Regeling van De Nederlandsche Bank N.V. van 20 januari 2015, houdende regels met betrekking tot het rapportagekader als bedoeld in artikel 32 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen (Regeling verslagstaten pensioenfondsen 2015)

De Nederlandsche Bank N.V.,

Na overleg met de representatieve organisaties;

Gelet op artikel 147 van de Pensioenwet en artikel 142 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling;

Gelet op artikel 32 en artikel 33, vijfde lid, van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen;

Gelet op artikel 30a, vierde lid, van de Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 december 2014, tot wijziging van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met de Wet aanpassing financieel toetsingskader (Stcrt. 2014, 36799);

Besluit:

HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1.1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Besluit:

Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen;

b. DNB:

De Nederlandsche Bank N.V.;

c. fonds:

pensioenfonds, als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet, of beroepspensioenfonds, als bedoeld in artikel 1 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.

Artikel 1.2. Reikwijdte

Deze regeling is van toepassing op fondsen.

HOOFDSTUK 2. JAARSTATEN

Artikel 2.1. Modellen

De gegevens, bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdelen a tot en met i, k tot en met m, en p tot en met s, van het Besluit, worden aan DNB verstrekt door middel van de volgende modellen, zoals opgenomen in bijlage 1:

  • a. in het model van staten J101 tot en met J103: het fonds en zijn organisatie, als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit;

  • b. in het model van staat J201: een bestuursverslag, als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit;

  • c. in het model van staten J301 en J302: de enkelvoudige balans en, indien van toepassing, de geconsolideerde balans, als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel c, aanhef, van het Besluit;

  • d. in het model van staten J303 tot en met J305: een specificatie van de activa, als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel c, onder 1°., van het Besluit;

  • e. in het model van staat J306: een specificatie van de passiva, als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel c, onder 2°., van het Besluit;

  • f. in het model van staat J307: informatie over ontvangen en gestelde zekerheden en garanties, als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel c, onder 3°., van het Besluit;

  • g. in het model van staat J308: een toelichting op de balans, als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel c, aanhef, van het Besluit;

  • h. in het model van staten J309 en J310: de financiële relaties en transacties van het fonds, als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit;

  • i. in het model van staten J311 en J312: informatie over grote posten binnen de beleggingen, als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel c, onder 4°., van het Besluit;

  • j. in het model van staat J314: specificatie van de beleggingen, als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel c, onder 5°., van het Besluit, voor zover er verschillen te rapporteren zijn ten opzichte van de rapportage, bedoeld in artikel 3.1, onderdelen b en c;

  • k. in het model van staten J401 en J402: een rekening van baten en lasten met specificatie van de posten, als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel e, van het Besluit;

  • l. in het model van staat J403: specificatie van premiegegevens over het verslagjaar, als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel k, van het Besluit;

  • m. in het model van staten J501 tot en met J505: de dekkingsgraad, de beleidsdekkingsgraad en de reële dekkingsgraad, en toetsing van het eigen vermogen, als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdelen f en g, van het Besluit;

  • n. in het model van staten J601 tot en met J603 en staten J605 en J606: actuariële staten, als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel h, van het Besluit;

  • o. in het model van staat J604: informatie over toeslagverlening en informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten, als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel p en q, van het Besluit;

  • p. in het model van staat J701: het deelnemersbestand, als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel i, van het Besluit;

  • q. in het model van staten J801 en J802: verzekering, als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel l, van het Besluit;

  • r. in het model van staat J901: verplichtingen van het fonds voor risico van de deelnemers, als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel m, van het Besluit;

  • s. in het model van staat J902: uitvoering van een VUT-regeling, als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel r, van het Besluit;

  • t. in het model van staat J903: uitvoering van een inkoopregeling, als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel s, van het Besluit.

Artikel 2.2. Eisen aan de gegevensverstrekking

  • 1. De modellen van de verslagstaten, bedoeld in artikel 32, aanhef en onderdeel a, van het Besluit, zijn voor wat betreft de jaarstaten opgenomen in bijlage 1 en de daarbij behorende toelichting. De regels met betrekking tot de staten, bedoeld in artikel 32, aanhef en onderdelen b tot en met e, van het Besluit, zijn opgenomen in de modellen van de jaarstaten, bedoeld in artikel 2.1, en in de Aanwijzingen verslagstaten pensioenfondsen, zoals opgenomen in bijlage 4.

  • 2. De schriftelijke verzending van de controleverklaring, bedoeld in artikel 33, tweede lid, van het Besluit, geschiedt door het, door de accountant, toezenden aan DNB van een afschrift van de ingevulde staat J103, voorzien van een handgeschreven handtekening van die accountant.

  • 3. De schriftelijke verzending van de controleverklaring, bedoeld in artikel 33, derde lid, van het Besluit, geschiedt door het, door de actuaris, toezenden aan DNB van een afschrift van de ingevulde staat J606, voorzien van een handgeschreven handtekening van die actuaris.

  • 4. De schriftelijke verzending van de controleverklaring, bedoeld in artikel 33, vierde lid, van het Besluit, geschiedt door het, door het bestuur, toezenden aan DNB van een afschrift van de ingevulde staat J104, voorzien van de handgeschreven handtekeningen van de daartoe bevoegde leden van het bestuur.

Artikel 2.3. Indieningstermijn en -frequentie

  • 1. De in artikel 2.1 bedoelde gegevens worden eenmaal per kalenderjaar aan DNB verstrekt.

  • 2. Het fonds waarborgt dat de in artikel 2.1 bedoelde gegevens uiterlijk 30 juni, na afloop van het kalenderjaar waarop de rapportage betrekking heeft, in het bezit van DNB zijn.

HOOFDSTUK 3. KWARTAALSTATEN

Artikel 3.1. Modellen

De gegevens, bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdelen c, aanhef en onder 5°., f, g, j, onder 1°., k, n tot en met q, en t, en tweede lid, onderdelen a en c, van het Besluit, worden aan DNB verstrekt door middel van de volgende modellen, zoals opgenomen in bijlage 2:

  • a. in het model van staat K101: de balans, de dekkingsgraad en de beleidsdekkingsgraad, en toetsing van het eigen vermogen, als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdelen c, aanhef, f en g, van het Besluit;

  • b. in het model van staten K201 tot en met K205: specificatie van de beleggingen met betrekking tot de valuta, de risicoklassen, derivatenposities en beleggingsrendementen, als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel c, onder 5°., van het Besluit;

  • c. in het model van staat K301: specificatie van de beleggingen met betrekking tot de z-score, als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel c, onder 5°., van het Besluit;

  • d. in het model van staat K401 en K402: specificatie van premiegegevens over het nieuwe jaar, als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel k, van het Besluit;

  • e. in het model van staat K501 en K502: informatie over een herstelplan, als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel n, van het Besluit;

  • f. in het model van staat K602: de kenmerken van de door het fonds uitgevoerde pensioenregeling of pensioenregelingen, informatie over toeslagverlening, informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten en een besluit tot wijziging van een pensioenregeling in de verslagperiode met betrekking tot de kenmerken van de pensioenregeling, als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdelen j, onder 1°., p, q en t, alsmede, in geval van wijzigingen, informatie over de door het fonds uitgevoerde pensioenregelingen en de kenmerken van de pensioenregelingen, als bedoeld in artikel 30, tweede lid, onderdelen a en c, van het Besluit;

  • g. in het model van staat K702: informatie over de haalbaarheidstoets, als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel o, van het Besluit.

Artikel 3.2. Eisen aan de gegevensverstrekking

De modellen van de verslagstaten, bedoeld in artikel 32, aanhef en onderdeel a, van het Besluit, zijn voor wat betreft de kwartaalstaten opgenomen in bijlage 2 en de daarbij behorende toelichting. De regels met betrekking tot de staten, bedoeld in artikel 32, aanhef en onderdelen b tot en met e, van het Besluit FTK, zijn opgenomen in de modellen van de kwartaalstaten, bedoeld in artikel 3.1, en in de Aanwijzingen verslagstaten pensioenfondsen, zoals opgenomen in bijlage 4.

Artikel 3.3. Indieningstermijn en -frequentie

  • 1. De in artikel 3.1 bedoelde gegevens worden met de volgende frequentie aan DNB verstrekt:

    • a. de balans, de dekkingsgraad en de beleidsdekkingsgraad en toetsing van het eigen vermogen: elk kalenderkwartaal;

    • b. de specificatie van de beleggingen: elk kalenderkwartaal;

    • c. de z-score: elk eerste kalenderkwartaal;

    • d. de specificatie van premiegegevens: elk vierde kalenderkwartaal;

    • e. informatie over een herstelplan: elk vierde kalenderkwartaal;

    • f. de kenmerken van uitgevoerde pensioenregelingen, informatie over toeslagverlening en informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten: elk vierde kalenderkwartaal en, voor zover dit een ander kwartaal betreft, elk kalenderkwartaal waarin een bestuursbesluit tot wijziging van één of meer pensioenregelingen is genomen;

    • g. informatie over de haalbaarheidstoets: elk eerste kalenderkwartaal.

  • 2. Het fonds waarborgt dat de in artikel 3.1 bedoelde gegevens uiterlijk dertig werkdagen na afloop van het toepasselijke kalenderkwartaal in het bezit van DNB zijn.

  • 3. In afwijking van het tweede lid waarborgt het fonds dat de in artikel 3.1, onderdeel e, bedoelde gegevens in het bezit van DNB zijn binnen de termijn zoals bedoeld in artikel 138, tweede lid, en artikel 139, eerste lid, van de Pensioenwet, onderscheidenlijk artikel 133, tweede lid, en artikel 134, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.

  • 4. In afwijking van het tweede lid waarborgt het fonds dat de in artikel 3.1, onderdeel g, bedoelde gegevens uiterlijk 30 juni van het betreffende kalenderjaar in het bezit van DNB zijn.

HOOFDSTUK 4. MAANDSTATEN

Artikel 4.1. Modellen

Van de gegevens, bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel f,van het Besluit worden aan DNB verstrekt door middel van de volgende modellen, zoals opgenomen in bijlage 3:

Artikel 4.2. Eisen aan de gegevensverstrekking

De modellen van de verslagstaten, bedoeld in artikel 32, aanhef en onderdeel a, van het Besluit, zijn voor wat betreft de maandstaten opgenomen in bijlage 3 en de daarbij behorende toelichting. De regels met betrekking tot de staten, bedoeld in artikel 32, aanhef en onderdelen b tot en met e, van het Besluit FTK, zijn opgenomen in de modellen van de maandstaten, bedoeld in artikel 4.1, en in de Aanwijzingen verslagstaten pensioenfondsen, zoals opgenomen in bijlage 4.

Artikel 4.3. Indieningstermijn en -frequentie

  • 1. De in artikel 4.1. bedoelde gegevens worden elke kalendermaand aan DNB verstrekt.

  • 2. Het fonds waarborgt dat de in artikel 4.1. bedoelde gegevens uiterlijk tien werkdagen na afloop van de toepasselijke kalendermaand in het bezit van DNB zijn.

HOOFDSTUK 5. WAARDERING VAN DE POSTEN

Artikel 5.1. Vastlegging waarderingssystematiek

  • 1. Het fonds legt per categorie van activa en verplichtingen vast op welke wijze de waarde wordt vastgesteld.

  • 2. Het fonds legt vast op welke wijze het vereist eigen vermogen wordt vastgesteld.

HOOFDSTUK 6. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 6.1. Overgangsrecht

  • 1. De op grond van deze regeling te verstrekken gegevens worden voor de eerste maal verstrekt over het boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 2015.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt de beleidsdekkingsgraad per einde van het boekjaar 2014 verstrekt met inachtneming van het bepaalde in artikel 35, eerste lid, van het Besluit (Overgangsrecht beleidsdekkingsgraad).

  • 3. In afwijking van artikel 3.3, vierde lid, waarborgt het fonds in 2015 dat de in artikel 3.1, onderdeel g, bedoelde gegevens uiterlijk 1 oktober van dat kalenderjaar in het bezit van DNB zijn.

Artikel 6.2. Intrekking van de Regeling informatieverstrekking pensioenfondsen

De Regeling informatieverstrekking pensioenfondsen (Stcrt. 2007, 69; zoals nadien gewijzigd) wordt ingetrokken. Deze regeling blijft van toepassing op de verstrekking van gegevens over het boekjaar 2014 of over eerdere boekjaren, voor zover in de onderhavige regeling niet anders is bepaald.

Artikel 6.3. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2015.

Artikel 6.4. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling verslagstaten pensioenfondsen 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlagen 1 tot en met 4, die worden gepubliceerd op de website http://www.dnb.nl/statistiek/eline-dnb/pensioenfondsen/.

Amsterdam, 20 januari 2015

De Nederlandsche Bank N.V. F. Elderson, directeur

BIJLAGE 1. MODELLEN VAN DE JAARSTATEN

[Gepubliceerd op http://www.dnb.nl/statistiek/eline-dnb/pensioenfondsen/]

BIJLAGE 2. MODELLEN VAN DE KWARTAALSTATEN

[Gepubliceerd op http://www.dnb.nl/statistiek/eline-dnb/pensioenfondsen/]

BIJLAGE 3. MODELLEN VAN DE MAANDSTATEN

[Gepubliceerd op http://www.dnb.nl/statistiek/eline-dnb/pensioenfondsen/]

BIJLAGE 4. AANWIJZINGEN VERSLAGSTATEN PENSIOENFONDSEN

[Gepubliceerd op http://www.dnb.nl/statistiek/eline-dnb/pensioenfondsen/]

TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

Op grond van de aanhef van artikel 32 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen (hierna: het Besluit) stelt De Nederlandsche Bank N.V. (hierna: DNB) regels met betrekking tot de gegevens die pensioenfondsen moeten verstrekken op grond van artikel 30 van het Besluit FTK. In de diverse onderdelen van artikel 32 van het Besluit is de reikwijdte van de regelgevende bevoegdheid van DNB beperkt tot de volgende limitatieve onderwerpen:

  • a. de modellen waarin de gegevens worden verstrekt;

  • b. de reikwijdte en de mate van detaillering van de te verstrekken gegevens;

  • c. de waardering van de posten;

  • d. de te hanteren valuta en rekeneenheid;

  • e. de afronding;

  • f. de termijn waarbinnen de gegevens worden verstrekt; en

  • g. de frequentie waarmee de gegevens worden verstrekt.

Wijziging van het rapportagekader in verband met de invoering van een nieuw financieel toetsingskader pensioenfondsen

Met de Wet aanpassing financieel toetsingskader (Stb. 2014, 567) wordt met ingang van 1 januari 2015 voor pensioenfondsen een nieuw financieel toetsingskader (hierna ook: FTK) ingevoerd. Dit nieuwe FTK brengt ook aanpassingen in het rapportagekader voor pensioenfondsen mee. Deze regeling voorziet in dit aangepaste rapportagekader en strekt integraal ter vervanging – met ingang van 1 januari 2015 – van de Regeling informatieverstrekking pensioenfondsen (Stcrt. 2007, 69; zoals die regeling nadien is aangevuld en gewijzigd). De wijzigingen in het rapportagekader die het directe gevolg zijn van de aanpassing van het financieel toetsingskader per 1 januari 2015, hebben betrekking op de volgende onderdelen:

  • 1. toevoeging van een maandstaat met betrekking tot de dekkingsgraad en de beleidsdekkingsgraad;

  • 2. toevoeging van een kwartaalstaat met betrekking tot informatie over de haalbaarheidstoets;

  • 3. toevoeging van de reële dekkingsgraad aan de jaarstaten;

  • 4. aanpassing van de verwijzingen naar het gewijzigde artikel 30 van het Besluit FTK.

Daarnaast is in artikel 5.1 van deze nieuwe regeling toegevoegd dat een fonds vastlegt op welke wijze de activa en passiva worden gewaardeerd en hoe het vereist eigen vermogen wordt vastgesteld.

Uitvoering van artikel 32 van het Besluit FTK

De regels ten aanzien van de modellen waarin de gegevens van artikel 30 van het Besluit moeten worden verstrekt, zijn opgenomen in de artikelen 2.1 (jaarstaten), 3.1 (kwartaalstaten) en 4.1 (maandstaten) van deze regeling. De artikelen 2.2, 3.2 en 4.2 van deze regeling vinden hun rechtsgrondslag in artikel 32, onderdelen b tot en met e, van het Besluit. De artikelen 2.3, 3.3 en 4.3 van deze regeling vinden hun rechtsgrondslag in artikel 32, onderdelen f en g, van het Besluit. De rechtsgrondslag van de waarderingsregels van artikel 5.1 van deze regeling is te vinden in artikel 32, onderdeel c, van het Besluit.

De bevoegdheid van DNB om regels te stellen, strekt zich tevens uit tot de bevoegdheid om te bepalen welke regels voor een bepaald jaar gelden. Vandaar dat in artikel 6.1 van de gelegenheid gebruik is gemaakt om expliciet te regelen op welk boekjaar deze regeling van toepassing is, en welke regels gelden voor de daaraan voorafgaande boekjaren.

Vastleggen waardering

Om adequaat toezicht te kunnen houden op de prudentiële gegevens in de verslagstaten van fondsen, is inzicht nodig in de wijze waarop de verschillende onderdelen van de balans zijn gewaardeerd. Het fonds legt een beschrijving vast van de waarderingstechniek(en) en de input die bij de waardering worden gebruikt. Zo nodig wordt hierbij door het fonds onderscheid gemaakt naar jaarstaten, kwartaalstaten en maandstaten. Bij wijziging in de waarderingstechniek worden de wijziging en de reden(en) hiervoor vastgelegd. De wijze van waardering moet voldoet aan het uitgangspunt van marktwaardering, zoals voorgeschreven in de Pensioenwet (artikelen 126 en 135) en de Wet verplichte beroepspensioenregeling (artikelen 121 en 130). Met het oog op eensporige verslaglegging is de waarderingssystematiek ook in lijn met de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving voor de jaarrekening van pensioenfondsen (RJ610).

Om adequaat toezicht te kunnen houden op de toetsing van het eigen vermogen, moet het fonds ook vastleggen hoe invulling wordt gegeven aan de wijze van toetsing middels het standaardmodel, een eventueel aanvullend partieel intern model dan wel een (integraal) intern model.

Overigens leggen de meeste fondsen de waarderingssystematiek nu ook al vast, met het oog op de verslagleggingsstandaarden van de Raad voor de Jaarverslaggeving, bijvoorbeeld in een valuation manual.

Modellen van en aanwijzingen bij de staten

De modellen van de staten die in de artikelen 2.1, 3.1 en 4.1 worden genoemd – en de daarbij behorende aanwijzingen als bedoeld in het eerste lid van artikelen 2.2, en de artikelen 3.2 en 4.2 – worden vanwege enerzijds de grote omvang daarvan en anderzijds het voorschrift uit artikel 33 van het Besluit dat de staten elektronisch moeten worden ingediend, niet in de Staatscourant gepubliceerd. Deze modellen voor de jaarstaten (bijlage 1), de kwartaalstaten (bijlage 2), de maandstaten (bijlage 3) en de aanwijzingen (bijlage 4) zijn te raadplegen op de website http://www.dnb.nl/statistiek/eline-dnb/pensioenfondsen/ van DNB.

Indieningstermijn

De indieningstermijnen voor de jaarstaten (30 juni) en de kwartaalstaten (30 werkdagen na afloop van het kalenderkwartaal) zijn gelijk gebleven. Daarbij gelden twee uitzonderingen. Voor de rapportage over een herstelplan (K501 en K502) geldt een langere indieningstermijn overeenkomstig de wettelijke indieningstermijn voor een (geactualiseerd) herstelplan. Staat K702 met betrekking tot informatie over de haalbaarheidstoets moet uiterlijk 30 juni worden ingediend. Deze staat heeft betrekking op de belangrijkste resultaten van de meest recente haalbaarheidstoets. De indieningstermijn voor de maandstaten is gesteld op 10 werkdagen na afloop van de kalendermaand waarop die maandstaat betrekking heeft.

Schriftelijke indiening van de controleverklaringen

Zoals in de toelichting bij artikel 33 van het Besluit is aangegeven, dient de in artikel 30 van het Besluit bedoelde informatie in beginsel langs elektronische weg aan DNB te worden verstrekt. Daartoe is door DNB een elektronisch rapportagesysteem ontwikkeld, ‘e-line DNB’ genaamd. Dit systeem kent echter geen officiële elektronische handtekening, in de zin van de artikelen 15a en 15b van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. De wettelijk vereiste waarmerking door de accountant en de actuaris kan derhalve niet langs elektronische weg plaatsvinden. Hetzelfde geldt voor de ondertekening van verslagstaten door het bestuur.

Daarom bepalen de leden 2 tot en met 4 van artikel 33 van het Besluit dat de verklaringen van de accountant, de actuaris respectievelijk het bestuur schriftelijk aan DNB moeten worden verzonden, waarmee wordt bevestigd dat de gegevens die elektronisch worden toegestuurd gelijk zijn aan de gegevens waaromtrent de accountant en de actuaris de wettelijk vereiste verklaringen hebben afgelegd respectievelijk die het bestuur heeft geaccordeerd. De koppeling tussen de schriftelijk verzonden verklaring en de elektronische rapportage wordt gelegd via een controlegetal. De accountant en de actuaris kunnen de voor de wettelijk vereiste verklaringen beroepsmatig voorgeschreven teksten in de in ‘e-line DNB’ beschikbare tekstvelden invoeren en vervolgens de ingevulde staat afdrukken, desgewenst op eigen briefpapier. Uitsluitend indien de controlegetallen van de ingediende staten en de verklaringen identiek zijn, staat vast dat de accountant, de actuaris respectievelijk het bestuur de langs elektronische weg ontvangen rapportage hebben gewaarmerkt en is aan de bepalingen van artikel 33, tweede tot en met vierde lid, van het Besluit voldaan.

Overgangsrecht

De op grond van deze regeling te verstrekken gegevens worden voor de eerste maal verstrekt over het boekjaar 2015. Hierbij geldt een uitzondering voor de beleidsdekkingsgraad, aangezien die mede zal moeten worden berekend op basis van de dekkingsgraad in boekjaar 2014. In het tweede lid van artikel 6.1 van deze regeling wordt daarom aangegeven dat ook de beleidsdekkingsgraad per einde 2014 wordt gerapporteerd. Hierbij wordt verwezen naar artikel 35 van het Besluit, dat voorziet in overgangsrecht voor de berekening van de beleidsdekkingsgraad in 2015.

Voorts is in 2015 de indieningstermijn voor de staten K501 en K502 (informatie over een herstelplan) en K702 (informatie over de haalbaarheidstoets) verruimd met 3 maanden.

De Nederlandsche Bank N.V. F. Elderson, directeur

Naar boven