Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 maart 2015, 2015-0000076289, tot wijziging van de Regeling cofinanciering sectorplannen en de Regeling cofinanciering sectorplannen 2015 in verband met het opnemen van de mogelijkheid tot verlenging van de looptijd van de sectorplannen

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 2, 3 en 5 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling cofinanciering sectorplannen wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 1.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.2a Verlenging looptijd sectorplannen

  • 1. De minister kan op verzoek van de hoofdaanvrager eenmalig de looptijd van een sectorplan met maximaal zes maanden verlengen, waarbij artikel 1.2, vijfde lid, onverminderd van toepassing blijft.

  • 2. Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt niet eerder ingediend dan het moment waarop het tussentijds voortgangsverslag, bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, is overlegd en niet later dan het moment waarop 24 maanden zijn verstreken na de datum van de subsidiebeschikking.

B

In artikel 5.4, tweede lid, wordt ‘artikel 4.3, derde lid’ vervangen door: artikel 1.2a of artikel 4.3, derde lid.

C

In artikel 5.5 wordt onder vernummering van het derde lid tot vierde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Indien de minister toestemming heeft gegeven om een sectorplan te verlengen als bedoeld in artikel 1.2a, dient de hoofdaanvrager binnen dertien weken na beëindiging van de uitvoering van de in de subsidiebeschikking genoemde maatregelen, doch uiterlijk binnen dertien weken na afloop van een termijn van dertig maanden na de datum van die subsidiebeschikking, een verzoek tot vaststelling van subsidie van het sectorplan in bij de minister onder gebruikmaking van het daartoe door de minister beschikbaar gestelde (elektronisch) formulier.

ARTIKEL II

De Regeling cofinanciering sectorplannen 2015 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 1.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.2a Verlenging looptijd sectorplannen

  • 1. De minister kan op verzoek van de hoofdaanvrager eenmalig de looptijd van een sectorplan met maximaal zes maanden verlengen, waarbij artikel 1.2, zesde lid, onverminderd van toepassing blijft.

  • 2. Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt niet eerder ingediend dan het moment waarop het tussentijds voortgangsverslag, bedoeld in artikel 4.4, eerste lid, is overlegd en niet later dan het moment waarop 24 maanden zijn verstreken na de datum van de subsidiebeschikking.

B

In artikel 2.2, zevende lid, wordt ‘met uitzondering van een provincie of een (centrum) gemeente’ vervangen door: met uitzondering van een provincie, een (centrum) gemeente, een openbaar lichaam, een gemeenschappelijk orgaan of een bedrijfsvoeringsorganisatie als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

C

In artikel 4.4, tweede lid, wordt ‘artikel 3.6, vijfde lid’ vervangen door: artikel 1.2a of artikel 3.6, vijfde lid.

D

In artikel 4.5 wordt onder vernummering van het derde lid tot vierde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Indien de minister toestemming heeft gegeven om een sectorplan te verlengen als bedoeld in artikel 1.2a, dient de hoofdaanvrager binnen dertien weken na beëindiging van de uitvoering van de in de subsidiebeschikking genoemde maatregelen, doch uiterlijk binnen dertien weken na afloop van een termijn van dertig maanden na de datum van die subsidiebeschikking, een verzoek tot vaststelling van subsidie van het sectorplan in bij de minister onder gebruikmaking van het daartoe door de minister beschikbaar gestelde (elektronisch) formulier.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 30 maart 2015

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

TOELICHTING

Algemeen

Naar aanleiding van vragen van hoofdaanvragers van toegekende en nog in te dienen sectorplannen worden een (technische) verbetering en een verduidelijking in de Regeling cofinanciering sectorplannen en de Regeling cofinanciering sectorplannen 2015 doorgevoerd.

De totale aaneengesloten periode waarbinnen maatregelen in een sectorplan voor cofinanciering in aanmerking komen is maximaal 24 maanden. Daarnaast moet binnen zes maanden na de datum van de subsidiebeschikking zijn gestart met de uitvoering van de maatregelen. Er is één uitzondering: om meer instroommomenten in een heel jaar te kunnen benutten is al geregeld dat BBL-trajecten niet binnen zes, maar binnen twaalf maanden na de datum van de subsidiebeschikking dienen te starten. BBL-trajecten kunnen voor maximaal 24 maanden worden gesubsidieerd binnen een periode tot en met 36 maanden na datum van de subsidiebeschikking. Voor alle andere maatregelen geldt met deze wijziging tevens een mogelijkheid tot verlenging, omdat gebleken is dat de uitvoering van andere maatregelen om goede redenen soms meer dan zes maanden opstarttijd kan vergen. Met deze wijziging kan de minister toegekende sectorplannen op verzoek van de hoofdaanvrager voor de andere maatregelen dan BBL-trajecten met maximaal zes maanden verlengen. Verwacht wordt dat het verlengen van de looptijd zal leiden tot een hogere (subsidie)realisatie.

Zoals is aangegeven in de voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer in november 20141, blijkt uit navraag bij sectoren dat de maatregelen binnen een plan in verschillende stadia van uitvoering kunnen verkeren. Sommige maatregelen hebben niet veel voorbereidingstijd nodig, maar andere maatregelen kunnen zich enige tijd in een opstartfase of implementatiefase bevinden. Vooral maatregelen die ‘nieuw’ zijn voor de sociale partners, de uitvoerders en de individuele werkgevers en werknemers waarvoor zij bedoeld zijn, zoals bijvoorbeeld het opzetten van een mobiliteitscentrum, kennen een langere opstarttijd volgens de sectoren.

Met onderhavige aanpassing is rekening gehouden met de verschillende stadia van uitvoering waarin de maatregelen zich kunnen bevinden. Dit betekent dat op verzoek van de hoofdaanvrager maatregelen voor maximaal 24 maanden kunnen worden gesubsidieerd binnen een periode tot en met 30, in plaats van 24, maanden na datum van de subsidiebeschikking.

Hierdoor wordt de mogelijkheid geboden om met bepaalde maatregelen binnen een plan direct te starten, terwijl andere maatregelen op een later moment binnen de periode van zes maanden na datum van de subsidiebeschikking kunnen starten. Voor de cofinanciering van BBL-trajecten heeft deze wijziging geen effect, omdat de regeling voor deze trajecten, zoals hierboven beschreven, al ruimere mogelijkheden kent.

Een mogelijke verlenging kan plaatsvinden op verzoek van de hoofdaanvrager. Dit verzoek kan worden gedaan vanaf het moment dat het tussentijds voortgangsverslag moet worden ingediend. Daarmee zijn de administratieve lasten van deze wijziging gering.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A, en artikel II, onderdeel A

De nieuw ingevoegde artikelen 1.2a in beide regelingen geven de minister de mogelijkheid desgevraagd de looptijd van een sectorplan eenmalig te verlengen. De hoofdaanvrager kan het verzoek namens het samenwerkingsverband indienen vanaf het moment dat het tussentijds voortgangsverslag is ingediend. Partijen hebben dan inzicht in de voortgang van de maatregelen. In het tweede lid wordt echter wel bepaald dat de aanvraag dient te zijn gedaan voordat er 24 maanden zijn verstreken sinds de subsidiebeschikking.

Artikel I, onderdeel B, en artikel II, onderdeel C

Met deze wijziging is geregeld dat wanneer een verlenging is toegekend, er net als bij de BBL-trajecten, na het verstrijken van een periode van 24 maanden, een tussentijds voortgangsrapport wordt ingediend. Zie voor verdere toelichting hierop de toelichting bij artikel 4.4 van de Regeling cofinanciering sectorplannen 2015 (Stcrt. 2014, nr. 34749).

Artikel I, onderdeel C, en artikel II, onderdeel D

In het geval van verlenging van de looptijd van het sectorplan, wordt binnen dertien weken na het beëindigen van de periode van cofinanciering van de maatregelen een aanvraag tot subsidievaststelling van het volledige sectorplan ingediend. De looptijd kan door de verlenging (opgenomen in artikel 1.2a) maximaal dertig maanden zijn. Dit betekent dat de hoofdaanvrager uiterlijk binnen dertien weken na het verstrijken van dertig maanden sinds de subsidiebeschikking, deze aanvraag tot vaststelling doet.

Artikel II, onderdeel B

In artikel 2.2, zevende lid, van de Regeling cofinanciering sectorplannen 2015 zijn provincies en (centrum) gemeenten expliciet uitgesloten als mogelijke hoofdaanvrager. Met de wijziging is verduidelijkt dat hiermee ook samenwerkingsverbanden van gemeenten niet als hoofdaanvrager kunnen optreden. Op grond van artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen kunnen gemeenten gezamenlijk de volgende samenwerkingsverbanden oprichten: een openbaar lichaam, een gemeenschappelijke orgaan of een bedrijfsvoeringsorganisatie. Voor al deze samenwerkingsverbanden is het niet mogelijk om op te treden als hoofdaanvrager.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Brief van de Minister van SZW aan de Tweede Kamer, 17 november 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 33 566, nr. 71).

Naar boven