besteding van bekostiging) moet zijn voorzien van
een verklaring van de accountant. Ook is geregeld dat de minister via een ministeriële
regeling aanwijzingen of voorschriften kan geven voor de controle door de instellingsaccountant.
Hier is invulling aan gegeven met het accountantsprotocol. Het accountantsprotocol
vormt daarmee de schakel tussen enerzijds de wet- en regelgeving en anderzijds de
uit te voeren werkzaamheden door instellingsaccountants. Het geeft een toelichting
op het te hanteren referentiekader, het accountantsonderzoek en de gewenste accountantsproducten.
Het accountantsprotocol is opgesteld naar analogie van de door de NBA uitgegeven ‘Schrijfwijzer
Accountantsprotocollen’. De daarin opgenomen uitgangspunten zijn specifiek gemaakt
voor de OCW-situatie. Waar mogelijk zijn tekstpassages uit de handreiking in dit accountantsprotocol
overgenomen.
1.1.2 Indeling van het accountantsprotocol
1 juli 2014
Het accountantsprotocol heeft betrekking op het volgende controleobject en onderzoeksobject:
Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de gegevens zoals bedoeld in artikel 3, lid
l van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs niet vallen onder de reikwijdte van
de accountantscontrole.
*) De jaarstukken bestaan uit de jaarrekening, jaarverslag en overige gegevens, zoals
bedoeld in artikel 1, lid c van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.
1.1.3 Accountantsproducten / Rapportering
1 december 2015
De accountantscontrole op de jaarstukken mondt uit in een controleverklaring. Het
onderzoek naar de bekostigingsverantwoording, waaronder de leerlingentelling, leidt
tot een assurance-rapport. Deze aanduidingen worden in het accountantsprotocol gehanteerd,
hoewel de term ‘accountantsverklaring’ (nog) in de OCW-wet- en regelgeving staat vermeld.
De instellingsaccountant maakt voor beide producten gebruik van de in het accountantsprotocol
opgenomen modelteksten. De instellingsaccountant mag ervoor kiezen om ten behoeve
van OCW een zogenaamde ‘WG-verklaring’ af te geven, waarbij uitsluitend de naam van
de instellingsaccountant met aanduiding w.g. (was getekend) wordt vermeld. De originele
ondertekende verklaring/rapport met de persoonlijke handtekening van de instellingsaccountant
moet in het archief van de school/instelling worden opgenomen (zie ook Praktijkhandreiking
1103 van de NBA).
Ten aanzien van de in het accountantsprotocol opgenomen werkzaamheden geldt een rapportagetolerantie.
De rapportagetolerantie geeft aan vanaf welke omvang fouten gemeld moeten worden.
Het accountantsprotocol geeft per onderdeel aan welke rapportagetolerantie van toepassing
is zodra deze afwijkt van het standaardpercentage van 0,1%. Omdat het uitgangspunt
wordt gehanteerd dat geconstateerde fouten zoveel mogelijk moeten worden gecorrigeerd,
beperkt de instellingsaccountant zich tot een uitzonderingsrapportage. Hiervoor gebruikt
hij een rapport van bevindingen, waarin hij de aard en omvang van de geconstateerde
fouten vermeldt. Het rapport van bevindingen is vormvrij. Op het aanbiedingsformulier
geeft de instellingsaccountant aan dat er sprake is van een rapport van bevindingen.
Het bevoegd gezag/bestuur van de school/instelling stuurt in een dergelijk geval het
rapport van bevindingen samen met de controleverklaring en verantwoording naar DUO.
Het bevoegd gezag/bestuur kan daarbij aangeven hoe het heeft ge(re)ageerd op de geconstateerde
bevindingen. Voor wat betreft het omgaan met geconstateerde fouten wordt verwezen
naar de in de hoofdstukken jaarstukken (2) en bekostigingsonderzoek (3) daarover opgenomen
toelichting.
Tabel accountantsproducten
|
Soort controle
|
Product
|
Ontvanger
|
|
Jaarrekeningcontrole
|
• Controleverklaring
• Rapport van bevindingen
(uitzonderingsrapportage)
|
DUO vestiging Zoetermeer
Postbus 606
2700 ML Zoetermeer
|
| |
|
|
|
Bekostigingsonderzoek
|
Sector PO
• Assurance-rapport
• Rapport van bevindingen
(uitzonderingsrapportage)
|
DUO vestiging Zoetermeer
Postbus 606
2700 ML Zoetermeer
|
| |
Sectoren VO en MBO
• Assurance-rapport
• Rapport van bevindingen
(uitzonderingsrapportage)
|
DUO vestiging Groningen
Afdeling OS/Onderwijsnummer
Digitaal via de beveiligde site van DUO of
Schriftelijk via
Postbus 30152
9700 LC Groningen
|
| |
Sector HO (ook voor prestatiebekostiging)
• Assurance-rapport
• Rapport van bevindingen
(uitzonderingsrapportage)
|
DUO vestiging Groningen
Afdeling OS/Onderwijsnummer /BRON HO
Digitaal via de beveiligde site van DUO of
Schriftelijk via
Postbus 30152
9700 LC Groningen
|
| |
|
|
|
FSR
|
Sector HO
• Controleverklaring
• Rapport van bevindingen (uitzonderingsrapportage)
|
DUO vestiging Zoetermeer
Postbus 606
2700 ML Zoetermeer
|
| |
|
|
|
NWO-subsidies
|
Sector HO
• Rapport van bevindingen (uitzonderingsrapportage)
|
NWO
Postbus 93138
2509 AC Den Haag
|
1.2 Definities
1.2.1 Onderwijssectoren
1 juli 2014
Het accountantsprotocol is van toepassing op de door de ministeries van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap (OCW) en Economische Zaken (EZ) bekostigde rechtspersonen in
de onderwijssectoren Primair Onderwijs (PO), Voortgezet Onderwijs (VO), Middelbaar
Beroepsonderwijs (MBO) en Hoger Onderwijs (HO).
Het accountantsprotocol geldt ook voor subsidies die door EZ aan instellingen worden
verstrekt vanuit het vakdepartementaal onderwijsbeleid. Deze subsidies worden eventueel
ook verantwoord volgens hiervoor binnen EZ geldende en met de betreffende scholen
en instellingen gecommuniceerde aanvullende voorwaarden.
Sector PO
Sector VO
1 juli 2015
Voor rechtspersonen bekostigd op grond van de WVO is het accountantsprotocol een leidraad
die ingevolge de artikel 14a, lid 3 en artikel 18, lid 6 van het Bekostigingsbesluit W.V.O. in een ministeriële regeling wordt vastgesteld. De WVO vermeldt in de hoofdstukken
I, III en IV de bekostigingsvoorwaarden van een school.
Sector MBO
1 juli 2014
Voor rechtspersonen bekostigd op grond van de WEB is het accountantsprotocol een leidraad,
die ingevolge artikel 5.2.5, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit WEB in een ministeriële regeling wordt vastgesteld.
Sector HO
1 juli 2015
Voor rechtspersonen bekostigd op grond van de WHW is het accountantsprotocol een leidraad,
die ingevolge van artikel 4.4, lid 2 van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 in een ministeriële regeling wordt vastgesteld. Het accountantsprotocol voor deze
sector (ex artikel 2.10a van de WHW) bevat aanwijzingen voor de controle die ten grondslag liggen aan het afgeven van
de controleverklaring (RJO artikel 2, en daarmee artikel 393 van Boek 2 van het burgerlijk wetboek).
1.2.2 Referentiekader
1 juli 2014
Het referentiekader voor de controle ligt vast in de wet- en regelgeving. Het accountantsprotocol
treedt niet in de plaats van de oorspronkelijke wet- en regelgeving.
1.2.3 Minimale controlewerkzaamheden
1 juli 2014
Per onderdeel van het controleobject zijn aanwijzingen opgenomen:
-
• een omschrijving van het object (of onderdeel daarvan);
-
• het referentiekader: controle- en verslaggevingscriteria;
-
• reikwijdte en diepgang van de accountantscontrole:
Voor de controle van de jaarstukken en het onderzoek naar de bekostigingsgegevens
zijn verplichte teksten voor de controleverklaring(en) en assurance-rapport(en) opgenomen.
Het accountantsprotocol bevat:
-
• minimale controlewerkzaamheden, die vetgedrukt zijn opgenomen en
-
• niet vetgedrukte toelichtingen op deze werkzaamheden.
De beschreven (minimale) controlewerkzaamheden zijn bedoeld als aanvulling op de ’Nadere
voorschriften Controle- en overige standaarden’ (NV COS).
Voor de sector PO en VO wordt de instellingsaccountant verzocht in zijn controle en
bekostigingsonderzoek over 2015 rekening te houden met de Handreiking controle en onderzoek sector PO en VO 2010.
1.2.4 Rechtmatigheid
1 december 2014
De instellingsaccountant moet controleren of de rijksbijdrage rechtmatig is verkregen
(onderzoek bekostigingsverantwoording) en besteed (controle jaarrekening).
Ten aanzien van de verkrijging van de rijksbijdrage stelt hij vast dat de in de bekostigingsverantwoording
van de school of instelling opgenomen gegevens voldoen aan de eisen van rechtmatigheid.
Dit houdt in dat deze gegevens in overeenstemming zijn met de in de wet- en regelgeving
opgenomen bepalingen. Het gaat hier om rechtmatigheid van niet-financiële informatie.
De instellingsaccountant geeft een assurance-rapport bij de bekostigingsverantwoording
af.
Ten aanzien van de in de jaarstukken van de school of instelling verantwoorde baten,
lasten en balansmutaties stelt de instellingsaccountant vast dat deze voldoen aan
de eisen van financiële rechtmatigheid. De financiële rechtmatigheid heeft betrekking
op publieke middelen. Financiële rechtmatigheid in het algemeen houdt in dat een financiële
transactie betrekking hebbende op publieke middelen waarvan de uitkomst in de jaarrekening
dient te worden verantwoord in overeenstemming is met de in internationale regelgeving,
Nederlandse wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen opgenomen
bepalingen die de uitkomst van de financiële transactie beïnvloeden. De definitie
en het kader van de financiële rechtmatigheid ligt in detail vast in hoofdstuk 2.3
van dit protocol.
1.3 Procedures
1 juli 2014
Het accountantsprotocol wordt jaarlijks opgesteld en in juli en december beschikbaar
gesteld.
De juliversie is uitsluitend bedoeld voor planningsdoeleinden. De decemberversie is
de definitieve versie van het accountantsprotocol, die bij ministeriële regeling wordt
vastgesteld. Deze publicatie geschiedt niet dan nadat het concept is besproken met
vertegenwoordigers van alle betrokken partijen: accountantskantoren, NBA en koepelorganisaties.
Bespreking van het concept-accountantsprotocol met sectororganisaties c.q. hun koepelorganisaties
is mede bedoeld ter voorkoming van formuleringen die onbedoeld in het nadeel van de
scholen en instellingen kunnen worden uitgelegd. Op de derde woensdag van de maand
november vindt het jaarlijkse afstemmingsoverleg plaats met alle betrokkenen over
de uiteindelijke tekst, die de op dat moment meest actuele stand van zaken weergeeft.
Nieuwe versies van het definitieve accountantsprotocol worden bij ministeriële regeling
vastgesteld. De regeling wordt met de bijlage, het accountantsprotocol, in de Staatscourant
geplaatst en wordt ook bekendgemaakt op de internetsite van de Inspectie van het Onderwijs
en DUO.
De publicatie van het definitieve accountantsprotocol OCW/EZ 2015 vindt plaats in
december 2015.
1.4 Wijzigingen
1 juli 2014
Als het nodig blijkt en het gaat om taalkundige onvolkomenheden zal OCW gaande het
jaar snel aanpassingen aanbrengen in de tekst van het accountantsprotocol. Voor overige
aanpassingen van meer ingrijpende aard wordt rekening gehouden met het feit dat het
accountantsprotocol een stabiel document moet zijn. Deze aanpassingen worden daarom
pas verwerkt in de juli- en decemberversie van het accountantsprotocol van het betreffende
jaar.
1.5 Dossiervorming
1 juli 2014
Voor de documentatie van verrichte controlewerkzaamheden, de bevindingen en de conclusie
daarbij gelden de eisen zoals genoemd in Standaard 230. Tijdens reviews is gebleken
dat er onduidelijkheid bestaat over de implicatie van deze richtlijn op de aard en
omvang van de documentatie van verrichte werkzaamheden bij de controle van de bekostigingsgegevens
en jaarstukken van scholen en instellingen. In het controledossier van de instellingsaccountant dient per aandachtspunt van het
accountantsprotocol minimaal aanwezig te zijn: de uitgevoerde werkzaamheden, de identificatie van het gecontroleerde
stuk (opschrift, totaalsaldo) of een kopie van de laatste pagina, de bevindingen en
de conclusie. Indien bijvoorbeeld proceduretests zijn uitgevoerd, dan zijn niet kopieën van de
inkoopfacturen in het dossier aanwezig, maar wel een lijst met factuurnummers en van
items waarop de facturen zijn gecontroleerd.
1.6 Informatie/documentatie
1 december 2015
Hier vindt u (aanvullende) informatie die bij de controle en het onderzoek door de
instellingsaccountant relevant is.
Wet- en regelgeving onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ
Notities Helderheid in bekostiging
Handreikingen t.b.v. de instellingsaccountant
Brieven
Diversen
2 Controle op de jaarstukken
2.1 Algemeen
-
• Doelstelling controle op de jaarstukken
-
• Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de jaarrekeningcontrole
-
• Materialiteitstabel
-
• Omgaan met fouten (foutdefinities)
-
• Algemeen referentiekader
-
• Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren
-
• Steunen op de werkzaamheden van een AK
2.1.1 Doelstelling controle op de jaarstukken
De controleverklaring van de instellingsaccountant bij de jaarrekening betreft de
getrouwheid van de grootte en de samenstelling van het vermogen en het resultaat,
evenals de naleving van de wet- en regelgeving. Het oordeel omtrent de naleving van
wet- en regelgeving vloeit voort uit het voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid
van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. De instellingsaccountant
stelt verder vast dat het jaarverslag verenigbaar is met de jaarrekening.
2.1.2 Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de jaarrekeningcontrole
1 juli 2014
Het begrip omvangsbasis geeft aan tegen welke omvang (bedrag) het percentage goedkeuringsmaterialiteit
moet worden afgezet, bijvoorbeeld een bepaalde geldstroom of post in de verantwoording.
De te hanteren omvangsbases bij de controle van de jaarstukken zijn afhankelijk van
de te controleren massa: de totale publieke middelen en bestedingen van de (geoormerkte)
aanvullende subsidies/bekostiging.
Bij zijn oordeelsvorming over de naleving van de wet- en regelgeving streeft de instellingsaccountant
naar een hoge mate van zekerheid. De instellingsaccountant richt zijn controle daartoe
zodanig in, dat hij met een redelijke mate van zekerheid kan verklaren dat in de jaarrekening
geen afwijkingen (fouten en onzekerheden) voorkomen met een materieel belang.
Indien dit begrip voor het gebruik van statistische technieken gekwantificeerd moet
worden, moet uitgegaan worden van een betrouwbaarheid van 95 procent.
2.1.3 Materialiteitstabel
1 juli 2015
Een verklaring met een goedkeurende strekking impliceert, dat gegeven de bovengenoemde
betrouwbaarheid, in de verantwoording geen afwijkingen (fouten en onzekerheden) voorkomen,
die groter zijn dan de percentages in de hieronder opgenomen materialiteitstabel.
| |
Onjuistheden (in de verantwoording
|
Onzekerheden (in de controle)
|
|
Beperking
|
Afkeuring
|
Beperking
|
Oordeelonthouding
|
|
Rechtmatigheid
|
|
|
|
|
|
Rechtmatigheid besteding (% van de totale publieke middelen)
|
>3 en <5
|
≥5
|
>5 en <10
|
≥10
|
De materialiteit is van toepassing op het oordeel over de financiële rechtmatigheid
en de overige rechtmatigheid, tenzij sprake is van een specifieke controletolerantie.
In het accountantsprotocol wordt geen materialiteit meer voorgeschreven voor de getrouwheid.
Vanuit OCW is een maximale materialiteit van 2% van het totaal van de baten en 5%
van het balanstotaal aanvaardbaar. Het is de verantwoordelijkheid van de instellingsaccountant
om deze te bepalen met inachtneming van hetgeen hierover in de standaarden is opgenomen.
Voor elke post gelden voor de foutevaluatie bij de oordeelvorming de goedkeuringsmaterialiteit
op jaarrekeningniveau zoals opgenomen in de materialiteitstabel.
Voor alle in het accountantsprotocol genoemde posten, exclusief de hieronder opgenomen
posten, geldt een standaard rapportagetolerantie van 0,1% (van de totale publieke
middelen). De rapportagetolerantie geeft aan vanaf welke omvang fouten gemeld moeten
worden aan OCW in het Rapport van Bevindingen. Zie verder omgaan met fouten.
Voor de volgende posten/onderwerpen geldt een specifieke controletolerantie (CT) en
rapportagetolerantie (RT):
-
• Treasurybeleid (0% CT, 0% RT)
-
• Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren (0% CT, 0% RT)
-
• Geoormerkte aanvullende subsidies / bekostiging met een bestedingsverplichting (3%
CT, 0% RT)
-
• Verklaring omtrent het gedrag (1% CT, 0% RT)
-
• Wachtgelden PO (0% CT, 0% RT)
-
• Studenten die opleiding voor een groot gedeelte op de werkplek volgen ingeschreven
bij opleidingsscholen (1% CT, 0% RT)
-
• Declaraties HO (5% CT, 1% RT)
-
• Declaratiereglement HO (0% CT, 0% RT)
-
• IGBO PO (1% CT, 0% RT)
De fouten die bij deze controlewerkzaamheden worden geconstateerd worden door de instellingsaccountant
ook betrokken in de foutevaluatie bij de oordeelvorming bij de jaarrekening als geheel.
In geval op grond van RJO artikel 3h geconsolideerde jaarverslaggeving van meerdere bevoegde gezagen gezamenlijk plaatsvindt dienen alle controle en rapportage
toleranties in dit hoofdstuk toegepast te worden op de enkelvoudige/gesegmenteerde
verslaglegging van het instandhoudingniveau (d.w.z. op het niveau van één bevoegd
gezag).
2.1.4 Omgaan met fouten (foutdefinities)
1 december 2010
Van een fout in de verantwoording is sprake indien naar aanleiding van de uitgevoerde
controle is gebleken dat een (gedeelte van een) post niet in overeenstemming is met
één of meer aspecten van de wet- en regelgeving. Fouten worden in absolute zin opgevat,
voor zover het de naleving van de wet- en regelgeving betreft. Saldering van fouten
is daarom niet toegestaan.
Van een onzekerheid in het onderzoek is sprake als er onvoldoende (controle-)informatie
beschikbaar is om een (gedeelte van een) post als goed of fout aan te merken. Bijvoorbeeld
als onzekerheid bestaat over het wel of niet voldoen aan de wet- en regelgeving. Voor
een adequate onderbouwing van het oordeel is het noodzakelijk dat de instellingsaccountant
fouten en onzekerheden zoveel mogelijk kwantificeert.
Het uitgangspunt is dat geconstateerde fouten zoveel mogelijk door de school/instelling
moeten worden gecorrigeerd. Ten aanzien van fouten, die betrekking hebben op rechtmatigheid
geldt dat correctie veelal niet mogelijk is omdat de besteding reeds plaats heeft
gevonden.
Voor wat betreft het omgaan met geconstateerde fouten geldt voor de accountantscontrole
van de jaarstukken:
-
• Ten aanzien van het getrouwe beeld van de jaarrekening hoeven scholen en instellingen
fouten met een gezamenlijk financieel belang beneden de goedkeuringstolerantie niet
te corrigeren en de instellingsaccountant hoeft ze niet te rapporteren. Het effect
op de vermogenspositie (de belangrijkste informatievraag voor OCW) is namelijk gering.
-
• Met betrekking tot de financiële rechtmatigheid wordt onderscheid gemaakt tussen materiële
en niet-materiële fouten. De school/instelling corrigeert voor zover mogelijk geconstateerde
fouten. De school/ instelling kan echter dergelijke fouten meestal niet corrigeren.
De instellingsaccountant informeert het bestuur en het interne toezichthoudende orgaan
hierover conform de geldende beroepsvoorschriften. Materiële fouten (dwz fouten groter
dan de goedkeuringstolerantie) hebben invloed op de strekking van de controleverklaring
en worden uit dien hoofde in de controleverklaring toegelicht. Ten aanzien van niet-materiële
fouten (dwz fouten kleiner dan de goedkeuringstolerantie) stelt de instellingsaccountant
een rapport van bevindingen op zoals opgenomen in Accountantsproducten / Rapportering met inachtneming van de geldende rapportagetolerantie.
2.1.5 Algemeen referentiekader
1 juli 2014
In het accountantsprotocol is op het hoogste niveau het referentiekader opgenomen.
Met betrekking tot een aantal posten en/of stromen is in dit accountantsprotocol ook
een aantal specifieke criteria opgenomen die voortvloeien uit de wet- en regelgeving.
De beroepsvoorschriften voor instellingsaccountants zoals opgenomen in de Nadere Voorschriften
Controle- en Overige Standaarden (NV COS) zijn altijd onderdeel van de controlecriteria.
2.1.6 Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren
1 december 2014
De instellingsaccountant stelt vast dat de school of de instelling de aanwijzingen
heeft verwerkt en/of de correcties heeft opgevolgd waarover DUO of de Inspectie van
het Onderwijs eerder met de school of de instelling heeft gecorrespondeerd in een
jaarlijkse brief. Indien de aanwijzingen niet zijn verwerkt en/of de correcties niet
zijn opgevolgd dan neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen
zoals vermeld in Accountantsproducten / rapportering.
Door de Inspectie van het Onderwijs wordt alleen een brief verstuurd met aanwijzingen
voor de controle indien in voorgaande controlejaren (2013 en 2014) door de instelling
een niet goedkeurende controleverklaring en/of een rapport van bevindingen van de
instellingsaccountant bij DUO is ingediend.
2.1.7 Steunen op de werkzaamheden van een AK
1 december 2015
Schoolbesturen in het PO hebben in veel gevallen hun administratie uitbesteed aan
een administratiekantoor (AK). In mindere mate geldt dit ook voor VO-scholen. De AK’s
verrichten ten behoeve van deze schoolbesturen en de onder hen ressorterende scholen
veelal de financiële, personele en salarisadministratie en vervaardigen de jaarrekening
van de besturen. De scholen leveren daartoe hun primaire vastleggingen (inkoopfacturen,
mutaties ten aanzien van in- en uitdiensttredingen en andere mutaties in salarissen)
aan de AK’s. De AK’s verrichten hierop controle op o.a. deugdelijkheid en autorisatie
en verwerken deze. Op onder andere deze controles en op verwerkingscontroles van AK’s
steunen instellingsaccountants bij de controle van de bekostigingsgegevens en de jaarstukken.
Bij de toepassing van risicoanalyse bij de accountantscontrole dient de instellingsaccountant
voor het bepalen van de aard en omvang van het risico van een afwijking van materieel
belang onder andere kennis te verkrijgen van de entiteit en haar omgeving. Onder de
entiteit wordt hier, ook in geval van een AK-gerichte aanpak, de organisatie van de
school en het schoolbestuur verstaan. De interne beheersingsomgeving wordt in geval
van een AK-gerichte aanpak op het niveau van een administratiekantoor (en niet per
afzonderlijk schoolbestuur) ingericht. De instellingsaccountant toetst daarom op dit
niveau of hij kan steunen op de getroffen maatregelen van interne beheersing. (Een
en ander hoeft niet te betekenen dat iedere afzonderlijke school in de systeemcontrole
dient te worden betrokken). Bij de toetsing van de maatregelen van IB dient hij rekening
te houden met verschillen in de zogenaamde ‘service level agreement’ tussen het AK
en de individuele besturen. Ook dient hij na te gaan of de controle van het AK alle
rechtmatigheidsaspecten van het accountantsprotocol raakt. Indien dit niet het geval
is zal de instellingsaccountant ook andere controles (dan gericht op het AK) moeten
verrichten.
Ongeacht het ingeschat risico van een afwijking van materieel belang en ongeacht de
keuze voor hetzij een bestuur-gerichte, hetzij een AK-gerichte controleaanpak dient
de instellingsaccountant gegevensgerichte werkzaamheden op te zetten en uit te voeren
voor elke transactiestroom, post van de jaarrekening en elk onderdeel van de toelichting
op de jaarrekening van materieel belang.
2.2 Getrouwheid
2.2.1 Verslaggevingscriteria
1 december 2014
De verslaggevingscriteria vloeien voornamelijk voort uit de Regeling jaarverslaggeving
onderwijs, maar in een aantal gevallen kan ook andere wet- en regelgeving (zoals de
WNT) bepalingen bevatten over de wijze waarop een school/instelling verslag doet.
De rechtspersoon richt de jaarstukken in op basis van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Voor de instellingsaccountant vormt de regeling een verslaggevingscriterium. De instellingsaccountant stelt vast dat de jaarstukken aan de Regeling jaarverslaggeving
onderwijs voldoen.
Voor de zorginstellingen met onderwijscomponent zijn de afspraken uit de brief van 15 mei 2009 met kenmerk 113787 ten aanzien van de jaarverslaggeving van toepassing. Voor instellingen voor Jeugd
en Opvoedhulp waaraan bekostigd onderwijs vanuit het ministerie van OCW is verbonden
zijn de afspraken uit de brief van 25 april 2012 met kenmerk 389858 van toepassing.
Ook stelt de instellingsaccountant vast dat de jaarstukken aan de WNT(en de daarmee
samenhangende wet- en regelgeving) voldoen. Hierbij volgt de accountant het door BZK
opgestelde controleprotocol WNT.
2.2.2 Rijksgegarandeerde leningen
1 juli 2014
Op de balanspost Vreemd Vermogen op lange termijn kunnen in de onderwijssectoren VO,
MBO en HO ook Rijksgegarandeerde leningen voorkomen. De scholen/instellingen die ultimo
2015 rijksgegarandeerde leningen hadden, ontvangen begin 2016 een geactualiseerde
specificatie van de rijksgegarandeerde leningen ultimo 2015.
Op nieuwe leningen wordt geen rijksgarantie verleend, in verband met de decentralisatie
van de huisvestingsverantwoordelijkheid. De instellingsaccountant controleert de juistheid en volledigheid van de specificatie
van rijksgegarandeerde leningen ultimo 2015 (die van DUO is ontvangen) en de mutaties
gedurende 2015. Eventuele correcties worden aangebracht op de specificatie van DUO.
Correcties voor Wageningen Universiteit dienen op de specificatie van EZ te worden
aangebracht. De specificatie wordt gewaarmerkt door de instellingsaccountant en meegezonden
met het formulier ‘Aanbieding jaarstukken 2015’. De wijzigingen die de instellingsaccountant heeft aangebracht, brengt DUO tot uitdrukking
op het overzicht ultimo 2016. Daarnaast stelt de instellingsaccountant vast of in de jaarrekening 2015 een correcte
specificatie is opgenomen van de rijksgegarandeerde geldleningen ultimo 2015.
2.2.3 Jaarverslag
1 juli 2015
Aanvullende verslaggevingscriteria:
Notities Helderheid (Helderheid in bekostiging BVE 2004, Helderheid in bekostiging HO 2003 en Helderheid in bekostiging HO 2004 (aanvulling), Handreiking voor de inrichting van onderwijskundige publiek-private arrangementen
(d.d. 25 maart 2011, kenmerk 285339 sector bve en kenmerk 282532 sector ho); Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010 artikel
2; WPO artikel 17c, lid 1 onder e en artikel 171, lid 1 onder a; WEC artikel 28i, lid 1 onder e en artikel 157, lid 1 onder a; WVO artikel 24 e1, lid 1 onder e en artikel 103, lid 1 onder a; WEB artikel 2.5.4 en artikel 7.2.7 lid 3 en 4; WHW artikel 9.8, lid 1, 9.51, lid 2, 10.3d en 11.6.
-
• Algemeen
-
• Specifieke elementen
-
• Rapportering
Algemeen
1 juli 2015
Met betrekking tot het jaarverslag stelt de instellingsaccountant vast dat:
-
• het jaarverslag aan de wettelijke bepalingen voldoet, waaronder de RJO (bevat alle
relevante informatie);
-
• het jaarverslag bevat geen materiële tegenstrijdigheden met de jaarrekening (consistentie
met de jaarrekening) en
-
• het jaarverslag bevat geen materiële tegenstrijdigheden met de uitkomsten van de jaarrekeningcontrole,
waaronder de bevindingen over de interne beheersing (consistentie met de controlebevindingen).
Ten aanzien van rapportering is hetgeen aan het einde van deze paragraaf is opgenomen
ook op voorgaande bepalingen van toepassing.
WPO artikel 17c, lid 1 onder a
,
WEC artikel 28i, lid 1 onder a
,
WVO artikel 24e1, lid 1 onder a
,
WEB artikel 9.1.4, lid 3 onder c
en
WHW artikel 9.8 lid 1 onder c
,
artikel 10.3d lid 2 onder c
of
artikel 11.6 lid 1 onder c
.
In bijlage 3 van de RJO is de set van gegevens ten behoeve van de continuïteitsparagraaf
als onderdeel van het jaarverslag opgenomen. Voor dit onderdeel van het jaarverslag wordt, in aanvulling op bovenstaande werkzaamheden
nog specifiek van de instellingsaccountant gevraagd vast te stellen dat:
Met de Raad van Toezicht wordt in de sectoren primair en voortgezet onderwijs bedoeld
de intern toezichthouder of het intern toezichthoudende orgaan, zoals beschreven in
de WPO artikel 17c, WEC artikel 28i en WVO artikel 24e1
Indien de accountant vaststelt dat de meerjarenbegroting hieraan niet voldoet, dan
neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen zoals vermeld
in Accountantsproducten / rapportering.
Specifieke elementen
1 juli 2015
-
• Helderheid MBO en HO
De instellingsaccountant stelt vast dat aan de in de helderheidsnotitie opgenomen
verslaggevingseisen is voldaan. Voor het MBO gaat het om thema 1,2, 4, 5, 6 en 7 en voor het HO om thema 1,2,4 en
8.
-
• Handreiking voor de inrichting van onderwijskundige publiek-private arrangementen
(sector mbo en ho)
De instellingsaccountant stelt vast dat aan de in de handreiking opgenomen verslaggevingseis
is voldaan. Dit betekent dat de accountant vaststelt dat de instelling in het jaarverslag
aandacht besteedt aan de ratio achter publiek-private arrangementen, de risico’s en
risicobeheer van publiek-private arrangementen en de feitelijke resultaten van de
publiek-private arrangementen in relatie tot de beoogde resultaten (innovatie, kwaliteit
etc.) en de missie c.q. lange termijn doelstelling van de instelling.
-
• Artikel 2 van de regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en
onderzoek 2010 (Treasurybeleid)
De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling in de jaarverslaggeving ten
aanzien van de publieke middelen ten minste verslag doet van:
-
○ het beleid en de uitvoering ten aanzien van het beleggen en belenen;
-
○ de soorten en omvang van de beleggingen en beleningen;
-
○ de looptijden van de beleggingen en beleningen.
-
• Sector PO en VO (
WPO artikel 17c, lid 1 onder e
en
artikel 171, lid 1 onder a
;
WEC artikel 28i, lid 1 onder e
en
artikel 157, lid 1 onder a
;
WVO artikel 24 e1
, lid 1 onder e en
artikel 103, lid 1 onder a)
De instellingsaccountant stelt vast dat het bevoegd gezag van de school of het samenwerkingsverband
in het jaarverslag:
-
○ een verslag van de interne toezichthouder of het interne toezichthoudende orgaan heeft
opgenomen, waarin deze verantwoording aflegt over de uitvoering van haar taken en
bevoegdheden;
-
○ de gehanteerde code voor goed bestuur wordt vermeld, alsmede verantwoording over afwijkingen
van die code voor goed bestuur.
-
• Branche code Goed bestuur in de mbo sector (artikel 2.5.4. WEB)
De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling in het jaarverslag:
-
• Sector MBO Verantwoording onderwijsprogramma met minder uren (WEB artikel 7.2.7 lid
3 en 4)
De instellingsaccountant stelt vast dat voldaan is aan de verslaggevingseisen WEB artikel 7.2.7 lid 3 en 4.
-
• Sector HO (
WHW artikel 9.8, lid 1,
artikel 9.51, lid 2 en artikel 10.3d en artikel 11.6)
De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling in het jaarverslag:
-
○ een verslag van de Raad van Toezicht heeft opgenomen, waarin deze verantwoording aflegt
over de uitvoering van haar taken en bevoegdheden;
-
○ als de instelling afwijkt van het hoofdmodel RvT/CvB dan zijn de redenen daarvoor
verantwoord in het jaarverslag.
Rapportering
1 juli 2014
De instellingsaccountant neemt, indien niet voldaan is aan de wettelijke bepalingen
een tekstpassage hieromtrent op in de controleverklaring onder de ‘Verklaring betreffende
het jaarverslag en de overige gegevens’.
2.3 Financiële rechtmatigheid
-
• Referentiekader
-
• Treasurybeleid
-
• Huisvesting PO
-
• Samenwerking universiteit en academisch ziekenhuis
-
• Geoormerkte aanvullende subsidies met een bestedingsverplichting
-
• Overige baten
-
• Personele lasten
-
• Overige instellingslasten sector PO en VO
-
• Declaraties sector HO
2.3.1 Referentiekader
1 juli 2015
De volgende wet- en regelgeving valt onder de reikwijdte van het oordeel van de instellingsaccountant
over de financiële rechtmatigheid:
-
• de relevante bepalingen in de onderwijswet- en regelgeving, deze zijn in detail opgenomen
in bijlage 1 van dit protocol;
-
• de relevante bepalingen in (onderwijs) wet- en regelgeving, zoals die als controlecriteria
zijn opgenomen in hoofdstuk 2.3;
-
• aanbestedingswetgeving (zowel Europees, als nationaal: Aanbestedingswet 2012, Aanbestedingsbesluit
en Gids Proportionaliteit) en
-
• individuele subsidiebeschikkingen waaruit blijkt dat deze verantwoord moeten worden
in model G onder 2 (zie ook paragraaf 2.3.7).
De overige van toepassing zijnde wet- en regelgeving, zoals de belastingwetgeving
valt dus buiten het kader voor de financiële rechtmatigheid. Deze overige wet- en
regelgeving neemt de instellingsaccountant wel mee in zijn werkzaamheden ten aanzien
van de getrouw beeld verklaring in het kader van Standaard 250. Het belang van wet-
en regelgeving bij de controle van financiële overzichten.
Voor aanbestedingen die boven de Europese drempelbedragen vallen gelden de gebruikelijke
controle- en rapportage toleranties.
Voor de definiëring van de fout moet in het eerste jaar worden uitgegaan van de volledige
contractwaarde. Indien geen contract aanwezig is wordt de fout bepaald door de in
dat jaar opgenomen kosten. Deze fout komt bij overschrijding van de gebruikelijke
controle- en rapportage toleranties dan tot uitdrukking in de controleverklaring en/of
de uitzonderingsrapportage.
Voor de aanbestedingen onder de Europese drempelbedragen geldt een groeimodel. Voor
2015 geldt een kwalitatieve tolerantie voor aanbestedingen onder de Europese drempelbedragen.
Hiermee wordt bedoeld dat de instellingsaccountant de AO/IB rondom deze aanbestedingen
beoordeelt en daarover rapporteert in de management letter en/of het accountantsrapport
(dit is niet de uitzonderingsrapportage, zoals in paragraaf 1.1.3 genoemd) aan de RvT en/of het bestuur.
Toelichting Kader Financiële Rechtmatigheid OCW/EZ wet- en regelgeving
Het kader, als opgenomen in bijlage 1 van dit protocol, bevat bepalingen (gehele regelingen
of individuele (delen van) artikelen) uit de wet- en regelgeving van OCW en EZ voor
onderwijsinstellingen.
Opgenomen zijn bepalingen die de uitkomsten van de financiële transactie beïnvloeden.
Deze bepalingen geven aan welke uitgaven (en incidenteel: inkomsten) zijn toegestaan.
Het kader vervangt voor de scholen en instellingen niet de gehele wet- en regelgeving. Beoogd
is om volledig te zijn, maar het abusievelijk niet opnemen van een bepaling betekent
niet dat een school of instelling zich er niet aan hoeft te houden. Wel betekent het
dat de instellingsaccountant bij zijn controle kan uitgaan van het kader. Slechts
als de instellingsaccountant kennis krijgt van het niet naleven van relevante en materiële,
niet opgenomen, bepalingen dient de instellingsaccountant in overeenstemming met de
beroepsvoorschriften (Standaard 240 en Standaard 250) te handelen.
Het kader bevat dus niet:
-
• bepalingen voor de inrichting van het onderwijs;
-
• bepalingen voor het verkrijgen van bekostiging (bekostigingsparameters, aanvragen,
termijnen etc.) tenzij deze specifiek zijn opgenomen in hoofdstuk 2.3;
-
• bepalingen voor derden zoals gemeenten;
-
• bepalingen over hoe OCW om moet gaan met de (rechten van) scholen en instellingen;
-
• bepalingen voor het afleggen van verantwoording (voor jaarrekening, jaarverslag, specifieke
subsidieverantwoordingen);
-
• bepalingen voor het inrichten van administraties.
De bepalingen vallen uiteen in de volgende categorieën:
-
• de activiteiten waarvoor kosten mogen worden gemaakt;
-
• de toegestane kostensoorten;
-
• de maximale hoogte van bepaalde uitgaven;
-
• de maximale en minimale hoogte van bepaalde inkomsten;
-
• invloed op balansmutaties.
Als er sprake is van algemene bepalingen voor toegestane uitgaven, dan zijn ook de
bepalingen opgenomen die de algemene bepalingen beperken, doch niet de bepalingen
die een verruiming bieden. Als een instellingsaccountant vast kan stellen (positieve
controle) dat de verruimende bepaling van toepassing is, kan hij de uitgaven of inkomsten
alsnog goedkeuren.
Soms wordt in een opgenomen bepaling verwezen naar een andere bepaling (artikel).
Die is voor de overzichtelijkheid van het kader dan niet opgenomen.
Niet voor alle bepalingen die zijn opgenomen in het kader zijn expliciet minimale
werkzaamheden opgenomen. Van de instellingsaccountant wordt verwacht dat hij zijn
controle in het kader van de financiële rechtmatigheid zo inricht, dat hij met inachtneming
van de gegeven controletolerantie tot een oordeel over de financiële rechtmatigheid
kan komen.
2.3.2 Treasurybeleid
1 juli 2010
Aanvullend controlecriterium: Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010.
De instellingsaccountant stelt vast dat aan artikel 3, lid 2, 3 en 4 van de
Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010
is voldaan.
2.3.3 Huisvesting PO
1 juli 2015
De instellingsaccountant stelt vast dat er geen rijksmiddelen zijn gebruikt voor huisvestingsvoorzieningen
waar de gemeente verantwoordelijk voor is, tenzij de uitgave aan een huisvestingsvoorziening
aanvullend is en bekostigd is uit de reserve die vóór invoering van lumpsum (1 augustus
2006) is opgebouwd.
Met ingang van 1 januari 2015 is het groot (buiten) onderhoud overgeheveld van de
gemeente(n) naar de instellingen.
Zie ook de brieven PO/B&S/121802, PO/B&S/198180 en PO/B&S/214997.
2.3.4 Samenwerking universiteit en academisch ziekenhuis
1 juli 2010
Aanvullend controlecriterium: academische ziekenhuizen: artikel 2.12 van de WHW.
Dit controlepunt geldt alleen voor universiteiten, waaraan een academisch ziekenhuis
is verbonden. De universiteit die ondersteund wordt door het academisch ziekenhuis
bij het verzorgen van geneeskundig onderwijs en onderzoek, krijgt hiervoor een rijksbijdrage
toegekend. De instellingsaccountant controleert of deze bijdrage onverwijld aan het academisch
ziekenhuis is doorbetaald.
2.3.5 Geoormerkte aanvullende subsidies met een bestedingsverplichting
-
• Algemeen
-
• NWO-subsidies
Algemeen
1 juli 2015
De instellingsaccountant stelt op grond van de bekostigings/subsidievoorwaarden/subsidieverplichtingen
vast dat de (geoormerkte) aanvullende bekostiging/subsidie met bestedingsverplichting
rechtmatig is besteed. Dit betreft de in model G onder G2 verantwoorde subsidies. Voor nog te besteden (geoormerkte)
aanvullende bekostiging/subsidies uit voorgaande jaren blijven de aanwijzingen uit
voorgaande accountantsprotocollen van kracht (overzicht wet- en regelgeving). In alle
gevallen zijn de aanwijzingen in de individuele subsidiebeschikkingen ten aanzien
van verantwoorden leidend.
Voor deze post geldt een specifieke controle- en rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting en zie Materialiteitstabel voor de betreffende specifieke controle-
en rapportagetolerantie).
Het totaalbedrag van de bestedingen (in het controlejaar) van de geoormerkte aanvullende
bekostiging/subsidies vormt een afzonderlijke massa waarop de toleranties voor de
controle van de bestedingen moeten worden toegepast. De instellingsaccountant richt zijn controle zodanig in dat hij een redelijke mate
van zekerheid kan verkrijgen dat geen onrechtmatige bestedingen voorkomen met een
belang dat groter is dan 3% van de totale bestedingen van de (geoormerkte) aanvullende
bekostiging/subsidies in het betreffende controlejaar.
Als deze tolerantie wordt overschreden, maar de tolerantiegrens voor de jaarrekeningcontrole
niet, dan heeft dit geen invloed op de controleverklaring bij de jaarrekening. Zie
voor een nadere toelichting Algemeen. Het kan eventueel voor de school/instelling wel consequenties hebben voor terugbetalingsverplichtingen,
zoals uit de desbetreffende regeling blijkt.
Als de instellingsaccountant bestedingen constateert die in strijd zijn met de subsidievoorwaarden
dan wel bekostigingsvoorwaarden/subsidieverplichtingen en deze hebben mogelijk invloed
op de totale omvang van de (geoormerkte) aanvullende subsidies/bekostiging, dan moet
de school/instelling deze corrigeren. Indien de instellingsaccountant constateert dat de bekostiging niet rechtmatig is,
dan ziet de instellingsaccountant erop toe dat de school/instelling dit corrigeert.
Indien de correctie niet plaatsvindt dan neemt de instellingsaccountant dat op in
een rapport van bevindingen zoals vermeld in Omgaan met fouten.
Ten aanzien van onderstaande geoormerkte subsidies schrijft het accountantsprotocol
specifieke minimale controlewerkzaamheden voor.
NWO-subsidies
1 juli 2010
Naast OCW verstrekt ook de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
(NWO) subsidies aan de universiteiten. Onder deze subsidies worden ook begrepen de
subsidies van Technologiestichting STW (STW) en ZonMw. De financiële verantwoording
over deze subsidies vindt plaats via de jaarrekening van de universiteit. Op grond
van een akkoord gesloten tussen VSNU, NWO en de vereniging Sectie Gezondheidsfondsen
(SGF) kunnen ook de subsidies van de gezondheidsfondsen aangesloten bij deze vereniging
op deze wijze worden verantwoord. Bij de controle van deze subsidies gelden dezelfde
bepalingen en controletoleranties, zoals vermeld in deze paragraaf voor de besteding
van geoormerkte aanvullende subsidies. De controlecriteria vloeien voort uit de afzonderlijke
subsidiebeschikkingen.
De instellingsaccountant controleert de rechtmatigheid van de besteding van deze subsidiegelden.
In afwijking van hetgeen is opgenomen in Accountantsproducten / rapportering, stuurt de instelling, indien van toepassing, een rapport van bevindingen naar de
NWO.
2.3.6 Overige baten
Uitbesteding en contractactiviteiten voor derden
1 juli 2010
Aanvullend controlecriterium: EU verdrag oneerlijke concurrentie.
Uitbesteding
De instellingsaccountant stelt vast dat bij de uitbesteding de kosten en tegenprestatie
schriftelijk zijn vastgelegd in een contract/overeenkomst. Tevens stelt de instellingsaccountant
vast dat de uitbestede activiteit(en) passen binnen de wettelijke taakuitvoering van
de instelling.
Contractactiviteiten voor derden
Overheidsgelden mogen niet zodanig worden aangewend dat er oneerlijke concurrentie
ontstaat. Van de instellingsaccountant wordt geen marktonderzoek verlangd. Wel stelt hij vast dat minimaal een kostendekkend tarief is berekend.
2.3.7 Personele lasten
Omvang werkzaamheden in de sector PO en VO
1 december 2015
De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie
vast in zijn dossier.
Bij de uitvoering van de risicoanalyse neemt de instellingsaccountant in acht hetgeen
is opgenomen in het onderwerp ‘Steunen op de werkzaamheden van een AK.’
De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere de Standaard 240.
In de hierna beschreven controleaanpak wordt uitgegaan van een voor een school of
REC normaal laag inherent risico. Als er sprake is van verhoogd inherent risico past
de instellingsaccountant de omvang van de werkzaamheden aan. Daarnaast heeft de risicoanalyse
als doel om tot een uitspraak te komen of de instellingsaccountant bij zijn verdere
werkzaamheden kan steunen op de aanwezige interne beheersingsmaatregelen (IB).
De werkzaamheden verricht door een administratiekantoor kunnen niet de door de instellingsaccountant
te verrichten werkzaamheden vervangen. De werkzaamheden van het administratiekantoor
maken onderdeel uit van de interne beheersingsstructuur van het onderzoeksobject.
Om tot een uitspraak over de kwaliteit van de IB te komen dient de instellingsaccountant
werkzaamheden te verrichten. Deze werkzaamheden bestaan uit:
-
• minimaal 25 proceduretesten; of
-
• werkzaamheden, op grond waarvan de instellingsaccountant een uitspraak kan doen over
de kwaliteit van de interne beheersing (van het administratiekantoor).
Bovenstaande werkzaamheden sluiten niet uit hetgeen in Standaard 330 (De wijze van
inspelen door de accountant op ingeschatte risico’s) is opgenomen ten aanzien van
gebruikmaken van controle-informatie die tijdens vorige controles is verkregen.
Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde
werkzaamheden met betrekking tot de werking van de IB tot de conclusie komt dat hij
kan steunen op de goede werking van de IB, dient in het onderzoeksdossier vast te
liggen op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.
Indien de instellingsaccountant tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de goede
werking van de IB verricht hij daarnaast nog de volgende minimale werkzaamheden:
-
• De instellingsaccountant analyseert de formatieoverzichten en de verzamelloonstaat
van de scholen ressorterend onder het bestuur. In deze analyse wordt betrokken: salarisschalen,
de omvang en samenstelling van eventuele niet norm-functies binnen de formatie, de
betrekkingsomvang van de dienstbetrekkingen en ongebruikelijke beloningen. Deze analyse
wordt door de instellingsaccountant uitgevoerd op bestuursniveau.
-
• Daarnaast voert de instellingsaccountant een cijferbeoordeling uit op de personele
kosten, in relatie tot de begroting en de jaarrekening van het voorgaande jaar. Bij
sterke fluctuaties en ongebruikelijke saldi controleert de instellingsaccountant met
detailstukken. De cijferbeoordeling vindt plaats op bestuursniveau.
De instellingsaccountant moet het gestelde in Standaard 520 Cijferanalyses in bovenstaande
werkzaamheden betrekken.
Wachtgelden PO
1 juli 2015
Specifieke controlecriteria: artikel 137, 138 en 139 van de WPO en artikel 131, 132 en 133 van de WEC, Regeling achterwege laten vermindering van de bekostiging bij niet-herbenoeming ontslaguitkeringsgerechtigde
ex-werknemers primair onderwijs, Regeling betreffende aftrekposten WBO, ISOVSO en WVO.
Voor deze post geldt een specifieke controle- en rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting en zie Materialiteitstabel voor de betreffende specifieke controle-
en rapportagetolerantie).
De instellingsaccountant controleert of het bevoegd gezag de bepalingen over voorrang
bij benoemingen (eigenwachtgelderbepalingen) naleeft.
Als deze bepalingen niet worden nageleefd controleert de instellingsaccountant of
op de bekostiging in mindering gebracht is: de salarissen, toelagen, uitkeringen of
andere bijdragen waarop aanspraak wordt gemaakt door personeel dat is benoemd met
voorbijgaan aan de eigenwachtgelderbepalingen of aan personeel dat gebruik maakt van
een regeling voor onvrijwillige werkloosheid of taakvermindering.
De instellingsaccountant stelt in geval van vacatures waarvoor een (toekomstige) ontslaguitkeringsgerechtigde
ex-werknemer (‘eigen wachtgelder’) beschikbaar is, vast dat:
-
• geen nieuw personeel is aangesteld;
-
• van geen enkel personeelslid de betrekkingsomvang is uitgebreid;
-
• van geen enkel personeelslid de tijdelijke aanstelling is verlengd;
-
• van geen enkel personeelslid de tijdelijke aanstelling is omgezet in een vast dienstverband.
De instellingsaccountant controleert of het bevoegd gezag de salarissen, toelagen,
uitkeringen of andere bijdragen waarop aanspraak wordt gemaakt door personeel dat
langer dan 1 jaar anders dan wegens vervanging onafgebroken, met een onderbreking
van een week of minder, dan wel met een of meer onderbrekingen gedurende een schoolvakantie,
in een gelijksoortige functie in tijdelijke dienst verbonden is geweest aan een school
van het bevoegd gezag op de bekostiging in mindering heeft gebracht.
De instellingsaccountant controleert of het bevoegd gezag rekening houdt met de vermindering
op de bekostiging van de kosten van werkloosheidsuitkeringen, suppleties inzake arbeidsongeschiktheid
alsmede uitkeringen wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid van gewezen personeel anders
dan op grond van de Ziektewet, die DUO Zoetermeer uitvoert in het kader van de instroom
van de werkloosheidsuitkeringen. Deze vermindering op de bekostiging is niet van toepassing,
indien het Participatiefonds heeft ingestemd met het ten laste van het Participatiefonds
brengen van de kosten van uitkeringen of suppleties als bedoeld in de eerste volzin.
De instellingsaccountant moet de toepassing van bovenstaande procedures jaarlijks
integraal controleren. Als blijkt dat een bevoegd gezag zich niet aan de wachtgeldregelgeving
heeft gehouden, neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen
zoals vermeld in Accountantsproducten / rapportering. De instellingsaccountant vermeldt de financiële gevolgen van het niet-naleven van
de wachtgeldbepalingen.
Documenten:
De Uitvoeringsorganisatie Participatiefonds (email helpdesk@vfpf.nl of telefoon: 045
579 3953) kan op verzoek een overzicht verstrekken van voormalig personeel dat een
ontslaguitkering geniet. Dit overzicht kan als hulpmiddel dienen de uitkeringsgenietenden
te traceren die langer dan een jaar direct voorafgaand aan hun uitkering onafgebroken
in dienst waren bij het bestuur.
2.3.8 Overige instellingslasten sector PO en VO
1 december 2010
De instellingsaccountant voert een cijferbeoordeling uit op de materiële kosten, in
relatie tot de begroting en de jaarrekening van het voorgaande jaar. Bij sterke fluctuaties
en ongebruikelijke saldi controleert de instellingsaccountant met detailstukken. De
cijferbeoordeling vindt plaats op bestuursniveau.
Bij bovenstaande werkzaamheden moet de instellingsaccountant hetgeen in Standaard
520 Cijferanalyses is opgenomen betrekken.
2.3.9 Declaraties sector HO
1 juli 2015
Aanvullend controlecriterium: Brief Transparantie declaraties en declaratievoorschriften van 25 november 2011 met
kenmerk 337429.
Voor deze post geldt een specifieke controle- en rapportagetolerantie (zie Algemeen
voor een toelichting en zie Materialiteitstabel voor de betreffende specifieke controle-
en rapportagetolerantie).
Het totaalbedrag van de declaraties (voor de gehele organisatie) vormt een afzonderlijke
massa waarop de toleranties voor de controle van de declaraties moeten worden toegepast.
De instellingsaccountant richt zijn controle zodanig in dat hij een redelijke mate
van zekerheid kan verkrijgen dat geen vergoedingen voorkomen met een belang dat groter
is dan 5% van de totale omvang van de declaraties(vergoedingen), die niet in overeenstemming
zijn met de voor de gehele organisatie geldende declaratievoorschriften.
Als deze tolerantie wordt overschreden, maar de tolerantiegrens voor de jaarrekeningcontrole
niet, dan heeft dit geen invloed op de controleverklaring bij de jaarrekening. Zie
voor een nadere toelichting Algemeen.
2.4 Overige rechtmatigheid
-
• Treasurybeleid
-
• Verklaring omtrent het gedrag PO, VO en MBO
-
• Studenten die opleiding voor een groot gedeelte op de werkplek volgen ingeschreven
bij opleidingsscholen
-
• Declaratiereglement sector HO
-
• IGBO PO
2.4.1 Treasurybeleid
1 juli 2010
Aanvullend controlecriterium: Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010.
Voor het onderwerp ao/ib geldt een specifieke controle- en rapportagetolerantie (zie
Algemeen voor een toelichting). Het voorschrijven van een controle- en rapportagetolerantie
verhoudt zich lastig tot werkzaamheden van de instellingsaccountant die zijn gericht
op het vaststellen van elementen van administratieve organisatie en interne beheersing.
In dit geval wordt hiermee bedoeld dat de instellingsaccountant ongeacht de materialiteit
vaststelt dat de school/instelling de hieronder bedoelde vastlegging toereikend heeft
uitgevoerd. Indien dit niet het geval is dan neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport
van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten / rapportering.
De instellingsaccountant stelt vast dat aan artikel 3, lid 1 van de Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs
en onderzoek 2010 is voldaan.
2.4.2 Verklaring omtrent het gedrag PO, VO en MBO
1 december 2015
Aanvullende controlecriteria:
-
• PO: artikel 3, lid 1 onder a, artikel 3a, lid 1 onder a, artikel 32, lid 2 onder a, onder 1 en lid 9 van de WPO
-
• PO: artikel 3, lid 1 onder a, artikel 3a, lid 1 onder a en artikel 32, lid 2 onder a, onder 1 en lid 9 van de WEC
-
• VO: artikel 33, lid 1 onder a, artikel 34, lid 1 onder a en artikel 35, lid 1 onder a van de WVO
-
• MBO: artikel 4.2.1, lid 2 onder a, artikel 4.2.2, lid 1 onder a, artikel 4.2a.1 van de WEB.
Voor dit onderwerp geldt een specifieke rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting en zie Materialiteitstabel voor de betreffende specifieke controle-
en rapportagetolerantie). De instellingsaccountant stelt vast dat de verklaring omtrent het gedrag (die voldoet
aan de wettelijke eisen) -met inachtneming van de controletolerantie- is opgenomen
in het personeelsdossier voor alle personeelsleden in loondienst bij het bevoegd gezag of de instelling, waarvoor dit wettelijk vereist is. Indien dit niet het geval is dan neemt de instellingsaccountant
dit op in een rapport van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten/rapportering. Hierin vermeldt de instellingsaccountant het aantal ontbrekende verklaringen omtrent
het gedrag per categorie personeel (directie in de sector PO,EC en VO), onderwijsgevend
personeel (alle sectoren), onderwijsondersteunend personeel (alle sectoren) en overig
personeel (sector MBO) per school of onderwijsinstelling(BRIN-nummer) en de reden
voor het ontbreken van de verklaringen.
2.4.3 Studenten die opleiding voor een groot gedeelte op de werkplek volgen ingeschreven
bij een opleidingsschool
1 juli 2015
Aanvullend controlecriterium: Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen
Voor dit onderwerp geldt een specifieke rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting en zie Materialiteitstabel voor de betreffende specifieke controle-
en rapportagetolerantie).
De instellingsaccountant stelt, aan de hand van de op 1 oktober 2015 verstrekte opgave
vast dat de hierin opgenomen gegevens ten aanzien van het aantal studenten zoals bedoeld
in artikel 2, lid 2
juist zijn. Indien dit niet het geval is dan neemt de instellingsaccountant dit op
in een rapport van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten/rapportering.
2.4.4 Declaratiereglement sector HO
1 juli 2012
Aanvullend controlecriterium: Brief Transparantie declaraties en declaratievoorschriften van 25 november 2011 met
kenmerk 337429.
Voor dit onderwerp geldt een specifieke controle- en rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting). Het voorschrijven van een controle- en rapportagetolerantie
verhoudt zich lastig tot werkzaamheden van de instellingsaccountant die zijn gericht
op het vaststellen van elementen van administratieve organisatie en interne beheersing.
In dit geval wordt hiermee bedoeld dat de instellingsaccountant ongeacht de materialiteit
vaststelt dat de school/instelling de hieronder bedoelde vastlegging toereikend heeft
uitgevoerd. Indien dit niet het geval is dan neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport
van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten / rapportering.
De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling voor de gehele organisatie geldende
voorschriften heeft met betrekking tot te declareren vergoedingen.
2.4.5 IGBO PO
1 december 2015
Aanvullend controlecriterium: Regeling bekostiging personeel PO 2016–2017 (verwachte
publicatie van deze regeling is maart/april 2016), Besluit bekostiging WPO (besluit 10185)
Voor dit onderwerp geldt een specifieke rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting en zie Materialiteitstabel voor de betreffende specifieke controle-
en rapportagetolerantie).
De instellingsaccountant stelt vast dat het aantal leerlingen in de aanvraag Internationaal
Georiënteerd Basis Onderwijs (IGBO) PO met teldatum 1 oktober 2015 overeenkomt met
het aantal leerlingen dat op 1 oktober 2015 staat ingeschreven als leerling van de
afdeling IGBO van de school. Indien dit niet het geval is dan neemt de instellingsaccountant
dit op in een rapport van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten/rapportering.
2.5 Controleverklaring inzake de jaarrekening
Algemeen
1 december 2015
Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een andere dan een goedkeurende
verklaring afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Het feit dat hij een andere
dan een goedkeurende verklaring heeft afgegeven of gebruik maakt van een paragraaf
ter benadrukking van aangelegenheden of paragraaf inzake overige aangelegenheden moet
hij vermelden op het zogenoemde Aanbiedingsformulier, dat bij de indiening van de
jaarrekening bij DUO moet worden gebruikt.
Ook geeft de instellingsaccountant op het Aanbiedingsformulier aan of er een afzonderlijk
rapport van bevindingen (zie paragraaf 1.1.3) is opgesteld.
Als de instellingsaccountant een andere dan een goedkeurende verklaring afgeeft, dan
sluit hij voor wat betreft de oordeelsparagraaf aan bij de teksten van deel 3 van
de HRA (deel Voorbeeldteksten), uitgegeven door de NBA. Daarnaast is de NBA nog bezig
met het opstellen van diverse varianten voor de uitgebreide controleverklaring, inclusief
de andere dan goedkeurende verklaringen, zie hiervoor te zijner tijd de publicatie
en website van de NBA.
Indien het bevoegd gezag rijksbekostiging ontvangt voor meerdere sectoren op grond
van meerdere onderwijswetten, dan wordt in de controleverklaring verwezen naar de
wetten (zie ook ***), op grond waarvan dan een jaarrekening aan het Ministerie wordt
verstrekt.
Accountants kunnen vrijwillig gebruik maken van de uitgebreide controleverklaring
in overleg met de betreffende instelling.
De uitgebreide controleverklaring is als voorbeeld 1 opgenomen. De opgenomen voorbeeld tekst is ontleend aan Standaard 702N ‘Aanvullingen met betrekking
tot het rapporteren bij een volledige set van financiële overzichten voor algemene
doeleinden bij een organisatie van openbaar belang’ en aangepast voor de onderwijssector.
Dit is mogelijk op basis van paragraaf 4 van de Standaard. Voor de onderwijssector
zijn de vrijstellingen in de paragrafen 16, 17, 18 t/m 24 en 29 van toepassing, deze
kunnen echter wel vrijwillig toegepast worden.
Meer informatie over de uitgebreide controleverklaring is te vinden op de website
van het NBA: https://www.nba.nl/Wet-en-regelgeving/Adviescollege-Beroepsreglementering1/Naar-een-uitgebreidere-controleverklaring/
Door wijziging van de beroepsvoorschriften is 2015 het laatste jaar dat nog gebruik
gemaakt kan worden van voorbeeld verklaring 2.
Voorbeeld 1 goedkeurende uitgebreide controleverklaring
In deze verklaring zijn elementen (zoals onderdeel materialiteit, groepscontrole en
kernpunten) opgenomen, die specifiek gemaakt moeten worden voor de betreffende entiteit
conform Standaard 702N paragraaf 6c.
1 december 2015
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: Opdrachtgever (indien van toepassing raad van toezicht noemen)
Verklaring over de jaarrekening 2015
Ons oordeel
Wij hebben de jaarrekening 2015 van ... (naam entiteit)**) te ... (statutaire vestigingsplaats) gecontroleerd.
Naar ons oordeel*):
-
• geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen
van ... (naam entiteit)**) op 31 december 2015 en van het resultaat over 2015 in overeenstemming met de Regeling
jaarverslaggeving onderwijs;
-
• voldoen de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 2015
in alle van materieel belang zijnde aspecten aan de eisen van financiële rechtmatigheid.
Dit houdt in dat de bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en
regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.3.1. Referentiekader
van het onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2015.
De jaarrekening bestaat uit:
-
(1) de (geconsolideerde en enkelvoudige) balans per 31 december 2015;
-
(2) de (geconsolideerde en enkelvoudige) staat van baten en lasten over 2015; en
-
(3) de toelichting met een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving
en overige toelichtingen.
De basis voor ons oordeel
Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de
Nederlandse controlestandaarden en het onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2015 vallen.
Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden
voor de controle van de jaarrekening’.
Wij zijn onafhankelijk van ... (naam entiteit)**), zoals vereist in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij
assurance-opdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijksregels
in Nederland. Verder hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels
accountants (VGBA).
Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is
als basis voor ons oordeel.
Materialiteit
Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien
redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed
kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze jaarrekening
nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden
en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel.
Op basis van onze professionele oordeelsvorming hebben wij de materialiteit voor de
getrouwheid van de jaarrekening als geheel bepaald op € ... . De materialiteit is
gebaseerd op ...(nader in te vullen % van de relevante benchmark b.v. winst, omzet of andere criteria). De materialiteit voor de financiële rechtmatigheid is bepaald op €, deze materialiteit
is gebaseerd op 3% van de totale publieke middelen, zoals voorgeschreven in paragraaf
2.1.3. van het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2015. In deze paragraaf van het
accountantsprotocol zijn tevens een aantal specifieke controle- en rapportagetoleranties
opgenomen, die wij hebben toegepast. Wij houden ook rekening met afwijkingen en/of
mogelijke afwijkingen die naar onze mening voor de gebruikers van de jaarrekening
om kwalitatieve redenen materieel zijn. Wij zijn met de raad van toezicht overeengekomen
dat wij aan de raad tijdens onze controle geconstateerde afwijkingen boven de € ...
rapporteren alsmede kleinere afwijkingen, die naar onze mening om kwalitatieve redenen
relevant zijn.
Reikwijdte van de groepscontrole
... (naam entiteit) staat aan het hoofd van een groep van entiteiten. De financiële informatie van deze
groep is opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van ... (naam entiteit).
Gegeven onze eindverantwoordelijkheid voor het oordeel zijn wij verantwoordelijk voor
de aansturing van, het toezicht op en de uitvoering van de groepscontrole. In dit
kader hebben wij de aard en omvang bepaald van de uit te voeren werkzaamheden voor
de groepsonderdelen. Bepalend hierbij zijn de omvang en/of het risicoprofiel van de
groepsonderdelen of de activiteiten. Op grond hiervan hebben wij de groepsonderdelen
geselecteerd waarbij een controle of beoordeling van de volledige financiële informatie
of specifieke posten noodzakelijk was.
De groepscontrole heeft zich met name gericht op de significante onderdelen ... (uitleggen wat dit betreft: significante onderdelen zoals bedoeld op grond van Standaard
600. Bijvoorbeeld groepsonderdelen in specifieke landen, groepsonderdelen met significante
risico’s inzake waardering of complexe activiteiten). Bij de onderdelen ... (benoemen) hebben wij zelf controlewerkzaamheden uitgevoerd. Wij hebben gebruik gemaakt van
andere accountants bij de controle van ... (benoemen). Bij andere onderdelen hebben wij beoordelingswerkzaamheden of specifieke controlewerkzaamheden
uitgevoerd.
Door bovengenoemde werkzaamheden bij (groeps)onderdelen, gecombineerd met aanvullende
werkzaamheden op groepsniveau, hebben wij voldoende en geschikte controle-informatie
met betrekking tot de financiële informatie van de groep verkregen om een oordeel
te geven over de geconsolideerde jaarrekening.
De kernpunten van onze controle
In de kernpunten van onze controle beschrijven wij zaken die naar ons professionele
oordeel het meest belangrijk waren tijdens onze controle van de jaarrekening. De kernpunten
van onze controle hebben wij met de raad van toezicht*****) gecommuniceerd, maar vormen
geen volledige weergave van alles wat is besproken.
Wij hebben onze controlewerkzaamheden met betrekking tot deze kernpunten bepaald in
het kader van de jaarrekeningcontrole als geheel. Onze bevindingen ten aanzien van
de individuele kernpunten moeten in dat kader worden bezien en niet als afzonderlijke
oordelen over deze kernpunten.
De beschrijving van een kernpunt bevat de volgende elementen:
-
• een beschrijving van het kernpunt;
-
• een samenvatting van de uitgevoerde controlewerkzaamheden;
-
• indien relevant, belangrijke opmerkingen met betrekking tot de kernpunten; en
-
• indien relevant, een verwijzing naar de toelichting of vermelding in de jaarstukken.
Verantwoordelijkheden van het bestuur****) en de raad van toezicht*****) voor de jaarrekening
Het bestuur****) is verantwoordelijk voor het opmaken en het getrouw weergeven van de jaarrekening,
in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs, alsmede het opstellen
van het jaarverslag, in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.
Het bestuur****) is tevens verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening
verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming
dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen.
In dit kader is het bestuur****) verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing die het bestuur****) noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van die relevante
wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als
gevolg van fraude of fouten.
Bij het opmaken van de jaarrekening moet het bestuur****) afwegen of de onderwijsinstelling in staat is om haar activiteiten in continuïteit
voort te zetten. Op grond van de regeling jaarverslaggeving onderwijs moet het bestuur****) de jaarrekening opmaken op basis van de continuïteitsveronderstelling, tenzij het
bestuur****) het voornemen heeft om de onderwijsinstelling**) te liquideren of de activiteiten te beëindigen of als beëindiging het enige realistische
alternatief is. Het bestuur****) moet gebeurtenissen en omstandigheden waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan
of de onderwijsinstelling haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten toelichten
in de jaarrekening.
De raad van toezicht*****) is verantwoordelijk voor het uitoefenen van toezicht op het proces van financiële
verslaggeving van ... (naam entiteit)**)
Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening
Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht,
dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door
ons af te geven oordeel, als bedoeld in artikel 2 van de Regeling jaarverslaggeving
onderwijs.
Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid
waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle fouten en fraude
ontdekken.
Verklaring betreffende overige door wet- of regelgeving gestelde vereisten
Verklaring betreffende het jaarverslag en de overige gegevens
Wij vermelden op basis van de wettelijke verplichtingen onder de Regeling jaarverslaggeving
onderwijs (betreffende onze verantwoordelijkheid om te rapporteren over het jaarverslag
en de overige gegevens):
-
• dat wij geen tekortkomingen hebben geconstateerd naar aanleiding van het onderzoek
of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig de Regeling
jaarverslaggeving onderwijs en paragraaf 2.2.3. Jaarverslag van het onderwijsaccountantsprotocol
OCW/EZ 2015 is opgesteld en of de door de Regeling jaarverslaggeving onderwijs vereiste
overige gegevens zijn toegevoegd.
-
• dat het jaarverslag voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening.
Benoeming
Wij zijn door de raad van toezicht*****) op dd-mm-jjjj benoemd als accountant van ... (naam entiteit) **) vanaf de controle van het boekjaar XXXX en zijn sinds die datum tot op heden de externe
accountant.
Plaats, datum
.... (naam accountantspraktijk)
.... (naam accountant)
Bijlage bij de controleverklaring
Wij hebben deze accountantscontrole professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar
relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse
controlestandaarden, het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2015, ethische voorschriften
en de onafhankelijkheidseisen. Onze controle bestond onder andere uit:
-
• het identificeren en inschatten van de risico’s dat de jaarrekening afwijkingen van
materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten, het in reactie op deze risico’s
bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden en het verkrijgen van controle-informatie
die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico
dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij
fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk
nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken
of het doorbreken van de interne beheersing;
-
• het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle
van de jaarrekening en de financiële rechtmatigheid met als doel controlewerkzaamheden
te selecteren die passend zijn in de omstandigheden. Deze werkzaamheden hebben niet
als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit van de interne beheersing
van de onderwijsinstelling;
-
• het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving,
de gebruikte financiële rechtmatigheidscriteria en het evalueren van de redelijkheid
van schattingen door het bestuur en de toelichtingen die daarover in de jaarrekening
staan;
-
• het vaststellen dat de door het bestuur****) gehanteerde continuïteitsveronderstelling aanvaardbaar is. Tevens het op basis van
de verkregen controle-informatie vaststellen of er gebeurtenissen en omstandigheden
zijn waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de onderwijsinstelling haar activiteiten
in continuïteit kan voortzetten. Als wij concluderen dat er een onzekerheid van materieel
belang bestaat, zijn wij verplicht om aandacht in onze controleverklaring te vestigen
op de relevante gerelateerde toelichtingen in de jaarrekening. Als de toelichtingen
inadequaat zijn, moeten wij onze verklaring aanpassen. Onze conclusies zijn gebaseerd
op de controle-informatie die verkregen is tot de datum van onze controleverklaring.
Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat een instelling
haar continuïteit niet langer kan handhaven;
-
• het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van de jaarrekening en de daarin
opgenomen toelichtingen, en
-
• het evalueren of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de onderliggende transacties
en gebeurtenissen en dat de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties
voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid.
Wij communiceren met de raad van toezicht*****) onder andere over de geplande reikwijdte en timing van de controle en over de significante
bevindingen die uit onze controle naar voren zijn gekomen, waaronder eventuele significante
tekortkomingen in de interne beheersing.
Wij bevestigen aan de raad van toezicht*****) dat wij de relevante ethische voorschriften over onafhankelijkheid hebben nageleefd.
Wij communiceren ook met de raad over alle relaties en andere zaken die redelijkerwijs
onze afhankelijkheid kunnen beïnvloeden en over de daarmee verband houdende maatregelen
om onze onafhankelijkheid te waarborgen.
Wij bepalen de kernpunten van onze controle van de jaarrekening op basis van alle
zaken die wij met de raad van toezicht*****) hebben besproken. Wij beschrijven deze kernpunten in onze controleverklaring, tenzij
dit is verboden door wet- of regelgeving of in buitengewoon zeldzame omstandigheden
wanneer het niet vermelden in het belang van het maatschappelijk verkeer is.
*) Indien niet wordt voldaan aan de WNT/RJ660.406 vervalt de optie van een goedkeurend
getrouwheidsoordeel.
**) Ingeval van een school zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid in de sector PO
of een gemeentelijke school in de sector VO vervangen door ‘de gemeentelijke scho(o)l(en)
voor (primair)(voortgezet) onderwijs zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid van
de gemeente .. (naam gemeente)’
****) Ingeval van een school zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid in de sector PO
’bestuur’ vervangen door ‘College van Burgemeester en Wethouders’ (eenmaal met de
toevoeging ‘van gemeente ... (naam gemeente)’)
Ingeval van een zelfstandige of gemeentelijke school in de sector VO ‘bestuur’ vervangen
door ‘bevoegd gezag’.
*****) Voor een instelling op grond van WPO, WEC of WVO raad van toezicht vervangen door
intern toezichthouder of intern toezichthoudend orgaan (zoals bedoeld in WPO artikel
17a, 17b en 17c, WEC artikel 28g, 28h en 28i en WVO artikel 24d, 24e en 24e1)
Voorbeeld 2 goedkeurende controleverklaring
1 juli 2015
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: Opdrachtgever (indien van toepassing raad van toezicht noemen)
Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij hebben de (in dit verslag/rapport opgenomen) jaarrekening ******)2015 van ... (naam entiteit) **) te ... (statutaire vestigingsplaats) gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2015 en de
staat van baten en lasten over 2015 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een
overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur****)
Het bestuur****) van de entiteit**) is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en resultaat
getrouw dient weer te geven in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs,
alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, in overeenstemming met de Regeling
jaarverslaggeving onderwijs.
Het bestuur****) is tevens verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening
verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming
dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen.
Het bestuur****) is voorts verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk
acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van die relevante wet- en regelgeving
mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of
fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis
van onze controle, als bedoeld in artikel 2 van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.
Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder
de Nederlandse controlestandaarden en het onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2015.
Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij
onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt
verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie
over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden
zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip
van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel
belang bevat als gevolg van fraude of fouten.
Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing
in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe
beeld daarvan alsmede in het kader van de financiële rechtmatigheid voor de naleving
van die relevante wet- en regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden
die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet
tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne
beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid
van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en de gebruikte financiële
rechtmatigheidcriteria en van de redelijkheid van de door het bestuur****) van de entiteit gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld
van de jaarrekening.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt
is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel betreffende de jaarrekening
Naar ons oordeel*) geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het
vermogen van ... (naam entiteit) **) per 31 december 2015 en van het resultaat over 2015 in overeenstemming met de Regeling
jaarverslaggeving onderwijs.
Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten
en balansmutaties over 2015 in alle van materieel belang zijnde aspecten voldoen aan
de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat de bedragen in overeenstemming
zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld
in paragraaf 2.3.1. Referentiekader van het onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2015.
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
Ingevolge artikel 393, lid 5 onder e en f van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek vermelden
wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of
het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig de Regeling
jaarverslaggeving onderwijs en paragraaf 2.2.3 Jaarverslag van het onderwijsaccountantsprotocol
OCW/EZ 2015 is opgesteld, en of de in artikel 392, lid 1 onder b tot en met h van
boek 2 van het Burgerlijk Wetboek vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden
wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met
de jaarrekening zoals vereist in artikel 391, lid 4 van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek.
Plaats, datum
.... (naam accountantspraktijk)
.... (naam accountant)
*) Indien niet wordt voldaan aan de WNT/RJ660.406 vervalt de optie van een goedkeurend
getrouwheidsoordeel.
**) Ingeval van een school zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid in de sector PO
of een gemeentelijke school in de sector VO vervangen door ‘de gemeentelijke scho(o)l(en)
voor (primair)(voortgezet) onderwijs zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid van
de gemeente .. (naam gemeente)’
****) Ingeval van een school zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid in de sector PO
’bestuur’ vervangen door ‘College van Burgemeester en Wethouders’ (eenmaal met de
toevoeging ‘van gemeente ... (naam gemeente)’)
Ingeval van een zelfstandige of gemeentelijke school in de sector VO ‘bestuur’ vervangen
door ‘bevoegd gezag’.
*****) Voor een instelling op grond van WPO, WEC of WVO raad van toezicht vervangen door
intern toezichthouder of intern toezichthoudend orgaan (zoals bedoeld in WPO artikel
17a, 17b en 17c, WEC artikel 28g, 28h en 28i en WVO artikel 24d, 24e en 24e1)
******) Indien van toepassing aanpassen naar geconsolideerd en enkelvoudig conform de beroepsvoorschriften
3 Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens
3.1 Inleiding
1 december 2015
De bekostigingsgegevens bepalen in belangrijke mate de hoogte van de bekostiging/rijksbijdrage
en zijn in de sectoren MBO en HO ook van belang bij het verstrekken van studiefinanciering.
Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van
deze bekostigingsgegevens vaststelt. Hij geeft daarover een afzonderlijk assurance-rapport
af.
Krachtens de onderwijswetgeving wordt een accountantsverklaring bij de bekostigingsgegevens
gevraagd. Door de wijziging van het verklaringenstelsel geeft de instellingsaccountant
vanaf 2007 echter niet langer een accountantsverklaring af bij de bekostigingsgegevens
maar een assurance-rapport. Deze rapportagevorm wordt gebruikt als andere aspecten
dan alleen de getrouwheid van de financiële informatie moeten worden getoetst en als
het andere informatie dan historische financiële informatie betreft, zoals bij de
bekostigingsgegevens het geval is. Voor een assurance-rapport is Standaard 3000 leidend,
waarbij OCW bepaalt dat het assurance-rapport hetzelfde zekerheidsniveau dient te
verschaffen als voorheen de accountantsverklaring. Assurance-opdrachten die leiden
tot een assurance-rapport moeten aan vergelijkbare kwaliteitseisen voldoen als assurance-opdrachten
die leiden tot een controleverklaring.
In dit accountantsprotocol wordt voor elke sector in een afzonderlijk gedeelte in
gegaan op de meest relevante wet- en regelgeving en het onderzoek van de bekostigingsgegevens.
Aan het einde van elk onderdeel is de tekst van het af te geven goedkeurende assurance-rapport
opgenomen.
Voor het omgaan met geconstateerde fouten met betrekking tot de rechtmatigheid geldt
voor het accountantsonderzoek van de bekostigingsgegevens dat fouten die invloed kunnen
hebben op de hoogte van de rijksbijdrage OCW/EZ moeten worden gecorrigeerd door de
school/instelling. Als deze fouten niet door de school/instelling (kunnen) worden
gecorrigeerd dan informeert de instellingsaccountant het bevoegd gezag/bestuur en
het interne toezichthoudende orgaan hierover conform de geldende beroepsvoorschriften
en handelt als volgt:
-
• bij materiële fouten (≥ 2% van de rijksbijdrage): materiële fouten hebben invloed
op de strekking van het assurance-rapport en worden uit dien hoofde in het assurance-rapport
toegelicht;
-
• bij niet-materiële fouten (< 2% van de rijksbijdrage): niet-materiële fouten worden
opgenomen in een rapport van bevindingen zoals uiteengezet in Accountantsproducten / rapportering. Omdat OCW het uitgangspunt hanteert dat fouten door de school/instelling worden
gecorrigeerd is dit rapport een uitzonderingsrapportage. Voor de sectoren VO, MBO(exclusief
de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven) en HO wordt het rapport van bevindingen
door de DUO vestiging Groningen doorgezonden aan de DUO vestiging Zoetermeer. Laatstgenoemde
vestiging van DUO ontvangt van de besturen van de PO-scholen de rapporten rechtstreeks.
DUO zal indien nodig op basis van het rapport overgaan tot bijstelling van de rijksbijdrage
van de school/instelling.
Het is de verantwoordelijkheid van de school/instelling in de sectoren VO, MBO en
HO om de bekostigingsgegevens voorzien van een goedkeurend assurance-rapport bij DUO
vestiging Groningen in te dienen. DUO vestiging Groningen accepteert alleen goedkeurende
assurance-rapporten. DUO vestiging Groningen kan en zal geen interpretatie doen van
de gestuurde gegevens. Niet-goedkeurende assurance-rapporten en/of die niet voldoen
aan de eisen van dit accountantsprotocol, worden door DUO vestiging Groningen teruggestuurd
naar de school/instelling. De school/instelling is ervoor verantwoordelijk dat er
alsnog binnen de gestelde termijn een assurance-rapport wordt ingestuurd dat voldoet
aan de eisen van dit accountantsprotocol.
De scholen in de sector PO sturen het assurance-rapport naar DUO vestiging Zoetermeer.
Als de instellingsaccountant een ander dan een goedkeurend assurance-rapport afgeeft
of een eventueel separaat rapport van bevindingen moet hij dat duidelijk aangeven
op de aanbiedingsbrief bij het assurance-rapport en het aanbiedingsformulier dat bij
de indiening van de bekostigingsgegevens bij DUO moet worden gebruikt. Daarbij worden
alle fouten, onjuistheden en onzekerheden opgenomen die van invloed (kunnen) zijn
op de totale omvang van de door OCW dan wel EZ verstrekte en/of te verstrekken bijdragen.
Indien van toepassing, dan dient per bevinding het burgerservicenummer (of onderwijsnummer),
correspondentienummer, de opleidingscode (element-, CREBO- of CROHO code) en een toelichting
te worden opgenomen.
Tot slot wordt opgemerkt dat bij het ontbreken van een tijdig of onvolledig ingediend
goedkeurend assurance-rapport voor de betreffende scholen/instellingen het sanctiebeleid
van toepassing is.
3.2 Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector PO
3.2.1 Algemeen
1 juli 2014
Het accountantsprotocol PO is een leidraad/regeling als bedoeld in artikel 171, lid
4 van de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) en in artikel 157, lid 4 van de Wet op
de Expertisecentra (WEC).
Het accountantsprotocol bevat de vertaalslag van de bekostigingsvoorwaarden uit de
wet- en regelgeving naar de minimale onderzoekswerkzaamheden die ten grondslag liggen
aan het afgeven van het assurance-rapport (voorheen accountantsverklaring), zoals
genoemd in artikel 172, lid 1 van de WPO en artikel 158, lid 1 van de Wet op de Expertisecentra.
Voor de tekst van het assurance-rapport is een format opgenomen dat door de instellingsaccountant
moet worden gebruikt. Hiermee wordt tevens het sluitstuk van het toezicht verankerd.
Het onderzoek betreft de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de rijksbijdrage
conform de WPO en de WEC; deze gegevens kunnen ook voor andere beleidsdoeleinden worden
gebruikt.
Het onderdeel onderzoek bekostigingsgegevens PO is van toepassing op (artikel 1 van
de WPO):
De voor het onderzoek van de bekostigingsgegevens relevante wet- en regelgeving bestaat
uit:
De wet- en regelgeving is terug te vinden op: www.overheid.nl
In februari 2016 ontvangt het bevoegd gezag van een school een brief van DUO over
de informatie-uitwisseling met DUO. Het is noodzakelijk dat de instellingsaccountant
op de hoogte is van de inhoud van deze brief.
3.2.2 Onderzoek bekostigingsgegevens
3.2.2.1 Object van onderzoek
1 juli 2015
De bekostigingsgegevens bepalen in belangrijke mate de hoogte van de rijksbijdrage.
Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van
de definitieve bekostigingsgegevens vaststelt. De instellingsaccountant geeft daarover
een assurance-rapport af.
De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in dat onjuistheden groter dan
2% (per soort gegevens) worden ontdekt. Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten,
ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.
Het voor de bekostiging relevante soort gegeven betreft de gewogen gemiddelde leeftijd
(GGL) van de leraren per 1 oktober 2015.
Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:
3.2.2.2 Minimale werkzaamheden
1 juli 2015
Gewogen Gemiddelde Leeftijd leraren 1-10-2015
Bij het onderzoek op de juistheid van de geregistreerde leeftijden en betrekkingsomvang
van de leraren die voor de GGL van belang zijn, stelt de instellingsaccountant op
niveau van het bevoegd gezag vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
GGL
|
– de personeelsleden die zijn uitgezonderd op het begrip leraar buiten de gegevens voor
de berekening zijn gelaten;
– alle personeelsleden die bij de berekening betrokken moeten worden ook daadwerkelijk
in de berekeningen zijn opgenomen;
– de leraar op de teldatum ook daadwerkelijk les geeft op de school (BRIN) waar hij
voor de berekening van de GGL is opgenomen. De werkelijke inzet van de leraar op een BRIN is vast te stellen aan de hand van
een op de teldatum geldend lesrooster. Indien de accountant gebruik maakt van een
ander controlemiddel moet in elk geval het vaststellen van de werkelijke combinatie
leraar- BRIN op de teldatum zijn inbegrepen;
– direct voor de teldatum leraren zijn ontslagen c.q. direct na de teldatum leraren
zijn aangesteld. Als de instellingsaccountant hierbij acties constateert die uitsluitend
de bedoeling hebben om de GGL positief te beïnvloeden of bij twijfel hierover, dan
neemt de instellingsaccountant dat op in een rapport van bevindingen;
– de leeftijd (rekening houdend met minimum en maximum leeftijd) juist is opgenomen;
– de berekeningen rekenkundig juist zijn;
– eventuele correcties uit voorgaande jaren door DUO juist zijn verwerkt.
|
|
Overzicht GGL
|
– het overzicht is ondertekend door het bevoegd gezag van de school.
|
Naast bovengenoemde werkzaamheden zal de instellingsaccountant ook werkzaamheden moeten
verrichten om de juistheid van de betrekkingsomvang en de juistheid van de opgenomen leeftijd vast
te stellen. Hiervoor kan de instellingsaccountant steunen op werkzaamheden, die hij al verricht
heeft in het kader van de jaarrekeningcontrole, waarbij wel rekening gehouden moet
worden met de specifieke onderzoekseisen voor de bekostiging en de afwijkende controletolerantie.
Het bevoegd gezag van de school kan ervoor kiezen om het onderzoek op de juistheid
van de berekening van de GGL door de instellingsaccountant te laten ondersteunen door
een third party mededeling (TPM) over de juistheid van de berekening door het salarispakket.
Op basis van de bevindingen van de instellingsaccountant brengt het bevoegd bezag
op het formulier ‘Overzicht gewogen gemiddelde leeftijd’ voor de peildatum 1 oktober
2015 correcties aan. De gegevens over de gewogen gemiddelde leeftijd worden begin
2016 op de site van DUO vestiging Zoetermeer onder instellingsinformatie bij bekostigingsinformatie
beschikbaar gesteld. De instellingsaccountant ondertekent het formulier waarin alle
overzichten GGL van alle scholen ressorterend onder het bevoegd gezag zijn weergegeven.
Het bevoegd gezag zendt enkel de aanbiedingsbrief (inclusief het formulier ‘Overzicht
gewogen gemiddelde leeftijd’) en het assurance-rapport uiterlijk 1 juli 2016 in.
3.2.3 Assurance-rapport
-
• Algemeen
-
• Assurance-rapport PO
Algemeen
1 juli 2014
De assurance-rapporten voor PO worden opgesteld op bestuursniveau (niveau bevoegd
gezag). De aan het oordeel ten grondslag liggende bevindingen moeten echter herleidbaar
zijn tot op schoolniveau.
Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een ander dan een goedkeurend
assurance-rapport afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Zie hiervoor Standaard
3000 vanaf paragraaf 51 van de ‘Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden
(NV COS)’ van de NBA.
Goedkeurend assurance-rapport PO
1 december 2014
Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van
de bekostigingsgegevens voor scholen voor Primair Onderwijs (1c)
Assurance-rapport bij de bekostigingsgegevens ten behoeve van de rijksbijdrage 2016,
afgegeven ten behoeve van Dienst Uitvoering Onderwijs en de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap.
Aan: Opdrachtgever
Opdracht en verantwoordelijkheden
Wij hebben onderzocht of de opgave (waarvan bijgevoegd en gewaarmerkt) van de bekostigingsgegevens
van ... (naam bevoegd gezag) te ... (zetel bevoegd gezag) de bekostigingsgegevens
ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage 2016, als bedoeld in artikel 69,
lid 1 van de wet op het primair onderwijs respectievelijk artikel 70, lid 1 van de
Wet op de expertisecentra *) juist weergeeft (weergeven). Deze bekostigingsgegevens
betreffen de gegevens van leraren vermeld op het formulier ‘Overzicht Gewogen Gemiddelde
Leeftijd’ per 1 oktober 2015. De opgave is opgesteld onder verantwoordelijkheid van
het bevoegd gezag van de scho(o)l(en). Het is onze verantwoordelijkheid een assurance-rapport
inzake de juistheid van de opgave te verstrekken.
Werkzaamheden
Wij hebben ons onderzoek verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder
het onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2015 en Standaard 3000 Assurance-opdrachten
anders dan opdrachten tot controle of beoordeling van historische financiële informatie.
Dienovereenkomstig dienen wij ons onderzoek zodanig te plannen en uit te voeren, dat
een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de opgave geen afwijkingen van
materieel belang bevat. Een assurance-opdracht omvat het uitvoeren van werkzaamheden
ter verkrijging van assurance-informatie over de bekostigingsgegevens.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt
is als basis voor ons oordeel.
Oordeel
Naar ons oordeel geeft de opgave van de bekostigingsgegevens, de bekostigingsgegevens
ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage 2016 in alle van materieel belang
zijnde aspecten juist weer in overeenstemming met het onderwijsaccountantsprotocol
OCW/EZ 2015.
Overige aspecten – beperking in gebruik en verspreidingskring
Ons assurance-rapport is uitsluitend bestemd voor de school, DUO en het Ministerie
van OCW en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen.
Plaats, datum
Naam accountantsorganisatie
Naam accountant
Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden:
*) Opnemen in de verklaring hetgeen van toepassing is op het betreffende bestuur.
3.3 Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector VO
3.3.1 Algemeen
1 december 2015
Het accountantsprotocol VO wordt conform artikel 14a, lid 3 en artikel 18, lid 6 van het Bekostigingsbesluit WVO vastgesteld bij ministeriële regeling. Het accountantsprotocol bevat de vertaalslag
van de bekostigingsvoorwaarden uit de wet- en regelgeving naar de minimale onderzoekswerkzaamheden
die ten grondslag liggen aan het afgeven van het assurance-rapport (voorheen accountantsverklaring),
zoals genoemd in artikel 14a, lid 2 van het Bekostigingsbesluit WVO. Voor de tekst van het assurance-rapport is een format opgenomen dat door de instellingsaccountant
moet worden gebruikt. Hiermee wordt tevens het sluitstuk van het toezicht verankerd.
Het onderzoek betreft de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de rijksbijdrage
conform de WVO; deze gegevens kunnen ook voor andere beleidsdoeleinden worden gebruikt.
Het onderdeel onderzoek bekostigingsgegevens VO is van toepassing op de in artikel
5 van de WVO vermelde schoolsoorten:
-
– een school voor praktijkonderwijs;
-
– een school voor vbo;
-
– een school voor mavo;
-
– een school voor havo;
-
– een school voor vwo;
-
– andere vormen van voortgezet onderwijs, zoals een afdeling lwoo;
-
– een scholengemeenschap waarin twee of meer van deze scholen zijn samengevoegd;
-
– een cursus ingevolge artikel 73 van de WVO.
De voor het onderzoek van de bekostigingsgegevens relevante wet- en regelgeving bestaat
uit:
De wet en regelgeving is terug te vinden op www.overheid.nl
De procedure ten aanzien van de bekostigingsgegevens en de uitwisseling van informatie
met DUO is beschreven in de ‘Handleiding BRON Voortgezet Onderwijs’ en in het ‘stappenplan
assurance-rapport ‘, deze zijn te vinden op de website van DUO.
In februari 2016 ontvangt het bevoegd gezag van een school een brief van DUO over
de informatie-uitwisseling met DUO. Het is wenselijk dat de instellingsaccountant
op de hoogte is van de inhoud van deze brief.
Bij onderzoeken bekostigingsgegevens van AOC’s.
Het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) in een AOC wordt geheel bekostigd op grond
van de WEB, overeenkomstig artikel 2.3.2 van het Uitvoeringsbesluit WEB. In tegenstelling
tot het MBO wordt voor het vbo in een AOC uitgegaan van de teldatum t-1. Voor het
onderzoek van de gegevens van een vbo en mavo binnen een AOC gelden de onderzoeksitems
van de sector VO.
3.3.2 Onderzoek bekostigingsgegevens
3.3.2.1 Object van onderzoek
1 juli 2010
De bekostigingsgegevens bepalen in belangrijke mate de hoogte van de rijksbijdrage.
Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van
de definitieve bekostigingsgegevens vaststelt. De instellingsaccountant geeft daarover
een assurance-rapport af.
De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in dat onjuistheden groter dan
2% (per soort gegevens) worden ontdekt. Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten,
ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.
Het voor de bekostiging relevante soort gegeven van de scholen betreft:
Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:
Bij de scholen
-
• (leerlingen)administratie van de te onderzoeken school;
-
• de actuele BRON-foto van DUO vestiging Groningen: dit is een afslag van BRON voor
de betreffende school inclusief de mutaties die de school heeft aangebracht tot de
mutatiestop.
-
• Voor de betekenis van de door DUO vestiging Groningen uitgevoerde controles en eventuele
signalen wordt verwezen naar de handleiding BRON die op de school aanwezig is (of
beschikbaar via de site van DUO);
-
• het overzicht geregistreerde leerlingen per 1 oktober 2015 afkomstig van DUO vestiging
Zoetermeer;
-
• een lijst van accountantsmutaties;
-
• de goedkeuringsbrief van OCW voor het gebruik van een nevenvestiging en het onderwijsaanbod
op die vestiging.
3.3.2.2 Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant
1 december 2010
De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie
vast in zijn dossier.
De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere de Standaard 240.
In de hierna beschreven onderzoeksaanpak wordt uitgegaan van een voor een school normaal
laag inherent risico. Als er sprake is van verhoogd inherent risico past de instellingsaccountant
de omvang van de werkzaamheden aan. Daarnaast heeft de risicoanalyse als doel om tot
een uitspraak te komen of de instellingsaccountant bij zijn verdere werkzaamheden
kan steunen op de aanwezige interne beheersingsmaatregelen (IB).
De werkzaamheden verricht door een administratiekantoor of een interne controle-afdeling
van de school kunnen niet de door de instellingsaccountant te verrichten werkzaamheden
vervangen. De werkzaamheden van het administratiekantoor of de interne controle- afdeling
maken onderdeel uit van de interne beheersingsstructuur van het onderzoeksobject.
Om tot een uitspraak over de kwaliteit van de IB te komen dient de instellingsaccountant
werkzaamheden te verrichten.
Deze werkzaamheden bestaan uit:
-
• minimaal 20 proceduretesten; of
-
• werkzaamheden, op grond waarvan de instellingsaccountant een uitspraak kan doen over
de kwaliteit van de interne beheersing van het administratiekantoor of een interne
controle-afdeling.
Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde
werkzaamheden met betrekking tot de werking van de IB tot de conclusie komt dat hij
kan steunen op de goede werking van de IB, dient in het onderzoeksdossier vast te
liggen op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.
Steunen op IB
Indien de instellingsaccountant op grond van zijn verrichte werkzaamheden tot de conclusie
komt dat hij kan steunen op de aanwezige IB, kan de instellingsaccountant zijn gegevensgerichte
werkzaamheden (per soort gegevens) beperken tot:
|
Aantal records
|
Omvang gegevensgerichte werkzaamheden
|
|
< 101
|
5 deelwaarnemingen
|
|
> 100 en < 501
|
10 deelwaarnemingen
|
|
> 500 en < 1.001
|
15 deelwaarnemingen
|
|
> 1.000 en < 5.001
|
20 deelwaarnemingen
|
|
> 5.000
|
25 deelwaarnemingen
|
Tot de gegevensgerichte werkzaamheden worden NIET de bij de toetsing van de werking van de IB uitgevoerde werkzaamheden gerekend.
Als bij de beperkte gegevensgerichte werkzaamheden fouten door de instellingsaccountant
worden geconstateerd, wordt het onderzoek uitgebreid naar een onderzoek met een omvang
op grond waarvan een uitspraak over de gehele massa kan worden gedaan (statistisch
bepaalde steekproef omvang).
Niet steunen op IB
Indien de uitkomst van de risicoanalyse aangeeft dat de instellingsaccountant NIET
kan steunen op de aanwezige IB of bij een gegevensgerichte onderzoeksaanpak, wordt
gebruik gemaakt van een statistisch bepaalde steekproef omvang.
In geval van een statistische steekproef dient minimaal in het onderzoeksdossier van
de instellingsaccountant aanwezig te zijn:
-
– bepaling van de massa;
-
– bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout
en een onderbouwing van deze inschatting;
-
– wijze van selectie van de posten;
-
– een foutenevaluatie.
3.3.2.3 Minimale werkzaamheden
1 december 2015
Algemene werkzaamheden scholen
De instellingsaccountant stelt vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Aansluiting actuele foto op leerlingenadministratie
|
– het controlegetal en het aantal leerlingen per 1 oktober 2015 volgens de actuele
BRON-foto aansluit op de gegevens zoals opgenomen in de te onderzoeken leerlingenadministratie.
|
|
Voldoen leerlingen- administratie (artikel 3 t/m 6 van het bekostigingsbesluit WVO)
|
– de leerlingenadministratie voldoet aan de minimaal daaraan te stellen eisen en aan
de bewaartermijn (de gegevens die in de leerlingenadministratie zijn opgenomen, blijven
daarvan in ieder geval deel uitmaken gedurende 5 jaar nadat de desbetreffende leerling
van de school is uitgeschreven).
|
|
Vaststellen ongeoorloofd verzuim. (artikel 7, lid 1, lid 2 en lid 3 van het bekostigingsbesluit
WVO)
|
– alle leerlingen die vanaf het begin van het schooljaar (de eerste werkelijke schooldag)
tot de teldatum meer dan de helft van het aantal schooldagen zonder geldige reden
hebben verzuimd niet mee tellen voor de bekostiging.
De instelling gebruikt voor deze meldingen het registratieformulier verzuim of ontbrekende
(tijdige)indicatiestelling.
|
|
Verplichte melding ongeoorloofd verzuim aan DUO vestiging Groningen (artikel 27a,
lid 5 van de WVO)
|
– het bevoegd gezag een procedure omtrent de verplichte melding aan DUO vestiging Groningen
volgt en indien noodzakelijk meldingen doet over alle leerlingen (van 18 jaar en ouder)
die zonder opgave van geldige reden gedurende een aaneengesloten periode van ten minste
5 weken niet aan het onderwijs hebben deelgenomen.
De instelling gebruikt voor deze meldingen het formulier melding afwezigheid scholier/student.
|
|
Licenties (artikel 65 t/m 68 en art 72 van de WVO)
|
– het bevoegd gezag op de vestigingen van de school alleen onderwijs aanbiedt zoals
per vestiging is geregistreerd in de basisregistratie instellingen. Dit doet de instellingsaccountant
aan de hand van informatie waaruit de daadwerkelijk aangeboden onderwijssoort per
vestiging blijkt; zoals de schoolgids en de internetsite van de school.
|
|
Leerplusarrangement VO en Nieuwkomers VO
Artikel 4, lid 5
|
– de Nieuwkomersgegevens waarvan de opgave van de school afwijkt van de BRP en de
school daarvoor een signaal heeft gekregen van DUO vestiging Groningen juist zijn
opgegeven. Daar waar de opgave van de school afwijkt van de BRP moet een document
in de administratie aanwezig zijn waaruit de juistheid blijkt. Het gaat om de gegevens
‘nationaliteit’ en ‘datum van vestiging in Nederland’;
– de postcode juist is indien sprake is van opgave door de school, omdat de betreffende
leerling nog niet in de BRP geregistreerd staat. Dit doet de instellingsaccountant
aan de hand van documenten in de administratie van de school.
|
Leerlingen per 1-10-2015
Van de ingeschreven leerlingen per 1 oktober 2015, stelt de instellingsaccountant
vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Daadwerkelijk schoolgaand (artikel 7, lid 1 van het Bekostigingsbesluit W.V.O en de
regeling bekostiging leerlingen die tijdelijk buiten de school worden geplaatst)
|
– leerlingen alleen meetellen als ze daadwerkelijk schoolgaand zijn op de school (brinnummer/vestiging)
of met toepassing van de regelgeving tijdelijk buiten de school waar ze zijn ingeschreven,
zijn geplaatst.
|
|
Licenties (artikel 65 t/m 68 en artikel 72 van de WVO)
|
– de voor de leerling gebruikte elementcode overeenstemt met het door de leerling
daadwerkelijk gevolgde onderwijs (indien van toepassing de leerweg, sector, afdeling
of profiel) op de vestiging.
|
|
Daadwerkelijk schoolgaand leerlingen samenwerkingsverbanden VO/BVE (artikel 25a van
de W.V.O)
|
– VO-leerlingen die onderwijs volgen aan een andere school of instelling op basis
van een samenwerkingsovereenkomst daadwerkelijk schoolgaand zijn.
|
|
Datum in- en uitschrijving (artikel 14a, lid 2 van het Bekostigingsbesluit W.V.O)
|
– de in- en uitschrijfdatum juist in de leerlingenadministratie is opgenomen.
|
|
Leerjaar (artikel 14a, lid 2 van het Bekostigingsbesluit W.V.O).
|
– de leerling in het juiste leerjaar (bij praktijkonderwijs inschrijvingsjaar genoemd)
is ingeschreven.
|
|
Praktijkonderwijs/LWOO (artikel 7a van het Bekostigingsbesluit W.V.O).
|
– de regionale verwijzingscommissie voor leerlingen praktijkonderwijs (pro) en leerwegondersteunend
onderwijs (lwoo) die per 1 oktober 2015 voor het eerst als leerling pro of lwoo staan
ingeschreven, voor 15 november 2015 een beschikking heeft afgegeven waaruit blijkt
dat betrokkene toelaatbaar is;
– de leerling rechtmatig is ingeschreven op het praktijkonderwijs.
|
Afronding van het onderzoek en bepaling van het controlegetal
Indien de school elektronische accountantsmutaties heeft aangeleverd moet het assurance-rapport
zijn voorzien van het ‘aanbiedingsformulier accountantsmutaties VO’, zie de website
van DUO. Indien van toepassing waarmerkt de instellingsaccountant ook het ‘registratieformulier
‘verzuim en/of ontbrekende (tijdige) indicatiestelling’.
Het wordt aan de instellingsaccountant overgelaten in welke mate de accountantsmutaties
worden onderzocht. Hij zal hierbij de normen die voor dit werk bestaan, dienen te
volgen. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat hij, als het aantal mutaties in de honderden
loopt, deze niet allemaal onderzoekt, maar alleen een steekproef. Hij dient zelf te
bepalen hoe groot die moet zijn, hierbij rekening houdend met de tolerantie van 2%
per soort bekostigingsgegeven. De instellingsaccountant stelt de juiste en volledige verwerking vast van de mutaties
die hij zelf heeft opgedragen. Daarnaast stelt de instellingsaccountant de juistheid
van het controlegetal vast.
Het controlegetal is op te vatten als een soort waarmerk van het bestand met inschrijvingsgegevens.
Het wordt berekend door het totaliseren van de inhoud van de bekostigingsrelevante
gegevens van alle inschrijvingen voortgezet onderwijs in het schooljaar 2015/2016 (van 1 augustus 2015
tot en met 31 juli 2016) die in de BRON-foto aanwezig zijn.
De berekening van het controlegetal is beschreven in het programma van eisen (PVE),
dat u kunt vinden op de website van DUO.
3.3.3 Assurance-rapport
Algemeen
1 december 2010
Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een ander dan een goedkeurend
assurance-rapport afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Zie hiervoor Standaard
3000 vanaf paragraaf 51 van de ‘Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden
(NV COS)’ van de NBA.
Goedkeurend assurance-rapport VO
1 december 2014
Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van
de bekostigingsgegevens (2c)
Assurance-rapport bij de bekostigingsgegevens ten behoeve van de rijksbijdrage 2016
afgegeven ten behoeve van Dienst Uitvoering Onderwijs en de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap.
Aan: Opdrachtgever
Opdracht en verantwoordelijkheden
Wij hebben onderzocht of de opgave van de controletotalen van ... (naam vo-school
met brinnummer) ... te ... (zetel) de bekostigingsgegevens ten behoeve van de berekening
van de rijksbijdrage 2016, als bedoeld in artikel 96d van de WVO juist weergeeft.
Deze bekostigingsgegevens zijn op de datum van het assurance-rapport opgenomen in
BRON en betreffen de stand op 1 oktober 2015. De opgave is opgesteld onder verantwoordelijkheid
van het bevoegd gezag van de school. De opgave sluit met een controlegetal van .........
betreffende de actuele BRON-foto (nummer ...) van DUO. Het is onze verantwoordelijkheid
een assurance-rapport inzake de juistheid van de opgave te verstrekken.
Werkzaamheden
Wij hebben ons onderzoek verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder
het onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2015 en Standaard 3000 Assurance-opdrachten
anders dan opdrachten tot controle of beoordeling van historische financiële informatie.
Dienovereenkomstig dienen wij ons onderzoek zodanig te plannen en uit te voeren, dat
een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de opgave geen afwijkingen van
materieel belang bevat. Een assurance-opdracht omvat het uitvoeren van werkzaamheden
ter verkrijging van assurance-informatie over de controletotalen in de opgave.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt
is als basis voor ons oordeel.
Oordeel
Naar ons oordeel geeft de opgave van de controletotalen de bekostigingsgegevens ten
behoeve van de berekening van de rijksbijdrage 2016 in alle van materieel belang zijnde
aspecten juist weer in overeenstemming met het onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ
2015.
Overige aspecten – beperking in gebruik en verspreidingskring
Ons assurance-rapport is uitsluitend bestemd voor de school, DUO en het Ministerie
van OCW en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen.
Plaats, datum
Naam accountantsorganisatie
Naam accountant
3.4 Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector MBO
3.4.1 Algemeen
1 december 2015
Het accountantsprotocol mbo wordt conform artikel 2.5.7a van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB)en krachtens artikel 5.2.5 van het Uitvoeringsbesluit WEB vastgesteld bij ministeriële regeling. Het accountantsprotocol bevat de vertaalslag
van de bekostigingsvoorwaarden uit de wet- en regelgeving naar de minimale onderzoekswerkzaamheden
die ten grondslag liggen aan het afgeven van het assurance-rapport (voorheen accountantsverklaring),
zoals genoemd in artikel 2.2.4, lid 5 van de WEB. Voor de tekst van het assurance-rapport is een format opgenomen dat door de instellingsaccountant
moet worden gebruikt. Hiermee wordt tevens het sluitstuk van het toezicht verankerd.
Het onderzoek betreft de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de rijksbijdrage
conform het Uitvoeringsbesluit WEB; deze gegevens kunnen ook voor andere beleidsdoeleinden
worden gebruikt.
Het onderdeel onderzoek bekostigingsgegevens mbo is van toepassing op (artikel 1.1.1
van de WEB):
Hierna worden deze categorieën ‘de onderwijsinstellingen’ genoemd.
De voor het onderzoek van de bekostigingsgegevens relevante wet- en regelgeving bestaat
uit:
De wet- en regelgeving is terug te vinden op www.overheid.nl
De procedure ten aanzien van de bekostigingsgegevens en de uitwisseling van informatie
is beschreven in de ‘Handleiding BRON Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie’, deze
is te vinden op de website van DUO.
Bij onderzoeken bekostigingsgegevens van AOC’s
De hier beschreven werkwijze en onderzoeksitems gelden onverkort voor het MBO deel
van de AOC’s.
Het voorbereidend beroepsonderwijs in een AOC wordt geheel bekostigd op grond van
de WEB, overeenkomstig artikel 2.3.2 van het Uitvoeringsbesluit WEB. In tegenstelling
tot het MBO wordt hier uitgegaan van de teldatum t-1.
Voor het onderzoek van de gegevens van een VMBO en MAVO binnen een scholengemeenschap
AOC – VO, zoals bedoeld in artikel 2.6 van de WEB, gelden de onderzoeksitems van de
sector VO.
3.4.2 Onderzoek bekostigingsgegevens
3.4.2.1 Object van onderzoek
1 december 2015
De bekostigingsgegevens bepalen in belangrijke mate de hoogte van de rijksbijdrage.
Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van
de definitieve bekostigingsgegevens vaststelt. De instellingsaccountant geeft daarover
een assurance-rapport af.
De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in dat onjuistheden groter dan
2% (per soort gegevens) worden ontdekt. Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten,
ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.
De voor de bekostiging relevante soorten gegevens van de onderwijsinstellingen betreffen:
-
– aantal deelnemers per 1 oktober 2015 voor het beroepsonderwijs;
-
– aantal deelnemers per 1 februari 2016 voor het beroepsonderwijs;
-
– aantal afgegeven diploma’s in kalenderjaar 2015 voor het beroepsonderwijs;
-
– aantal deelnemers per 1 oktober 2015 voor het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs(vavo);
-
– aantal afgegeven diploma’s in het kalenderjaar 2015 voor het vavo;
-
– aantal afgesloten (deel) eindexamenvakken ín het kalenderjaar 2015 met eindcijfer
6 of hoger, dan wel ‘voldoende’ of ‘goed voor het vavo.
Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:
Bij de onderwijsinstellingen
-
• (deelnemers)administratie van de te onderzoeken instelling;
-
• de actuele BRON-foto van DUO: dit is een afslag van BRON voor de betreffende instelling
inclusief de mutaties die de instelling heeft aangebracht tot de (flexibele) mutatiestop.
Dit heeft ook betrekking op de mutaties van de beroepspraktijkvorming (BPV). Voor
de betekenis van de door DUO uitgevoerde controles en eventuele signalen wordt verwezen
naar de handleiding BRON die op de instelling aanwezig is (of beschikbaar via de site
van DUO);
-
• het voorlopige overzicht (bestand) aantallen te bekostigen inschrijvingen en diploma’s
en terugmelding bekostigingsgrondslagen (TBG), afkomstig van DUO;
-
• een lijst van accountantsmutaties;
-
• de afgegeven signalen inzake niet bekostigde inschrijvingen en diploma’s op geaggregeerd en individueel niveau (als
onderdeel van het voorlopige overzicht (bestand) van DUO).
3.4.2.2 Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant
1 juli 2015
De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie
vast in zijn dossier.
De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere de Standaard 240
en de notitie ‘Helderheid in de bekostiging Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie
2004’. In de hierna beschreven onderzoeksaanpak wordt uitgegaan van een voor een onderwijsinstelling
normaal laag inherent risico. Als er sprake is van verhoogd inherent risico past de
instellingsaccountant de omvang van de werkzaamheden aan. Daarnaast heeft de risicoanalyse
als doel om tot een uitspraak te komen of de instellingsaccountant bij zijn verdere
werkzaamheden kan steunen op de aanwezige interne beheersingsmaatregelen (IB).
De werkzaamheden verricht door een interne controle afdeling van de instelling kunnen
niet de door de instellingsaccountant te verrichten werkzaamheden vervangen. De werkzaamheden
van de interne controle afdeling maken onderdeel uit van de interne beheersingsstructuur
van het onderzoeksobject.
Bekostigde deelnemers aan maatwerktrajecten worden niet gezien als een homogene massa.
De instellingsaccountant dient daarom bij instellingen die maatwerktrajecten verzorgen
en materieel van omvang zijn hier specifiek aandacht aan te besteden.
Om tot een uitspraak over de kwaliteit van de IB te komen dient de instellingsaccountant
werkzaamheden te verrichten.
Deze werkzaamheden bestaan uit:
-
• minimaal 20 proceduretesten; of
-
• werkzaamheden, op grond waarvan de instellingsaccountant een uitspraak kan doen over
de kwaliteit van de werkzaamheden van een interne controle afdeling.
Indien de processen van inschrijven en diplomeren in het VAVO overeenkomen met die
in het beroepsonderwijs kunnen de proceduretesten gecombineerd worden.
Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde
werkzaamheden met betrekking tot de werking van de IB tot de conclusie komt dat hij
kan steunen op de goede werking van de IB, dient in het onderzoeksdossier vast te
liggen op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.
Steunen op IB
Indien de instellingsaccountant op grond van zijn verrichte werkzaamheden tot de conclusie
komt dat hij kan steunen op de aanwezige IB, kan de instellingsaccountant zijn gegevensgerichte
werkzaamheden (per soort gegevens) beperken tot:
|
Aantal records
|
Omvang gegevensgerichte werkzaamheden
|
|
< 101
|
5 deelwaarnemingen
|
|
> 100 en < 501
|
10 deelwaarnemingen
|
|
> 500 en < 1.001
|
15 deelwaarnemingen
|
|
> 1.000 en < 5.001
|
20 deelwaarnemingen
|
|
> 5.000
|
25 deelwaarnemingen
|
Tot de gegevensgerichte werkzaamheden worden NIET de bij de toetsing van de werking van de IB uitgevoerde werkzaamheden gerekend.
Als bij de beperkte gegevensgerichte werkzaamheden fouten door de instellingsaccountant
worden geconstateerd, wordt het onderzoek uitgebreid naar een onderzoek met een omvang
op grond waarvan een uitspraak over de gehele massa kan worden gedaan (statistisch
bepaalde steekproef omvang).
Niet steunen op IB
Indien de uitkomst van de risicoanalyse aangeeft dat de instellingsaccountant NIET
kan steunen op de aanwezige IB of bij een gegevensgerichte onderzoeksaanpak, wordt
gebruik gemaakt van een statistisch bepaalde steekproef omvang.
In geval van een statistische steekproef dient minimaal in het onderzoeksdossier van
de instellingsaccountant aanwezig te zijn:
-
– bepaling van de massa;
-
– bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout
en een onderbouwing van deze inschatting;
-
– wijze van selectie van de posten;
-
– een foutenevaluatie.
3.4.2.3 Minimale werkzaamheden
1 december 2015
Algemene werkzaamheden onderwijsinstellingen
De instellingsaccountant stelt vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Aansluiting actuele foto op deelnemersadministratie
|
– het aantal deelnemers beroepsonderwijs per 1 oktober 2015 volgens de actuele BRON-foto
aansluit op de gegevens volgens de te onderzoeken deelnemersadministratie.
|
|
Aansluiting actuele foto op deelnemersadministratie
|
– Het aantal deelnemers beroepsonderwijs per 1 februari 2016 volgens de actuele BRON-foto
aansluit op de gegevens volgens de te onderzoeken deelnemersadministratie
|
|
Aansluiting actuele foto op deelnemersadministratie
|
– Het aantal diploma’s 2015 beroepsonderwijs volgens de actuele BRON-foto aansluit
op de gegevens volgens de te onderzoeken deelnemersadministratie.
|
|
Aansluiting actuele foto op deelnemersadministratie
|
– het aantal vavo deelnemers per 1 oktober 2015 volgens de actuele BRON-foto aansluit
op de gegevens volgens de te onderzoeken deelnemersadministratie.
|
|
Aansluiting actuele foto op deelnemersadministratie
|
– Het aantal diploma’s 2015 vavo volgens de actuele BRON-foto aansluit op de gegevens
volgens de te onderzoeken deelnemersadministratie.
|
|
Aansluiting actuele foto op deelnemersadministratie
|
– Het aantal vakken 2015 vavo volgens de actuele BRON-foto aansluit op de gegevens
volgens de te onderzoeken deelnemersadministratie.
|
|
Naleving van Koppelingswet
|
– de instelling een procedure heeft beschreven en hanteert voor de inschrijving van
de deelnemers(beroepsonderwijs en vavo) die vallen onder de Koppelingswet (bij de
inschrijving 18 jaar of ouder en niet over een Nederlandse Nationaliteit beschikken).
|
|
Naleving toelating entreeopleiding (artikel 8.1.1b lid 1 van de WEB)
|
– de instelling een procedure heeft beschreven en hanteert ten behoeve van de naleving
van de toelating entreeopleidingen.
|
|
Systeem presentieregistratie voor o.a. de melding van langdurige afwezigheid in het
kader van (artikel 8.1.7 van de WEB)
|
– de instelling een sluitend en controleerbaar systeem heeft voor de registratie van
de presentie van elke BOL -, BBL- en vavo deelnemer;
– de instelling voor deelnemers beroepsonderwijs die vallen onder de Wet studiefinanciering
2000 of de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, een procedure ten
behoeve van de naleving van artikel 8.1.7 van de WEB heeft beschreven en hanteert.
|
|
Notitie Helderheid BVE 2004
|
– de door instelling verantwoorde informatie m.b.t. bekostigingsgegevens in het jaarverslag
(thema 5 uitval na 1 oktober en thema 6 omzwaai na 1 oktober) juist en volledig is.
|
|
Procedure onderwijsovereenkomsten
|
Dit item is alleen van toepassing als de onderwijsinstelling – door gebruik te maken
van het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ aangegeven procedure voor wijziging
van het opleidingstraject – niet meer alle wijzigingen in de onderwijsovereenkomst
door de deelnemer laat ondertekenen:
– de door de instelling ingerichte procedure voor wijzigingen tijdens de opleiding
aan de minimale eisen voldoet zoals die in paragraaf 1.4. van het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ met kenmerk HBE/227841/2013 zijn opgenomen.
|
Deelnemers beroepsonderwijs per 1-10-2015
Van de ingeschreven deelnemers per 1 oktober 2015, stelt de instellingsaccountant
vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Onderwijsovereenkomst (artikel 8.1.3 van de WEB en
artikel 2, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000)
|
– voor elke geselecteerde BOL- en BBL-deelnemer een onderwijsovereenkomst aanwezig is;
– de onderwijsovereenkomst voldoet aan alle eisen van artikel 8.1.3 van de WEB en
artikel 2, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000;
– de gegevens op de onderwijsovereenkomst overeenkomen met de gegevens in BRON.
Voor het onderzoek van de instellingsaccountant zijn de volgende gegevens van belang:
– de NAW- gegevens van de deelnemer;
– de naam van het opleidingsdomein of kwalificatiedossier (bij een inschrijving voor
een opleidingsdomein of kwalificatiedossier);
– de crebocode (van het opleidingsdomein, kwalificatiedossier of de kwalificatie,
waarvoor een deelnemer staat ingeschreven);
– het niveau (bij een inschrijving voor een opleidingsdomein of kwalificatiedossier);
– de leerweg;
– de startdatum van de opleiding;
– geplande datum uitschrijving, of werkelijke datum uitschrijving;
– de ondertekening door of namens het bevoegd gezag en de deelnemer of de wettelijke
vertegenwoordiger (bij een minderjarige deelnemer).
– Bij een wijziging van het opleidingstraject en in het geval dat de instelling geen
nieuwe onderwijsovereenkomst heeft opgesteld, maar gebruik heeft gemaakt van een nieuw
opleidingsblad conform de procedure voor wijzigingen van het opleidingstraject zoals
aangegeven in het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ met kenmerk HBE/227841/2013:
– In de onderwijsovereenkomst is een procedure overeenkomen voor wijzigingen van het
opleidingstraject, die voldoet aan de gestelde eisen in het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’
en
– De gegevens op het laatste opleidingsblad komen overeen met de inschrijving in BRON
|
|
Naleving van Koppelingswet (artikel 8.1.1, lid 1 onder c van de WEB).
|
– Indien de deelnemer als vreemdeling moet worden beschouwd ex artikel 8.1.1, lid
1 van de WEB:
• de deelnemer jonger is dan 18 jaar, of
• rechtmatig verblijf houdt in Nederland op basis van de Vreemdelingenwet 2000 (naleving
koppelingswet).
op basis van bij de instelling aanwezige kopieën van documenten of uit een verificatie
door DUO;
– bij nieuwe inschrijvingen van vreemdelingen 18 jaar en ouder een van de volgende
gegevens beschikbaar is (voor zover geen verificatie door DUO heeft kunnen plaatsvinden):
• een definitieve verblijfsvergunning, of
• een bewijs van een aanvraag tot verblijfsvergunning cq machtiging tot voorlopig
verblijf, of-;
• een bewijs van een verzoek tot verlenging van een verblijfsvergunning, of
• een ontvangstbevestiging van de IND en tevens verzoek tot en betaling van de leges
voor een verblijfsvergunning;
– indien geen verificatie door DUO heeft kunnen plaatsvinden op de verblijfstatus
van de deelnemer, dat aan de hand van bewijsstukken die bij de instelling aanwezig
zijn duidelijk is dat de deelnemer behoort tot een van de groepen studerenden, bedoeld
in artikel 2.2, lid 1 van de Wet studiefinanciering 2000
|
|
Toetsing toelating entreeopleiding (artikel 8.1.1b lid 1 van de WEB)
|
– bij een nieuwe inschrijving entreeopleiding: de deelnemer voldoet niet aan de vooropleidingseisen
van de basisberoepsopleiding.
De accountant maakt hierbij gebruik van de door de instelling uitgevoerde en vastgelegde
werkzaamheden. Onderdeel hiervan kan zijn het gebruik van gegevens uit het diplomaregister
en BRON van DUO via de voorziening ‘digitaal aanmelden MBO’. Indien het om een deelnemer
gaat, die niet eerder aan bekostigd onderwijs in Nederland heeft deelgenomen, moet
op andere wijze bij de instelling blijken dat de toelating is getoetst en in overeenstemming
met de wet is.
|
|
Presentie van deelnemers (artikel 2.2.3 van het UWEB)
|
– de geselecteerde deelnemer op 1 oktober 2015 daadwerkelijk de opleiding volgt waarvoor
hij is ingeschreven.
|
|
Melding van langdurige afwezigheid in het kader van (artikel 8.1.7 van de WEB)
|
– voor de geselecteerde deelnemers, indien noodzakelijk, meldingen zijn verricht aan
DUO vestiging Groningen.
|
|
Toetsing maatwerktrajecten (notitie helderheid in het mbo)
|
in het geval een geselecteerde deelnemer aan een maatwerktraject deelneemt:
– dat contractueel is vastgelegd wat de meerkosten van het maatwerktraject zijn ten
opzichte van de kosten van een reguliere opleiding en de rijksbijdrage die voor deze
opleiding wordt ontvangen.
|
|
Betaling van het Cursusgeld (artikel 11, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000
en artikel 6, lid 3 en lid 6 van de Les- en cursusgeldwet)
|
– van elke geselecteerde deelnemer van 18 jaar of ouder aan BBL het wettelijke cursusgeld
is geïnd dan wel een betalingsregeling is vastgelegd. Bij betaling door derden een
machtiging aanwezig is.
|
|
BPV bij BBL en entree BBL deelnemers (artikel 7.2.8 en 7.2.9 van de WEB en artikel
2.2.2 en 2.2.3 van het UWEB, brief d.d. 8 juni 2015 met kenmerk 765408, brief d.d. 18 augustus 2015 met kenmerk 795647)
|
– voor elke geselecteerde BBL of entree BBL deelnemer uiterlijk op 31 december 2015
een praktijkovereenkomst voor de opleiding waarvoor de deelnemer in dat schooljaar
is bekostigd, die uiterlijk op 31 december 2015 is ingegaan, is afgesloten en dat
deze BPV overeenkomst op juiste wijze in BRON is geregistreerd.
Als de registratie in BRON niet juist is, moet de bekostiging van de deelnemer NIET
op nee gezet worden, wel moeten de BPV gegevens in BRON gecorrigeerd worden.
Door het opgaan van de kbb’s in het SBB per 1 augustus 2015 is er sprake van een omzettingstabel
van oude naar nieuwe codes. Deze informatie is van belang om de juistheid van de BPV
gegevens is BRON vast te kunnen stellen. Hierbij de links naar de betreffende documenten
en tabellen:
• Creboomzettingstabel en converter: http://kws.s-bb.nl/crebo_overzichten.html#omzettingstabel
• Omnummering leerbedrijven: https://stagedocenten.s-bb.nl/files/omnummertabel.csv
• De toelichtende brochure: https://www.s-bb.nl/herziening-en-bpv
Uitzondering geldt voor de opleidingen verpleging en verzorging, waarbij de praktijkovereenkomst
moet zijn afgesloten uiterlijk op 31 december 2015 en moet zijn ingegaan uiterlijk
op 1 juni 2016.Deze uitzondering is alleen van toepassing voor BBL (niet entree) deelnemers.
|
Deelnemers beroepsonderwijs per 1-2-2016
Van de ingeschreven deelnemers per 1 februari 2016, stelt de instellingsaccountant
vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Onderwijsovereenkomst (artikel 8.1.3 van de WEB en artikel 2, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit
LCW 2000)
|
– voor elke geselecteerde BOL- en BBL-deelnemer een onderwijsovereenkomst aanwezig is;
– de onderwijsovereenkomst voldoet aan alle eisen van artikel 8.1.3 van de WEB en
artikel 2, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000;
– de gegevens op de onderwijsovereenkomst overeenkomen met de gegevens in BRON.
Voor het onderzoek van de instellingsaccountant zijn de volgende gegevens van belang:
– de NAW- gegevens van de deelnemer;
– de naam van het opleidingsdomein of kwalificatiedossier (bij een inschrijving voor
een opleidingsdomein of kwalificatiedossier);
– de crebocode (van het opleidingsdomein, kwalificatiedossier of de kwalificatie,
waarvoor een deelnemer staat ingeschreven)
– het niveau (bij een inschrijving voor een opleidingsdomein of kwalificatiedossier);
– de leerweg;
– de startdatum van de opleiding;
– geplande datum uitschrijving, of werkelijke datum uitschrijving;
– de ondertekening door of namens het bevoegd gezag en de deelnemer of de wettelijke
vertegenwoordiger (bij een minderjarige deelnemer).
– Bij een wijziging van het opleidingstraject en in het geval dat de instelling geen
nieuwe onderwijsovereenkomst heeft opgesteld, maar gebruik heeft gemaakt van een nieuw
opleidingsblad conform de procedure voor wijzigingen van het opleidingstraject zoals
aangegeven in het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ met kenmerk HBE/227841/2013:
– In de onderwijsovereenkomst is een procedure overeenkomen voor wijzigingen van het
opleidingstraject, die voldoet aan de gestelde eisen in het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’
en
– De gegevens op het laatste opleidingsblad komen overeen met de inschrijving in BRON.
|
|
Presentie van deelnemers (artikel 2.2.3 van het UWEB)
|
– de geselecteerde deelnemer op 1 februari 2016 daadwerkelijk de opleiding volgt waarvoor
hij is ingeschreven.
|
|
Toetsing maatwerktrajecten (notitie helderheid in het mbo)
|
in het geval een geselecteerde deelnemer aan een maatwerktraject deelneemt:
– dat contractueel is vastgelegd wat de meerkosten van het maatwerktraject zijn ten
opzichte van de kosten van een reguliere opleiding en de rijksbijdrage die voor deze
opleiding wordt ontvangen.
|
Indien de geselecteerde deelnemer pas ná 1 oktober 2015 is ingeschreven of bij de
telling 1 oktober 2015 niet mocht worden bekostigd, stelt de instellingsaccountant
alsnog vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Naleving van Koppelingswet (artikel 8.1.1, lid 1 onder c van de WEB).
|
– Indien de deelnemer als vreemdeling moet worden beschouwd ex artikel 8.1.1, lid
1 van de WEB:
• de deelnemer jonger is dan 18 jaar, of
• rechtmatig verblijf houdt in Nederland op basis van de Vreemdelingenwet 2000 (naleving
koppelingswet).
op basis van bij de instelling aanwezige kopieën van documenten of uit een verificatie
door DUO;
– bij nieuwe inschrijvingen van vreemdelingen 18 jaar en ouder een van de volgende
gegevens beschikbaar is (voor zover geen verificatie door DUO heeft kunnen plaatsvinden):
• een definitieve verblijfsvergunning, of
• een bewijs van een aanvraag tot verblijfsvergunning cq machtiging tot voorlopig
verblijf, of-;
• een bewijs van een verzoek tot verlenging van een verblijfsvergunning, of
• een ontvangstbevestiging van de IND en tevens verzoek tot en betaling van de leges
voor een verblijfsvergunning;
– indien geen verificatie door DUO heeft kunnen plaatsvinden op de verblijfstatus
van de deelnemer, dat aan de hand van bewijsstukken die bij de instelling aanwezig
zijn duidelijk is dat de deelnemer behoort tot een van de groepen studerenden, bedoeld
in artikel 2.2, lid 1 van de Wet studiefinanciering 2000.
|
|
Toetsing toelating entreeopleiding (artikel 8.1.1b lid 1 van de WEB)
|
– bij een nieuwe inschrijving entreeopleiding: de deelnemer voldoet niet aan de vooropleidingseisen
van de basisberoepsopleiding.
De accountant maakt hierbij gebruik van de door de instelling uitgevoerde en vastgelegde
werkzaamheden. Onderdeel hiervan kan zijn het gebruik van gegevens uit het diplomaregister
en BRON van DUO via de voorziening ‘digitaal aanmelden MBO’. Indien het om een deelnemer
gaat, die niet eerder aan bekostigd onderwijs in Nederland heeft deelgenomen, moet
op andere wijze bij de instelling blijken dat de toelating is getoetst en in overeenstemming
met de wet is.
|
|
Melding van langdurige afwezigheid in het kader van (artikel 8.1.7 van de WEB)
|
– voor de geselecteerde deelnemers, indien noodzakelijk, meldingen zijn verricht aan
DUO vestiging Groningen.
|
|
Betaling van het Cursusgeld (artikel 11, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000
en artikel 6, lid 3 en lid 6 van de Les- en cursusgeldwet)
|
– van elke geselecteerde deelnemer van 18 jaar of ouder aan BBL het wettelijke cursusgeld
is geïnd dan wel een betalingsregeling is vastgelegd. Bij betaling door derden, een
machtiging aanwezig is.
|
Afgegeven diploma’s beroepsonderwijs in 2015
Van de afgegeven diploma’s in 2015, stelt de instellingsaccountant vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Inschrijvingseis (artikel 8.1.1, lid 1 van de WEB)
|
– de geselecteerde gediplomeerde deelnemer tijdens het examen is ingeschreven bij
de instelling op basis van een onderwijs- of examenovereenkomst.
|
|
Tijdvak en examencommissie (artikel 7.4.6 van de WEB)
|
– het diploma in 2015 is afgegeven;
– het diploma door een examencommissie is afgegeven.
|
Deelnemers vavo per 1-10-2015
Van de ingeschreven vavo deelnemers per 1 oktober 2015, stelt de instellingsaccountant
vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Onderwijsovereenkomst (artikel 8.1.3 van de WEB en artikel 2, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit
LCW 2000)
|
– voor elke geselecteerde vavo deelnemer een onderwijsovereenkomst aanwezig is;
– de onderwijsovereenkomst voldoet aan alle eisen van artikel 8.1.3 van de WEB en
artikel 2, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000;
– de gegevens op de onderwijsovereenkomst overeenkomen met de gegevens in BRON.
Voor het onderzoek van de instellingsaccountant zijn de volgende gegevens van belang:
– de NAW- gegevens van de deelnemer;
– de naam van de opleiding uit de opleidingentabel volwasseneneducatie;
– de code van de opleiding;
– de startdatum van de opleiding;
– geplande datum uitschrijving, of werkelijke datum uitschrijving;
– de ondertekening door of namens het bevoegd gezag en de deelnemer.
– Bij een wijziging van het opleidingstraject en in het geval dat de instelling geen
nieuwe onderwijsovereenkomst heeft opgesteld, maar gebruik heeft gemaakt van een nieuw
opleidingsblad conform de procedure voor wijzigingen van het opleidingstraject zoals
aangegeven in het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ met kenmerk HBE/227841/2013:
– In de onderwijsovereenkomst is een procedure overeenkomen voor wijzigingen van het
opleidingstraject, die voldoet aan de gestelde eisen in het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’
en
– De gegevens op het laatste opleidingsblad komen overeen met de inschrijving in BRON.
|
|
Naleving van Koppelingswet (artikel 8.1.1, lid 1 onder c van de WEB).
|
– bij nieuwe inschrijvingen van vreemdelingen 18 jaar en ouder een van de volgende
gegevens beschikbaar is (voor zover geen verificatie door DUO heeft kunnen plaatsvinden):
• een definitieve verblijfsvergunning, of
• een bewijs van een aanvraag tot verblijfsvergunning cq machtiging tot voorlopig
verblijf, of-;
• een bewijs van een verzoek tot verlenging van een verblijfsvergunning, of
• een ontvangstbevestiging van de IND en tevens verzoek tot en betaling van de leges
voor een verblijfsvergunning;
– indien geen verificatie door DUO heeft kunnen plaatsvinden op de verblijfstatus
van de vavo deelnemer dat aan de hand van bewijsstukken die bij de instelling aanwezig
zijn duidelijk is dat de vavo deelnemer behoort tot een van de groepen studerenden,
bedoeld in artikel 2.2, lid 1 van de Wet studiefinanciering 2000.
|
|
Presentie van deelnemers (artikel 2a.2.1 van het UWEB)
|
– de geselecteerde vavo deelnemer op 1 oktober 2015 daadwerkelijk de opleiding volgt
waarvoor hij is ingeschreven.
|
|
Betaling van het Cursusgeld (artikel 11, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000
en artikel 6, lid 3 en lid 6 van de Les- en cursusgeldwet)
|
– van elke geselecteerde vavo deelnemer van 18 jaar of ouder het wettelijke cursusgeld
is geïnd dan wel een betalingsregeling is vastgelegd. Bij betaling door derden een
machtiging aanwezig is.
|
Afgegeven diploma’s vavo in 2015
Van de afgegeven diploma’s in 2015, stelt de instellingsaccountant vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Inschrijvingseis (artikel 8.1.1, lid 1 van de WEB en artikel 2.2a.2. lid 6 van de
WEB)
|
– de geselecteerde gediplomeerde vavo deelnemer tijdens het examen is ingeschreven
bij de instelling op basis van een onderwijsovereenkomst.
|
|
Tijdvak en examencommissie (artikel 7.4.6 van de WEB en artikel 1 van het Eindexamenbesluit
VO)
|
– het diploma in 2015 is afgegeven;
– het diploma door een examencommissie is afgegeven.
|
Afgesloten (deel) eindexamenvakken met eindcijfer 6 of hoger, dan wel ‘voldoende’of
‘goed’ vavo in 2015
Van de vakken, waarin de deelnemer met goed gevolg examen heeft afgelegd in 2015,
stelt de instellingsaccountant vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Inschrijvingseis (artikel 8.1.1, lid 1 van de WEB en artikel 2.2a.2. lid 6 van de
WEB)
|
– de geselecteerde vavo deelnemer tijdens het examen is ingeschreven bij de instelling
op basis van een onderwijsovereenkomst.
|
|
Tijdvak en examencommissie (artikel 7.4.6 van de WEB en artikel 1 van het Eindexamenbesluit
VO, artikel 2a.2.1 van het UWEB)
|
– het certificaat of de cijferlijst in 2015 zijn afgegeven;
– het certificaat of de cijferlijst door een examencommissie zijn afgegeven;
– het vak is afgesloten met een eindcijfer 6 of hoger, dan wel ‘voldoende’of ‘goed.
|
Aanvullende werkzaamheden onderwijsovereenkomsten, derdenmachtigingen en BPV-overeenkomsten.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat
indien uit gegevens blijkt dat sprake is van overeenstemming gericht op het volgen
van onderwijs of beroepspraktijkvorming (BPV) en daadwerkelijk het onderwijs of de
BPV is genoten, bij het niet aanwezig zijn van een schriftelijke overeenkomst of het
ontbreken van een handtekening daarop sprake is van het niet-naleven van de vormvoorschriften.
Bij het niet-naleven van vormvoorschriften wordt de terugvordering van het volledige bedrag aan teveel betaalde bekostiging niet redelijk geacht. In dat kader is het niet passend
om aan de instellingsaccountant te vragen een bekostigde inschrijving of diploma bij
het niet tijdig aanwezig zijn van een ondertekende onderwijsovereenkomst, regeling
met betrekking tot de betaling van het cursusgeld/derdenmachtiging en/of een BPV-overeenkomst
per definitie als niet rechtmatig voor de bekostiging aan te laten merken. Daarom
wordt in deze paragraaf aangegeven hoe de instellingsaccountant in een dergelijk geval
moet handelen. In deze gevallen wordt gebruik gemaakt van een kwalitatieve tolerantie.
Hiermee wordt bedoeld dat de instellingsaccountant bij het constateren van gebreken
de procedures m.b.t. de tijdige en juiste totstandkoming van de onderwijsovereenkomsten,
derdenmachtigingen en BPV-overeenkomsten bij de instelling beoordeelt en indien de
procedure niet op orde is hierover in de vorm van een uitzonderingsrapportage aan
DUO rapporteert. Voor indiening van deze uitzonderingsrapportage bij DUO en het aanbiedingsformulier
wordt verwezen naar paragraaf 3.1.
Daarnaast treedt de instellingsaccountant in overleg met het bevoegd gezag van de
onderwijsinstelling over de benodigde aanpassingen in de procedures met het doel de
onvolkomenheden daarin op te heffen.
De uitzonderingsrapportage is van belang, omdat een instelling alle wettelijke voorschriften
moet naleven (artikel 1.1.3 van de WEB). Indien uit uitzonderingsrapportages herhaaldelijk
blijkt dat een instelling niet aan de wettelijke eisen voldoet dan kan opschorting
van de rijksbijdrage plaatsvinden tot het moment waarop alsnog aan de wettelijke eisen
wordt voldaan of kan de rijksbijdrage geheel of gedeeltelijk worden ingehouden.
Indien een tijdig ondertekende onderwijsovereenkomst, regeling met betrekking tot
de betaling van het cursusgeld/derdenmachtiging of BPV-overeenkomst ontbreekt, dan
hoeft de bekostigde inschrijving of het bekostigde diploma niet per definitie fout
gerekend te worden. Hieronder wordt per gebrek aangegeven wat van de instellingsaccountant
in zo’n geval wordt gevraagd. Deze tekstpassage is ook van toepassing op de bekostigde
inschrijvingen, diploma’s en (deel)eindexamenvakken met een 6 of hoger in het VAVO
en diploma’s in het beroepsonderwijs.
Niet tijdig ondertekende onderwijsovereenkomst
Indien de accountant niet met zekerheid kan vaststellen dat de onderwijsovereenkomst
van een op 1 oktober en/of 1 februari voor bekostiging in aanmerking gebrachte deelnemer
op de betreffende datum is gesloten en ondertekend, dan hoeft de bekostigde deelnemer niet als fout aangemerkt te worden als de instellingsaccountant
heeft vastgesteld dat de betreffende deelnemer wel aan de overige bekostigingsvereisten
voldoet. Er moet met name zekerheid zijn dat de betreffende deelnemer op de teldatum
daadwerkelijk onderwijs volgde aan de instelling.
Niet tijdig ondertekende derdenmachtiging
Indien op 1 oktober of op 1 februari geen regeling met betrekking tot de betaling
van het cursusgeld/derdenmachtiging aanwezig is, terwijl dit wel vereist is, dan hoeft de bekostigde deelnemer niet als fout aangemerkt te worden als de instellingsaccountant
heeft vastgesteld dat de betreffende deelnemer wel aan de overige bekostigingsvereisten
voldoet. Er moet met name zekerheid zijn dat het wettelijk cursusgeld niet door de
instelling is betaald en de betreffende deelnemer op de teldatum daadwerkelijk onderwijs
volgde aan de instelling.
Niet tijdig ondertekende BPV-overeenkomst
Indien voor een bekostigde BBL-deelnemer geen tijdig ondertekende BPV-overeenkomst
aanwezig is, dan hoeft de bekostigde deelnemer niet als fout aangemerkt te worden als de instellingsaccountant
op andere wijze heeft vastgesteld dat de betreffende deelnemer wel daadwerkelijk deelneemt
aan de BPV en aan de overige bekostigingsvereisten voldoet.
Afronding van het onderzoek en bepaling van het controlegetal beroepsonderwijs
Indien de instelling elektronische accountantsmutaties heeft aangeleverd moet het
assurance-rapport zijn voorzien van het ‘aanbiedingsformulier accountantsmutaties
MBO’, zie de website van DUO.
Het wordt aan de instellingsaccountant overgelaten in welke mate de accountantsmutaties
worden onderzocht. Hij zal hierbij de normen die voor dit werk bestaan, dienen te
volgen. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat hij, als het aantal mutaties in de honderden
loopt, deze niet allemaal onderzoekt, maar steekproefsgewijs. Hij dient zelf te bepalen
hoe groot die moet zijn, hierbij rekening houdend met de tolerantie van 2% per soort
bekostigingsgegeven. De instellingsaccountant stelt de juiste en volledige verwerking vast van de mutaties
die hij zelf heeft opgedragen. Daarnaast stelt de instellingsaccountant de juistheid
van het controlegetal vast.
Het controlegetal beroepsonderwijs is op te vatten als een soort waarmerk van het
bestand met inschrijvingsgegevens. Het wordt berekend door het totaliseren van de
inhoud van de bekostigingsrelevante gegevens van alle inschrijvingen beroepsonderwijs in het studiejaar 2015/2016 (van 1 augustus 2015
tot en met 31 juli 2016) die in de BRON-foto aanwezig zijn.
De berekening van het controlegetal is beschreven in het programma van eisen (PVE),
deze is te vinden op de website van DUO.
Afronding van het onderzoek vavo
Het vavo beschikt niet over elektronische accountantsmutaties en een controlegetal.
De instellingsaccountant verricht voor het vavo de werkzaamheden zoals opgenomen in
dit hoofdstuk van het accountantsprotocol.
In plaats van het controlegetal neemt de instellingsaccountant het nummer van de actuele
BRON-foto, waarop het bekostigingsonderzoek is uitgevoerd op in het assurance-rapport,
op de wijze zoals in de voorbeeld tekst is opgenomen.
3.4.3 Assurance-rapporten
Algemeen
1 december 2010
Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een ander dan een goedkeurend
assurance-rapport afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Zie hiervoor Standaard
3000 vanaf paragraaf 51 van de ‘Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden
(NV COS)’ van de NBA.
Goedkeurend assurance-rapport MBO
1 december 2015
Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van
de bekostigingsgegevens van ROC’s, AOC’s, Vakinstellingen en de instituten voor doven
(3b).
Assurance-rapport bij de bekostigingsgegevens ten behoeve van de rijksbijdrage beroepsonderwijs
2017(bij AOC’s toevoegen: voor het MBO en de rijksbijdrage 2016 voor het VO) (indien
van toepassing toevoegen: en de rijksbijdrage vavo 2017) afgegeven ten behoeve van
Dienst Uitvoering Onderwijs en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (bij
AOC’s: het ministerie van Economische Zaken).
Aan: Opdrachtgever
Opdracht en verantwoordelijkheden
Wij hebben onderzocht of de opgave(n) van de controletotalen van ... (naam mbo-instelling)
met brinnummer ... te ... (zetel) de bekostigingsgegevens ten behoeve van de berekening
van de rijksbijdrage 2017 als bedoeld in artikel 2.2.1, lid 1 en artikel 2.2a.1 lid
1*) van de wet educatie en beroepsonderwijs, (bij AOC’s: en de rijksbijdrage 2016
voor het VO) juist weergeeft (weergeven). De bekostigingsgegevens beroepsonderwijs
betreffende de deelnemersgegevens op de peildata 1 oktober 2015 en 1 februari 2016
evenals de diplomagegevens over het kalenderjaar 2014 zijn op de datum van het assurance-rapport
opgenomen in BRON. De opgave(n) is (zijn) opgesteld onder verantwoordelijkheid van
het bevoegd gezag van de instelling. De opgave(n) beroepsonderwijs sluiten met een
controlegetal van ......... betreffende de actuele BRON-foto (nummer........) van
DUO (bij AOC’s: voor het MBO en ........ voor het VO). De bekostigingsgegevens vavo*)
betreffende de deelnemersgegevens op de peildatum 1 oktober 2015 evenals de diploma-
en certificaatgegevens over het kalenderjaar 2015 zijn op de datum van het assurance-rapport
opgenomen in BRON. De opgave(n) is (zijn) opgesteld onder verantwoordelijkheid van
het bevoegd gezag van de instelling. De opgave(n) vavo*) sluit(en) aan bij de actuele
BRON-foto (nummer........) van DUO. Het is onze verantwoordelijkheid een assurance-rapport
inzake de juistheid van de opgave(n) te verstrekken.
Werkzaamheden
Wij hebben ons onderzoek verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder
het onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2015 en Standaard 3000 Assurance-opdrachten
anders dan opdrachten tot controle of beoordeling van historische financiële informatie.
Dienovereenkomstig dienen wij ons onderzoek zodanig te plannen en uit te voeren, dat
een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de opgave(n) geen afwijkingen
van materieel belang bevat(ten). Een assurance-opdracht omvat het uitvoeren van werkzaamheden
ter verkrijging van assurance-informatie over de controletotalen in de opgave(n).
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt
is als basis voor ons oordeel.
Oordeel
Naar ons oordeel geeft(geven) de opgave(n) van de controletotalen de bekostigingsgegevens
ten behoeve van de berekening van (bij AOC: respectievelijk de rijksbijdrage 2016
en) de rijksbijdrage beroepsonderwijs 2017 en de opgave(n) vavo in de actuele BRON-foto
(nummer... van DUO) de bekostigingsgegevens ten behoeve van de rijksbijdrage vavo
2017*) in alle van materieel belang zijnde aspecten juist weer in overeenstemming
met het onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2015.
Overige aspecten – beperking in gebruik en verspreidingskring
Ons assurance-rapport is uitsluitend bestemd voor de instelling, DUO en het Ministerie
van OCW (bij AOC: en het Ministerie van EZ) en dient niet te worden verspreid aan
of te worden gebruikt door derden.
Plaats, datum
Naam accountantsorganisatie
Naam accountant
*) Alleen van toepassing in geval van vavo bekostiging.
3.5 Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector HO
3.5.1 Algemeen
1 juli 2015
Het accountantsprotocol HO wordt conform artikel 2.10a van de WHW en krachtens artikel
4.4 van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 vastgesteld bij ministeriële regeling. Het
accountantsprotocol bevat de vertaalslag van de bekostigingsvoorwaarden uit de wet-
en regelgeving naar de minimale onderzoekswerkzaamheden die ten grondslag liggen aan
het afgeven van het assurance-rapport (voorheen accountantsverklaring conform artikel
4.4, lid 1 van het UWHW 2008) bij de bekostigingsgegevens die nodig zijn voor uitvoering
van de WHW, de WSF 2000, het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën
hoger onderwijs. Voor de tekst van het assurance-rapport is een format opgenomen dat
door de instellingsaccountant moet worden gebruikt. Hiermee wordt tevens het sluitstuk
van het toezicht verankerd. Het onderzoek betreft de gegevens die nodig zijn voor
de berekening van de rijksbijdrage conform het Uitvoeringsbesluit WHW 2008, daarnaast
worden gegevens in het onderzoek betrokken, die ook voor andere beleidsdoeleinden
worden gebruikt.
Het onderdeel onderzoek bekostigingsgegevens sector HO is van toepassing op de in
artikel 1.8 van de WHW genoemde bekostigde instellingen, waaronder begrepen de conform
het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 bekostigde Transnationale Universiteit Limburg.
De voor het onderzoek van de bekostigingsgegevens relevante wet- en regelgeving bestaat
uit:
De wet- en regelgeving is terug te vinden op www.overheid.nl
Een belangrijk deel van deze gegevens worden ontleend aan het BasisRegister onderwijs
(BRON) dat wordt beheerd door DUO. De procedures ten aanzien van de levering en registratie
van de gegevens in, en de uitwisseling van informatie hierover met DUO zijn beschreven
in het ‘Programma van Eisen HO-instellingen’; deze is te vinden op de website van
DUO.
De gegevens uit BRON van DUO die benodigd zijn voor het bekostigingsonderzoek worden
door DUO geleverd in de vorm van een Overzicht BekostigingsOnderzoek (OBO). Deze wordt
gemaakt op aanvraag (via het Zakelijk Portaal van DUO) van de instelling. Daags na
de aanvraag wordt de OBO klaargezet op het zakelijk portaal. De instelling krijgt
hiervan een bericht.
Indien de instellingsaccountant constateert dat er mutaties moeten worden uitgevoerd
op de gegevens in BRON, dan moet de instelling deze via de reguliere weg aanleveren
aan DUO.
Na het doorvoeren van alle gevraagde mutaties moet de instelling opnieuw een OBO opvragen.
Deze wordt dan geleverd met een lijst met verschillen tussen de nieuwe en vorige OBO.
De instellingsaccountant stelt vast dat de mutaties juist en volledig zijn doorgevoerd
en keurt de nieuwe OBO goed. De goedkeuring wordt geleverd in de vorm van een assurance-rapport.
Het assurance-rapport vermeldt welke OBO (van welke datum) is gebruikt.
Peilperiode
Het onderzoek naar de bekostigingsgegevens voor HO wordt uitgevoerd over de volgende
peilperiode: 2 oktober 2014 tot en met 1 oktober 2015.
3.5.2 Onderzoek bekostigingsgegevens
3.5.2.1 Object van onderzoek
1 december 2015
De gegevens inzake inschrijvingen en graadverleningen bepalen in belangrijke mate
de hoogte van de rijksbijdrage en zijn daarnaast van belang voor de uitvoering van
de WHW, de WSF 2000 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Het is daarom van groot
belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van deze gegevens vaststelt.
Deze gegevens worden voor een belangrijk deel ontleend aan BRON; daarnaast wordt een
aantal gegevens afzonderlijk door instellingen voor hoger onderwijs opgegeven. De
instellingsaccountant geeft een assurance-rapport af over de registraties in BRON
en de afzonderlijke opgaven door de instellingen.
De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in dat onjuistheden groter dan
2% (per soort gegevens) worden ontdekt. Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten,
ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.
De relevante soorten gegevens voor instellingen voor hoger onderwijs betreffen:
-
• het aantal inschrijvingen als student in de peilperiode;
-
• het aantal studenten dat een graad (Bachelor, Master of Associate Degree) heeft gehaald
in de peilperiode;
-
• het aantal studenten dat het examen behorend bij een ongedeelde opleiding of een voortgezette
opleiding met succes heeft afgerond in de peilperiode;
-
• het aantal proefschriften leidend tot een promotie in het kalenderjaar 2015 en/of
het aantal ontwerpcertificaten dat is uitgereikt in het kalenderjaar 2015.
Gelet op deze gegevens, vormt het object van onderzoek van de instellingsaccountant:
-
• de gegevens over de deelname aan het hoger onderwijs zoals die zijn verstrekt door
instellingen voor registratie in BRON dat wordt beheerd door DUO;
-
• de afzonderlijke opgaven van inschrijvingen en behaalde graden in de peilperiode aan
de Transnationale Universiteit Limburg (gelieerd aan de Universiteit Maastricht);
-
• de afzonderlijke opgave van het aantal proefschriften leidend tot een promotie en
ontwerperscertificaten door instellingen voor wetenschappelijk onderwijs (deze gegevens
zijn niet opgenomen in BRON):
Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:
-
• de studentenadministratie van de te onderzoeken instelling;
-
• de in BRON geregistreerde studentgegevens;
-
• het promotieregister dat volgens de WHW bij een instelling voor hoger onderwijs aanwezig
moet zijn;
-
• de afzonderlijke opgaven van het aantal proefschriften en/of ontwerperscertificaten
van instellingen voor wetenschappelijk onderwijs;
-
• voor de Transnationale Universiteit Limburg: de afzonderlijke opgaven van de hiervoor
van deze instellingen genoemde gegevens;
-
• het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO).
Voor de betekenis van de door DUO uitgevoerde controles en eventuele signalen bij
de verwerking van de studentgegevens in BRON wordt verwezen naar het Programma van
Eisen Instellingen HO (beschikbaar via de site van DUO).
Indien Studielink een verklaring kan overleggen waaruit blijkt dat de maatregelen
en procedures ter waarborging van de betrouwbaarheid en de continuïteit van de geautomatiseerde
gegevensverwerking door of namens de Stichting Studielink voldoen aan de gestelde
normen kan de instellingsaccountant, indien en voor zover aanmeld-, inschrijf- en
betalingsgegevens via Studielink worden verstrekt aan de instelling, bij de beoordeling
van de juistheid van de gegevens uitgaan van een correcte werking en aflevering van
de gegevens door Studielink. Indien de bedoelde verklaring niet aanwezig is kan de
instellingsaccountant volstaan met een disclaimer in het assurance-rapport.
In de foto van Studielink is het zichtbaar als de centrale verificatie van DUO is
geleverd aan de instelling.
3.5.2.2 Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant
1 december 2010
De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie
hierover vast in zijn dossier.
De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere de Standaard 240
en de notitie ‘Helderheid in de bekostiging van het hoger onderwijs’. In de hierna
beschreven onderzoeksaanpak wordt uitgegaan van een voor een onderwijsinstelling normaal
laag inherent risico. Als er sprake is van verhoogd inherent risico past de instellingsaccountant
de omvang van de werkzaamheden aan. Daarnaast heeft de risicoanalyse als doel om tot
een uitspraak te komen over de vraag of de instellingsaccountant bij zijn verdere
werkzaamheden kan steunen op de aanwezige interne beheersingsmaatregelen (IB).
De werkzaamheden verricht door een interne controle afdeling van de instelling kunnen
niet de door de instellingsaccountant te verrichten werkzaamheden vervangen. De werkzaamheden
van de interne controle afdeling maken onderdeel uit van de interne beheersingsstructuur
van het onderzoeksobject.
Om tot een uitspraak over de kwaliteit van de IB te komen dient de instellingsaccountant
werkzaamheden te verrichten.
Deze werkzaamheden bestaan uit:
-
• minimaal 20 proceduretesten; of
-
• werkzaamheden, op grond waarvan de instellingsaccountant een uitspraak kan doen over
de kwaliteit van de werkzaamheden van een interne controle afdeling.
Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde
werkzaamheden met betrekking tot de werking van de IB tot de conclusie komt dat hij
kan steunen op de goede werking van de IB, dient in het onderzoeksdossier vast te
liggen op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.
Steunen op IB
Indien de instellingsaccountant op grond van zijn verrichte werkzaamheden tot de conclusie
komt dat hij kan steunen op de aanwezige IB, kan de instellingsaccountant zijn gegevensgerichte
werkzaamheden (per soort gegevens) beperken tot:
|
Aantal records
|
Omvang gegevensgerichte werkzaamheden
|
|
< 101
|
5 deelwaarnemingen
|
|
> 100 en < 501
|
10 deelwaarnemingen
|
|
> 500 en < 1.001
|
15 deelwaarnemingen
|
|
> 1.000 en < 5.001
|
20 deelwaarnemingen
|
|
> 5.000
|
25 deelwaarnemingen
|
Tot de gegevensgerichte werkzaamheden worden NIET de bij de toetsing van de werking van de IB uitgevoerde werkzaamheden gerekend.
Als bij de beperkte gegevensgerichte werkzaamheden fouten door de instellingsaccountant
worden geconstateerd, wordt het onderzoek uitgebreid naar een onderzoek met een omvang
op grond waarvan een uitspraak over de gehele massa kan worden gedaan (statistisch
bepaalde steekproef omvang).
Niet steunen op IB
Indien de uitkomst van de risicoanalyse aangeeft dat de instellingsaccountant NIET
kan steunen op de aanwezige IB of in het geval de instellingsaccountant kiest voor
een gegevensgerichte onderzoeksaanpak, wordt gebruik gemaakt van een statistisch bepaalde
steekproef omvang.
In geval van een statistische steekproef dient minimaal in het onderzoeksdossier van
de instellingsaccountant aanwezig te zijn:
-
– bepaling van de massa;
-
– bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout
en een onderbouwing van deze inschatting;
-
– wijze van selectie van de posten;
-
– een foutenevaluatie.
3.5.2.3 Minimale werkzaamheden
1 december 2015
Algemene werkzaamheden
De instellingsaccountant stelt vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Aansluiting van de actuele OBO (of de afzonderlijke opgave van bekostigings-gegevens)
op de administratie van de instelling
|
– de gegevens in BRON over de peilperiode aansluiten op de gegevens volgens de te
onderzoeken studentenadministratie;
– de opgaven van het aantal proefschriften leidend tot een promotie en het aantal
ontwerperscertificaten aansluiten op het register dat hiervan wordt aangehouden door
de instelling;
– de overige afzonderlijke opgegeven bekostigingsgegevens aansluiten op de gegevens
uit de administratie van de betreffende instelling.
|
|
Verificatie nationaliteitsgegevens
|
– de instelling een procedure heeft ingericht voor de verificatie van nationaliteitsgegevens
voorzover deze gegevens niet zijn opgenomen in een basisregistratie personen (BRP)
volgens de Wet Basisregistratie personen.
|
|
Naleving van Koppelingswet
|
– de instelling een procedure heeft beschreven en hanteert voor de inschrijving van
studenten die vallen onder de Koppelingswet (bij de inschrijving 18 jaar of ouder
en niet over een Nederlandse Nationaliteit beschikken).
|
|
Notitie Helderheid HO
|
– de door instelling m.b.t. bekostigingsgegevens in het jaarverslag verantwoorde informatie
(thema 8 maatwerktrajecten, het aantal studenten dat hieraan deelneemt) juist en volledig
is.
|
|
Afzonderlijke opgave van promoties WO (WHW artikel 7.18 en UWHW 2008 artikel 4.21)
|
– het aantal proefschriften dat in 2015 heeft geleid tot een promotie, onder verantwoordelijkheid
van de instelling, overeenkomt met het aantal proefschriften dat is opgenomen in het
promotieregister van de betreffende instelling wegens een in 2015 met goed gevolg
verdedigd proefschrift.
– het aantal proefschriften dat in 2015 heeft geleid tot een promotie, gezamenlijk
verleend met Nederlandse instellingen, overeenkomt met het aantal proefschriften dat
is opgenomen in het promotieregister van de betreffende instelling wegens een in 2015
met goed gevolg verdedigd proefschrift.
– het aantal proefschriften dat in 2015 heeft geleid tot een promotie, gezamenlijk
verleend met buitenlandse instellingen, ten overstaan van het college voor promoties
of de commissie bedoeld in artikel 7.18, vierde lid, van de wet, overeenkomt met het
aantal proefschriften dat is opgenomen in het promotieregister van de betreffende
instelling wegens een in 2015 met goed gevolg verdedigd proefschrift.
|
|
Afzonderlijke opgave ontwerperscertificaten WO
|
– het aantal in 2015 uitgereikte ontwerperscertificaten overeenkomt met het aantal
getuigschriften wegens het met goed gevolg afronden van onderwijs als bedoeld in bijlage
7 bij het UWHW 2008.
|
Beoordeling van inschrijvingen in de peilperiode (HO)
Voor wat betreft inschrijvingen gedurende de peilperiode (HO) stelt de instellingsaccountant
vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Toetsing gegevens vooropleiding (hoofdstuk 7, titel 2 van de WHW)
|
– bij een nieuwe inschrijving bacheloropleiding: de student voldoet aan de vooropleidingseisen
ex hoofdstuk 7, titel 2, paragraaf 1 van de WHW op basis van digitale verificatie
door DUO of afschriften van getuigschriften;
– bij een nieuwe inschrijving bacheloropleiding: de student aan een opleiding met
een landelijke beperkte instroom is toegelaten op grond van een bewijs van DUO d.m.v.
digitale registratie in studielink of de student heeft een schriftelijk bewijs namens
DUO overhandigd van de toelating tot deze opleiding. Of voldoet de student aan de
vooropleidingseisen op basis van digitale verificatie door DUO of zijn er afschriften
van getuigschriften aanwezig bij de instelling;
– bij een nieuwe inschrijving masteropleiding: de student voldoet aan de vooropleidingseisen
ex hoofdstuk 7, titel 2, paragraaf 2 van de WHW op basis van digitale verificatie
door DUO of afschriften van getuigschriften of een bewijs van toelating voor die opleiding
ex artikel 7.30b, lid 3.
Digitale verificatie door DUO kan bijvoorbeeld aan de hand van de foto van Studielink
worden vastgesteld. De Studielink foto laat zien dat centrale verificatie van de vooropleiding
door DUO is geleverd aan de instelling.
|
|
Het voldoen aan de verplichting tot het betalen van collegegeld (artikelen 7.37 en 7.43 van de WHW)
|
– de student op het moment van inschrijving heeft voldaan aan de verplichting tot
het voldoen van collegegeld ex artikel 7.37 en ex artikel 7.43 van de WHW, dat wil
zeggen een betaling van het collegegeld ineens of op basis van een machtiging tot
het innen van het collegegeld via een regeling tot gespreide betaling, zijnde het
instellingscollegegeld of het wettelijk collegegeld;
– bij het voldoen van het collegegeld voor de student door een derde, de student schriftelijk
of via digitale mogelijkheid in Studielink heeft verklaard hiermee akkoord te zijn
gegaan;
– de student niet is vrijgesteld van het voldoen van collegegeld ex artikel 7.48,
lid 1 of lid 2 van de WHW.
|
|
Toetsing inschrijving aan een opleiding (artikel 7.32 van de WHW)
|
– de volgende velden van de recordsoort inschrijving (ISG) in BRON juist zijn gevuld:
• datum inschrijving
• datum uitschrijving
• opleidingscode
• opleidingsfase
• opleidingsvorm
• inschrijvingsvorm
• eerste inschrijving
Vooruitlopend op de aanpassing van de WHW is de datum inschrijving juist als een inschrijving
gedurende de maand heeft plaatsgevonden en op de eerste van de betreffende maand in
BRON is geregistreerd. Dit geldt echter niet voor de maand oktober vanwege de afgrenzing
van de peilperiode tot en met 1 oktober 2015.
|
|
Toetsing inschrijving aan een opleiding (artikel 7.32 van de WHW, artikel 4.1 lid 4 van de Regeling aanmelding en toelating hoger onderwijs)
|
Indien GEEN verificatie door DUO heeft kunnen plaatsvinden op nationaliteit en verblijfstatus
van de student, dienen de volgende werkzaamheden uitgevoerd te worden aan de hand
van bewijsstukken, die bij de instelling aanwezig zijn.
Er is GEEN verificatie door DUO bij het ontbreken van BRP-relatie, de indicatie GBA-relatie
(recordsoort PER) staat dan op N.
– de volgende velden in BRON juist zijn gevuld
• Nationaliteit (recordsoort NAT)
• Verblijfstitelcode (recordsoort VBT)
• Omschrijving verblijfstitel (recordsoort VBT)
• Type verblijfsvergunning (recordsoort VBV)
• Omschrijving verblijfsvergunning (recordsoort VBV)
– indien de student als vreemdeling moet worden beschouwd ex artikel 7.32, lid 5 van
de WHW:
• de student jonger is dan 18 jaar, of
• rechtmatig verblijf houdt in Nederland op basis van de Vreemdelingenwet 2000 (naleving
koppelingswet);
– bij nieuwe inschrijvingen van vreemdelingen ouder dan 18 jaar een van de volgende
gegevens beschikbaar is:
• een definitieve verblijfsvergunning, of
• een bewijs van een aanvraag tot verblijfsvergunning cq machtiging tot voorlopig
verblijf, of-;
• een bewijs van een verzoek tot verlenging van een verblijfsvergunning, of
• een ontvangstbevestiging van de IND en tevens verzoek tot en betaling van de leges
voor een verblijfsvergunning;
– dat de student behoort tot een van de groepen studerenden, als bedoeld in artikel
2.2, lid 1 van de Wet studiefinanciering 2000. Hieronder valt ook het verifiëren van
de specifieke redenen voor het opvoeren van type 1 verblijfsvergunningen en dat de
daarmee verband houdende code verblijfsvergunningen juist is.
|
Aanvullende werkzaamheden derdenmachtigingen
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder in de sector MBO
geoordeeld dat indien uit gegevens blijkt dat sprake is van overeenstemming gericht
op het volgen van onderwijs en daadwerkelijk het onderwijs is genoten, bij het niet
aanwezig zijn van een schriftelijke overeenkomst of het ontbreken van een handtekening
daarop sprake is van het niet-naleven van de vormvoorschriften. Bij het niet-naleven
van vormvoorschriften wordt de terugvordering van het volledige bedrag aan teveel betaalde bekostiging niet redelijk geacht. In dat kader is het niet passend
om aan de instellingsaccountant te vragen een bekostigde inschrijving bij het niet
tijdig aanwezig zijn van een regeling met betrekking tot de betaling van het collegegeld/derdenmachtiging
per definitie als niet rechtmatig voor de bekostiging aan te laten merken. Daarom
wordt in deze paragraaf aangegeven hoe de instellingsaccountant in een dergelijk geval
moet handelen. In deze gevallen wordt gebruik gemaakt van een kwalitatieve tolerantie.
Hiermee wordt bedoeld dat de instellingsaccountant bij het constateren van gebreken
de procedures m.b.t. de tijdige en juiste totstandkoming van de derdenmachtigingen
bij de instelling beoordeelt en indien de procedure niet op orde is hierover in de
vorm van een uitzonderingsrapportage aan DUO rapporteert. Voor indiening van deze uitzonderingsrapportage bij DUO en het aanbiedingsformulier
wordt verwezen naar paragraaf 3.1.
Daarnaast treedt de instellingsaccountant in overleg met het bevoegd gezag van de
onderwijsinstelling over de benodigde aanpassingen in de procedures met het doel de
onvolkomenheden daarin op te heffen.
De uitzonderingsrapportage is van belang, omdat een instelling alle wettelijke voorschriften
moet naleven. Indien uit uitzonderingsrapportages herhaaldelijk blijkt dat een instelling
niet aan de wettelijke eisen voldoet dan kan opschorting van de rijksbijdrage plaatsvinden
tot het moment waarop alsnog aan de wettelijke eisen wordt voldaan of kan de rijksbijdrage
geheel of gedeeltelijk worden ingehouden.
Indien een regeling met betrekking tot de betaling van het collegegeld/derdenmachtiging
ontbreekt, dan hoeft de bekostigde inschrijving niet per definitie fout gerekend te
worden. Hieronder wordt aangegeven wat van de instellingsaccountant in zo’n geval
wordt gevraagd.
Niet tijdig ondertekende derdenmachtiging
Indien op 1 oktober geen regeling met betrekking tot de betaling van het collegegeld/derdenmachtiging
aanwezig is, terwijl dit wel vereist is, dan hoeft de bekostigde student niet als fout aangemerkt te worden als de instellingsaccountant
heeft vastgesteld dat de betreffende student wel aan de overige bekostigingsvereisten
voldoet. Er moet met name zekerheid zijn dat het wettelijk collegegeld niet door de
instelling is betaald en de betreffende student op de teldatum daadwerkelijk onderwijs
volgde aan de instelling.
Voor wat betreft de Transnationale Universiteit Limburg voert de instellingsaccountant
deze onderzoeken uit op de opgave van inschrijvingen met een Nederlandse nationaliteit
en op de inschrijvingen met de niet-Belgische nationaliteit. Conform het Verdrag tussen
Nederland en Vlaanderen over de Transnationale Universiteit Limburg, wordt het aantal
studenten dat niet over de Nederlandse of Belgische nationaliteit beschikt naar rato
van de verhouding Nederlandse en Belgische studenten toegerekend aan Nederland. Voor
dit aandeel stelt de instellingsaccountant vast dat de studenten voldoen aan de bekostigingsvoorwaarden
zoals die gelden onder de bepalingen van de WHW.
Verlening van graden in de peilperiode
Voor wat betreft de graden (bachelor, master, associate degree, ongedeeld) die aan
een student zijn verleend in de peilperiode stelt de instellingsaccountant vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Toetsing velden datum diploma, eerste graad en opleidingsfase en ter validering van
artikel 7.10a, artikel 18.15 en artikel 18.20 van de WHW en artikel 4.1, artikel 4.9 en artikel 4.20 van het UWHW 2008)
|
– het verlenen van de graad Bachelor en/of graad Master en/of de graad AD geschiedt
na of op het moment dat sprake is van het met goed gevolg afleggen van het afsluitend
examen, zoals vastgesteld door de examencommissie;
– het veld datum diploma(datum behalen graad) (recordsoort GRD) overeenkomt met de
datum zoals vastgesteld door de examencommissie
– het veld opleidingsfase en opleidingscode(recordsoort GRD) juist is ingevuld en
overeenkomst met de graad, zoals die door de examencommissie is vastgesteld
– het veld eerste graad (recordsoort GRD) juist is ingevuld in BRON
De waarneming bij de beoordeling van graden Bachelor, Master of AD (Associate Degree)
of het met goed gevolg afleggen van het afsluitend examen is gericht op de velden
‘datum diploma’ (moet bij een graadverlening zijn ingevuld) en ‘opleidingsfase’
|
Voor wat betreft de Transnationale Universiteit Limburg voert de instellingsaccountant
deze onderzoeken uit op de opgave van het aantal in deze periode verleende graden
aan studenten met een Nederlandse nationaliteit en studenten met de niet-Belgische
nationaliteit. Conform het Verdrag tussen Nederland en Vlaanderen over de Transnationale
Universiteit Limburg, wordt het aantal studenten dat niet over de Nederlandse of Belgische
nationaliteit beschikt naar rato van de verhouding Nederlandse en Belgische studenten
toegerekend aan Nederland. Voor dit aandeel stelt de instellingsaccountant vast dat
de studenten voldoen aan de bekostigingsvoorwaarden zoals die gelden onder de bepalingen
van de WHW.
Proefschriften leidend tot promoties en het verlenen van ontwerperscertificaten in
2015
De universiteiten doen afzonderlijk opgaven van het aantal proefschriften dat in 2015
heeft geleid tot een promotie en van het aantal ontwerperscertificaten dat in 2015
is uitgereikt wegens het met goed gevolg afronden van onderwijs als bedoeld in bijlage
7 bij het UWHW 2008.
De instellingsaccountant stelt vast dat:
|
Item
|
Te verrichten werkzaamheden
|
|
Vaststellen van de aanwezigheid van de getuigschriften en het succesvol verdedigde
proefschrift
|
– in de administratie van de instelling de met succes verdedigde proefschriften en
ontwerperscertificaten aanwezig zijn;
– de promotiecommissie het promotieverslag heeft getekend en dat op het promotieverslag
is aangegeven dat de kandidaat is gepromoveerd;
– de getuigschriften zijn afgegeven door de instelling mede namens een promotiecommissie
die aan de betreffende instelling is verbonden.
|
Werkzaamheden in verband met de te bepalen controlegetallen
Bij het accountantsonderzoek wordt vastgesteld dat de inhoud van de actuele OBO voldoet
aan de eisen. Hierin moeten eventuele mutaties naar aanleiding van het accountantsonderzoek
door de HO-instelling via de reguliere weg aan DUO worden geleverd. Na verwerking
en terugmelding door DUO moet de instelling een actuele OBO opvragen. Deze wordt dan
geleverd met een lijst met verschillen tussen de nieuwe en vorige OBO. De instellingsaccountant
stelt vast dat de mutaties juist en volledig zijn doorgevoerd.
De instellingsaccountant stelt een assurance-rapport op bij deze actuele OBO.
In het Programma van Eisen Instellingen HO (PvE) van BRON is beschreven hoe de controlegetallen
worden bepaald.
3.5.3 Assurance-rapport
Algemeen
1 december 2010
Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een ander dan een goedkeurend
assurance-rapport afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Zie hiervoor Standaard
3000 vanaf paragraaf 51 van de ‘Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden
(NV COS)’ van de NBA.
Goedkeurend assurance-rapport HO
1 juli 2015
Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van
de bekostigingsgegevens van HO-instellingen (4b).
Assurance-rapport bij de bekostigingsgegevens, afgegeven voor Dienst Uitvoering Onderwijs
en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of indien van toepassing, de Minister
van Economische Zaken.
Aan: Opdrachtgever
Opdracht en verantwoordelijkheden
Wij hebben onderzocht of de bijgevoegde, door ons gewaarmerkte*) opgave(n) van de gegevens van ... (naam ho-instelling) met brinnummer ... te ...
(zetel) de gegevens inzake inschrijvingen, graadverleningen en afsluitend examen,
proefschriften* en ontwerperscertificaten*, juist weergeeft (weergeven). Deze gegevens
hebben betrekking op inschrijvingen, graadverleningen en afsluitende examens die zijn
opgenomen in BRON en worden weergegeven via een opgave van controlegetallen en betreffen
de stand over de onderzoeksperiode 2 oktober 2014 tot en met 1 oktober 2015. Deze
gegevens kunnen tevens betreffen de afzonderlijke opgave van proefschriften leidend
tot een promotie onder verantwoordelijkheid van de instelling of samen met andere
(bekostigde) instellingen en ontwerperscertificaten in het kalenderjaar 2015**). De opgave(n) is (zijn) opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van
de instelling.
De opgave(n) sluit(en) met de volgende controlegetallen:
| |
Controlegetal
|
|
Totaal opleidingscode
|
|
|
Totaal inschrijvingen
|
|
|
Totaal graden
|
|
|
Totaal generaal
|
|
aan bij de actuele OBO (datum uit de bestandsnaam OBO) van DUO.
Het is onze verantwoordelijkheid een assurance-rapport inzake de juistheid van de
opgave(n) te verstrekken.
Werkzaamheden
Wij hebben ons onderzoek verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder
het onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2015 en Standaard 3000 Assurance-opdrachten
anders dan opdrachten tot controle of beoordeling van historische financiële informatie.
Dienovereenkomstig dienen wij ons onderzoek zodanig te plannen en uit te voeren, dat
een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de opgave geen afwijkingen van
materieel belang bevat. Een assurance-opdracht omvat het uitvoeren van werkzaamheden
ter verkrijging van assurance-informatie over de controletotalen in de opgave(n).
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt
is als basis voor ons oordeel.
Oordeel
Naar ons oordeel geeft(geven) de opgave(n) van de gegevens, de gegevens in alle van
materieel belang zijnde aspecten juist weer in overeenstemming met het onderwijsaccountantsprotocol
OCW/EZ 2015.
Overige aspecten – beperking in gebruik en verspreidingskring
Ons assurance-rapport is uitsluitend bestemd voor de instelling, DUO en het Ministerie
van OCW of indien van toepassing, het Ministerie van EZ en dient niet te worden verspreid
aan of te worden gebruikt door anderen.
Plaats, datum
Naam accountantsorganisatie
Naam accountant
Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden:
*) Alleen waarmerking indien geen identificatie via de controlegetallen.
**) Alleen van toepassing voor universiteiten.
3.6 Onderzoeksprocedure prestatiebekostiging sector HO
3.6.1 Algemeen
1 december 2015
In artikel 12 van het Besluit experiment prestatiebekostiging hoger onderwijs (hierna:
het Besluit) is opgenomen dat de hogescholen en universiteiten waaraan voor de jaren
2013 tot en met 2016 prestatiebekostiging is toegekend verplicht zijn om de juistheid
van de in de verantwoording over het jaar 2015 opgenomen verplichte indicatoren voor
onderwijskwaliteit en studiesucces door de instellingsaccountant te laten valideren.In
de toelichting (bij dit artikel) van het Besluit is opgenomen, dat hiertoe het controleprotocol
wordt aangepast. Het controleprotocol bevat de vertaalslag van de bekostigingsvoorwaarden
uit de wet- en regelgeving naar de minimale onderzoekswerkzaamheden die ten grondslag
liggen aan het afgeven van het assurance-rapport bij de verplichte indicatoren voor
onderwijskwaliteit en studiesucces. Voor de tekst van het assurance-rapport is een
format opgenomen dat door de instellingsaccountant moet worden gebruikt. Het onderzoek
heeft betrekking op de verplichte indicatoren voor onderwijskwaliteit en studiesucces,
zoals bedoeld in artikel 8, tweede lid, tweede volzin van het Besluit. De grondslag
voor de werkzaamheden van de instellingsaccountant ligt in artikel 12 lid 1 onder
e van het Besluit experiment prestatiebekostiging hoger onderwijs en de uitleg, die
daaraan door het departement is gegeven in de brief d.d. 21-09-2015 met kenmerk 794047.
Het onderdeel onderzoeksprocedure prestatiebekostiging HO is van toepassing op alle
bekostigde onderwijsinstellingen in de sector HO, aangezien alle bekostigde instellingen
in de jaren 2013 tot en met 2016 prestatiebekostiging hebben ontvangen van de minister
van OCW of EZ.
De voor het onderzoek van de bekostigingsgegevens relevante wet- en regelgeving bestaat
uit:
-
• Besluit experiment prestatiebekostiging hoger onderwijs;
-
• RJO (in het bijzonder artikel 4, lid 5).
De wet- en regelgeving is terug te vinden op www.overheid.nl
Overige relevante informatie ten aanzien van de prestatieafspraken betreft:
-
• Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en wetenschap ‘Kwaliteit in verscheidenheid’
d.d.1 juli 2011 (Kamerstukken II 2010–2011, 31 288 nr. 194)
-
• Hoofdlijnenakkoorden met VSNU en HBO-raad december 2011 (Kamerstukken II 2010–2011,
31 288, nr. 246 en nr. 247)
-
• Brief OCW uitnodiging prestatieafspraken d.d. december 2011 (kenmerk 357913 WO en
kenmerk 35707 HBO)
-
• Brief OCW nadere informatie over de prestatieafspraken d.d. 5 maart 2012 (kenmerk
385991 WO en kenmerk 385994 HBO), brief EZ nadere informatie over de prestatieafspraken
d.d. 7 maart 2012 (kenmerk 262772) en brief prestatieafspraken met hogescholen en
universiteiten d.d. 7 maart 2012 aan de TK (kenmerk 386473)
-
• Brief OCW verantwoording prestatieafspraken d.d. 3 juli 2013 (kenmerk 526628)
-
• Brief OCW accountantscontrole prestatieafspraken d.d. 21 september 2015 (kenmerk 794047)
Voor vragen m.b.t. de inhoud van de prestatieafspraken of de regelgeving t.a.v. de
prestatieafspraken heeft OCW een postbus met emailadres geopend. (prestatieafspraken-ho@minocw.nl)
3.6.2 Onderzoek prestatie indicatoren 2015
3.6.2.1 Object van onderzoek
1 december 2015
De realisatie van de afspraken voor de verplichte prestatie indicatoren voor onderwijskwaliteit
en studiesucces in 2015 is voorwaarde voor de continuering van de middelen in een
daaropvolgend tijdvak. Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant
primair de juistheid van deze gegevens vaststelt. Deze gegevens worden ontleend aan
het jaarverslag van de instelling over het verslagjaar 2015. De instellingsaccountant
geeft een assurance-rapport af over de realisatie van de verplichte indicatoren voor
onderwijskwaliteit en studiesucces in het jaarverslag over het verslagjaar 2015. De
instellingsaccountant maakt bij de uitvoering van zijn werkzaamheden op deze indicatoren
het volgende onderscheid:
-
1. Onderzoek van indicatoren die niet worden ontleend aan reeds gevalideerde externe
informatiebronnen.
De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in dat onjuistheden groter dan
2% (per indicator) worden ontdekt. Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten, ongeacht
het materiële belang, worden gecorrigeerd.
De instellingsaccountant richt zijn onderzoek daartoe zodanig in, dat hij met een
redelijke mate van zekerheid kan verklaren dat in de verplichte indicatoren voor onderwijskwaliteit
en studiesucces geen afwijkingen (fouten en onzekerheden) voorkomen met een materieel
belang.
Indien dit begrip voor het gebruik van statistische technieken gekwantificeerd moet
worden, moet uitgegaan worden van een betrouwbaarheid van 95 procent.
-
2. Beoordeling van indicatoren die worden ontleend aan reeds gevalideerde externe informatiebronnen.
De instellingsaccountant richt de beoordeling op de gehanteerde systematiek en bron
bij de berekening van de indicator. De instellingsaccountant onderzoekt voor deze
indicatoren niet de betrouwbaarheid van de gehanteerde informatiebronnen. Dit resulteert
in een beperking van de reikwijdte.
De instellingsaccountant richt zijn onderzoek daartoe zodanig in, dat hij met een
beperkte mate van zekerheid kan verklaren dat in deze indicatoren geen afwijkingen
(fouten en onzekerheden) voorkomen met een materieel belang.
Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:
-
• het jaarverslag van de instelling over het verslagjaar 2015;
-
• de beschikking van de gemaakte prestatieafspraak;
-
• bijlage ‘Gebruikte definities verplichte indicatoren onderwijskwaliteit en studiesucces’
(bijlage van de brief met kenmerk 526628 die op 3 juli 2013 aan de instelling is verzonden);
-
• eventuele brieven van OCW of EZ waarin daarop expliciet aanpassingen zijn toegestaan;
-
• het advies van de reviewcommissie over het ingediende plan inclusief bijlage 1a ‘verplichte
indicatoren onderwijskwaliteit en studiesucces’ (te vinden op de website van de reviewcommissie
http://www.rcho.nl//asp/invado.asp?t=show&var=1038&fontsize=11);
-
• voor de instellingen die de ‘deelname aan excellentie trajecten’-indicator als indicator
voor kwaliteit/excellentie hebben gehanteerd: brieven van Sirius m.b.t. geaccordeerde
excellentieprogramma’s;
-
• voor de instellingen die de ‘studenten aan opleidingen met goed/excellent score NVAO’-indicator
als indicator voor kwaliteit/excellentie hebben gehanteerd: de accreditatieoordelen
van de NVAO;
-
• de studiegids (indien deze in de gemaakte prestatie afspraak als bron is opgenomen);
-
• de relevante gegevens voor de indicatoren uit 1 Cijfer ho;
-
• voor de instellingen die de ‘studentenoordeel over de opleiding in het algemeen’-indicator
als indicator voor kwaliteit/excellentie hebben gehanteerd: de relevante gegevens
voor de indicatoren uit het algemeen studentenoordeel over de opleiding (NSE) en
-
• de relevante gegevens voor de indicatoren uit de monitorinformatie van DUO (jaarlijks
in maart beschikbaar voor de instellingen).
Voor de indicatoren, die ontleend worden aan reeds gevalideerde externe bronnen (niet
de eigen administratie van de instelling), te weten: 1cijferHO, NSE en NVAO mag de
accountant uitgaan van de juistheid van deze bronnen. De instellingsaccountant veronderstelt
de studiegids, indien deze in de gemaakte prestatie afspraak als bron is opgenomen,
als de bron voor de geprogrammeerde contacturen en onderzoekt niet de totstandkoming
van de studiegids. Indien gewenst kan de accountant hiervoor een disclaimer opnemen
in het assurance-rapport.
3.6.2.2 Minimale werkzaamheden
1 december 2015
De instellingsaccountant stelt voor alle verplichte indicatoren onderwijskwaliteit
en studiesucces (per indicator) vast dat:
-
– de score(realisatie) op de indicator over het jaar 2015 juist is opgenomen en juist
is berekend in het jaarverslag over 2015, dat wil zeggen berekend volgens de in het jaarverslag over 2015 opgenomen definitie(s),
omschrijving(en), query(‘s), bron(nen) en methode(n);
-
– de definitie(s), omschrijving(en), query(‘s), bron(nen) en methode(n) voor de indicator
die de instelling in 2015 heeft gehanteerd in de berekening en verantwoording in het
jaarverslag over 2015 overeenkom(t)en met de afgesproken definitie(s), omschrijving(en),
query(‘s), bron(nen) en methode(n) zoals opgenomen in de bijlage ‘Gebruikte definities verplichte indicatoren onderwijskwaliteit en studiesucces’
bij de beschikking van de prestatieafspraken (deze bijlage is bij de brief van 3 juli 2013 verzonden), inclusief eventuele nadien daarin door de minister toegestane aanpassingen.
Voor een aantal indicatoren voor onderwijskwaliteit en studiesucces zijn geen reeds
gevalideerde landelijke gegevensbestanden beschikbaar, namelijk de indicatoren kwaliteit/excellentie
(deelname aan excellentie trajecten), docent kwaliteit, onderwijsintensiteit en indirecte
kosten. Om een uitspraak te kunnen doen over de juistheid van de overige indicatoren (geen
reeds gevalideerde landelijke gegevensbestanden beschikbaar) zal de instellingsaccountant
ook werkzaamheden moeten verrichten om vast te stellen dat de administratie, waaraan
deze indicatoren zijn ontleend aan de daaraan te stellen eisen voldoet.
De NBA werkgroep onderwijs neemt het initiatief voor een nadere uitwerking hiervan
in een handleiding /werkprogramma. Deze handleiding zal na overleg met de inspectie
op de website van de inspectie worden gepubliceerd.
Indien de instellingsadministratie niet aan deze eisen voldoet dan neemt de accountant
dit op in een rapport van bevindingen en indien nodig brengt de accountant dit in
de strekking van het assurance-rapport tot uitdrukking.
Voor deze indicatoren (geen reeds gevalideerde landelijke gegevensbestanden beschikbaar)
stelt de accountant ook de juistheid van de onderliggende data vast.
Indien de instelling de gehanteerde definitie(s), omschrijving(en), methode(n) en
query(’s), bron(nen) in de berekening van de score/realisatie over 2015 niet op juiste
wijze heeft opgenomen in het jaarverslag dan dient dit in de strekking van het assurancerapport
tot uitdrukking gebracht te worden.
3.6.3 Assurance-rapport
1 juli 2015
Algemeen
1 december 2015 2015
Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een ander dan een goedkeurend
assurance-rapport afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Zie hiervoor Standaard
3000 vanaf paragraaf 51 van de ‘Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden
(NV COS)’ van de NBA.
De instellingsaccountant verstrekt ter identificatie bij het assurance-rapport een
gewaarmerkte kopie van de pagina’s uit het jaarverslag van de instelling, waar het
assurance-rapport betrekking op heeft.
Goedkeurend assurance-rapport HO
1 december 2015
Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van
de verplichte indicatoren voor onderwijskwaliteit en studiesucces bekostigingsgegevens
van HO-instellingen (4b).
Assurance-rapport bij de verplichte indicatoren voor onderwijskwaliteit en studiesucces
bekostigingsgegevens over het jaar 2015, afgegeven voor Dienst Uitvoering Onderwijs,
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of indien van toepassing, de Minister
van Economische Zaken en de door de Ministers ingestelde Reviewcommissie Hoger Onderwijs
en Onderzoek.
Aan: Opdrachtgever
Opdracht en verantwoordelijkheden
Wij hebben onderzocht of de verplichte indicatoren onderwijskwaliteit en studiesucces,
zoals opgenomen in het jaarverslag* over het verslagjaar 2015 (bladzijde .. tot en
met ..) van ... (naam ho-instelling) met brinnummer ... te ... (zetel), juist zijn
weergeven. Deze indicatoren betreffen de stand van zaken over het jaar 2015. De indicatoren
zijn opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de instelling.
Combinatie van onderzoek- en beoordelingswerkzaamheden
Ons onderzoek bestaat uit de volgende combinatie van onderzoek- en beoordelingswerkzaamheden:
-
• Onderzoek van de indicatoren, zoals opgenomen in het jaarverslag*, die niet zijn ontleend
aan reeds gevalideerde informatiebronnen en aangemerkt met ‘gebaseerd op eigen administratie
van de instelling’,
-
• Beoordeling van de overige indicatoren, zoals opgenomen in het jaarverslag*, en aangemerkt
met ‘gebaseerd op reeds gevalideerde externe informatiebron’.
Onderzoekwerkzaamheden zijn gericht op het verkrijgen van een redelijke mate van zekerheid
op basis van voldoende en geschikte assurance-informatie.
Beoordelingswerkzaamheden zijn gericht op het verkrijgen van een beperkte mate van
zekerheid op basis van werkzaamheden die minder diepgaand zijn dan bij een onderzoek.
De mate van zekerheid bij beoordelingswerkzaamheden is daarom ook lager dan bij onderzoekwerkzaamheden.
Om die reden rapporteren wij onze conclusie met betrekking tot de onderzoekwerkzaamheden
en beoordelingswerkzaamheden afzonderlijk. Naar onze mening vervult deze gecombineerde
opdracht een rationeel doel.
Het bestuur van ... (naam ho-instelling) is verantwoordelijk voor het opstellen van
het jaarverslag. Het is onze verantwoordelijkheid een assurance-rapport inzake de
juistheid van de verantwoording van de verplichte prestatie indicatoren voor onderwijskwaliteit
en studiesucces te verstrekken
Werkzaamheden
Wij hebben ons onderzoek verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder
het onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2015 en Standaard 3000 Assurance-opdrachten
anders dan opdrachten tot controle of beoordeling van historische financiële informatie.
Onderzoekwerkzaamheden
Wij hebben ons onderzoek zodanig ingepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van
zekerheid wordt verkregen dat de verantwoording van de verplichte indicatoren voor
onderwijskwaliteit en studiesucces, aangemerkt met ‘gebaseerd op eigen administratie
van de instelling’, geen afwijkingen van materieel belang bevat. De assurance-opdracht
omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van assurance-informatie over
de verplichte indicatoren voor onderwijskwaliteit en studiesucces in het jaarverslag*
over het verslagjaar 2015.
Beoordelingswerkzaamheden – beperking in de reikwijdte
Wij hebben ons onderzoek zodanig ingepland en uitgevoerd, dat een beperkte mate van
zekerheid wordt verkregen dat de verantwoording van de overige verplichte indicatoren
voor onderwijskwaliteit en studiesucces, aangemerkt met ‘gebaseerd op reeds gevalideerde
externe informatiebron’, geen afwijkingen van materieel belang bevat. Deze indicatoren
zijn ontleend aan reeds gevalideerde externe informatiebronnen en wij hebben conform
het onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2015 geen onderzoek gedaan naar de juistheid
van deze informatiebronnen.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt
is als basis voor ons oordeel.
Oordeel
Gebaseerd op onze onderzoekwerkzaamheden
Naar ons oordeel geeft de verantwoording van de realisatie van de verplichte indicatoren
voor onderwijskwaliteit en studiesucces 2015, aangemerkt met ‘gebaseerd op eigen administratie
van de instelling’, zoals vermeld bij onze onderzoekwerkzaamheden, de indicatoren
in alle van materieel belang zijnde aspecten juist weer in overeenstemming met het
onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2015.
Gebaseerd op onze beoordelingswerkzaamheden
Ten aanzien van de verantwoording van de realisatie van de overige verplichte indicatoren
voor onderwijskwaliteit en studiesucces 2015, zoals vermeld bij onze beoordelingswerkzaamheden,
hebben wij op basis van de beperking in de reikwijdte van ons onderzoek zoals vermeld
in de paragraaf ‘Werkzaamheden’ op grond van ons onderzoek geen reden om te concluderen
dat deze de indicatoren in alle van materieel belang zijnde opzichten niet juist weergeeft
in overeenstemming met het onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2015.
Overige aspecten – beperking in gebruik en verspreidingskring
Ons assurance-rapport is uitsluitend bestemd voor de instelling, DUO, het Ministerie
van OCW of indien van toepassing, het ministerie van EZ en de door de Ministers ingestelde
Reviewcommissie Hoger Onderwijs en Onderzoek en dient niet te worden verspreid aan
of te worden gebruikt door anderen.
Plaats, datum
Naam accountantsorganisatie
Naam accountant
Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden:
* De accountant kan er voor kiezen een assurance verklaring af te geven bij een aparte
verantwoording (die dan wel aan dezelfde eisen uit de RJO moet voldoen). De accountant moet dan wel vaststellen dat deze verantwoording overeenkomt met (is
ontleend aan) de verantwoording zoals die verplicht via de RJO is opgenomen in het
jaarverslag. De verwijzing naar het jaarverslag in het assurance rapport kan dan worden aangepast.
Deze aparte verantwoording dient dan wel gewaarmerkt te worden en samen met het assurance
rapport te worden ingediend.
4 Controle FSR
1 juli 2014
4.1 Algemeen
Uitgangspunten
1 december 2013
De verantwoording door de instellingen voor Hoger Onderwijs over de specifieke doelsubsidies
die afkomstig zijn van de Rijksoverheid waar zulks in de regelgeving of de subsidietoewijzing
is aangegeven, worden opgenomen in één verantwoordingsdocument(single information):
de Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording (FSR), waarbij de instellingsaccountant
een controleverklaring (single audit) afgeeft.
Op grond van artikel 3. lid i van de Richtlijn Jaarverslaggeving Onderwijs is FSR
verplicht.
In het rapport ‘Univers(ele) vereenvoudiging’ is in hoofdstuk 3 en in de bijlagen bij het rapport het normenkader voor de FSR opgenomen.
De werking hiervan is geformaliseerd via de RJO artikel 3, lid i en het model overeenkomstig
de tabel in de bijlage van de RJO. Dit normenkader vormt het uitgangspunt voor de controle door de instellingsaccountant.
FSR
1 december 2012
De FSR bestaat uit het verantwoordingsdocument en een toelichting.
De FSR bevat:
-
• de financiële verantwoording over alle geoormerkte subsidiegeldstromen vanuit het
Rijk (derde geldstroom) waar zulks in de regelgeving en/of de subsidietoewijzing is
aangegeven exclusief de lumpsumbijdrage van OCW/EZ (eerste geldstroom) en exclusief
de subsidies van NWO/KNAW (tweede geldstroom);
-
• de in dat jaar afgeronde en lopende projecten. Zo wordt jaarlijks zekerheid gegeven
over de meerjarige projecten;
-
• alléén de informatie die van invloed is op de (financiële) vaststelling van de subsidie.
De inhoudelijke (niet-financiële) verantwoordingen worden rechtstreeks aan de subsidieverstrekker
overgelegd en niet gecontroleerd door een accountant;
-
• een toelichting. In de toelichting op de FSR:
-
○ rapporteert de instelling de niet-gecorrigeerde fouten (rapportagetolerantie van 0,1%).
Voor zover fouten in de controle worden gevonden is het uitgangspunt dat gevonden
fouten worden gecorrigeerd. Voor zover dat (om bepaalde redenen) niet gebeurt, worden
de fouten die voortkomen uit de interne en externe controle gemeld. Hiervoor geldt
een zogenaamde rapportagetolerantie(voor fouten 0,1% van de Financiële Specifieke
Rijkssubsidieverantwoording) die aangeeft wanneer de gevonden fouten moeten worden
gerapporteerd; en
-
○ beschrijft de instelling de gehanteerde grondslagen. De instelling hanteert daarbij
de Rijksbrede voorwaarden en begrippen conform de onderliggende subsidieregelingen.
Het gaat daarbij om gestandaardiseerde kostengrondslagen (gelimiteerd tot drie vormen),
gestandaardiseerde begrippen en gestandaardiseerde voorwaarden. Ook de voorwaarden
voor het gebruik van een systeem van integrale kosten worden vastgelegd in de afzonderlijke
subsidieregelingen. Deze begrippen en voorwaarden zijn ontleend aan het rapport ‘Univers(ele)
vereenvoudiging’.
Format FSR
1 december 2015
De instelling verstuurt de FSR (subsidieoverzicht) jaarlijks gelijktijdig met de jaarrekening
naar DUO vestiging Zoetermeer. In de bijlage bij de Regeling jaarverslaggeving onderwijs
is het format voor het overzicht opgenomen. De FSR wordt zowel in papieren vorm als
digitaal (EFJ) ingediend.
Het DUO stelt de FSR en controleverklaring van de instellingen niet automatisch elektronisch
beschikbaar aan de subsidieverstrekker en overige belanghebbenden. De subsidiegever
moet hiervoor zelf de instelling benaderen.
Om deze ‘shared service’ effectief uit te kunnen voeren moet de instelling aan de
volgende voorwaarden voldoen:
-
• de financiële rijkssubsidieverantwoording wordt gelijktijdig met het jaarverslag/jaarrekening
meegestuurd (dus vóór 1 juli);
-
• voor elke projectsubsidie moeten de volgende kenmerken vermeld worden: projectnummer,
opdrachtgever (subsidieverstrekker), uitvoeringsinstantie, looptijd, hoogte van de
projectsubsidie, het totale projectbudget, de maximale projectsubsidie en eventuele
specifieke verantwoordingseisen (zie ook het format voor het subsidieoverzicht).
Onderzoeksaanpak
1 juli 2014
De instellingsaccountant voert de volgende werkzaamheden uit.
De instellingsaccountant:
-
• stelt vast dat de FSR de grootte en de samenstelling van de specifieke doelsubsidies
juist weergeeft.
Uit de (subsidie)voorwaarden van de afzonderlijke specifieke doelsubsidies blijkt
of deze via de FSR verantwoord dienen te worden. Het is de instelling en niet de instellingsaccountant
die verantwoordelijk is voor de volledigheid van de FSR. Het niet opnemen van een
specifieke doelsubsidie door de instelling kan consequenties hebben voor het verantwoordingstraject
van die subsidie.
-
• stelt op grond van de subsidievoorwaarden/subsidieverplichtingen van de desbetreffende
in de FSR opgenomen afzonderlijke specifieke doelsubsidies vast dat de specifieke
doelsubsidies rechtmatig zijn besteed. De instellingsaccountant controleert, met inachtneming
van de goedkeuringstolerantie, het totaal van alle specifieke doelsubsidies. Ten aanzien
van de in paragraaf ‘Controlewerkzaamheden per regeling’ opgenomen specifieke doelsubsidies
schrijft het accountantsprotocol minimale controlewerkzaamheden voor.
Voor nog te besteden subsidies uit voorgaande jaren blijven de aanwijzingen uit voorgaande
accountantsprotocollen van kracht.
-
• stelt vast dat de in de toelichting op de FSR beschreven gehanteerde grondslagen:
-
○ voldoen aan Rijksbrede voorwaarden en begrippen. Dit betekent dat de beschreven grondslagen
in overeenstemming zijn met de in de onderliggende subsidieregelingen opgenomen gestandaardiseerde
kostengrondslagen, gestandaardiseerde begrippen en gestandaardiseerde voorwaarden;
-
○ juist door de instelling zijn toegepast. Ten aanzien van de kostengrondslag ‘integrale
kosten’ zijn extra voorwaarden gesteld. De instellingsaccountant stelt vast dat de
instelling voldaan heeft aan deze voorwaarden.
De toetsing van de gehanteerde grondslagen maakt onderdeel uit van de rechtmatigheidscontrole
van de FSR.
-
• stelt vast dat de instelling heeft voldaan aan de voorwaarden zoals beschreven in
‘Format FSR’.
-
• stelt de aansluiting van de FSR vast met de jaarrekening van de instelling.
Toleranties
1 juli 2014
Voor deze controle geldt een specifieke goedkeurings- en rapportagetolerantie (zie
Algemeen voor een toelichting). Het totaalbedrag van de bestedingen van de specifieke
doelsubsidies vormt een afzonderlijke massa waarop de toleranties voor de controle
van de bestedingen moeten worden toegepast. De instellingsaccountant richt zijn controle zodanig in dat hij kan verklaren dat
geen onrechtmatige bestedingen voorkomen met een belang dat groter is dan 3% van de
totale bestedingen van de specifieke doelsubsidies.
Als deze tolerantie wordt overschreden, maar de tolerantiegrens voor de jaarrekeningcontrole
niet, dan heeft dit geen invloed op de controleverklaring bij de jaarrekening. Zie
voor een nadere toelichting Algemeen. Het kan eventueel voor de instelling wel consequenties hebben voor terugbetalingsverplichtingen,
zoals uit de desbetreffende regeling blijkt.
Als de instellingsaccountant bestedingen constateert die in strijd zijn met de subsidievoorwaarden/subsidieverplichtingen
en deze hebben mogelijk invloed op de totale omvang van de specifieke doelsubsidies,
dan moet de instelling deze corrigeren. Indien de instellingsaccountant constateert dat de besteding niet rechtmatig is, dan
ziet de instellingsaccountant erop toe dat de instelling dit corrigeert.
Indien de correctie niet plaatsvindt dan neemt de instelling deze op in de toelichting
op de FSR.
De rapportagetolerantie is 0,1% van de totale bestedingen van de specifieke doelsubsidies.
Aansluiting tussen FSR en jaarrekening
1 juli 2009
De instellingsaccountant stelt de aansluiting vast tussen de FSR en de jaarrekening.
Accountantsproducten
1 december 2010
De instellingsaccountant geeft een controleverklaring af over zowel de juistheid als
de financiële rechtmatigheid van de specifieke doelsubsidies in de FSR.
Naast de juistheid van de FSR vallen de financiële informatie in de rapportage van
de instelling over de niet-gecorrigeerde fouten en de toelichting op de gehanteerde
grondslagen onder de reikwijdte van de controleverklaring.
Voor overige bevindingen maakt de instellingsaccountant gebruik van een rapport van
bevindingen, waarin hij de aard en de omvang van de bevindingen opneemt. Hij hanteert
daarbij de bij ‘toleranties’ opgenomen rapportagetolerantie. Hij maakt hier in ieder
geval gebruik van indien:
-
• de instelling niet-gecorrigeerde fouten niet opneemt in de toelichting bij de FSR;
-
• de grondslagen niet in overeenstemming zijn met de Rijksbrede voorwaarden en begrippen
zoals opgenomen in de onderliggende subsidieregelingen of niet juist worden toegepast;
-
• de instelling de voorwaarden zoals opgenomen in ‘Format FSR’ niet naleeft;
4.2 Controlewerkzaamheden per regeling
1 juli 2014
Algemeen
De instellingsaccountant controleert alle specifieke doelsubsidies. Het accountantsprotocol kan minimale controlewerkzaamheden voorschrijven ten aanzien
van één of meerdere met name genoemde doelsubsidies.
4.3 Controleverklaring bij FSR
1 juli 2013
Goedkeurende controleverklaring bij de Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording
(FSR) 2015 (5a)
Controle verklaring van de onafhankelijke accountant*)
Aan: Opdrachtgever
Verklaring betreffende de Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording (FSR)
Wij hebben de bijgevoegde Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording (FSR)
2015 van ... (naam instelling) te ... (statutaire vestigingsplaats) bestaande uit
het verantwoordingsdocument FSR en de toelichting daarop gecontroleerd. De FSR is
opgesteld door het bestuur van de instelling op basis van de Regeling Jaarverslaggeving
Onderwijs en de relevante wet- en regelgeving.
Verantwoordelijkheid van het bestuur
Het bestuur van de instelling is verantwoordelijk voor het opstellen van de FSR in
overeenstemming met de Regeling Jaarverslaggeving Onderwijs. Het bestuur is tevens
verantwoordelijk voor de rechtmatigheid van de opgenomen bedragen in de FSR. Dat houdt
in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet-
en regelgeving opgenomen bepalingen. Het bestuur is voorts verantwoordelijk voor een
zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opstellen van de FSR
en de naleving van die relevante wet- regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen
van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de FSR op basis van onze
controle, als bedoeld in artikel 3, lid i van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.
Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder
de Nederlandse controlestandaarden en het onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2015.
Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij
onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt
verkregen dat de FSR geen afwijkingen van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie
over de bedragen en de toelichtingen in de FSR. De geselecteerde werkzaamheden zijn
afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van
het inschatten van de risico’s dat de FSR een afwijking van materieel belang bevat
als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt
de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken
van de FSR van de specifieke doelsubsidies alsmede in het kader van de financiële
rechtmatigheid voor de naleving van die relevante wet- en regelgeving, gericht op
het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze
risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen
over de effectiviteit van de interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat
tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële
verslaggeving en de gebruikte financiële rechtmatigheidscriteria en van de redelijkheid
van de door het bestuur van de instelling gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie
van het algehele beeld van de FSR.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt
is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel betreffende de FSR
Naar ons oordeel geeft de FSR de grootte en de samenstelling van de specifieke doelsubsidies
van ... (naam entiteit) over 2015 in alle van materieel belang zijnde aspecten juist
weer in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.
Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze FSR verantwoorde specifieke doelsubsidies
over 2015 voldoen in alle van materieel belang zijnde aspecten aan de eisen van financiële
rechtmatigheid. Dit houdt in dat de bedragen in overeenstemming zijn met de in de
relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen.
Beperking in gebruik en verspreidingskring
Wij vestigen de aandacht op punt .. in de toelichting van de FSR, waarin is uiteengezet
voor welk doel de FSR is opgesteld en met welke basis voor financiële verslaggeving.
Hieruit volgt dat de FSR is opgesteld voor het Ministerie van OCW**) met als doel
het vaststellen van de specifieke doelsubsidies die in de FSR zijn opgenomen. De FSR
hoeft derhalve niet geschikt te zijn voor andere doeleinden. Onze controleverklaring
is uitsluitend bedoeld voor ... (naam instelling) en dient niet te worden verspreid
aan of te worden gebruikt door anderen dan het Ministerie van OCW**)
Plaats, datum
Naam accountantspraktijk
.... (naam onafhankelijke (of bevoegde interne) accountant)
*) Hieronder valt ook de bevoegde intern accountant.
**) en de overige bij de FSR betrokken departementen. De FSR en controleverklaring
worden (single information) door de instelling verzonden aan DUO en door OCW beschikbaar
gesteld aan de overige betrokken departementen.
5 Onderwijslinks
1 juli 2014
Voor actuele informatie over het onderwijsnummer kunt u terecht op de volgende internetsites:
6 Lijst met afkortingen
1 december 2014
|
ADR
|
Auditdienst Rijk
|
|
ao/ib
|
Administratieve organisatie en interne beheersing
|
|
AP
|
Accountantsprotocol
|
|
AOC
|
Agrarisch opleidingscentrum
|
|
BAPO
|
Bevordering Arbeidsparticipatie Ouderen
|
|
BBL
|
Beroepsbegeleidende leerweg
|
|
BOL
|
Beroepsopleidende leerweg
|
|
BPV
|
Beroepspraktijkvorming
|
|
BRON
|
Basisregister Onderwijs
|
|
BRP
|
Basisregistratie personen
|
|
BWOO
|
Besluit Werkloosheid Onderwijs- en Onderzoekspersoneel
|
|
CD
|
Centrale Dienst van het samenwerkingsverband
|
|
COS
|
Controle- en Overige Standaarden
|
|
CREBO
|
Centraal Register Beroepsopleidingen
|
|
CROHO
|
Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs
|
|
DT
|
Deeltijd
|
|
CT
|
Controletolerantie
|
|
CVI
|
Commissie van Indicatiestelling
|
|
DUO
|
Dienst Uitvoering Onderwijs
|
|
DT
|
Deeltijd
|
|
EFJ
|
Elektronisch Financieel Jaarverslag
|
|
EZ
|
(Ministerie van) Economische Zaken
|
|
FES
|
Fonds Economische Structuurversterking
|
|
FSR
|
Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording
|
|
GGL
|
Gewogen gemiddelde leeftijd
|
|
HARo
|
Handboek Auditing Rijksoverheid
|
|
HBO
|
Hoger Beroepsonderwijs
|
|
HO
|
Hoger onderwijs
|
|
IB
|
Interne beheersingsmaatregelen
|
|
IIVO
|
In Instellingstijd Verzorgd Onderwijsprogramma
|
|
IODAD
|
Interdepartementaal Overleg Departementale Auditdiensten
|
|
IPC
|
Innovatie- en praktijkcentrum
|
|
ISP
|
Intrasectoraal programma
|
|
LGF
|
Leerling gebonden financiering
|
|
LWOO
|
Leerwegondersteunend onderwijs
|
|
MBO
|
Middelbaar beroepsonderwijs
|
|
NBA
|
Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants
|
|
NV COS
|
Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden
|
|
NWO
|
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
|
|
OAP
|
Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ
|
|
OBO
|
Overzicht BekostigingsOnderzoek
|
|
OCW
|
(ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
|
|
OER
|
Onderwijs- en examenregeling
|
|
OFB
|
Overzicht Financiële Beschikkingen
|
|
OU
|
Open Universiteit
|
|
OWB
|
Onderzoek- en wetenschapsbeleid
|
|
PF
|
Participatiefonds
|
|
PO
|
Primair onderwijs
|
|
PvL
|
Programma van Levering
|
|
REC
|
Regionaal Expertise Centrum
|
|
RJ
|
Raad voor de Jaarverslaggeving
|
|
ROC
|
Regionaal opleidingscentrum
|
|
RT
|
Rapportagetolerantie
|
|
RVC
|
Regionale Verwijzingscommissie
|
|
RWT
|
Rechtspersonen met een wettelijke taak
|
|
SBAO
|
Speciale School voor Basisonderwijs
|
|
SF
|
Studiefinanciering
|
|
SGF
|
Sectie Gezondheidsfondsen
|
|
SISA
|
Single information Single audit
|
|
so
|
Speciaal onderwijs
|
|
SOP
|
Seniorenregeling Onderwijs Personeel
|
|
TPM
|
Third Party Mededeling
|
|
UWEB
|
Uitvoeringsbesluit Wet educatie en beroepsonderwijs
|
|
UWHW
|
Uitvoeringsbesluit Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
|
|
VAVO
|
Voortgezet Algemeen Volwassenenonderwijs
|
|
VO
|
Voortgezet onderwijs
|
|
VSNU
|
Vereniging van Universiteiten
|
|
vso
|
voortgezet speciaal onderwijs
|
|
VT
|
Voltijd
|
|
WEB
|
Wet educatie en beroepsonderwijs
|
|
WEC
|
Wet op de expertisecentra
|
|
WHW
|
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
|
|
WJZ
|
Afdeling wetgeving en juridische zaken
|
|
WNT
|
Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semi-publieke sector
|
|
WO
|
Wetenschappelijk onderwijs
|
|
WPO
|
Wet op het primair onderwijs
|
|
WSNS
|
Weer Samen Naar School
|
|
WTOS
|
Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten
|
|
WVO
|
Wet op het voortgezet onderwijs
|
Bijlage 1: Kader Financiële Rechtmatigheid OCW/EZ wet- en regelgeving 2015
|
Van toepassing
|
|
|
|
|
|
voor sector
|
|
Identificatie wet- en regelgeving
|
|
|
PO
|
VO
|
MBO
|
HO
|
|
art
|
Inhoud
|
Toelichting
|
| |
|
|
|
Wet op het primair onderwijs (WPO)
|
|
|
1
|
|
|
|
|
4
|
Kosten van leerlingenvervoer
|
In dit artikel wordt aangegeven dat leerlingenvervoer een taak is van de gemeente
en de gemeente hiervoor ook de kosten draagt. Hieruit blijkt dat de bekostiging van
OCW hieraan niet mag worden besteed.
|
|
1
|
|
|
|
|
29 lid 1
|
Directie, leraren en onderwijsondersteunend personeel
|
De school heeft 1 of 2 directeuren, kosten van meer directeuren worden dus niet bekostigd.
|
|
1
|
|
|
|
|
45 lid 1 en 2
|
Tussenschoolse opvang en organisatie van de buitenschoolse opvang
|
Lid 1 De kosten voor tussenschoolse opvang komen voor rekening van de ouders, voogden
of verzorgers, dus niet voor rekening van de school. Het gaat hier om de exploitatiekosten.
De school kan wel geld uitgeven aan deskundigheidsbevordering overblijfkrachten en
organisatie TSO (zie voorlichtingsbrochure Bekostiging basisonderwijs Programma van
eisen voor het jaar 2010) lid 2. De kosten voor buitenschoolse opvang komen voor rekening
van de ouders, dus niet voor rekening van de school.
|
|
1
|
|
|
|
|
91
|
Voorziening in huisvesting door de gemeente
|
Voorziening in huisvesting is taak van de gemeente, hieruit blijkt dat de bekostiging
van OCW hier niet aan besteed mag worden. Hierop is 1 uitzondering: deze is in het
OAP 2015 opgenomen. In artikel 92 is gedefinieerd wat wordt verstaan onder voorzieningen
in de huisvesting. Dit artikel is gewijzigd per 1-1-2015 i.v.m. de overheveling van
taak en budget voor aanpassing in onderwijshuisvesting van gemeente naar school.
|
|
1
|
|
|
|
|
120 lid 7
|
Grondslag bekostiging personeel basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs
|
Hierin staat beschreven waar de bekostiging voor gebruikt kan worden. Ontslagvergoedingen
zijn alleen rechtmatig als zij voldoen aan de voorwaarden zoals beschreven in de brief
van 21 juni 2011 van Min OCW met kenmerk 307660.
|
|
1
|
|
|
|
|
133
|
Bekostiging voor belastingen ter zake van onroerende zaken
|
De gemeente bekostigt het bedrag dat is uitgegeven voor de belastingen met betrekking
tot de in de gemeente gelegen gebouwen en terreinen, hieruit blijkt dat de bekostiging
van OCW hier niet aan besteed mag worden.
|
|
1
|
|
|
|
|
148 lid 1 tot en met 4
|
Besteding bekostiging
|
Beschrijft waar bepaalde bekostigingen voor aangewend mogen worden. Ontslagvergoedingen
zijn alleen rechtmatig als zij voldoen aan de voorwaarden zoals beschreven in de brief
van 21 juni 2011 van Min OCW met kenmerk 307660.
|
|
1
|
|
|
|
|
148 lid 5 (m.i.v. 1-8-2014)
|
Besteding bekostiging (samenwerkingsverband)
|
Bedragen voor de kosten van materiele instandhouding en personeelskosten van het samenwerkingsverband
(art 118 en 132) worden uitsluitend aangewend voor de kosten voor materiele instandhouding
en personeelskosten van het samenwerkingsverband voor ondersteuningsvoorzieningen.
|
|
1
|
|
|
|
|
166 lid 1
|
Voorschoolse educatie
|
Voorschoolse educatie is een taak van de gemeente. Hier mag geen bekostiging aan besteed
worden.
|
|
1
|
|
|
|
|
182
|
Gebruik ontvangen gelden overeenkomstig bestemming
|
Het bevoegd gezag van een bijzondere school is verplicht de uit de overheidskassen
ontvangen gelden overeenkomstig de bestemming te gebruiken. Rest van het artikel valt
buiten het kader.
|
|
1
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
|
|
|
Wet op de expertisecentra (WEC)
|
|
|
1
|
|
|
|
|
4
|
Kosten van leerlingenvervoer
|
In dit artikel wordt aangegeven dat leerlingenvervoer taak en kosten van de gemeente,
hieruit blijkt dus dat de bekostiging van OCW hieraan niet besteed mag worden
|
|
1
|
|
|
|
|
89
|
Voorziening in huisvesting door gemeente
|
Voorziening in huisvesting is taak van de gemeente, hieruit blijkt dat de bekostiging
van OCW hier niet aan besteed mag worden. Hierop is 1 uitzondering: deze is in het
OAP 2015 opgenomen. In artikel 90 is gedefinieerd wat wordt volstaan onder voorzieningen
in de huisvesting. Dit artikel is gewijzigd per 1-1-2015 i.v.m. de overheveling van
taak en budget voor aanpassing in onderwijshuisvesting van gemeente naar school.
|
|
1
|
|
|
|
|
117 lid 15 (tot 1-8-2015), lid 13 (m.i.v. 1-8-2015)
|
Grondslag bekostiging personeel
|
Hierin staat beschreven waar de bekostiging voor gebruikt kan worden. Ontslagvergoedingen
zijn alleen rechtmatig als zij voldoen aan de voorwaarden zoals beschreven in de brief
van 21 juni 2011 van Min OCW met kenmerk 307660.
|
|
1
|
|
|
|
|
127
|
Bekostiging voor belastingen ter zake van onroerende zaken
|
De gemeente bekostigt de belastingen: het bedrag dat is uitgegeven voor belastingen
met betrekking tot de in de gemeente gelegen gebouwen en terreinen. Hieruit blijkt
dat de bekostiging vanuit OCW hier niet aan besteed mag worden.
|
|
1
|
|
|
|
|
143
|
Besteding bekostiging
|
Beschrijft waar bepaalde bekostigingen voor aangewend mogen worden. Ontslagvergoedingen
zijn alleen rechtmatig als zij voldoen aan de voorwaarden zoals beschreven in de brief
van 21 juni 2011 van Min OCW met kenmerk 307660.
|
|
1
|
|
|
|
|
168
|
Gebruik ontvangen gelden overeenkomstig bestemming; boekhoudvoorschriften
|
Het bevoegd gezag van een bijzondere school is verplicht de uit de overheidskassen
ontvangen gelden overeenkomstig de bestemming te gebruiken. Rest van het artikel valt
buiten het kader.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
|
|
|
Besluit bekostiging WPO
|
|
|
1
|
|
|
|
|
16
|
Omschrijving uitgaven materiële voorzieningen tbv instandhouding
|
De uitgaven voor de materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding voor
schoolgebouwen hebben betrekking op de programma's van eisen.
|
|
1
|
|
|
|
|
34c
|
Berekening exploitatieoverschot bij opheffing of beëindiging van de bekostiging van
de laatste school van een bevoegd gezag
|
Alleen van toepassing bij opheffing of beëindiging, dan dient verrekening van exploitatie
overschotten plaats te vinden.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
|
|
|
Besluit bekostiging WEC
|
|
|
1
|
|
|
|
|
17
|
Omschrijving uitgaven materiële voorzieningen tbv instandhouding
|
De uitgaven voor de materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding voor
schoolgebouwen hebben betrekking op de programma's van eisen.
|
|
1
|
|
|
|
|
19 lid 3
|
Vergoeding schoolbaden
|
De uitgaven voor de materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding van
een schoolbad hebben betrekking op de programma's van eisen.
|
|
1
|
|
|
|
|
26 lid 1, 2 en 3
|
Vervreemding en buitengebruikstelling
|
In deze bepalingen wordt aangegeven dat het bevoegd gezag van een bijzondere school
bij vervreemding of buitengebruikstelling van gebouwen en terreinen verplicht bekostiging
moet terugbetalen aan de gemeente.
|
|
1
|
|
|
|
|
28 lid 1
|
Vervreemding en buitengebruikstelling
|
In dit artikel wordt aangegeven dat een bevoegd gezag dat eigenaar is van een gebouw
bij vervreemding of buitengebruikstelling verplicht een deel van de gemeente verkregen
vergoeding moet terugbetalen.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
1
|
|
|
Besluit RVC's en regionaal zorgbudget.
|
|
|
1
|
1
|
|
|
|
7 lid 3
|
Betaling van het regionaal zorgbudget
|
De aangewezen school moet het zorgbudget verdelen en doorbetalen over de scholen in
het samenwerkingsverband.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
|
|
|
Besluit trekkende bevolking WPO
|
|
|
1
|
|
|
|
|
A2
|
Afwijking van bepalingen en overeenkomstig van toepassing zijnde bepalingen van de
WPO
|
Lid 1 Art 4 (leerlingenvervoer) is op deze scholen niet van toepassing, dit betekent
dat deze school daar wel geld aan uit mag geven. In lid 2 is aangegeven dat art 29,
art 45 lid 1 en 2, art 138 en 182 van overeenkomstig van toepassing zijn.
|
|
1
|
|
|
|
|
B16
|
Onderscheiding kosten materiële instandhouding
|
Geeft aan welke kosten van materiële instandhouding voor vergoeding in aanmerking
komen.
|
|
1
|
|
|
|
|
B23 lid 1
|
Overdracht van gebouwen, terreinen en roerende zaken
|
Indien gebouwen, terreinen of roerende zaken waarvoor een vergoeding is genoten geheel
of gedeeltelijk aan hun bestemming worden onttrokken is het bevoegd gezag van een
bijzondere school een bedrag aan het Rijk verschuldigd.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
1
|
|
|
Experimentenwet onderwijs
|
|
|
1
|
1
|
|
|
|
4 lid 1 en 3
|
|
In lid 1 en 3 wordt aangegeven dat regelen en onderwijswetten van toepassing zijn.
|
|
1
|
1
|
|
|
|
7d
|
|
Dit artikel geeft aan dat voor een leerling van een speciale school voor speciaal
onderwijs etc art 4 WEC overeenkomstig van toepassing is. Dus ook hier leerlingvervoer
taak van de Gemeente.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
1
|
1
|
1
|
Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010
|
|
1
|
1
|
1
|
1
|
|
3 lid 2,3 en 4
|
Verplichtingen beleggen en belenen
|
In lid 2, 3 en 4 is aangegeven aan welke eisen beleggingen moeten voldoen.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
1
|
|
|
Wet op het voortgezet onderwijs (WVO)
|
|
| |
1
|
|
|
|
4
|
Kosten van leerlingenvervoer
|
In dit artikel wordt aangegeven dat vervoer van leerlingen die wegens hun lichamelijke,
verstandelijke of zintuigelijke handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn
aangewezen, een taak (en kosten) van de gemeente is, hieruit blijkt dus dat de bekostiging
van OCW hieraan niet besteed mag worden. Dit geldt ook voor leerlingenvervoer voor
andere dan in het artikel genoemde leerlingen.
|
| |
1
|
|
|
|
6e lid 1
|
Beschikbaarstelling lesmateriaal aan leerlingen
|
Het bevoegd gezag stelt elk leerjaar om niet aan een leerling lesmateriaal ter beschikking.
Bijdragen hiervoor zijn dus niet rechtmatig.
|
| |
1
|
|
|
|
84 lid 1
|
Grondslagen berekening omvang formatie
|
Hierin staat beschreven waar de bekostiging voor gebruikt kan worden in relatie tot
de formatie. Ontslagvergoedingen zijn alleen rechtmatig als zij voldoen aan de voorwaarden
zoals beschreven in de brief van 21 juni 2011 van Min OCW met kenmerk 307660.
|
| |
1
|
|
|
|
86 lid 1
|
Bekostiging exploitatiekosten
|
Geeft aan waarvoor de bekostiging van de exploitatie wordt ontvangen.
|
| |
1
|
|
|
|
96c.1
|
Bekostiging middelen door gemeente
|
De gemeente bekostigt aan BG van een andere dan een gemeentelijke school het bedrag
dat is uitgegeven voor de belastingen mbt de in de gemeente gelegen gebouwen en terreinen.
Hier mag dus geen Rijksbijdrage aan worden besteed.
|
| |
1
|
|
|
|
99 lid 1 tot en met 8
|
Besteding bekostiging
|
Het artikel geeft aan waaraan de bekostiging besteed moet worden. Ontslagvergoedingen
zijn alleen rechtmatig als zij voldoen aan de voorwaarden zoals beschreven in de brief
van 21 juni 2011 van Min OCW met kenmerk 307660.
|
| |
1
|
|
|
|
99 lid 9 (m.i.v. 1-8-2014)
|
Besteding bekostiging (samenwerkingsverband)
|
Bedragen voor personeelskosten en de materiele instandhouding van het samenwerkingsverband
(art 85b en 89a) worden uitsluitend aangewend voor personeelskosten en de kosten voor
materiele instandhouding van het samenwerkingsverband voor ondersteuningsvoorzieningen.
|
| |
1
|
|
|
|
100
|
Contractactiviteiten
|
De bedragen en bekostiging, bedoeld in art. 99, worden niet aangewend voor contractactiviteiten
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
1
|
|
|
Bekostigingsbesluit W.V.O.
|
|
| |
1
|
|
|
|
24
|
Voorschriften betreffende verrekening overschotten bij opheffing of beëindiging van
de bekostiging van scholen.
|
Alleen van toepassing bij opheffing of beëindiging, dan dient verrekening van exploitatie
overschotten plaats te vinden.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
1
|
|
Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB)
|
| |
|
1
|
|
|
1.2.1 lid 1 en lid 2
|
Doelstellingen onderwijs
|
lid 1: Alleen ten aanzien van het volgende aspect: educatie omvat alleen activiteiten
op het niveau van basis onderwijs en voortgezet onderwijs. Educatie uitgaven voor
andere onderwijssoorten dan genoemd zijn dus niet rechtmatig. lid 2: Beroepsonderwijs
omvatten niet activiteiten op het niveau hoger onderwijs. Uitgaven voor hoger onderwijs
zijn dus niet rechtmatig.
|
| |
|
1
|
|
|
2.2.1 lid 3 en 4
|
Rijksbijdrage beroepsonderwijs
|
Geeft aan waarvoor de bijdrage in de exploitatiekosten en in de huisvestingskosten
ontvangen wordt.
|
| |
|
1
|
|
|
2.5.3 lid 2
|
Jaarrekening
|
Alleen ten aanzien van het volgende aspect: Van niet doelmatige aanwending van de
rijksbijdrage is in ieder geval sprake voorzover bedragen daaruit worden aangewend
voor het op enigerlei wijze compenseren van de deelnemers of examendeelnemers voor
les- en cursusgeld respectievelijk examengeld. Uitgaven hiervoor zijn dus niet rechtmatig.
|
| |
|
1
|
|
|
2.5.9a
|
Verslaglegging, onderzoek, minister, controleprotocol en correctie rijksbijdrage
|
Alleen ten aanzien van artikel 2.5.3. lid 2 is overeenkomstig van toepassing op de
rijksbijdrage voor het voortgezet algemeen volwassenonderwijs.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
1
|
|
Notitie helderheid in de bekostiging 2004
|
| |
|
1
|
|
|
Thema 2
|
Investeren van publieke middelen in private activiteiten
|
Investeren van publieke middelen in private activiteiten mag onder voorwaarden. Voor
verdere uitleg van de toegestane aanwending en verantwoording van publieke middelen
voor private activiteiten wordt verwezen naar de brief met kenmerk HO/CBV/05/22162
die staatssecretaris Rutte op 20 juli 2005 aan de Tweede Kamer heeft gezonden en de
brief van 24 februari 2009 met kenmerk BVE/stelsel/104878. De instelling heeft een
proces ingericht om vast te stellen of niet-gesubsidieerde of niet bekostigde activiteiten
een meerwaarde hebben voor de publieke activiteiten in de zin van de door de staatssecretaris
van Onderwijs omschreven wijze (Tweede Kamer 28 248, nr. 84).
|
| |
|
1
|
|
|
Thema 4
|
Les en cursusgeld niet betaald door de deelnemer zelf.
|
Zie ook WEB art 2.5.3 lid 2.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
1
|
|
Subsidieregeling schoolmaatschappelijk werk in het mbo
|
| |
|
1
|
|
|
7
|
Besteding subsidie
|
De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. De
subsidie wordt uiterlijk in het jaar volgende op het jaar van verstrekking besteed.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
|
1
|
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW)
|
| |
|
|
1
|
|
2.9 lid 1 en 4
|
|
Lid 1 Rijksbijdrage mag niet besteed worden voor het op enigerlei wijze compenseren
van studenten of extranei voor collegeld, examengeld, cursusgeld of wat de hogescholen
betreft de financiële ondersteuning, bedoeld in artikel 7.50 derde lid, anders dan
op grond van de tweede volzin van dat lid of de artikelen 7.51 tot en met artikel
7.51k, en ook niet aan het uitvoeren van de procedure voor erkenning van verworven
competenties.
|
| |
|
|
1
|
|
2.12
|
Rijksbijdrage AZ
|
Doorbetaling, zie ook OAP.
|
| |
|
|
1
|
|
7.43 lid 1
|
Collegegeld verplichting
|
Lid 1 Elke student is wettelijk collegegeld of instellingscollegegeld verschuldigd.
|
| |
|
|
1
|
|
7.44 lid 1
|
Examengeld verplichting
|
Lid 1 Een extraneus is voor elk studiejaar dat hij door het instellingsbestuur voor
een opleiding is ingeschreven, aan de desbetreffende instelling examengeld verschuldigd.
|
| |
|
|
1
|
|
7.45 lid 1, 3, 4 en 5
|
Wettelijk collegegeld
|
Geeft de hoogte van het wettelijk collegegeld aan.
|
| |
|
|
1
|
|
7.45a
|
Aanspraak op wettelijk collegegeld
|
Geeft aan voor welke studenten in welke omstandigheden het wettelijk collegegeld verschuldigd
is.
|
| |
|
|
1
|
|
7.45b
|
Collegegeld OU
|
Geeft aan voor welke studenten onder welke omstandigheden welk collegegeld verschuldigd
is.
|
| |
|
|
1
|
|
7.46 lid 1 t/m 5
|
Instellingscollegegeld
|
Geeft aan voor welke studenten en op welke wijze het instellingscollegegeld verschuldigd
is.
|
| |
|
|
1
|
|
7.48
|
Vermindering en vrijstelling collegegeld
|
Geeft aan in welke gevallen vermindering of vrijstelling van het wettelijke collegegeld
is toegestaan. Alleen in de in dit artikel genoemde gevallen is vermindering toegestaan.
|
| |
|
|
1
|
|
7.49
|
Collegegeld voor bepaalde voltijdse opleidingen vanaf het studiejaar 2005–2006
|
Lid 1 geeft aan dat voor de hier genoemde opleidingen het collegegeld ten hoogste
5 maal het volledige wettelijke collegegeld in art 7.45 lid 1 mag bedragen (meer is
dus niet rechtmatig), lid 3 geeft aan dat collegegeld in lid 1 in de plaats komt van
collegegeld in art 7.45 lid 1.
|
| |
|
|
1
|
|
7.51 lid 1, 2, 3 en 3a art 4 en 4a, 6 en 7
|
Profileringsfonds (tot 18 juli 2014)
|
Lid 1, 2, 3 en 3a geven aan voor welke studenten en omstandigheden het instellingsbestuur
financiële voorzieningen tbv financiële ondersteuning aan studenten kan geven. In
artikel 4 en 4a zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van de maximale duur. Lid 6
geeft aan in welke gevallen Onze Minister een voorziening treft (uitgaven van de instelling
aan deze categorie zijn dus onrechtmatig). Lid 7 geeft aan in welke gevallen een ruimere
ondersteuning is toegestaan.
|
| |
|
|
1
|
|
7.51 lid 4 laatste zin
|
Profileringsfonds (tot 18 juli 2014)
|
De financiële ondersteuning bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, bedraagt maximaal
de hoogte van de opslag bedoeld in artikel 7.45 eerste lid.
|
| |
|
|
1
|
|
7.51, 7.51a tot en met 7.51 j
|
Profileringsfonds (m.i.v. 19 juli 2014)
|
Deze artikelen geven aan onder welke voorwaarden, onder welke omstandigheden en met
welke omvang financiële ondersteuning gegeven kan worden door de instelling.
|
| |
|
|
1
|
|
7.51k
|
Financiële ondersteuning bijzondere activiteiten door OM (m.i.v. 19 juli 2014)
|
In dit artikel is opgenomen in welke gevallen Onze Minister een voorziening treft
(uitgaven van de instelling aan deze categorie zijn dus onrechtmatig()
|
| |
|
|
1
|
|
9.3 lid 1
|
Samenstelling CvB en rechtspositie leden
|
Het CvB bestaat uit ten hoogste 3 leden, waaronder de rector magnificus van de universiteit.
Meer leden zijn dus niet rechtmatig.
|
| |
|
|
1
|
|
10.2 lid 1
|
College van bestuur
|
Het CvB bestaat uit ten hoogste 3 leden, waaronder de voorzitter. Meer leden zijn
dus niet rechtmatig.
|
| |
|
|
1
|
|
11.2 lid 1
|
Samenstelling CvB en rechtspositie leden
|
Het CvB bestaat uit ten hoogste 3 leden, waaronder de voorzitter. Meer leden zijn
dus niet rechtmatig.
|
| |
|
|
1
|
|
17.10
|
Aanvullende afstudeersteun voor tempobeurs studenten
|
Aanvulling op art 7.51.
|
| |
|
|
1
|
|
18.76
|
Toepassing vervallen bepalingen waarborgfonds hogescholen
|
Stelt dat artikel 2.15 nog van toepassing blijft tot een nader te bepalen tijdstip.
|
| |
|
|
1
|
|
18.81
|
Vaststelling bedragen volledig wettelijk collegegeld volgens basistarief en verhoogd
tarief 2012–2013
|
Geeft de hoogte van het wettelijk collegegeld aan.
|
| |
|
|
1
|
|
18.82
|
Vaststelling bedragen gedeeltelijk wettelijk collegegeld volgens basistarief en verhoogd
tarief 2012–2013
|
Geeft de hoogte van het wettelijk collegegeld aan.
|
| |
|
|
1
|
|
18.83
|
Vaststelling bedrag van het wettelijk collegegeld
|
Geeft de hoogte van het wettelijk collegegeld voor 2012–2013 aan.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
|
1
|
Uitvoeringsbesluit WHW 2008
|
|
| |
|
|
1
|
|
2.2 lid 1 en 2
|
Omvang collegegeld
|
Geeft bedragen artikel 7.45 lid 4 en lid 7.
|
| |
|
|
1
|
|
2.3
|
Uitbreiding categorie studenten wettelijk collegegeld
|
Ook voor studenten aan deze opleidingen is wettelijk collegegeld verschuldigd.
|
| |
|
|
1
|
|
2.4
|
Administratiekosten gespreide inning collegegeld
|
Geeft bedrag bedoeld in artikel 7.47 van de wet, bedraagt € 24.
|
| |
|
|
1
|
|
6.4 lid 3
|
Tegemoetkomingen aan de raad van Toezicht
|
Tegemoetkoming wordt verminderd bij aanvang of beëindiging in de loop van een kalenderjaar.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
|
1
|
Regeling Financiën HO
|
|
| |
|
|
1
|
|
9
|
Vaststelling collegegeld
|
Bepaalt het wettelijke collegegeld.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
|
1
|
Tractaat Nederland- Vlaanderen
|
|
| |
|
|
1
|
|
5
|
|
Bepaalt dat Nederland via de Universiteit Maastricht de middelen aan de TUL beschikbaar
stelt. Er bestaat dus een doorbetalingsverplichting van de UM aan de TUL van deze
rijksbijdrage.
|
| |
|
|
1
|
|
8 lid 2
|
|
De TUL stelt de hoogte van het collegegeld vast overeenkomstig de WHW.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
|
1
|
Notities helderheid (2003, de aanvulling in 2004 en de nadere toelichting in 2005
aan de TK)
|
| |
|
|
1
|
|
Thema 2
|
Investeren van publieke middelen in private activiteiten
|
Investeren van publieke middelen in private activiteiten mag onder voorwaarden. Voor
verdere uitleg van de toegestane aanwending en verantwoording van publieke middelen
voor private activiteiten wordt verwezen naar de brief met kenmerk HO/CBV/05/22162
die de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op 20 juli 2005 aan de
Tweede Kamer heeft gezonden. De instelling heeft een procedure ingericht om vast te
stellen of niet bekostigde activiteiten een meerwaarde hebben voor de publieke activiteiten
in de zin van in de brief van 20 juli 2005 van de door de staatssecretaris van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap aan de tweede kamer omschreven wijze (Tweede Kamer, vergaderjaar
2004–2005, 28 248, nr. 84).
|
| |
|
|
1
|
|
Thema 5
|
Collegegeld niet betaald door de student zelf
|
Zie ook WHW art 2.9 lid 1.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
|
1
|
Regeling LNV-subsidies
|
|
| |
|
|
1
|
|
1:15
|
Subsidiabele en niet subsidiabele kosten
|
Geeft aan welke kosten niet of onder voorwaarden wel subsidiabel zijn.
|
| |
|
|
1
|
|
4a:9
|
Subsidiabel kosten
|
Geeft aan welke kosten voor subsidie in aanmerking komen.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
1
|
1
|
|
Les en cursusgeldwet
|
|
| |
1
|
1
|
|
|
6 lid 1
|
Algemene bepaling en nadere regeling cursusgeld
|
Lid 1 Bij of krachtens amvb wordt bepaald voor welke uit de openbare kas bekostigde
cursussen cursusgeld is verschuldigd.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
1
|
1
|
|
|
Regeling InnovatieImpuls Onderwijs
|
|
1
|
1
|
|
|
|
10
|
Subsidiabele projectkosten
|
In dit artikel is aangegeven welke kosten wel en niet subsidiabel zijn.
|
|
1
|
1
|
|
|
|
29 lid 2
|
Besteding subsidie
|
Lid 2: ... uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt.... De subsidie
wordt uiterlijk in het jaar 2014 besteed.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
|
1
|
Regeling Siriusprogramma 2010
|
|
| |
|
|
1
|
|
19
|
Besteding subsidie
|
De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. ...
De subsidie wordt uiterlijk in 2014 besteed.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
1
|
1
|
1
|
Regeling praktijkleren en Groene plus
|
| |
1
|
1
|
1
|
|
15 lid 1 en 2
|
Besteding subsidie
|
Lid 1 ... besteedt die bijdragen uitsluitend ten behoeve van het doel,..., lid 2 ...
middelen ontvangen op grond van artikel 3 of 3a mogen pas besteed worden nadat het
MIP is goedgekeurd door de Minister
|
| |
1
|
1
|
1
|
|
16 lid 2
|
Besteding subsidie
|
Indien een deel van de ontvangen aanvullende bijdrage in enig jaar niet is besteed
aan het doel, bedoeld in art 2, 3, 3a dan wel art 11, mag dit deel binnen dat doel
worden besteed in navolgende jaren.
|
| |
1
|
1
|
1
|
|
23
|
Subsidiabele kosten
|
Dit artikel geeft aan welke kosten voor subsidie in aanmerking worden genomen.
|
| |
1
|
1
|
1
|
|
24
|
Omvang subsidie
|
De subsidie bedraagt ten hoogste 80% van de subsidiabele kosten.
|
| |
1
|
1
|
1
|
|
25 lid 1
|
Besteding subsidie
|
Het verleende subsidiebedrag mag door de subsidieontvanger worden besteed gedurende
een periode van één of meerdere jaren. Deze periode wordt in de beschikking bepaald.
|
| |
1
|
1
|
1
|
|
28 lid 3
|
Subsidiabele kosten
|
Dit lid geeft aan welke kosten subsidiabel zijn.
|
| |
1
|
1
|
1
|
|
32 lid 2 en 5
|
Besteding subsidie
|
Lid 2 Het verleende subsidiebedrag mag door de subsidieontvanger worden besteed gedurende
een periode van één of meerdere jaren. Deze periode wordt in de beschikking bepaald.
Lid 5 In afwijking van het tweede tot en met vierde lid, wordt een subsidiebedrag
dat in het jaar 2015 is verleend uitsluitend in dat jaar besteed, worden alle voorschotten
in dat jaar verstrekt en is het totaal aan voorschotten 100% van het te verstrekken
subsidiebedrag.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
1
|
1
|
1
|
Openstellingsbesluit groen onderwijs 2011
|
| |
1
|
1
|
1
|
|
14 lid 1 en 2
|
Subsidiabele kosten
|
Dit artikel geeft aan welke kosten subsidiabel zijn. In de toelichting op het artikel
is aangegeven dat de volgende kosten niet subsidiabel zijn: de overheadkosten van
de organisatie en personele en materiële kosten van bedrijven die in samenwerking
met een of meer instellingen een aangevraagde activiteit uitvoeren (deze gelden als
cofinanicering).
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
1
|
|
Regeling stagebox beroepsonderwijs 2006 tot en met 2010
|
| |
|
1
|
|
|
12 lid 2
|
Financiele verantwoording
|
Middelen die op 1 januari 2014 niet zijn besteed worden teruggevorderd.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
1
|
1
|
|
Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten en prestatiesubsidie voor het
voortgezet onderwijs
|
| |
1
|
1
|
|
|
art 12
|
Besteding van de subsidie
|
Dit artikel geeft aan waaraan en wanneer de subsidie besteed moet worden.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
1
|
1
|
1
|
Regeling openstellingen en prioriteiten groen onderwijs 2012
|
| |
1
|
1
|
1
|
|
14
|
|
Dit artikel geeft de hoogte van subsidiabele personeelskosten aan (verwijzing artikel
28 derde lid Regeling Praktijkleren en Groene Plus)
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
1
|
1
|
1
|
Regeling openstellingen groen onderwijs 2013
|
| |
1
|
1
|
1
|
|
2
|
Subsidiabele kosten
|
Dit artikel geeft de hoogte van subsidiabele personeelskosten aan (verwijzing artikel
28 derde lid Regeling Praktijkleren en Groene Plus)
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
1
|
|
Regeling regionaal investeringsfonds mbo
|
| |
|
1
|
|
|
6
|
Besteding subsidie
|
Dit artikel geeft aan dat de subsidie uitsluitend besteed wordt aan de activiteiten,
waarvoor zij wordt verstrekt. Eventuele niet-bestede middelen worden na afloop van
de looptijd van de subsidie teruggevorderd.
|
| |
|
1
|
|
|
17 lid 6
|
Subsidievoorwaarden
|
De subsidie is niet bestemd voor: a. kosten van ontslag dan wel voor uitkeringen van
gewezen personeelsleden van de betreffende onderwijsinstelling, als gevolg van dit
voorstel of b. kosten voor nieuwbouw, verbouw of leegstand.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
|
|
Wet passend onderwijs
|
|
1
|
|
|
|
|
XVIII
|
Verdeling en overdracht nog niet bestede bekostiging REC’s en samenwerkingsverbanden
primair onderwijs
|
Geeft aanwijzingen ten aanzien van verdeling en overdracht van middelen bij opheffing
|
| |
1
|
|
|
|
XIX
|
Verdeling en overdracht nog niet bestede bekostiging samenwerkingsverbanden voortgezet
onderwijs
|
Geeft aanwijzingen ten aanzien van verdeling en overdracht van middelen bij opheffing
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
|
|
Regeling nadere voorschriften opting out en vermindering verplichte herbesteding in
verband met overgangsbekostiging afschaffing leerlinggebonden financiering
|
| |
1
|
|
|
|
3
|
Vermindering verplichte herbesteding in schooljaar 2015–2016
|
In dit artikel is aangegeven onder welke voorwaarden gehele of gedeeltelijke vermindering
van de herbesteding van toepassing is.
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
|
|
Subsidieregeling vraagfinanciering hoger onderwijs
|
| |
|
|
|
|
Art 8 lid 3
|
De subsidie wordt uitsluitend besteed aan de activiteiten waarvoor ze is verleend.
|
Dit is alleen van toepassing indien het bedrag van de subsidie >= aan € 125.000, verantwoording
vindt dan plaats in model G2 (zie artikel 9 lid 3)
|