Regeling van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 11 december 2015, 2015-0000740524, houdende wijziging van de Tijdelijke regeling overstap naar een niet substantieel bezwarende functie in verband met de toekenning van een loopbaanpremie aan VWNW-kandidaten bij de dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van V&J

De Minister voor Wonen en Rijksdienst,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Veiligheid en Justitie;

Gelet op artikel 60 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement+

Besluit:

ARTIKEL I

De Tijdelijke regeling overstap naar een niet substantieel bezwarende functie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt ‘artikel 97, eerste lid,’ vervangen door: artikel 94b, eerste lid,.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

e. verplichte VWNW-kandidaat:

de ambtenaar, bedoeld in artikel 49r, onderdeel e, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement.

B

Artikel 1, onderdeel e, komt te luiden:

e. verplichte VWNW-kandidaat:

de ambtenaar, bedoeld in artikel 49r, onderdeel e, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, zoals dat luidde op 31 december 2016.

C

Artikel 2 komt te luiden:

Onverminderd het bepaalde in artikel 3a is deze regeling van toepassing op de ambtenaar die aangesteld is in een substantieel bezwarende functie bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie bij de inrichtingen van de dienst Justitiële Inrichtingen, niet zijnde herplaatsingkandidaat als bedoeld in artikel 49d van het Algemeen Rijksambtenarenreglement of verplichte VWNW-kandidaat.

D

Na artikel 3 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3a:

  • 1. Het bevoegd gezag verstrekt op verzoek aan de ambtenaar die tot het moment dat hij is aangewezen als verplichte VWNW-kandidaat aangesteld was in een substantieel bezwarende functie bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie binnen de inrichtingen van de dienst Justitiële Inrichtingen, het arrangement genoemd in artikel 3, onderdeel c, als aan hem in de eerste zes maanden als verplichte VWNW-kandidaat eervol ontslag wordt verleend op grond van artikel 94 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement.

  • 2. Het bevoegd gezag verstrekt aan de ambtenaar die werkzaam is in een functie als bedoeld in artikel 94c, eerste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in het derde of vijfde lid, van dat artikel het arrangement, genoemd in artikel 3, onderdeel c, als aan hem eervol ontslag wordt verleend op grond van artikel 94 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement.

E

In artikel 7, tweede lid, onderdeel b, wordt het ‘Besluit sociaal flankerend beleid sector Rijk 2008-2012 of hoofdstuk 7 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement’ vervangen door: hoofdstuk VII of VIIbis van het Algemeen Rijksambtenarenreglement.

F

In Artikel 8, vierde lid wordt de zinsnede ‘een diensttijd doorgebracht in een substantieel bezwarende functie van twaalf tot en met zeventien dienstjaren’ vervangen door: een periode van twaalf tot en met zeventien dienstjaren die de ambtenaar aaneengesloten aangesteld is geweest in een substantieel bezwarende functie.

ARTIKEL II

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel I, onderdeel B, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2017.

  • 2. Artikel I, onderdeel A, onder 1, werkt terug tot en met 1 april 2015.

  • 3. Artikel I, onderdeel D, werkt terug tot en met 1 juli 2014.

  • 4. Artikel I, onderdeel A, onder 2, onderdeel C, en onderdeel E, werkt terug tot en met 15 april 2013.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

TOELICHTING

Algemeen

Op 26 juni 2014 is in het Sectoroverleg Rijk (SOR) tussen de Minister voor Wonen en Rijksdienst en de centrales voor overheidspersoneel een akkoord gesloten over een nieuwe regeling voor substantieel bezwarende functies. Aan de afspraken is uitvoering gegeven door wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) en het intrekken van het Besluit overgangsrecht FLO-functies (Besluit van 10 maart 2015, Stb. 2015, 125). Tevens is de nieuwe Regeling substantieel bezwarende functies opgesteld en zijn de Regeling uitkering substantieel bezwarende functies 2006 en de Regeling aanmerking substantieel bezwarende functies ingetrokken (Regeling van 19 maart 2015, Staatscourant 2015, 8167). Nog niet in regelgeving verwerkt is de afspraak uit het akkoord dat op ambtenaren op wie de overgangsmaatregel bij het vervallen van de aanmerking als substantieel bezwarende functie van toepassing is, gebruik kunnen maken van arrangement c als bedoeld in artikel 3, onderdeel c, van de Tijdelijke regeling overstap naar een niet substantieel bezwarende functie (hierna: Tijdelijke regeling).

In aansluiting op het akkoord zijn op 26 juni 2014 tussen de Minister van Veiligheid en Justitie en de vakorganisaties aanvullende afspraken gemaakt ten behoeve van medewerkers werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Eén van de afspraken is dat de ambtenaar in een substantieel bezwarende functie die verplichte VWNW-kandidaat wordt, in de eerste zes maanden als verplichte VWNW-kandidaat gebruik kan maken van arrangement c als aan hem eervol ontslag wordt verleend op grond van artikel 94 ARAR.

De onderhavige regeling strekt er toe deze beide afspraken te formaliseren door middel van aanpassing van de Tijdelijke regeling.

Daarnaast is de Tijdelijke regeling aangepast aan de VWNW-afspraken en is de terminologie rond dienstjaren verduidelijkt.

De regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten, omdat de regeling alleen betrekking heeft op ambtenaren.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

In artikel 1, onderdeel b, van de Tijdelijke regeling werd voor het begrip ‘substantieel bezwarende functie’ nog verwezen naar het eerste lid van artikel 97 van het ARAR. Artikel 97 van het ARAR is met ingang van 1 april 2015 vervallen. Thans is in artikel 94b, eerste lid, van het ARAR aangegeven welke functies substantieel bezwarend zijn.

Het begrip ‘verplichte VWNW-kandidaat’ wordt gedefinieerd, omdat dit begrip in de gewijzigde Tijdelijke regeling meerdere keren wordt gebruikt.

Onderdeel B

De ambtenaar die voor 31 december 2016 is aangewezen als verplichte VWNW-kandidaat en tot op dat moment aangesteld is in een substantieel bezwarende functie behoudt zijn aanspraak op het arrangement genoemd in artikel 3, onderdeel c. Omdat op 31 december 2016 het VWNW-beleid in het ARAR vervalt, is in onderdeel B voorzien in een overgangsbepaling, zodat deze aanspraak niet vervalt.

Onderdeel C

Artikel 2 van de Tijdelijke regeling betreft het toepassingsbereik van die regeling en bepaalde dat de regeling niet van toepassing is op de herplaatsingkandidaat. In het VWNW-beleid is de verplichte VWNW-kandidaat in de plaats gekomen van de herplaatsingskandidaat, die ook nog voor kan komen. Het artikel is hierop aangepast.

Onderdeel D

Artikel 3a, eerste lid, van de Tijdelijke regeling bepaalt onder welke voorwaarden het bevoegd gezag ook de verplichte VWNW-kandidaat (op wie de Tijdelijke regeling ingevolge artikel 2 overigens niet van toepassing is) arrangement c toekent. Het tweede lid bepaalt onder welke voorwaarden het bevoegd gezag arrangement c toekent aan ambtenaren op wie de overgangsmaatregel bij het vervallen van de aanmerking als substantieel bezwarende functie van toepassing is.

Onderdeel E

In artikel 7, tweede lid, onderdeel b, van de Tijdelijke regeling was geregeld dat een loopbaanpremie niet aan de ambtenaar wordt verstrekt als de ambtenaar aanspraak maakt op financiële voorzieningen op grond van het Besluit sociaal flankerend beleid sector Rijk 2008-2012 of hoofdstuk VII van het ARAR. Het Besluit sociaal flankerend beleid sector Rijk 2008-2012 is met ingang van 1 januari 2012 vervallen. In het VWNW-beleid is hoofdstuk VIIbis in de plaats gekomen van hoofdstuk VII van het ARAR, dat ook nog van toepassing is. Het artikelonderdeel is hierop aangepast.

Onderdeel F

De begrippen ‘dienstjaren’ en ‘diensttijd’ werden in de Tijdelijke regeling door elkaar gebruikt. Om verwarring te voorkomen is in artikel 8 voor wat betreft de berekeningsgrondslag voor de loopbaanpremie de term ‘diensttijd’ vervangen door ‘dienstjaren’.

Artikel II

Er is afgeweken van het systeem van inwerkingtreding en vaste verandermomenten. De reden hiervoor is dat de regeling slechts bestaat uit wetstechnische verbeteringen dan wel bepalingen die met terugwerkende kracht in werking moeten treden.

Zoals in de toelichting op artikel I, onderdeel A, reeds is opgemerkt, is artikel 97 van het ARAR per 1 april 2015 vervallen. Dit onderdeel werkt daarom terug tot en met die datum.

Het nieuwe artikel 3a van de Tijdelijke regeling werkt terug tot en met 1 juli 2014, omdat het akkoord over een nieuwe regeling voor substantieel bezwarende functies is gesloten op 26 juni 2014 en op diezelfde datum de aanvullende afspraken zijn gemaakt ten behoeve van medewerkers werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI).

De wijzigingen op grond van artikel I, onderdelen A, onder 1, C, en E werken terug tot en met 15 april 2013, zijnde de datum waarop het VWNW-beleid is inwerking is getreden.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

Naar boven