Besluit van 10 maart 2015, houdende wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken, en tot intrekking van het Besluit overgangsrecht FLO-functies in verband met wijzigingen in de rechtspositie van substantieel bezwarende functies

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst van 3 februari 2015, nr. 2015-0000035457;

Gelet op artikel 125 van de Ambtenarenwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, advies van 25 februari 2015, No.W04.15.0022/I;

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst van 5 maart 2015, nr. 2015-0000135004;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Algemeen Rijksambtenarenreglement wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 36a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel f vervalt.

2. De onderdelen g tot en met k worden geletterd f tot en met j.

B

In artikel 60 wordt «artikel 97, eerste lid» vervangen door: artikel 94b, eerste lid.

C

Na artikel 94a worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 94b

  • 1. Bij regeling van Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst worden functies aangewezen die uit hoofde van de aard van de aan die functies verbonden werkzaamheden als substantieel bezwarend worden aangemerkt.

  • 2. Aan de ambtenaar die is belast met een functie die is aangemerkt als substantieel bezwarend wordt op zijn verzoek eervol ontslag verleend met het oog op een uitkering op grond van het achtste lid, indien onmiddellijk voorafgaand aan het ontslag een aaneengesloten diensttijd van ten minste vijf jaar is doorgebracht in een of meer substantieel bezwarende functies.

  • 3. Het ontslag, bedoeld in het tweede lid, kan niet eerder ingaan dan met ingang van de eerst mogelijke datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de overeenkomst, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet privatisering ABP, in kan gaan.

  • 4. Op aanvraag van de ambtenaar kan het ontslag voor een gedeelte van de voor hem geldende arbeidsduur worden verleend. Dit gedeelte bedraagt ten minste 10% en ten hoogste 50% van de omvang van de voor hem geldende arbeidsduur.

  • 5. Het vierde lid is niet van toepassing indien de werktijd van de ambtenaar is teruggebracht op grond van artikel 21a, eerste lid.

  • 6. Na het ontslag, bedoeld in het vierde lid, kan op aanvraag van de ambtenaar ontslag worden verleend voor de resterende arbeidsduur.

  • 7. Ontslag uit een substantieel bezwarende functie wordt uiterlijk verleend op de dag waarop de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, is bereikt.

  • 8. De ambtenaar, aan wie op grond van het tweede, vierde of zesde lid voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet ontslag is verleend, heeft recht op een uitkering. Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst stelt regels over de uitkering.

  • 9. Het tweede tot en met achtste lid zijn niet van toepassing op de ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van de op grond van artikel 60, door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vastgestelde regeling.

Artikel 94c

  • 1. Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst stelt bij ministeriële regeling een lijst vast met:

    • a. functies waarvan de aanmerking als substantieel bezwarend na 31 maart 2015 vervalt;

    • b. functies waarvan de aanmerking als substantieel bezwarend is vervallen in de periode van 1 januari 2000 tot en met 31 maart 2015;

    • c. functies, bedoeld in artikel 3 van het Besluit overgangsrecht FLO-functies, zoals dat luidde op 31 maart 2015.

  • 2. De ambtenaar die een functie als bedoeld in het eerste lid vervult, kan het bevoegd gezag verzoeken om eervol ontslag met het oog op een uitkering als bedoeld in het zevende lid. Dit ontslag kan niet eerder ingaan dan met ingang van de eerst mogelijke datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de overeenkomst, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet privatisering ABP, in kan gaan.

  • 3. Aan de ambtenaar die een functie als bedoeld in het eerste lid, onder a, vervult, wordt ontslag als bedoeld in het tweede lid verleend, indien de ambtenaar voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a. de ambtenaar heeft op de dag waarop de aanmerking als substantieel bezwarende functie vervalt een aaneengesloten diensttijd van ten minste vijf jaar doorgebracht in een substantieel bezwarende functie en blijft deze functie vervullen tot zijn ontslag, en

    • b. de ambtenaar is op de dag waarop de aanmerking als substantieel bezwarende functie vervalt maximaal vijf jaar verwijderd van de eerst mogelijke datum waarop zijn ouderdomspensioen op grond van de overeenkomst, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet privatisering ABP, in kan gaan of heeft op die dag een aaneengesloten diensttijd van ten minste twintig jaar doorgebracht in een substantieel bezwarende functie.

  • 4. Aan de ambtenaar die een functie als bedoeld in het eerste lid, onder b, vervult, wordt ontslag als bedoeld in het tweede lid verleend, indien de ambtenaar voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a. de ambtenaar heeft op de dag waarop de aanmerking als substantieel bezwarende functie is vervallen een aaneengesloten diensttijd van ten minste vijf jaar doorgebracht in een substantieel bezwarende functie en blijft deze functie vervullen tot zijn ontslag, en

    • b. de ambtenaar is op 1 april 2015 maximaal vijf jaar verwijderd van de eerst mogelijke datum waarop zijn ouderdomspensioen op grond van de overeenkomst, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet privatisering ABP, in kan gaan of heeft op de dag waarop de aanmerking als substantieel bezwarende functie is vervallen een aaneengesloten diensttijd van ten minste twintig jaar doorgebracht in een substantieel bezwarende functie.

  • 5. Aan de ambtenaar die een functie als bedoeld in het eerste lid, onder c, vervult, wordt ontslag als bedoeld in het tweede lid verleend, indien de ambtenaar voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a. de ambtenaar heeft op 1 januari 2000 een aaneengesloten diensttijd van ten minste vijf jaar doorgebracht in een functie als bedoeld in het eerste lid, onder c, en blijft deze functie vervullen tot zijn ontslag, en

    • b. de ambtenaar is met ingang van 1 april 2015 maximaal vijf jaar verwijderd van de eerst mogelijke datum waarop zijn ouderdomspensioen op grond van de overeenkomst, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet privatisering ABP, in kan gaan of heeft op 1 januari 2000 een aaneengesloten diensttijd van ten minste twintig jaar doorgebracht in een FLO-functie.

  • 6. Bij ontslag op grond van het tweede lid zijn artikel 94b, vierde, vijfde en zesde lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 7. De ambtenaar aan wie op grond van dit artikel voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, ontslag is verleend, heeft recht op een uitkering. Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst stelt regels over de uitkering.

D

De artikelen 97 en 130d vervallen.

E

In artikel 98, eerste lid, wordt «artikelen 95, 96, 96a, 96b, 96c en 97» vervangen door: artikelen 94b, 94c, 95, 96, 96a, 96b en 96.

F

Artikel 130c komt te luiden:

Artikel 130c

  • 1. Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst stelt bij ministeriële regeling een lijst vast met functies die op 31 maart 2015 zijn ingedeeld in categorie B van de lijst, bedoeld in artikel 97, eerste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van dit besluit.

  • 2. Bij regeling van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu worden regels gesteld voor ambtenaren die op 31 maart 2015 werkzaam zijn in een functie als bedoeld in het eerste lid.

ARTIKEL II

Het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 50a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel f vervalt.

2. De onderdelen g tot en met k worden geletterd f tot en met j.

B

In artikel 51, tweede lid, wordt «artikel 50a, eerste lid, onderdeel j» vervangen door: artikel 50a, eerste lid, onderdeel i.

C

Artikel 102 vervalt.

D

In artikel 104, eerste lid, wordt «de artikelen 98 tot en met 102» vervangen door: de artikelen 98 tot en met 101a.

ARTIKEL III

Het Besluit overgangsrecht FLO-functies wordt ingetrokken.

ARTIKEL IV

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april 2015.

  • 2. Artikel I, onderdeel C, werkt terug tot en met 1 oktober 2014.

  • 3. Artikel 97 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van dit besluit, blijft van toepassing op de ambtenaar aan wie voor 1 april 2015 op grond van het derde lid van dat artikel ontslag is verleend.

  • 4. Artikel 130d van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van dit besluit, blijft van toepassing op de ambtenaar aan wie voor 1 april 2015 op grond van dat artikel buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging is verleend.

  • 5. Het Besluit overgangsrecht FLO-functies, zoals het luidde voor inwerkingtreding van dit besluit, blijft van toepassing op de ambtenaar aan wie voor 1 april 2015 op grond van dat besluit buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging is verleend.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 10 maart 2015

Willem-Alexander

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

Uitgegeven de zesentwintigste maart 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Achtergrond en voorgeschiedenis

Met de onderhavige wijziging van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) en het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken (RDBZ) en het intrekken van het Besluit overgangsrecht FLO-functies wordt uitvoering gegeven aan de afspraken die zijn gemaakt met de centrales van overheidspersoneel in het Sectoroverleg Rijk (SOR) op 26 juni 2014 over een nieuwe regeling voor substantieel bezwarende functies.

2. Kern van de wijzigingen

De verschillende artikelen van rechtspositionele besluiten van de sector Rijk die betrekking hebben op substantieel bezwarende functies zijn aangepast aan de afspraken die met de centrales van overheidspersoneel zijn gemaakt over een nieuwe regeling voor substantieel bezwarende functies. Door de afspraken wordt de rechtspositie ten aanzien van substantieel bezwarende functies veel minder complex.

Met de centrales van overheidspersoneel is afgesproken dat ambtenaren die uittreden uit een substantieel bezwarende functie in de periode van 1 oktober 2014 tot en met 31 maart 2015 kunnen kiezen om uit te treden op grond van de oude of de nieuwe regeling.

In de nieuwe regeling is de vaste leeftijd om uit te treden uit een substantieel bezwarende functie verlaten. De ambtenaar heeft de mogelijkheid om uit te treden uit een substantieel bezwarende functie vanaf de eerst mogelijke datum waarop hij zijn ouderdomspensioen op grond van het ABP-pensioenreglement in kan laten gaan. De ambtenaar moet uiterlijk uittreden uit een substantieel bezwarende functie bij het bereiken van de AOW-leeftijd. De oplopende uittreedleeftijd per geboortejaar wordt vervangen door een afnemende uitkeringsduur per geboortejaar. Omdat er geen uittreedleeftijd meer is en de ambtenaar zelf het moment van uittreden kan bepalen, komt het arbeidsgezondheidskundig onderzoek, om te beoordelen of de ambtenaar lichamelijk en psychisch in staat kan worden geacht zijn functie na het bereiken van de uittreedleeftijd te blijven waarnemen, te vervallen.

Voor ambtenaren in een substantieel bezwarende functie wordt het nu ook mogelijk gemaakt om in deeltijd uit te treden.

Met de centrales van overheidspersoneel zijn afspraken gemaakt over de voorwaarden waaronder recht op een uitkering bestaat voor ambtenaren in een functie waarvan de aanmerking als substantieel bezwarend komt te vervallen. Onder vergelijkbare voorwaarden is ook het recht op een uitkering geregeld voor de ambtenaar werkzaam op 1 januari 2000 in een FLO-functie die niet is aangemerkt als substantieel bezwarend en voor de ambtenaar werkzaam op een functie waarvan de aanmerking als substantieel bezwarend in de periode van 1 januari 2000 tot en met 31 maart 2015 is vervallen. Het Besluit overgangsrecht FLO-functies kan als gevolg van deze wijzigingen komen te vervallen. De functies die in het Besluit overgangsrecht FLO-functies zijn genoemd, worden opgenomen in de nieuwe regeling voor substantieel bezwarende functies.

Met de centrales van overheidspersoneel is afgesproken de aparte regeling voor substantieel bezwarende functies met een uittreedleeftijd van 55 jaar te beëindigen. Deze functies komen alleen voor bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Voor zittend personeel wordt door de Minister van Infrastructuur en Milieu een overgangsmaatregel getroffen. De nieuwe regeling voor substantieel bezwarende functies is van toepassing op ambtenaren die na 31 maart 2015 worden aangesteld in een functie waarvoor een uittreedleeftijd van 55 jaar gold en op ambtenaren die op 31 maart 2015 werkzaam zijn in een functie met een uittreedleeftijd van 55 jaar die niet voldoet aan de criteria van de overgangsmaatregel.

3. Administratieve lasten

Door de wijzigingen wordt de rechtspositie ten aanzien van substantieel bezwarende functies minder complex. De belangrijkste vereenvoudiging voor werkgevers en werknemers is dat de uitkeringsduur niet meer afhankelijk is van het FPU-overgangsrecht, maar voor ambtenaren uit hetzelfde geboortejaar gelijk is. Hierdoor zullen de bestuurlijke lasten voor de overheid afnemen.

4. Financiële gevolgen

De afspraken over een nieuwe regeling voor substantieel bezwarende functies leiden naar verwachting tot een verschuiving van de kosten in de tijd, omdat verwacht wordt dat ambtenaren in de nieuwe regeling later uit zullen treden dan in de huidige regeling. De regeling wordt niet duurder.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A, en Artikel II, onderdeel A

Het arbeidsgezondheidskundig onderzoek op grond van artikel 36a, eerste lid, onderdeel f, van het ARAR, om te bepalen of de ambtenaar lichamelijk en psychisch in staat kan worden geacht zijn functie te blijven vervullen nadat hij de voor zijn functie vastgestelde leeftijdsgrens heeft bereikt, komt te vervallen. In de gewijzigde regeling komt geen leeftijdsgrens meer voor. Het overeenkomstige onderdeel in het RDBZ vervalt eveneens.

Artikel I, onderdeel C en D

Het nieuwe artikel 94b van het ARAR vervangt artikel 97. Omdat ambtenaren die uittreden in de periode van 1 oktober 2014 tot en met 31 maart 2015 ervoor kunnen kiezen om van de oude of de nieuwe regeling gebruik te maken, moeten de beide artikelen in die periode naast elkaar gelden.

In het eerste lid van artikel 94b is de bevoegdheid opgenomen voor de Minister van Wonen en Rijksdienst om een lijst met substantieel bezwarende functies vast te stellen.

De leeftijdsgrens voor uittreden uit een substantieel bezwarende functie is vervangen door de mogelijkheid voor de ambtenaar om zelf te bepalen wanneer hij uit wil treden. De ambtenaar kan verzoeken om eervol ontslag uit een substantieel bezwarende functie vanaf de eerst mogelijke datum waarop hij zijn ouderdomspensioen van het ABP in kan laten gaan. De ambtenaar moet uiterlijk uittreden bij het bereiken van de AOW-leeftijd.

Als de ambtenaar gebruik wil maken van de nieuwe mogelijkheid om in deeltijd uit te treden, moet hij dat doen voor minimaal 10% en maximaal 50% van zijn oorspronkelijke arbeidsduur. Dat de ambtenaar die in deeltijd uittreedt ten minste 50% van zijn oorspronkelijke arbeidsduur moet blijven werken, houdt verband met de roosterplanning. Daarnaast is in geval de ambtenaar minimaal 50% van zijn oorspronkelijke arbeidsduur blijft werken de fiscale (eind)heffing van 52% niet verschuldigd. De ambtenaar die in deeltijd is uitgetreden, kan op een later moment uittreden voor de resterende arbeidsduur. De ambtenaar wordt uiterlijk bij het bereiken van de AOW-leeftijd voor de (resterende) arbeidsduur ontslagen.

In het achtste lid is geregeld dat de ambtenaar die op grond van dit artikel voor de AOW-leeftijd uittreedt recht heeft op een uitkering op grond van door de Minister voor Wonen en Rijksdienst te stellen regels.

In het ARAR is een nieuw artikel 94c opgenomen. In dit nieuwe artikel is de bevoegdheid opgenomen voor de Minister voor Wonen en Rijksdienst om een lijst met functies vast te stellen. Deze lijst bevat de functies waarvan de aanmerking als substantieel bezwarend na 31 maart 2015 vervalt, de functies waarvan de aanmerking als substantieel bezwarend is vervallen in de periode van 1 januari 2000 tot en met 31 maart 2015 en de voormalige FLO-functies die op 1 januari 2000 niet zijn aangemerkt als substantieel bezwarende functie. In dit artikel is ook geregeld aan welke voorwaarden de ambtenaar moet voldoen om voor een uitkering op grond van door de Minister voor Wonen en Rijksdienst te stellen regels in aanmerking te komen. In het zevende lid is geregeld dat de ambtenaar die op grond van dit artikel voor de AOW-leeftijd uittreedt recht heeft op een uitkering op grond van door de Minister voor Wonen en Rijksdienst te stellen regels. In de periode van 1 oktober 2014 tot en met 31 maart 2015 kunnen ambtenaren er nog voor kiezen om uit te treden met toepassing van het FLO-overgangsrecht.

Artikel I, onderdeel D

Artikel 97 en artikel 130d van het ARAR vervallen. Deze artikelen worden vervangen door artikel 94b, omdat de artikelen in de periode van 1 oktober 2014 tot en met 31 maart 2015 gelijktijdig gelden.

Artikel I, onderdeel F

Artikel 130c van het ARAR is uitgewerkt en wordt vervangen door een nieuw artikel.

In het eerste lid van het nieuwe artikel 130c is de bevoegdheid opgenomen voor de Minister voor Wonen en Rijksdienst om een lijst met functies vast te stellen. Deze lijst bevat de substantieel bezwarende functies waarvoor op 31 maart 2015 een uittreedleeftijd gold van 55 jaar.

In het tweede lid is de bevoegdheid opgenomen voor de Minister van Infrastructuur en Milieu om een overgangsmaatregel te treffen voor ambtenaren die op 31 maart 2015 werkzaam zijn in een substantieel bezwarende functie met een uittreedleeftijd van 55 jaar. Voor de ambtenaar die niet voldoet aan de criteria gelden de artikelen 94b en 94c.

Artikel II, onderdeel C

Artikel 102 van het RDBZ wordt niet toegepast en kan vervallen.

Artikel III

De aangepaste inhoud van het Besluit overgangsrecht FLO-functies is opgenomen in het nieuwe artikel 94c van het ARAR. Dat besluit kan daarom vervallen.

Artikel IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april 2015. Het nieuwe artikel 94b van het ARAR werkt terug tot en met 1 oktober 2014 in verband met de afspraak die met de centrales van overheidspersoneel is gemaakt dat ambtenaren die uittreden uit een substantieel bezwarende functie in de periode van 1 oktober 2014 tot en met 31 maart 2015 kunnen kiezen om uit te treden op grond van de oude of de nieuwe regeling. De afspraak ziet ook op ambtenaren die vallen onder het Besluit overgangsrecht FLO-functies. Hiertoe werkt het nieuwe artikel 94c van het ARAR eveneens terug tot en met 1 oktober 2014. Door de terugwerkende kracht van artikelen 94b en 94c gelden zowel de oude als de nieuwe bepalingen in de periode van 1 oktober 2014 tot en met 31 maart 2015, zodat gedurende deze periode de keuze gemaakt kan worden om uit te treden op basis van de oude of van de nieuwe regeling.

In het derde tot en met vijfde lid is geregeld dat op ambtenaren die voor 1 april 2015 zijn uitgetreden uit een substantieel bezwarende functie of op grond van het Besluit overgangsrecht FLO-functies, de betreffende bepalingen zoals deze gelden op 31 maart 2015 van toepassing blijven.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven