ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE SUBSIDIEREGELING ESF 2007–2013 (HERZIEN)
In bijlage 1, artikel A13, van de Subsidieregeling ESF 2007–2013 (herzien) wordt ‘€ 30.000.000,–’
vervangen door: € 36.000.000,–.
ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE SUBSIDIEREGELING ESF 2014–2020
De Subsidieregeling ESF 2014–2020 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd:
- duurzame inzetbaarheid:
-
het productief, gemotiveerd en gezond houden van werknemers om hen in staat te stellen
tot aan pensionering binnen of buiten de organisatie te blijven werken;.
B
In bijlage 1 wordt artikel A5 als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt ‘In aanvulling op artikel 7, derde lid en vierde lid, bevat
de projectbeschrijving en de begroting van de regio-aanvraag gemeenten’ vervangen
door: De projectbeschrijving en de begroting van de regio-aanvraag gemeenten bevatten.
2. In het derde lid wordt ‘In aanvulling op artikel 7, derde lid en vierde lid, bevat
de projectbeschrijving en de begroting van de regio-aanvraag leerlingen voortgezet
speciaal onderwijs en praktijkonderwijs’ vervangen door: De projectbeschrijving en
de begroting van de regio-aanvraag leerlingen voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs
bevatten.
3. In het vierde lid wordt ‘In aanvulling op artikel 15, tweede lid, is de volledige
administratie’ vervangen door: De volledige administratie is.
C
In bijlage 1 wordt in de artikelen A7, tweede lid, en A16, tweede lid, ‘In aanvulling
op’ vervangen door: In afwijking van.
D
In bijlage 1 wordt artikel A9 als volgt gewijzigd:
1. ‘In aanvulling op artikel 14 verleent de minister’ vervangen door: De minister verleent.
2. Na ‘artikel A8’ wordt een komma ingevoegd.
E
In bijlage 1 wordt artikel A18 als volgt gewijzigd:
1. ‘In aanvulling op artikel 14 verleent de minister’ vervangen door: De minister verleent.
2. Na ‘artikel A17’ wordt een komma ingevoegd.
F
In bijlage 1 wordt in artikel A19 ‘1 oktober 2014’ vervangen door ‘1 oktober 2015’
en wordt ‘31 oktober 2014’ vervangen door ‘30 oktober 2015’.
G
In bijlage 1 wordt in artikel A20 ‘€ 8.000.000,–’ vervangen door: € 9.000.000,–.
H
In bijlage 1 komt artikel A24, tweede lid, te luiden:
-
2. In afwijking van artikel 12, eerste lid, onderdeel a, zijn enkel de volgende externe
kosten subsidiabel: de kosten van extern ingekochte trajecten voor zover de relatie
met de activiteiten, genoemd in het eerste lid, voldoende aannemelijk is.
I
In bijlage 1 wordt in de aanhef van artikel A34 ‘Onverminderd artikel 13 komen niet
voor subsidie in aanmerking’ vervangen door: Niet voor subsidiering komen in aanmerking’.
J
In bijlage 1 wordt in de aanhef van artikel A36 ‘Onverminderd artikel 14 verleent
de minister’ vervangen door: De minister verleent.
K
In bijlage 1 wordt in artikel B2 ‘15 oktober 2014’ vervangen door ‘19 oktober 2015’
en wordt ‘7 november 2014’ vervangen door ‘13 november 2015’.
L
In bijlage 1 wordt artikel B4 als volgt gewijzigd:
1. De aanhef komt te luiden: Een project heeft tot doel het verkrijgen van advies met
een implementatieplan, dan wel het begeleiden van de implementatie van een advies,
op het terrein van duurzame inzetbaarheid en is in dit kader gericht op:.
2. Onder het tweede gedachtestreepje vervalt: naar duurzame inzetbaarheid van werknemers.
3. Onder het vijfde gedachtestreepje vervalt: en productiviteit.
4. Onder het zevende gedachtestreepje wordt na de puntkomma ‘of’ toegevoegd.
M
In bijlage 1 wordt artikel B6 als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt na ‘binnen het artikel B4 omschreven doel’ ingevoegd: , een
toelichting bevat op de relevantie voor de aanvrager.
2. In onderdeel c wordt ‘tien maanden’ vervangen door: twaalf maanden.
3. In onderdeel e wordt ‘adviseur’ telkens vervangen door ‘adviseur investeringsprioriteit
B’.
N
In bijlage 1 wordt in artikel B7 ‘In aanvulling op artikel 10 wordt geen subsidie
verleend’ vervangen door: Er wordt geen subsidie verleend.
O
In bijlage 1 wordt in de artikelen B8, aanhef, en B9, eerste lid, ‘adviseur’ vervangen
door: adviseur investeringsprioriteit B.
P
In bijlage 1 wordt artikel B10 als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘vier weken’ vervangen door: zes weken.
2. In het tweede lid wordt na ‘artikel 18’ en na ‘derde lid’ een komma ingevoegd en
wordt ‘€ 12.000’ vervangen door ‘€ 12.000,–’.
3. In het derde lid wordt ‘adviseur’ vervangen door ‘adviseur investeringsprioriteit
B’ en wordt ‘adviseur(s)’ vervangen door ‘adviseur investeringsprioriteit B’.
4. Onder vernummering van het vierde tot het vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
ARTIKEL III. INWERKINGTREDING
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
ALGEMEEN
Deze wijziging van de Subsidieregeling ESF 2014–2020 bevat enkele aanpassingen van
het in bijlage 1 van de regeling opgenomen hoofdstuk V (Duurzame inzetbaarheid bedrijven/instellingen)
in Investeringsprioriteit B (Actief en gezond ouder worden). In het najaar van 2014
is dit hoofdstuk voor het eerst opengesteld geweest. Deze openstelling is aan een
(tussen)evaluatie onderworpen om leerervaringen voor de volgende openstelling eind
2015 op te doen.1 De resultaten van deze tussenevaluatie zijn aanleiding tot een aantal wijzigingen
in de regeling. Naast dat er een aantal verduidelijkingen worden aangebracht, wordt
de maximale projectduur verlengd van tien naar twaalf maanden. Tevens wordt er een
nieuw aanvraagtijdvak geopend in het kader van hoofdstuk III. Voorts zijn enkele technisch-redactionele
wijzigingen opgenomen. Hiernaast is in deze wijzigingsregeling een aanpassing van
de Subsidieregeling ESF 2007–2013 (herzien) opgenomen. Het subsidieplafond in het
kader van hoofdstuk II van bijlage 1, Actie A, wordt verhoogd van € 30.000.000,– naar
€ 36.000.000,–. Voor een nadere toelichting van de verschillende wijzigingen wordt
verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.
Duurzame inzetbaarheid
In deze wijziging wordt het begrip ‘duurzame inzetbaarheid’ nader verduidelijkt. Onder
‘duurzame inzetbaarheid’ wordt verstaan het productief, gemotiveerd en gezond houden
van werknemers om hen in staat te stellen tot aan pensionering binnen of buiten de
organisatie te blijven werken. Dit vereist een optimale fit van het menselijk kapitaal
(kennis, vaardigheden, gezondheid en persoonlijkheid) van de werknemers met de vraag
op de arbeidsmarkt, zowel nu als in de toekomst. Dit kan bijvoorbeeld worden bereikt
door (preventieve) maatregelen op het gebied van management en organisatie van het
werk, personeel en gezond en veilig werken. Werkgevers kunnen hun medewerkers behouden
en versterken door hen uit te blijven dagen en eigenaarschap en zelfontplooiing te
stimuleren. Verzuim kan op deze manier worden tegengegaan en de persoonlijke effectiviteit
en medewerkertevredenheid kunnen verhoogd worden. Het effect is bovendien dat werknemers
gemakkelijk inzetbaar zijn en daarmee vergroten ze hun kansen op werk. Het zorgt voor
blijvende arbeidsparticipatie met toegevoegde waarde voor alle betrokkenen.
Gevolgen voor de regeldruk
Bij de voorbereiding van deze wijzigingsregeling is nagegaan of er sprake is van regeldrukeffecten.
Dit voorstel heeft geen regeldrukeffecten omdat het voornamelijk gaat om een aantal
technische aanpassingen en verduidelijkingen van de regeling. De bestaande informatieverplichtingen
wijzigen in zoverre dat nu ook de eis wordt gesteld dat de aanleiding moet worden
genoemd in het advies dan wel in het verslag van de implementatie. Dit heeft echter
geen noemenswaardige gevolgen voor de administratieve lasten, omdat dit wordt meegenomen
in de werkzaamheden die reeds worden verricht.
ARTIKELSGEWIJS
ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE SUBSIDIEREGELING ESF 2007–2013 (HERZIEN)
Het ESF-programma 2007–2013 loopt ten einde. In de loop van 2016 zal op basis van
de ingediende en gecontroleerde einddeclaraties duidelijk worden in hoeverre het beschikbare
ESF-budget van € 830 miljoen geheel zal zijn benut. Met de wijziging van artikel A13
wordt ruimte geboden om onverhoopte onderbenutting van ESF-middelen bij andere projecten
uit het programma op te vangen met een extra ophoging van het UWV-budget, voor het
geval het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen iets meer subsidiabele kosten
zou kunnen realiseren dan oorspronkelijk geraamd.
ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE SUBSIDIEREGELING ESF 2014–2020
Onderdeel A (artikel 1)
Aan artikel 1 wordt een definitie toegevoegd van ‘duurzame inzetbaarheid’. Dit begrip
is van belang in Investeringsprioriteit B, hoofdstuk V. Wat onder ‘duurzame inzetbaarheid’
wordt verstaan is reeds toegelicht in het kader van artikel B4 (zie Stcrt. 2014, 19322). Voor de duidelijkheid wordt dit begrip nu opgenomen in de begripsbepalingen. Zie
voor een nadere toelichting van dit begrip voorts ook het algemeen deel van de toelichting
van deze regeling.
Onderdelen B, D, E, I, J en N (bijlage 1, artikelen A5, A9, A18, A34, A36 en B7)
Op grond van artikel 2, vijfde lid, gelden de bepalingen in de bijlagen in aanvulling
op hetgeen in het algemeen deel van de regeling is vastgelegd. Het is derhalve niet
nodig in de artikelen in de bijlagen aan te geven dat een bepaling geldt in aanvulling
op of onverminderd een artikel uit het algemeen deel van de regeling. In deze onderdelen
worden enkele bepalingen uit de bijlagen hier technisch op aangepast.
Onderdelen C en H (bijlage 1, artikelen A7, A16 en A24)
De tekst van deze artikelleden wordt technisch-redactioneel aangepast. Uit deze bepalingen
volgt dat het om een beperking van de externe kosten, bedoeld in artikel 12, eerste
lid, onderdeel a, gaat. Dit wordt verduidelijkt in het artikel door aan te geven dat
deze bepalingen afwijken van de algemene regel.
Onderdelen F en G (bijlage 1, artikelen A19 en A20)
In hoofdstuk III wordt een nieuw aanvraagtijdvak geopend voor aanvragen door de Minister
van Veiligheid en Justitie in het kader van investeringsprioriteit A. Dit aanvraagtijdvak
loopt van 1 oktober 2015, 9.00 uur, tot en met 30 oktober 2015, 17.00 uur. Het maximaal
beschikbare bedrag voor het verlenen van subsidie bedraagt voor dit tijdvak € 9.000.000,–.
Onderdeel K (artikel B2)
Er wordt in dit artikel een nieuw aanvraagtijdvak geopend in het kader van hoofdstuk
V (Duurzame inzetbaarheid bedrijven/instellingen). Dit aanvraagtijdvak loopt van 19 oktober
2015, 9.00 uur, tot en met 13 november 2015, 17.00 uur.
Onderdeel L (artikel B4)
Artikel B4 wordt gewijzigd, mede naar aanleiding van de evaluatie genoemd in het algemeen
deel van de toelichting. De wijziging van de aanhef hangt samen met het opnemen van
een definitie van ‘duurzame inzetbaarheid’ in artikel 1 (zie artikel II, onderdeel
A, en het algemeen deel van de toelichting). Nu uit de definitie in artikel 1 volgt
wat onder ‘duurzame inzetbaarheid’ wordt verstaan is het niet nodig dit te herhalen
in de aanhef van artikel B4. De aanhef wordt voorts redactioneel aangepast in samenhang
met de wijziging onder 4. Uit de opsomming van de onderdelen vloeit voort dat een
project gericht kan zijn op één of meer van de genoemde thema’s en activiteiten. Dit
wordt derhalve niet geëxpliciteerd in de aanhef.
De wijziging onder 2 is technisch van aard. Uit de aanhef volgt dat de onder de gedachtestreepjes
genoemde thema’s en activiteiten in het kader van duurzame inzetbaarheid moeten plaatsvinden.
Dit betekent bijvoorbeeld dat de onder het eerste gedachtestreepje genoemde bedrijfs-
of organisatiescan en het onder het tweede gedachtestreepje genoemde onderzoek betrekking
moet hebben op duurzame inzetbaarheid.
Bij het voorgaande wordt voor de volledigheid opgemerkt dat het project primair gericht
moet zijn op het investeren in medewerkers in plaats van investeren in de organisatie.
Projecten die uitsluitend gericht zijn op andere doelen dan duurzame inzetbaarheid,
zoals het verlagen van de productiekosten, procesverbetering of bezuinigingen, komen
niet in aanmerking voor subsidie. Het ligt voorts niet in de rede dat het project
gericht is op activiteiten die de zorgplicht en wettelijke plicht van de werkgever
raken (zoals de risicoinventarisatie- en evaluatie en het periodiek arbeidsgezondheidskundig
onderzoek op grond van de Arbeidsomstandighedenwet of gangbare branche-standaarden
als ISO-certificering en VCA-certificering).
De wijziging onder 3 verduidelijkt dat het in dialoog met medewerkers aanpassen van
de organisatie van het werk primair gericht moet zijn op het verhogen van de betrokkenheid
en niet zozeer op de verhoging van de arbeidsproductiviteit. Het implementeren van
bijvoorbeeld het werken volgens Lean is subsidiabel mits medewerkers actief betrokken
worden bij de implementatie en de implementatie zich richt op het bevorderen van de
duurzame inzetbaarheid van medewerkers. Niet subsidiabel zijn de (onderdelen van de)
aanvragen voor implementatie van het werken volgens Lean die zich uitsluitend richten
op bijvoorbeeld procesinnovatie.
Onderdeel M (artikel B6)
Met de wijziging van onderdeel a wordt verduidelijkt dat niet alleen het advies en
de implementatie van het advies op de individuele organisatie moet zijn toegespitst,
maar ook de aanvraag en daarmee de opzet van het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
Om tot een toegespitst implementatieplan en praktische adviezen te komen, dient het
project zich te richten op vraagstukken die voor de aanvrager relevant zijn.
Met de wijziging van onderdeel c wordt de maximale projectduur verlengd van tien naar
twaalf maanden (onder 2). Uit de evaluatie blijkt dat de projectduur van tien maanden
door veel aanvragers in de eerste openstelling als vrij kort is ervaren. Een langere
looptijd kan daarom bijdragen aan een betere implementatie van het project. De wijziging
zal ook gelden ten aanzien van subsidieontvangers die een aanvraag hebben ingediend
in het aanvraagtijdvak van 15 oktober 2014, 9.00 uur, tot en met 7 november 2014,
17.00 uur. De desbetreffende subsidieontvangers zullen hierover een aparte beschikking
ontvangen van het Agentschap SZW. De wijziging onder 3 betreft een technisch-redactionele
aanpassing.
Onderdeel O (artikelen B8 en B9)
Dit onderdeel betreft een technisch-redactionele wijziging. Met de verwijzing naar
‘adviseur’ in deze artikelen wordt de ‘adviseur investeringsprioriteit B’ bedoeld,
zoals deze is gedefinieerd in artikel 1. Dit wordt verduidelijkt in de desbetreffende
artikelen.
Onderdeel P (artikel B10)
Onder 1 wordt de termijn voor het indienen van de einddeclaratie verlengd van vier
naar zes weken in verband met de verlenging van de maximale projectduur (zie onderdeel
M). Onder 2 en 3 worden voorts enkele technisch-redactionele wijzigingen gemaakt.
Onder 4 wordt een nieuw vierde lid ingevoegd waarin de elementen worden genoemd die
dienen te worden opgenomen in het advies of het verslag. De meeste elementen zijn
reeds opgenomen in de toelichting bij dit artikel (zie Stcrt. 2014, 19322). Ter verduidelijking zijn deze nu tevens opgenomen in artikel B10. Wellicht ten
overvloede wordt met betrekking tot onderdeel c opgemerkt dat bij het inschakelen
van meerdere adviseurs de namen van deze adviseurs moeten worden vermeld. Ook als
activiteiten of thema’s gericht zijn op meerdere doelgroepen dienen deze doelgroepen
te worden genoemd (onderdeel e). Voorts is aangevuld dat in het advies of het verslag
de aanleiding van de subsidieaanvraag wordt vermeld.
ARTIKEL III. INWERKINGTREDING
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van de Staatscourant
waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van de systematiek van de vaste
verandermomenten en van de minimale invoeringstermijn van twee maanden. In verband
met het openen van het nieuwe aanvraagtijdvakken in hoofdstuk III (Investeringsprioriteit
A), en hoofdstuk V (Investeringsprioriteit B) en de tijdige bekendmaking hiervan dient
deze regeling zo spoedig mogelijk te worden gepubliceerd en in werking te treden.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma