Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister van Infrastructuur en Milieu van 3 juni 2015, nummer 15074288, houdende regels over de programmatische aanpak stikstof (Regeling programmatische aanpak stikstof)

De Staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister van Infrastructuur en Milieu,

Handelende na overleg met de Minister van Defensie en gedeputeerde staten van de provincies en ten aanzien van artikel 6 in overeenstemming met de Minister van Defensie en gedeputeerde staten van de provincies;

Gelet op de artikelen 19kb, 19kh, vijfde lid, 19kn, eerste lid, 19ko, vijfde lid, en 19koa, eerste en tweede lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 en artikel 4.4, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht;

Besluiten:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

AERIUS Calculator:

rekeninstrument als bedoeld in artikel 2, bestaande uit een softwareprogramma, beschikbaar op www.aerius.nl, versie 2014, en een handboek, beschikbaar op www.aerius.nl, versie 2014;

AERIUS Register:

registratie-instrument als bedoeld in artikel 7, eerste lid, beschikbaar op www.aerius.nl, versie 2014;

minister:

Minister van Economische Zaken;

programma:

programma aanpak stikstof als bedoeld in artikel 19kg, eerste lid, van de wet;

toestemmingsbesluit:

besluit als bedoeld in artikel 19km, eerste lid, van de wet;

voor stikstof gevoelig habitat in een Natura 2000-gebied:

voor stikstof gevoelig natuurlijke habitat of habitat van voor stikstof gevoelige soorten in een Natura 2000-gebied dat in het programma is opgenomen en waarvoor een instandhoudingsdoelstelling geldt;

wet:

Natuurbeschermingswet 1998.

§ 2. Bepaling stikstofdepositie

Artikel 2

  • 1. Voor de vaststelling of een project of een andere handeling als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, van de wet, of een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 19db, eerste lid, van de wet, door het veroorzaken van stikstofdepositie op een voor stikstof gevoelig habitat in een Natura 2000-gebied een verslechterend of significant verstorend effect kan hebben, wordt de stikstofdepositie berekend met gebruikmaking van AERIUS Calculator.

  • 2. AERIUS Calculator wordt beheerd onder verantwoordelijkheid van de minister.

Artikel 3

De berekening van de stikstofdepositie, bedoeld in artikel 2, ten behoeve van een project dat betrekking heeft op de aanleg of wijziging van een hoofdweg als bedoeld in artikel 1 van de Tracéwet, dan wel een andere handeling met betrekking tot een hoofdweg, wordt beperkt tot de Natura 2000-gebieden die zijn gelegen in de nabijheid van het gebied dat zich uitstrekt van de voorafgaande tot en met de eerstvolgende aansluiting op het wegvak waar het project of de andere handeling betrekking op heeft, aangevuld met de Natura 2000-gebieden in de nabijheid van de wegvakken waar de toename van de weekdaggemiddelde verkeersintensiteit als gevolg van het project of de andere handeling ten minste 1.000 motorvoertuigen per rijrichting bedraagt. Daarbij wordt uitgegaan van het jaar waarin de toename van de depositie als gevolg van het project of de andere handeling het hoogst is.

§ 3. Ontwikkelingsruimte

Artikel 4

De omvang van de ontwikkelingsruimte voor een hectare van een voor stikstof gevoelig habitat in een Natura 2000-gebied op enig moment is de ontwikkelingsruimte die overeenkomstig artikel 19kh, vierde lid, tweede volzin, van de wet in het programma is vermeld, verminderd met de ontwikkelingsruimte die sindsdien overeenkomstig artikel 19ko, eerste lid, van de wet voor die hectare is afgeschreven en vermeerderd met de ontwikkelingsruimte die sindsdien overeenkomstig artikel 19ko, tweede lid, van de wet voor die hectare is bijgeschreven.

Artikel 5

  • 1. Het bevoegd gezag stelt de omvang van de in een toestemmingsbesluit toe te delen ontwikkelingsruimte vast met gebruikmaking van AERIUS Calculator.

  • 2. De ontwikkelingsruimte die het bevoegd gezag toedeelt in een toestemmingsbesluit is gelijk aan de toename van de stikstofdepositie op een hectare van een voor stikstof gevoelig habitat in een Natura 2000-gebied die een project of andere handeling per kalenderjaar kan veroorzaken, uitgaande van het jaar waarin de depositie als gevolg van dat project of die andere handeling het hoogst is.

  • 3. In een toestemmingsbesluit dat geldig is voor onbepaalde tijd kent het bevoegd gezag ontwikkelingsruimte eenmalig toe voor onbepaalde tijd.

  • 4. Ingeval sprake is van een project of een andere handeling waarvoor toestemming wordt verleend voor een duur van ten hoogste vijf jaar is, in afwijking van het tweede lid, de ontwikkelingsruimte die het bevoegd gezag in het toestemmingsbesluit voor dat project of die handeling toedeelt gelijk aan de som van de stikstofdeposities die het project of de andere handeling in de onderscheiden jaren op de desbetreffende hectare kan veroorzaken, gedeeld door zes.

  • 5. Ingeval een voorgenomen project of een andere handeling bestaat uit de wijziging of uitbreiding van een bestaande activiteit, wordt de in het tweede lid bedoelde toename bepaald ten opzichte van:

    • a. het project dat of de andere handeling die is toegestaan op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, van de wet, een beheerplan als bedoeld in artikel 19a van de wet of een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van hoofdstuk IX van de wet, indien voor dat project of die handeling reeds toestemming is verleend door middel van een zodanig besluit, onderscheidenlijk het project of de andere handeling waarvoor een melding als bedoeld in artikel 8 is gedaan, of

    • b. bij gebreke van een eerder besluit als bedoeld in onderdeel a, de bestaande activiteit en de daarbij behorende stikstofdepositie die ten hoogste feitelijk door die bestaande activiteit werd veroorzaakt voor 1 januari 2015, of

    • c. de feitelijk veroorzaakte stikstofdepositie, bedoeld in onderdeel b, ingeval die hoger is dan de stikstofdepositie die is toegestaan op grond van een eerder besluit als bedoeld in onderdeel a, voor zover dat besluit vóór de inwerkingtreding van deze regeling is genomen.

  • 6. De stikstofdepositie, bedoeld in het vijfde lid, onderdelen b en c, betreft de stikstofdepositie die in de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014 ten hoogste werd veroorzaakt als gevolg van hetgeen daadwerkelijk plaatsvond binnen de kaders van een op 1 januari 2015 geldende omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e of i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of een op 1 januari 2015 geldende vergunning of melding krachtens de Wet milieubeheer of Hinderwet.

  • 7. In gevallen als bedoeld in het vijfde lid, onderdelen b en c, waarin een voorgenomen project of andere handeling betrekking heeft op een wijziging of uitbreiding van een bestaande activiteit in opdracht van de Minister van Defensie, wordt de toename, bedoeld in het tweede lid, bepaald ten opzichte van de stikstofdepositie van het volledig operationeel gebruik:

    • a. van een inrichting binnen de kaders van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e of i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of een vergunning of melding krachtens de Wet milieubeheer of Hinderwet;

    • b. van een militaire luchthaven, met inbegrip van burgermedegebruik, dat ingevolge de Wet luchtvaart is toegestaan;

    • c. van een oefenterrein dat is toegestaan ingevolge het beheerplan, bedoeld in artikel 19a van de wet, voor het Natura 2000-gebied waarin dat oefenterrein ligt.

  • 8. In afwijking van het vijfde lid wordt in geval een voorgenomen project of andere handeling betrekking heeft op de wijziging of uitbreiding van een weg, vaarweg of spoorweg, de toename, bedoeld in het tweede lid, bepaald ten opzichte van de stikstofdepositie als gevolg van het verkeer op het wegennet, het vaarwegennet onderscheidenlijk het spoorwegennet, uitgaande van de autonome ontwikkeling van dat verkeer.

  • 9. Toedeling van ontwikkelingsruimte in een toestemmingsbesluit kan er niet toe leiden dat de resterende ontwikkelingsruimte voor een hectare van een voor stikstof gevoelig habitat in een Natura 2000-gebied minder bedraagt dan nul.

Artikel 6

Als projecten of andere handelingen dan wel als categorieën van projecten of andere handelingen als bedoeld in artikel 19kn, eerste lid, van de wet zijn aangewezen de in de bijlage bij deze regeling genoemde of beschreven projecten of andere handelingen.

Artikel 7

  • 1. Er is een registratie-instrument waarin gegevens worden opgenomen die betrekking hebben op de afschrijving, bijschrijving en reservering van ontwikkelingsruimte en op meldingen als bedoeld in artikel 8.

  • 2. Bij aanvang van het programma draagt de minister er zorg voor dat de beschikbare ontwikkelingsruimte in AERIUS Register wordt opgenomen.

  • 3. De registraties, bedoeld in artikel 19ko, eerste, tweede, derde en vierde lid, van de wet, geschieden in AERIUS Register, terstond nadat een toestemmingsbesluit is genomen, ingetrokken of vervallen of terstond nadat ontwikkelingsruimte in deze regeling is gereserveerd of een reservering van ontwikkelingsruimte in deze regeling is gewijzigd of vervallen.

  • 4. AERIUS Register wordt beheerd onder verantwoordelijkheid van de minister.

§ 4. Vrijstelling vergunningplicht

Artikel 8

  • 1. Degene die voornemens is een project te realiseren of een andere handeling te verrichten waarop artikel 19kh, zevende lid, onderdeel a, onder 1°, van de wet van toepassing is doet ten minste vier weken maar ten hoogste twee jaar voor de aanvang daarvan een melding, indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:

    • a.

      • 1°. het project of de andere handeling heeft betrekking op de oprichting, verandering of uitbreiding van een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer bestemd voor landbouw, industrie of het gebruik van gemotoriseerde voertuigen voor wedstrijden, of

      • 2°. de andere handeling heeft betrekking op het plaatsen van extra landbouwhuisdieren in een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer bestemd voor landbouw, of

      • 3°. het project heeft betrekking op de aanleg of wijziging van infrastructuur die uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is voor gemotoriseerd weg-, spoorweg-, vaarweg- of luchtvaartverkeer, en

    • b. het project of de andere handeling veroorzaakt stikstofdepositie op een voor stikstof gevoelig habitat in een Natura 2000-gebied die hoger is dan 0,05 mol per hectare per jaar.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, aanhef, doet degene die een andere handeling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, ten minste vier weken maar ten hoogste drie maanden daaraan voorafgaand een melding.

  • 3. De melding, bedoeld in het eerste lid, wordt gedaan bij gedeputeerde staten van de provincie waarin het project of de andere handeling in hoofdzaak wordt gerealiseerd, of, indien het een project of andere handeling of een gebied als bedoeld in artikel 19d, vijfde lid, van de wet betreft, bij de minister.

  • 4. De melding, bedoeld in het eerste lid, kan worden gedaan met gebruikmaking van AERIUS Calculator.

  • 5. Bij de melding, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens verstrekt:

    • a. de naam en het adres van de persoon of de rechtspersoon die de melding doet, alsmede het elektronisch adres van die persoon of rechtspersoon, indien de melding met behulp van AERIUS Calculator wordt gedaan;

    • b. indien de melding wordt gedaan door een gemachtigde: zijn naam en adres, de machtiging, alsmede het elektronisch adres van die persoon of rechtspersoon, indien de melding met behulp van AERIUS Calculator wordt gedaan;

    • c. indien het project of de andere handeling wordt uitgevoerd door een ander dan de aanvrager: zijn naam en adres;

    • d. het adres, de kadastrale aanduiding dan wel de ligging van het project of de andere handeling;

    • e. een omschrijving van de aard en de omvang van het project of de andere handeling;

    • f. de omvang van de stikstofdepositie die het project of de andere handeling per hectare per kalenderjaar veroorzaakt op een voor stikstof gevoelig habitat in een Natura 2000-gebied en de berekening waaruit die omvang blijkt, dan wel, ingeval toepassing is gegeven aan het vijfde lid, de gegevens ter onderbouwing van de bestaande activiteit;

    • g. het verwachte tijdstip waarop het project of de andere handeling wordt aangevangen.

  • 6. Op het bepalen van de omvang van de stikstofdepositie, bedoeld in het vijfde lid, onderdeel f, is artikel 5, tweede, vijfde, zesde en zevende lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 7. Een aanvraag voor een toestemmingsbesluit waarin gedurende het tijdvak waarvoor het programma is vastgesteld ontwikkelingsruimte is toegedeeld aan een project of een andere handeling, geldt tevens als een melding als bedoeld in het eerste lid ten aanzien van Natura 2000-gebieden waarop het project of de andere handeling stikstofdepositie veroorzaakt die lager is dan of gelijk is aan de waarde, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit grenswaarden programmatische aanpak stikstof.

  • 8. Het bestuursorgaan waarbij een melding is gedaan registreert de melding terstond na de ontvangst daarvan in AERIUS Register.

§ 5. Overgangsrecht en wijziging andere regelingen

Artikel 9

  • 1. Artikel 2 is niet van toepassing op een besluit op een aanvraag als bedoeld in artikel 19km, vierde lid, van de wet en op een verklaring of beschikking als bedoeld in artikel 47b, derde lid, van de wet waarop artikel 19km, vierde lid, van de wet van overeenkomstige toepassing is.

  • 2. Artikel 2 is niet van toepassing op een besluit op projecten, plannen en andere handelingen als bedoeld in artikel 67a van de wet.

  • 3. Voor de toepassing van artikel 5, zevende lid, onderdeel b, wordt onder ‘luchthaven’ mede begrepen een luchtvaartterrein als bedoeld in de Luchtvaartwet.

Artikel 10

Aan artikel 8.1 van de Regeling omgevingsrecht wordt na het zesde lid een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 7. Voor zover een aanvraag betreffende een Natura 2000-gebied als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op het veroorzaken van stikstofdepositie op een voor stikstof gevoelig habitat of habitat van voor stikstof gevoelige soorten waarvoor een instandhoudingsdoelstelling geldt in een Natura 2000-gebied dat in het programma aanpak stikstof, bedoeld in artikel 19kg, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 is opgenomen:

    • a. verstrekt de aanvrager in of bij de aanvraag een afschrift van een berekening van de stikstofdepositie die het project of de handeling op een Natura 2000-gebied veroorzaakt met gebruikmaking van AERIUS Calculator als bedoeld in artikel 1 van de Regeling programmatische aanpak stikstof;

    • b. bestaat de toets, bedoeld in het derde lid, dan wel de passende beoordeling, bedoeld in het vierde lid, slechts uit een verwijzing naar dat programma aanpak stikstof.

§ 6. Slotbepalingen

Artikel 11

Deze regeling treedt in werking op 1 juli 2015.

Artikel 12

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling programmatische aanpak stikstof.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 3 juni 2015

De Staatssecretaris van Economische Zaken S.A.M. Dijksma

De Minister van Infrastructuur en Milieu M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

BIJLAGE BIJ ARTIKEL 6

Projecten en andere handelingen of categorieën van projecten of andere handelingen waarvoor ontwikkelingsruimte is gereserveerd1

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

IenM - Projecten hoofdwegennet

Projectnaam

Projectomschrijving

Locatie

A1 Bunschoten – Knooppunt Hoevelaken

Uitbreiding van de capaciteit van de A1, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

A1 ter hoogte van Bunschoten – Knooppunt Hoevelaken

Aansluiting A76 Nuth

Aanleg van nieuwe aansluiting, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

Aansluiting A76 Nuth

A7/A8 Purmerend – Zaandam – Coenplein

Uitbreiding van de capaciteit van de A7/A8, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

A7/A8 ter hoogte van Purmerend, Zaandam – Coenplein

N35 Zwolle – Wijthmen

Aanpassing van de N35, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

N35 ter hoogte van Zwolle – Wijthmen

A1 Apeldoorn-zuid – Beekbergen

Verbetering van en rond knooppunt Beekbergen, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

A1 ter hoogte van Apeldoorn zuid – Beekbergen

A27/A1 Utrecht noord – knooppunt Eemnes – aansluiting Bunschoten

Uitbreiding van de capaciteit van de A27 en A1, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

A27/A1 ter hoogte van Utrecht noord, knooppunt Eemnes – aansluiting Bunschoten

A7 Zuidelijke Ringweg Groningen fase 2

Uitbreiding van de capaciteit van de Zuidelijke Ringweg Groningen, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

A7 Zuidelijke Ringweg Groningen

N35 Nijverdal – Wierden

Aanpassing van de N35, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

N35 ter hoogte van Nijverdal – Wierden

A12/A15 Ressen – Oudbroeken (ViA15)

Doortekking van de A15, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

A12/A15 ter hoogte van Ressen – Oudbroeken (ViA15)

A1 Apeldoorn – Azelo

Uitbreiding van de capaciteit van de A1, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

A1 ter hoogte van Apeldoorn – Azelo

Verkenning Haaglanden

Pakket aan maatregelen op de A4 passage, de aansluitingen en de toeleidende wegen, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

Regio Haaglanden

Rijnlandroute

Nieuwe verbinding en aanpassingen tussen Katwijk en A4 Leiden, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

Ter hoogte van Katwijk – Leiden

A4 Vlietland – N14

Uitbreiding van de capaciteit tussen A4 Vlietland en N14, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

A4 ter hoogte van Vlietland – de N14

A28/A1 knooppunt Hoevelaken

Aanpassing van de A28/A1 Knooppunt Hoevelaken, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

A28/A1 ter hoogte van knooppunt Hoevelaken

A24 Blankenburgverbinding (NWO)

Realiseren van een nieuwe verbinding, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

A24 ter hoogte van de A15 – A20

A27 Houten – Hooipolder

Uitbreiding van de capaciteit van de A27, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

A27 ter hoogte van Houten – Hooipolder

A1/A6/A9 Schiphol – Amsterdam – Almere

Uitbreiding van de capaciteit van de A1/A6/A9, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

A1/A6/A9 ter hoogte van Schiphol, Amsterdam – Almere

A27/A12 Ring Utrecht

Uitbreiding van de capaciteit van de A27/A12 Ring Utrecht, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

A27/A12 Ring Utrecht

A13/A16 Rotterdam

Nieuwe verbinding tussen de A13 en A16, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

A13/A16 ter hoogte van Rotterdam

Amsterdam Zuidas

Aanpassingen rond de Zuidas, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

Ter hoogte van de Zuidas

A10 Knooppunten De Nieuwe Meer en Amstel

Aanpassing van de knooppunten, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

A10 ter hoogte van knooppunten De Nieuwe Meer en Amstel

A2 ’t Vonderen -Kerensheide

Uitbreiding van de capaciteit van de A2, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

A2 ter hoogte van 't Vonderen – Kerensheide

A58 Eindhoven – Tilburg

Uitbreiding van de capaciteit van de A58, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

A58 ter hoogte van Eindhoven – Tilburg

A58 Sint Annabosch – Galder

Uitbreiding van de capaciteit van de A58, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

A58 ter hoogte van Sint Annabosch – Galder

Aansluiting A15/N3

Aanpassen van de aansluiting A15 met de N3, onderdeel van het in het MIRT Programma Aansluitingen

Aansluiting A15/N3

Aansluiting A16/N3

Aanpassen van de aansluiting A16 met de N3, onderdeel van het in het MIRT Programma Aansluitingen

Aansluiting A16/N3

A59 Brug over Drongelens Kanaal

Vervanging brug

A59 ter hoogte van de Brug over Drongelens Kanaal

A13 Zestienhoven – Delft Zuid

Verruiming van de openingstijden van de spitsstroken

A13 ter hoogte van Zestienhoven – Delft Zuid

A20 Terbregseplein

Verruiming van de openingstijden van de spitsstroken

A20 ter hoogte van het Terbregseplein

A12 Woerden – Gouda

Permanente openstelling plusstrook

A12 ter hoogte van Woerden – Gouda

A28 Zwolle

Verruiming van de openingstijden van de spitsstroken

A28 ter hoogte van Zwolle

IenM – Projecten Hoofdvaarwegennet

Projectnaam

Projectomschrijving

Locatie

Grote zeesluis in kanaal Gent – Terneuzen

Nieuwe zeesluis, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

Sluizencomplex Terneuzen

Lichteren buitenhaven IJmuiden

Verplaatsing en uitbreiding capaciteit lichtervoorziening,

zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

IJmuiden

Zeetoegang IJmond

Vervanging Noordersluis door een nieuwe, grotere zeesluis, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

Sluizencomplex IJmuiden

Capaciteitsuitbreiding Sluis Eefde

Uitbreiding sluiscomplex met tweede sluis, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

Sluiscomplex Eefde

Verruiming Twentekanalen Tweede fase

Verruiming vaarweg, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

Twentekanaal

Capaciteitsuitbreiding ligplaatsen IJssel

Capaciteitsuitbreiding ligplaatsen, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

IJssel

Verruiming vaarweg Eemshaven – Noordzee

Verruiming van de vaarweg, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

Eemshaven – Noordzee

Capaciteitsuitbreiding overnachtingsplaatsen Merwedes

Capaciteitsuitbreiding overnachtingsplaatsen, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

Merwedes

Capaciteitsuitbreiding ligplaatsen Beneden – Lek

Capaciteitsuitbreiding ligplaatsen, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

Beneden – Lek

Capaciteitsuitbreiding ligplaatsen Lekkanaal

Capaciteitsuitbreiding ligplaatsen, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

Lekkanaal

Toekomstvisie Waal: Overnachtingshaven Haaften

Capaciteitsuitbreiding ligplaatsen, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

Haaften

Toekomstvisie Waal: Overnachtingshaven Lobith

Capaciteitsuitbreiding ligplaatsen, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

Lobith

Capaciteitsuitbreiding ligplaatsen in de Rijn-Scheldeverbinding (3e fase)

Capaciteitsuitbreiding ligplaatsen, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

Rijn-Scheldeverbinding

Capaciteitsuitbreiding ligplaatsen Lemmer – Delfzijl

Capaciteitsuitbreiding ligplaatsen, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

Lemmer – Delfzijl

Toekomstvisie Waal: Amsterdam Rijnkanaal Zuid

Capaciteitsuitbreiding ligplaatsen, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

Amsterdam Rijnkanaal Zuid

Capaciteitsuitbreiding ligplaatsen Amsterdam – Lemmer

Capaciteitsuitbreiding ligplaatsen, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

Amsterdam Lemmer

IenM – Projecten Hoofdwatersysteem

Projectnaam

Projectomschrijving

Locatie

Versterking Afsluitdijk

Versterking Afsluitdijk, zoals aangegeven op bijbehorende projectblad MIRT Projectenboek 2015

Dijk ter afsluiting van het IJsselmeer van de Waddenzee

Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum

Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum, zoals aangegeven op bijbehorende projectblad MIRT Projectenboek 2015

Gebied tussen en in de nabijheid van Ooijen en Wanssum

Legger Vlieland en Terschelling

Legger Vlieland en Terschelling, zoals aangegeven op bijbehorende projectblad MIRT Projectenboek 2015

Vlieland en Terschelling

Markermeerdijk Marken

Markermeerdijk Marken, zoals aangegeven onder projectnummer R2-061 in de Basisrapportage HWBP 2 van 26 september 2011, Kamerstukken II 2011/12, 27 625, nr. 237.

Langs het traject Hoorn-Amsterdam gelegen dijk

Zandhonger Oosterschelde

Zandhonger Oosterschelde, zoals aangegeven op bijbehorende projectblad MIRT Projectenboek 2015

Meerdere locaties in de Oosterschelde

Houtribdijk

Houtribdijk, zoals aangegeven onder projectnummer R2-006 in de Basisrapportage HWBP 2 van 26 september 2011, Kamerstukken II 2011/12 27 625, nr. 237.

Dijk tussen Lelystad en Enkhuizen

Herstel Steenbekleding Oosterschelde en Westerschelde

Herstel Steenbekleding Oosterschelde en Westerschelde, zoals aangegeven op bijbehorende projectblad MIRT Projectenboek 2015

Diverse steenbekledingen langs de Oosterschelde en Westerschelde

West-Texel

Suppletie West-Texel, zoals aangegeven in het Programma kustlijnzorg 2012–2015, juli 2014, Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu

West-Texel, ter hoogte van strandpalen, zoals beschreven in projectomschrijving

Julianadorp

Suppletie Julianadorp, zoals aangegeven in het Programma kustlijnzorg 2012–2015, juli 2014, Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Julianadorp, ter hoogte van strandpalen, zoals beschreven in projectomschrijving

Bergen en Egmond

Suppletie Bergen en Egmond, zoals aangegeven in het Programma kustlijnzorg 2012–2015, juli 2014, Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Bergen en Egmond, vooroever, ter hoogte van strandpalen, zoals beschreven in projectomschrijving

Bergen en Egmond

Suppletie Bergen en Egmond, zoals aangegeven in het Programma kustlijnzorg 2012–2015, juli 2014, Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Bergen en Egmond, strand, ter hoogte van strandpalen, zoals beschreven in projectomschrijving

Kop van Goeree

Suppletie Kop van Goeree, zoals aangegeven in het Programma kustlijnzorg 2012–2015, juli 2014, Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Kop van Goeree, ter hoogte van strandpalen, zoals beschreven in projectomschrijving

Renesse

Suppletie Renesse, zoals aangegeven in het Programma kustlijnzorg 2012–2015, juli 2014, Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Renesse, ter hoogte van strandpalen, zoals beschreven in projectomschrijving

Westkapelle en Zoutelande

Suppletie Westkapelle en Zoutelande, zoals aangegeven in het Programma kustlijnzorg 2012–2015, juli 2014, Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Westkapelle en Zoutelande, ter hoogte van strandpalen, zoals beschreven in projectomschrijving

Vlissingen en Dishoek

Suppletie Vlissingen en Dishoek, zoals aangegeven in het Programma kustlijnzorg 2012–2015, juli 2014, Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Vlissingen en Dishoek, ter hoogte van strandpalen, zoals beschreven in projectomschrijving

Bloemendaal en Zandvoort

Suppletie Bloemendaal en Zandvoort, zoals aangegeven in het Programma kustlijnzorg 2012–2015, juli 2014, Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Bloemendaal en Zandvoort, ter hoogte van strandpalen, zoals beschreven in projectomschrijving

West-Ameland

Suppletie West-Ameland, zoals aangegeven in het Programma kustlijnzorg 2012–2015, juli 2014, Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu

West-Ameland, ter hoogte van strandpalen, zoals beschreven in projectomschrijving

Midden-Ameland

Suppletie Midden-Ameland, zoals aangegeven in het Programma kustlijnzorg 2012–2015, juli 2014, Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Midden-Ameland, vooroever, ter hoogte van strandpalen, zoals beschreven in projectomschrijving

Midden-Ameland

Suppletie Midden-Ameland, zoals aangegeven in het Programma kustlijnzorg 2012–2015, juli 2014, Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Midden-Ameland, strand, ter hoogte van strandpalen, zoals beschreven in projectomschrijving

Noordwijk

Suppletie Noordwijk, zoals aangegeven in het Programma kustlijnzorg 2012–2015, juli 2014, Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Noordwijk, ter hoogte van strandpalen, zoals beschreven in projectomschrijving

Scheveningen

Suppletie Scheveningen, zoals aangegeven in het Programma kustlijnzorg 2012–2015, juli 2014, Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Scheveningen, ter hoogte van strandpalen, zoals beschreven in projectomschrijving

Domburg

Suppletie Domburg, zoals aangegeven in het Programma kustlijnzorg 2012–2015, juli 2014, Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Domburg, ter hoogte van strandpalen, zoals beschreven in projectomschrijving

Zeedijk Westkapelle

Suppletie Zeedijk Westkapelle, zoals aangegeven in het Programma kustlijnzorg 2012–2015, juli 2014, Rijkswaterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Zeedijk Westkapelle, ter hoogte van strandpalen, zoals beschreven in projectomschrijving

Lingewaal – Neerijnen

Dijkversterking Lingewaal – Neerijnen, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De noordelijke Waaldijk ter hoogte van Neerijen en Lingewaal, dijkring 43

Opijnen – Ophemert

Dijkversterking Opijnen – Ophemert, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De noordelijke Waaldijk tussen Opijnen en Ophemert, dijkring 43

Waardenburg – Opijnen

Dijkversterking Waardenburg – Opijnen, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De noordelijke Waaldijk tussen Waardenburg en Opijnen, dijkring 43

Gorinchem

Dijkversterking Gorinchem, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De noordelijke Waaldijk tussen Gorinchem en Dalem, dijkring 43

Vuren – Haaften

Dijkversterking Vuren – Haaften, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De noordelijke Waaldijk tussen Vuren en Haaften, dijkring 43

Vecht- en Steenendijk

Dijkversterking Vecht- en Steenendijk, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De westelijke Vechtdijk tussen Langenholte en Ommen en de oostelijke Vechtdijk tussen Hasselt en Dalfsen, dijkring 9 en 53

Mastenbroek IJssel

Dijkversterking Mastenbroek IJssel, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De oostelijke IJsseldijk tussen IJsselmuiden en ’s-Heerenbroek, dijkring 10

Wolferen – Sprok

Dijkversterking Wolferen – Sprok, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De noordelijke Waaldijk tussen Wolferen en restaurant Sprok, dijkring 43

Zwolle

Dijkversterking Zwolle, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De kering aan de oostelijke oever van het Zwolle/IJsselkanaal, dijkring 53

IJsselzone Zwolle

Dijkversterking IJsselzone Zwolle, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De oostelijke IJsseldijk bij Zwolle van de Spooldersluis tot Windesheim, dijkring 53

Mastenbroek Zwarte Water

Dijkversterking Mastenbroek Zwarte Water, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De keringen aan de westzijde van het Zwarte Water van Stadshagen in Zwolle tot Gerne-Overwaters, dijkring 10

Gouderak

Dijkversterking Gouderak, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De dijken langs de Hollandse IJssel bij de Lopiker- en Krinpenerwaard, dijkring 15

Vierburen – Oostpolderdijk

Dijkversterking Vierburen – Oostpolderdijk, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

Ter hoogte van Vierburen en de Oostpolderdijk

Krimpen / Ouderkerk

Dijkversterking Krimpen / Ouderkerk, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De dijken langs de Hollandsche IJssel bij Krimpen aan de IJssel en Ouderkerk aan de IJssel, dijkring 15

Neder Betuwe

Dijkversterking Neder Betuwe, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De noordelijke Waaldijken ten westen van Wolferen tot het Amsterdam-Rijnkanaal bij Tiel, dijkring 43

Rondom Kampen

Dijkversterking Rondom Kampen, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De IJsseldijk bij Kampen, dijkring 11

Lingewaard

Dijkversterking Lingewaard, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De keringen langs de Waal en het Pannerdens Kanaal bij Lingewaard, dijkring 43

Werkendam – Giessen

Dijkversterking Werkendam – Giessen, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De keringen langs de Afgedamde Maas en Bovenmerwede tussen Werkendam en Giessen, dijkring 24

Mastenbroek Zwarte Meer

Dijkversterking Mastenbroek Zwarte Meer, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De keringen langs de zuidzijde van het Zwarte Meer tussen IJsselmuiden en Genemuiden, dijkring 10

Olst – Wijhe

Dijkversterking Olst – Wijhe, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De oostelijke IJsseldijk tussen Olst tot Herxen, dijkring 53

Culemborg

Dijkversterking Culemborg, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De zuidelijke Lekdijk tussen Werk aan het Spoel en Culemborg, dijkring 43

Genemuiden

Dijkversterking Genemuiden, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De dijken langs het Zwarte Water bij Genemuiden, dijkring 10

IJsseldijk Gouda (fase 2)

Dijkversterking IJsseldijk Gouda (fase 2), zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De dijken van de Hollandsche IJssel in de gemeente Gouda tussen de Julianasluis en de Waaiersluis, dijkring 14

Peerenboom – Genderen

Dijkversterking Peerenboom – Genderen, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De dijken langs de Bergsche Maas tussen Peerenboom en Genderen, dijkring 24

West Holwerderpolder – Lauwersmeer

Dijkversterking West Holwerderpolder – Lauwersmeer, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De Waddenzeedijken tussen Holwerd en Lauwersmeer, dijkring 6

Tiel

Dijkversterking Tiel, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De noordelijke Waaldijk tussen Tiel en Passewaaij, dijkring 43

Pannerden / Loo

Dijkversterking Pannerden / Loo, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De dijken langs het Pannerdens Kanaal tussen Pannerden en Loo, dijkring 48

Leeuwen – Oude Maasdijk

Dijkversterking Leeuwen – Oude Maasdijk, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De zuidelijke Waaldijk tussen Sint Andries en Beneden Leeuwen, dijkring 41

Winssen – Drutensche Waarden

Dijkversterking Winssen – Drutensche Waarden, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De zuidelijke Waalkeringen tussen Beneden Leeuwen en de A50 bij Eeuwijk, dijkring 41

Zettingsvloeiing Verlengde Derde Toetsing

Dijkversterking Zettingsvloeiing Verlengde Derde Toetsing, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De keringen aan de Oude Maas, Haringvliet, Spui en Grevelingen, dijkring 17, 20 en 25

Gameren

Dijkversterking Gameren, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De zuidelijke Waaldijk bij Gameren, dijkring 38

IJsseldijk Gouda (urgent deel)

Dijkversterking IJsseldijk Gouda (urgent deel), zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De dijken van de Hollandsche IJssel in de gemeente Gouda tussen de Julianasluis en de Waaiersluis, dijkring 14

Lauwersmeer / Vierhuizergat

Dijkversterking Lauwersmeer / Vierhuizergat, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De dijken aan de oostkant van het Lauwersmeer tussen Lauwersoog en Marnerwaard, dijkring 6

Capelle / Zuidplas

Dijkversterking Capelle / Zuidplas, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

Vier dijkvakken langs de Hollandsche IJssel bij Capelle aan de IJssel en Nieuwerkerk aan de IJssel, dijkring 14

Burghsluis – Schelphoek

Dijkversterking Burghsluis – Schelphoek, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De dijken langs de Oosterschelde tussen Burghsluis en Serooskerke, dijkring 26

Flaauwershaven / Borrendamme

Dijkversterking Flaauwershaven / Borrendamme, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De dijken langs de noordkant van de Oosterschelde tussen Zierikzee en Serooskerke, dijkring 26

Ooij en Millingen

Dijkversterking Ooij en Millingen, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De Ooijse dijk tussen Nijmegen en Millingen aan de Rijn aan de zuidkant van de Waal, dijkring 42

Loswal Hattem & Apeldoorns kanaal

Dijkversterking Loswal Hattem & Apeldoorns kanaal, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De dijken langs de IJssel bij het Apeldoorns kanaal bij Hattem, dijkring 11 en 52

Zuid-Beveland West, Westerschelde

Dijkversterking Zuid-Beveland West, Westerschelde, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De dijken langs de noordkant van de Westerschelde ter hoogte van Kapelle, dijkring 30

Kunstwerken Markermeer

Dijkversterking Kunstwerken Markermeer, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

Keringen nabij Enkhuizen, Broekerhaven en Hoorn, dijkring 13

Koehool – West Holwerderpolder

Dijkversterking Koehool-West Holwerderpolder, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De dijken aan de Waddenzee tussen Koehool en Holwerd, dijkring 6

Emanuelpolder

Dijkversterking Emanuelpolder, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De dijken aan de noordkant van de Westerschelde tussen Waarde en Rilland, dijkring 31

Inlaag Zuidhoek/Bruinisse

Dijkversterking Inlaag Zuidhoek/Bruinisse, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De dijken aan de noordkant van de Oosterschelde bij Zierikzee en Bruinisse, dijkring 26

Spakenburg

Dijkversterking Spakenburg, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De keringen langs het Eemmeer bij Spakenburg, dijkring 45

Zuid-Beveland Oost, Westerschelde

Dijkversterking Zuid-Beveland Oost, Westerschelde, zoals aangegeven in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, Projectenboek 2015, oktober 2015

De noordzijde van de Westerschelde ter hoogte van Kruiningen en Waarde, dijkring 31

Markermeerdijk Hoorn – Edam – Amsterdam (planstudie)

Dijkversterking Markermeerdijk Marken, zoals aangegeven onder projectnummer R2-061 in de Basisrapportage HWBP 2 van 26 september 2011, Kamerstukken II 2011/12, 27 625, nr. 237.

Tussen Hoorn, Edam en Amsterdam

Waddenzeedijk Texel

Dijkversterking Waddenzeedijk Texel, zoals aangegeven onder projectnummer R2-061 in de Basisrapportage HWBP 2 van 26 september 2011, Kamerstukken II 2011/12, 27 625, nr. 237.

Aan de zuidzijde van Texel, dijkring 5

Hoogwaterkering Den Oever

Dijkversterking Hoogwaterkering Den Oever, zoals aangegeven onder projectnummer W2-085 in de Basisrapportage HWBP 2 van 26 september 2011, Kamerstukken II 2011/12, 27 625, nr. 237.

Havendijk in Den Oever

Dijkversterking Spui Oost

Dijkversterking Spui Oost, zoals aangegeven onder projectnummer WN-003 in de Basisrapportage HWBP 2 van 26 september 2011, Kamerstukken II 2011/12, 27 625, nr. 237.

Aan de oostkant van het Spui in de Hoeksche waard

Waddenzeedijk, Friese kust

Dijkversterking Waddenzeedijk, Friese kust, zoals aangegeven onder projectnummer W2-030 in de Basisrapportage HWBP 2 van 26 september 2011, Kamerstukken II 2011/12, 27 625, nr. 237.

Aan de Friese kust ter noord westen van Leeuwarden

Koegraszeedijk

Dijkversterking Koegraszeedijk, zoals aangegeven onder projectnummer W2-080 in de Basisrapportage HWBP 2 van 26 september 2011, Kamerstukken II 2011/12, 27 625, nr. 237.

Aan de oostkant van Den Helder

Dijkversterking Spui West

Dijkversterking Spui West, zoals aangegeven onder projectnummer WN-004 in de Basisrapportage HWBP 2 van 26 september 2011, Kamerstukken II 2011/12, 27 625, nr. 237.

Aan de westkant van het Spui op Voorne-Putten

Dijkversterking Spui Hoeksche Waard Zuid

Dijkversterking Spui Hoeksche Waard Zuid, zoals aangegeven onder projectnummer WN-008 WN-004 in de Basisrapportage HWBP 2 van 26 september 2011, Kamerstukken II 2011/12, 27 625, nr. 237.

Zuidelijke deel Hoeksche waard

IJsseldelta Zuid

Gecombineerde ruimtelijke opgave, zoals aangegeven in Wijziging PKB Ruimte voor de rivier, bij Besluit van 13 september 2012 en gepubliceerd in de Staatscourant van 29 mei 2013, Nr. 14312

Ter hoogte van Kampen

Uiterwaardvergraving Huissensche Waarden

Uiterwaardenvergraving, zoals aangegeven in PKB Ruimte voor de rivier, zoals goedgekeurd op 7 juli 2006,

Ter hoogte van Huissen

Handelingen TK 2005/2006, nr. 98, blz: 6087 en gepubliceerd in de Staatscourant van 25 januari 2007, Nr. 18, p.11

IJsselsprong: Dijkverleggingen Cortenoever en Voorsterklei

Dijkverlegging, zoals aangegeven in PKB Ruimte voor de rivier, zoals goedgekeurd op 7 juli 2006,

Ter hoogte van Voorst

Handelingen TK 2005/2006, nr. 98, blz: 6087 en gepubliceerd in de Staatscourant van 25 januari 2007, Nr. 18, p.11

Sanering Twentekanalen Oevers Markerink

Sanering Twentekanalen Oevers Markerink, zoals aangegeven in Herziening BPRW 2012

Verbinding tussen Eefde en Enschede

Uitwerking tussentijdse partiële herziening

Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren 2010-2015, juni 2012

Waterbodemsanering Wantij

Waterbodemsanering Wantij, zoals onder SGBP-code BE05 aangegeven in Herziening BPRW 2012

Verbinding tussen de Sliedrechtse Biesbosch en de Beneden Merwede bij Dordrecht.

Uitwerking tussentijdse partiële herziening

Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren 2010-2015, juni 2012

Drutensche waard west (Kaliwaal)

Uiterwaardenverlaging en nevengeulen, zoals aangegeven in Herziening BPRW 2012

Gelegen aan de Waal ter hoogte van Ochten

Uitwerking tussentijdse partiële herziening

Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren 2010-2015, juni 2012

IenM – Spoorwegprojecten

Projectnaam

Projectomschrijving

Locatie

Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS)

Hogere frequenties op het spoor en het verwerken van het groeiende goederenvervoer, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

Landelijk

PHS Goederenroute Oost Nederland

Onderdeel Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

Oost Nederland

PHS Meteren – Boxtel

Onderdeel Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

Meteren – Boxtel

PHS Eindhoven – Breda

Onderdeel Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

Eindhoven – Breda

PHS Amsterdam – Eindhoven

Onderdeel Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

Amsterdam – Eindhoven

PHS Alkmaar – Amsterdam

Onderdeel Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

Alkmaar – Amsterdam

OV Schiphol – Amsterdam – Almere – Lelystad

Uitbreiden capaciteit corridor, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

Schiphol – Amsterdam – Almere – Lelystad

Zwolle – Herfte

Uitbreiden capaciteit corridor, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

Zwolle – Herfte

Maaslijn

Verbeteren robuustheid en snelheid tussen Roermond en Nijmegen ten behoeve van een verbeterde overstap in Roermond en Nijmegen.

Roermond – Nijmegen

Goederenverbinding Antwerpen – Roergebied (IJzeren Rijn)

Weer in gebruik nemen van het tracé, zie bijbehorende projectblad MIRT projectenoverzicht 2015

Antwerpen – Roergebied

IenM – Luchthavens

Projectnaam

Projectomschrijving

Locatie

Luchthavenverkeersbesluit Schiphol

Groei Schiphol tot 510.000 vliegtuigbewegingen per jaar, zoals voorzien in het nieuwe normen- en handhavingstelsel Schiphol (Nieuwe Normen en Handhavingsstelsel, oktober 2013).

Luchthaven Schiphol

Luchthaven Lelystad

Groei Luchthaven Lelystad tot 45.000 vliegbewegingen (groot verkeer) per jaar. Hiertoe wordt onder andere de startbaan verlengd (tot 2.400 meter) en wordt een nieuwe terminal gebouwd.

Luchthaven Lelystad

Ministerie van Defensie

Ministerie van Defensie

Projectnaam

Projectomschrijving

Locatie

Herbelegging Nieuwe haven

Inpassing Joost Dourlein kazerne in Nieuwe Haven.

Nieuwe Haven, Den Helder

Herbelegging Legerplaats Ermelo

Inpassing Van Hornekazerne en Korporaal Van Oudheusdenkazerne op Legerplaats Ermelo

Leuvenumseweg, Ermelo

Herbelegging Luitenant generaal Bestkazerne

Inbreiding kazerne

Ripseweg, Vredepeel

Herbelegging Commando luchtstrijdkrachten

Inpassing DVD Tilburg in Commando Luchtstrijdkrachten

Luchtmachtplein, Breda

Herbelegging Trip van Zoudtlandkazerne

Inbreiding kazerne

De la Reijweg, Breda

Herbelegging Camp New Amsterdam

Inbreiding kazerne

Dolderseweg, Huis ter Heide, Utrecht

Herbelegging MC Maaldrift

Inbreiding kazerne

Ammonslaantje, Wassenaar

Herbelegging MMC Veenhuizen

Inbreiding MMC Veenhuizen

Norgerweg, Venhuizen

Herbelegging Van Ghentkazerne

Inbreiding kazerne

Toepad, Rotterdam

Herindeling Air Operations Control

Inpassing deel AOCS Nieuw Milligen in Vliegbasis Volkel

Vliegbasis Volkel, Volkel

Herbelegging Luitenant Kolonel Tonnetkazerne

Inbreiding kazerne

Eperweg, 't Harde

Herbelegging Legerplaats bij Olderboek

Inbreiding kazerne

Eperweg, 't Harde

Ontwikkeling Vliegbasis Woensdrecht

Ontwikkeling Vliegbasis Woensdrecht

Kooijweg, Hoogerheide

Mariene kazerne Vlissingen

Nieuwbouw Mariene kazerne Vlissingen en oefengebieden Zeeland

Vlissingen, diverse gebieden provincie Zeeland

Uitbreiding NCIA

Uitbreiding NCIA

Oude Waalsdorperweg, Den Haag

Herbelegging Johannes Postkazerne

Inbreiding kazerne

Johannes Postweg, Darp

Provincies

Alle nog uit te voeren wegprojecten die in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn opgenomen, zijn onderdeel van deze bijlage. Enkele van deze projecten staan ook in onderstaand overzicht. Voor een volledig overzicht van alle NSL-projecten, zie www.nsl-monitoring.nl/monitoring-nsl/exporteren/projecten/

Provincie Drenthe

Projectnaam

Projectomschrijving

Locatie

Woningbouw Assen

Uitbreiding bestaande woonwijk met ca. 150 ha.

Gemeente Assen

Toerisme/ recreatie

Realisatie toeristisch/recreatieve zone rondom en nabij TT-circuit.

Gemeente Assen

Infrastructuur

Verbetering bereikbaarheid stad.

Gemeente Assen

Provincie Flevoland

Projectnaam

Projectomschrijving

Locatie

Floriade 2022: Growing Green Cities

Ontwikkeling Floriade in Almere

Gemeente Almere

Woningbouw Almere Hout

Woningbouw Almere Hout

Gemeente Almere

Industrieterrein Flevokust

Te realiseren multimodale overslaghaven met een containerterminal en een ‘nat’ industrieterrein

Gemeente Lelystad

Landbouw in Flevoland zone 0-5km

Autonome ontwikkeling van de veehouderijen in Flevoland

Provincie Flevoland

Landbouw in Flevoland zone 5-10 km

Autonome ontwikkeling van de veehouderijen in Flevoland

Provincie Flevoland

Landbouw in Flevoland zone 10-99 km

Autonome ontwikkeling van de veehouderijen in Flevoland

Provincie Flevoland

Provincie Gelderland

Projectnaam

Projectomschrijving

Locatie

Industrieterrein Arnhem

Uitbreiding/vestiging bedrijven

Arnhem

Industrieterrein Elst

Uitbreiding/vestiging bedrijven

Elst Gld.

Industrieterrein Duiven

Uitbreiding/vestiging bedrijven

Duiven

Industrieterrein Zutphen

Uitbreiding/vestiging bedrijven

Zutphen

Industrieterrein Apeldoorn

Uitbreiding/vestiging bedrijven

Apeldoorn

Industrieterrein Tiel 1

Uitbreiding/vestiging bedrijven

Tiel

Industrieterrein Harderwijk

Uitbreiding/vestiging bedrijven

Harderwijk

Industrieterrein Tiel 2

Uitbreiding/vestiging bedrijven

Tiel

Provinciale weg N348/N786

Verbetering doorstroming door Dieren

Rheden

Provinciale weg N345

Realisatie rondweg ten westen van buurtschap de Hoven

Zutphen

Provincie Groningen

Projectnaam

Projectomschrijving

Locatie

Energiecentrale 1

Nieuwe centrale 1600 Mw (E)

Gemeente Eemsmond, Eemshaven

Energiecentrale 2

Nieuwe centrale 1200 Mw (E)

Gemeente Eemsmond, Eemshaven

Energiecentrale 3

Realisatie nieuwe centrale 1200 Mw (E)

Gemeente Eemsmond, Eemshaven

Suikerfabriek

Uitbreiding capaciteit tot 25.000 ton/d (150 d/j en 24 u/d)

Gemeente Groningen

Biomassacentrale 1

Nieuwe centrale 49.9 Mw (E) en 147 Mw (W)

Gemeente Delfzijl, Oosterhorn

Biomassacentrale 2

Nieuwe centrale 24 Mw (E) en 128,7 (W)

Gemeente Delfzijl, Oosterhorn

Bio-ethanolfabriek

Realisatie bio-ethanolfabriek

Gemeente Delfzijl, Oosterhorn

Bestemmingsplan Delfzijl

Aanpassing bedrijfsvoering/uitbreiding bestaand industrieel complex

Gemeente Delfzijl

Provincie Limburg

Projectnaam

Projectomschrijving

Locatie

Landbouwontwikkelingsgebied

Uitbreidingslocatie Landbouw

Gemeente Horst aan de Maas

Kassenontwikkeling

Uitbreidingslocatie kassen

Gemeente Leudal

Chemische industrie

Diverse nieuwe ontwikkelingen

Gemeente Sittard-Geleen en

gemeente Stein

Bedrijventerrein, kassen

Vestiging bedrijven

Gemeente Venlo

Gebiedsontwikkeling, wegen, bedrijven, haven

Diverse integrale ontwikkelingen

Gemeente Venray

Maastricht Beatrixhaven (NSL)

Verkeersontsluiting

gemeente Maastricht

Sittard-Geleen Holtum Noord III (NSL)

Verkeersontsluiting

gemeente Sittard-Geleen

Venlo BP Bedrijventerrein Tradeport Noord & Park Zaarderheiken (NSL)

Verkeersontsluiting

gemeente Venlo

Weert Kampershoek Noord II (NSL)

Verkeersontsluiting

gemeente Weert

Maastricht Belvedere (NSL)

Verkeersontsluiting

gemeente Maastricht

Maastricht Geusselt Fase 2 & 3 (NSL)

Verkeersontsluiting

gemeente Maastricht

Maastricht Lanakerveld (NSL)

Verkeersontsluiting

gemeente Maastricht

Horst a d Maas Glastuinbouw Californië (NSL)

Glastuinbouw

gemeente Horst a/d Maas

Maasbree Glastuinbouw Siberië (NSL)

Glastuinbouw

gemeente Maasbree

Provincie Noord-Brabant

Projectnaam

Projectomschrijving

Locatie

Moerdijk Chemie kavel 1

Nieuwe bedrijfsvestiging

Gemeente Moerdijk

Moerdijk Chemie kavel 3

Nieuwe bedrijfsvestiging

Gemeente Moerdijk

Moerdijk Chemie kavel 8

Nieuwe bedrijfsvestiging

Gemeente Moerdijk

Moerdijk Chemie kavel 9

Nieuwe bedrijfsvestiging

Gemeente Moerdijk

Moerdijk Procestechniek kavel 10

Nieuwe bedrijfsvestiging

Gemeente Moerdijk

Moerdijk Procestechniek kavel 11

Nieuwe bedrijfsvestiging

Gemeente Moerdijk

Woensdrecht rest- en zoekruimte aviolanda

Nieuwe bedrijfsvestiging

Gemeente Woensdrecht

Moerdijk industrieterrein moerdijk (voormalig Shell)

Nieuwe bedrijfsvestiging

Gemeente Moerdijk

Cranendonck duurzaam industriepark

Nieuwe bedrijfsvestiging

Gemeente Cranendonck

Verplaatsing V

Verplaatsing ondernemer

Gemeente Vught

Cranendonck vergroten haven

Vergroten haven

Gemeente Cranendonck

Verplaatsing D1

Verplaatsing ondernemer

Gemeente Deurne

Gebiedsversterking Oostelijke Langstraat (GOL) (NSL)

Drunen-Waalwijk

Noordoost Corridor (NOC) (NSL)

Veghel Helmond

N69 Grenscorridor (NSL)

Valkenswaard-Waalre

Komproblematiek Haps (NSL)

Cuijk

Provincie Noord-Holland

Projectnaam

Projectomschrijving

Locatie

Bedrijventerreinen Boekelermeer Alkmaar en Heiloo

Uitbreiding bestaande bedrijventerreinen

Gemeente Heiloo en Alkmaar

Regionaal Havengebonden Bedrijventerrein Hollands Kroon

Nieuw bedrijventerrein

Gemeente Hollands Kroon

Bedrijventerrein Grote Hout

Uitbreiding bestaand bedrijventerrein

Gemeente Velsen

Bedrijventerrein IJmond |Haven

Uitbreiding bestaand bedrijventerrein

Gemeente Velsen

Bedrijventerrein Hoogtij

Uitbreiding bestaand bedrijventerrein

Gemeente Zaanstad

Bedrijventerrein Westpoort

Uitbreiding bestaand bedrijventerrein

Gemeente Amsterdam

Staalproductiebedrijf

Wijziging bedrijfsvoering

Gemeente Velsen

Verbinding A8-A9

Verbeterde oost- west verbinding tussen bestaande A8 en A9

Gemeente Zaanstad- IJmond

Duinpolderweg

Provinciale wegverbinding tussen de N206 (nabij de Zilk) en de A4 (Hoofddorp Zuid)

Gemeenten Noordwijkerhout, Hillegom, De Zilk, Lisse, Bloemendaal, Haarlemmermeer

Provincie Overijssel

Projectnaam

Projectomschrijving

Locatie

Bedrijventerrein Dollegoor 3

Herstructurering bedrijventerrein

Gemeente Almelo

Bedrijventerrein Haatland 3

Herstructurering bedrijventerrein

Gemeente Kampen

Bedrijventerrein Havengebied

Herstructurering bedrijventerrein

Gemeente Enschede

Bedrijventerrein Voorst

Herstructurering bedrijventerrein

Gemeente Zwolle

Bedrijventerrein XL Businesspark

Uitbreiding / nieuw bedrijventerrein

Gemeente Almelo

Bedrijventerrein Zomerdijk

Herstructurering bedrijventerrein

Gemeente Zwartewaterland

Bedrijventerrein Zwartewater

Herstructurering bedrijventerrein

Gemeente Zwartewaterland

Bedrijventerrein Zegge VII

uitbreiding / nieuw bedrijventerrein

Gemeente Raalte

Bedrijventerrein Meppelerdiep

Herstructurering bedrijventerrein

Gemeente Zwartewaterland

Bedrijventerrein Markelo Twentekanaal

Herstructurering bedrijventerrein

Gemeente Hof van Twente

Bedrijventerrein HessenpoortI-II en Zuid

Uitbreiding / nieuw bedrijventerrein

Gemeente Zwolle

Provinciale weg N34 Witte Paal – Drentse grens

De provincie Overijssel gaat de doorstroming op de provinciale weg N34 tussen Witte Paal en de grens met Drenthe verbeteren én veiliger maken. De provincie gaat de weg inrichten als een stroomweg. Dat betekent dat de gelijkvloerse overgangen verdwijnen en men zo veilig met 100 km per uur over de weg kan rijden.

N34 tussen Witte Paal en de Drentse grens

Provinciale weg N307 Roggebot – Kampen

De provincies Overijssel en Flevoland onderzoeken samen welke verkeerskundige oplossingen er mogelijk zijn om de bereikbaarheid voor de N307 te verbeteren. Het onderzoek richt zich op vier delen: 1. Aansluitingen op de N50 aan de Overijsselse zijde; 2. N307 tussen Roggebotsluis en de aansluiting op de N50 aan de Overijsselse zijde; 3. Oeververbinding bij Roggebotsluis ter plekke van de provinciegrens; 4. Rotonde N307/N306 aan Flevolandse zijde

N307 tussen de Roggebotsluis en Kampen

Provinciale weg N343 Rondweg Weerselo

Met de plannen om een nieuwe rondweg rond de Twentse plaats Weerselo aan te leggen wordt de verkeersveiligheid en de leefbaarheid in Weerselo straks verbeterd.

Weerselo

Provinciale weg N340 Zwolle – Ommen: vlot, veilig en verantwoord

Er wordt voor de N340 een nieuw tracé (2x2rijbanen) aangelegd tussen de aansluiting met de A28 en de Ankummerdijk. De aansluitingen bij Ommen worden verbeterd. Op de N377 in Balkbrug wordt een ongelijkvloerse kruising gerealiseerd. Verder worden de beide wegen duurzaam veiliger ingericht, met een maximale snelheid van 80 km/uur.

N340 tussen A28 en Ommen; N377 tussen Lichtmis en Slagharen

Provinciale weg N348 Raalte – Ommen

Verbetering verkeersveiligheid van de N348 Raalte-Ommen. Het plan omvat de volgende onderdelen: – de realisatie van twee gelijkvloerse aansluitingen met verkeerslichten, noordelijk en zuidelijk van Lemelerveld;- het afsluiten van de centrumaansluiting Lemelerveld; – het realiseren van een snelheidsregime van 70 km/uur tussen deze nieuwe aansluitingen om geluidsoverlast te beperken; -realisatie van twee tunnels en het opheffen van vijf oversteken in het buitengebied

N348 tussen Raalte en Ommen

Gemeentelijke Randweg Stadshagen

Verlegging van de doorgaande weg N331.

Gemeente Zwolle ten noordwesten van nieuwbouwwijk Stadshagen

Provinciale weg N331 Hasselt

Om de doorstroming, verkeersveiligheid en leefbaarheid bij Hasselt te verbeteren, gaan gemeente Zwartewaterland en provincie Overijssel samen knelpunten aanpakken op de provinciale wegen N 331 (Zwolle-Vollenhove) en N 759 (Hasselt-Genemuiden).

Hasselt

Bedrijvenpark Twente (NSL)

Almelo

Luchthaven Twente (NSL)

Enschede

Waterrijk en Turfkade II/ Aadijk Noord (NSL)

Almelo

Usseler Es (NSL)

Enschede

Spoorzone (NSL)

Zwolle

Voorsterpoort (NSL)

Zwolle

Bedrijvenpark A1 (NSL)

Deventer

Provincie Utrecht

Projectnaam

Projectomschrijving

Locatie

Binnen- en buitenstedelijke uitbreiding

Bouwen van circa 250 woningen

Gemeente Wijk bij Duurstede

nr. 1300 Amersfoort Wieken Vinkenhoef (NSL)

Bedrijventerrein 57 ha

Amersfoort

nr. 1301 Nieuwegein Galecopperzoom (NSL)

Bedrijventerrein 7 ha

Nieuwegein

nr. 1302 Nieuwegein Het Klooster (NSL)

Bedrijventerrein 75 ha

Nieuwegein

nr. 1304 Amersfoort CSG-Noord (NSL)

Gemengd kantoren + woningen

Amersfoort

nr. 1305 Amersfoort Vathorst (NSL)

Gemengd kantoren + bedrijfsterrein + woningen

Amersfoort

nr. 1306 Nieuwegein Binnenstad (NSL)

Gemengd kantoren + overige voorzieningen + woningen

Nieuwegein

nr. 1309 Utrecht Herstructurering Kanaleneiland (NSL)

Gemengd overige voorzieningen + woningen

Utrecht

nr. 1310 Utrecht Ontwikkeling Leidsche Rijn (NSL)

Gemengd kantoren + bedrijfsterrein + overige voorzieningen + woningen

Utrecht

nr. 1311 Utrecht Ontwikkeling Merwedekanaalzone (NSL)

Gemengd kantoren + bedrijfsterrein overige voorzieningen + woningen

Utrecht

nr. 1312 Utrecht Ontwikkeling stationsgebied (NSL)

Gemengd OV terminal + kantoren + woningen + overige voorzieningen

Utrecht

nr. 1313 Utrecht Rijnenburg (NSL)

Gemengd bedrijfsterrein + woningen + overige voorzieningen

Utrecht

nr. 1314 IJsselstein A2-zone (NSL)

Overig

IJsselstein

nr. 1316 Utrecht doorontwikkeling Uithof (NSL)

Overig Onderwijs + woningen, HOV om de zuid + overige voorzieningen

Utrecht

nr. 1317 Amersfoort Hoge Weg (NSL)

Gemengd woningen + overige voorzieningen

Amersfoort

nr. 1318 Amersfoort Maatweg (NSL)

Gemengd overige voorzieningen + woningen

Amersfoort

nr. 1319 Amersfoort Vathorst Noord West (NSL)

Woningen

Amersfoort

nr. 1320 Veenenedaal Veenendaal Oost (NSL)

Woningen

Veenendaal

nr. 1322 Amersfoort Kersenbaan (NSL)

Infrastructuur (tracé)

Amersfoort

nr. 1323 BRU Ontwikkeling Randstadspoor (NSL)

BRU gemeenten

nr. 1324 Utrecht opwaardering NRU Noordelijke Rondweg (NSL)

Infrastructuur (tracé)

Utrecht

nr. 1325 bereikbaarheid Utrecht-west (NSL)

Infrastructuur diverse projecten zuidradiaal

Utrecht

nr. 1326 Br avo 3 ter hoogte van Waardsedijk (NSL)

Infrastructuur (tracé)

Woerden

nr. 1327 Bravo 3 ter hoogte van aansluiting A12 (NSL)

Infrastructuur (tracé)

Woerden

nr. 1328 Bravo 6a zuidelijke randweg Harmelen (NSL)

Infrastructuur (tracé)

Woerden

Provincie Zeeland

Projectnaam

Projectomschrijving

Locatie

Zeehaven Vlissingen – Sloegebied

Ontwikkeling terrein voor zeehavengebonden en/of industriele activiteiten

Gemeenten Vlissingen/Borsele

Zeehaven Kanaalzone – Mosselbanken

Ontwikkeling terrein voor zeehavengebonden en/of industriele activiteiten

Gemeente Terneuzen

Zeehaven Kanaalzone – Axelse Vlakte

Ontwikkeling terrein voor zeehavengebonden en/of industriele activiteiten

Gemeente Terneuzen

Containerisatie haven Vlissingen (Terminal)

Uitbouw containeractiviteiten zeehavengebied Vlissingen

Gemeenten Vlissingen/Borsele

Containerisatie haven Vlissingen (Zeescheepvaart)

Bijkomende vervoersbewegingen als gevolg uitbouw containeractiviteiten zeehavengebied Vlissingen

Gemeenten Vlissingen/Borsele

Containerisatie haven Vlissingen (Onderliggend wegennet)

Bijkomende vervoersbewegingen als gevolg uitbouw containeractiviteiten zeehavengebied Vlissingen

Gemeenten Vlissingen/Borsele

Containerisatie haven Vlissingen (Binnenvaart)

Bijkomende vervoersbewegingen als gevolg uitbouw containeractiviteiten zeehavengebied Vlissingen

Gemeenten Vlissingen/Borsele

Containerisatie haven Vlissingen (Scheepvaart overig)

Bijkomende vervoersbewegingen als gevolg uitbouw containeractiviteiten zeehavengebied Vlissingen

Gemeenten Vlissingen/Borsele

Industrieel complex Kanaalzone-Sluiskil

Aanpassing bedrijfsvoering/uitbreiding bestaand industrieel complex

Gemeente Terneuzen

Provincie Zuid-Holland

Projectnaam

Projectomschrijving

Locatie

Woningbouw Kijkduin te Den Haag

Realisatie ca 750 nieuwe woningen

Gemeente Den Haag

Woningbouw Valkenburg van de gemeente Katwijk en het Rijksvastgoedbedrijf

Realisatie ca 5.000 nieuwe woningen

Gemeente Katwijk

Woningbouw Zeehospicium te Katwijk

Realisatie ca 500 nieuwe woningen

Gemeente Katwijk

Bedrijventerrein Groote Haar te Gorinchem

Inrichting en gebruik industriegebied Groote Haar te Gorinchem; maximale milieucategorie 5.

Gemeente Gorinchem

Woningbouw De Elementen te Spijkenisse

Realisatie circa 1.077 woningen.

Gemeente Spijkenisse

Woningbouw Duingeest te Westland

Realisatie ca 300 nieuwe woningen

Gemeente Westland

Woningbouw Hoek van Holland te Rotterdam

realisatie circa 4.000 woningen

Gemeente Rotterdam

Woningbouw Molenpolder (recreatie woongebied) te Numansdorp

Realisatie circa 860 woningen

Gemeente Cromstrijen

Woningbouw Monster-Noord te Monster

Realisatie circa 475 woningen

Gemeente Westland

Woningbouw Vroonlaan te Den Haag

Realisatie circa 970 woningen

Gemeente Den Haag

Woningbouw Westmade te Westland

Realisatie ca 1.188 woningen

Gemeente Westland

Woningbouw Zuidelijk strand te Hoek van Holland

Realisatie circa 640 woningen

Gemeente Rotterdam

Bedrijventerrein voormalig suikerunieterrein Puttershoek te Binnenmaas;

Inrichting en gebruik industriegebied te Binnenmaas met maximale milieucategorie 5

Gemeente Binnenmaas

Provinciale weg N206, Verlegging Duinvallei Katwijk

Verlegging en gedeeltelijke verdieping Duinvalleiweg Katwijk

Tussen de N441 en het Zeewegviaduct te Katwijk

Rijnlandroute

De RijnlandRoute is een nieuwe provinciale wegverbinding tussen de kust (Katwijk) en de A4 bij Leiden

Katwijk – A4 bij Leiden

Haven en IndustrieComplex Rotterdam

Toekomstige emissies cf de vigerende en nog definitief vast te stellen bestemmingsplannen voor gebieden Maasvlakte 2, Maasvlakte 1, Botlek-Vondelingenplaat, Europoort en Landtong, Waal-Eemhaven, Vierhavens-Merwedehaven

Gemeente Rotterdam

Ontsluiting naar de N441 (NSL)

Infrastructuur

Valkenburg

TOELICHTING BIJ REGELING PROGRAMMATISCHE AANPAK STIKSTOF

1. Inleiding

Op basis van artikel 19kg, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: de wet) hebben de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister van Infrastructuur en Milieu, in overeenstemming met gedeputeerde staten van alle provincies en de Minister van Defensie, het programma aanpak stikstof vastgesteld. Het programma heeft tot doel een vermindering van de stikstofbelasting van voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden te realiseren door middel van een samenhangende, overkoepelende aanpak die dwingend doorwerkt in het beleid van verschillende overheden. Het beoogt daarbij economische ontwikkeling samen te laten gaan met het op termijn realiseren van de doelen voor de Natura 2000-gebieden. Het programma bevat daartoe maatregelen die leiden tot een afname van de stikstofdepositie en een versterking van de natuurwaarden in Natura 2000-gebieden. In samenhang met de trendmatige daling van de stikstofdepositie als gevolg van vaststaand beleid is er hierdoor ook ruimte voor economische ontwikkelingen die stikstofdepositie veroorzaken op Natura 2000-gebieden. Een deel van deze ruimte – de zogenoemde ‘ontwikkelingsruimte’ – kan op grond van artikel 19km, eerste lid, van de wet worden toegedeeld bij toestemmingsbesluiten voor projecten en andere handelingen die een zodanige stikstofdepositie veroorzaken op een voor stikstof gevoelig habitat waarvan de kritische depositiewaarde wordt overschreden, dat er voor die activiteit vooraf toestemming is vereist2.

De gebiedsanalyses vormen, in samenhang met het algemeen deel van de passende beoordeling van het programma aanpak stikstof, op gebiedsniveau de passende beoordeling voor de toestemmingsbesluiten die op grond van het programma worden genomen3. In de gebiedsanalyses is per Natura 2000-gebied dat in het programma is opgenomen onderbouwd dat, tegen de achtergrond van de ontwikkeling van de stikstofdepositie, de effecten van de generieke brongerichte maatregelen en de gebiedsspecifieke herstelmaatregelen, de in de gebiedsanalyses vastgestelde hoeveelheid ontwikkelingsruimte kan worden toegedeeld aan projecten of andere handelingen, zonder dat de natuurlijke kenmerken van de voor stikstof gevoelige habitats in dat gebied in gevaar kunnen komen.

De Regeling programmatische aanpak stikstof bevat achtereenvolgens regels over de wijze waarop wordt bepaald hoeveel stikstofdepositie een project of andere handeling veroorzaakt (paragraaf 2), regels over de bepaling, toedeling, reservering en registratie van ontwikkelingsruimte (paragraaf 3) en een meldingsplicht voor projecten die stikstofdepositie veroorzaken die onder de in het Besluit grenswaarden programmatische aanpak stikstof vastgestelde grenswaarde van kleine hoeveelheden stikstof blijft (paragraaf 4). Verder is in deze regeling nog overgangsrecht opgenomen en wordt de Regeling omgevingsrecht gewijzigd (paragraaf 5).

In paragraaf 2 van deze toelichting wordt ingegaan op de stikstofbelasting. Paragraaf 3 van de toelichting gaat in op het bepalen, het toedelen, het reserveren en het registreren van ontwikkelingsruimte. Vervolgens wordt de meldingsplicht toegelicht, die geldt voor categorieën van projecten en andere handelingen die stikstofdepositie veroorzaken die onder de grenswaarde blijft (paragraaf 4). Paragraaf 5 gaat in op de vermindering van de administratieve lasten voor ondernemers en de bestuurlijke lasten voor de overheid en deze toelichting wordt afgesloten met een artikelsgewijze toelichting (paragraaf 6).

2. Stikstofbelasting

Om te borgen dat het toedelen van ontwikkelingsruimte niet leidt tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden, is essentieel dat de bevoegde gezagen landelijk op dezelfde wijze, volgens de best beschikbare methode, vaststellen hoeveel stikstofdepositie een project of andere handeling veroorzaakt op een hectare van een voor stikstof gevoelige habitat in een Natura 2000-gebied en hoeveel ontwikkelingsruimte wordt toegedeeld aan dat project of die handeling. In deze regeling zijn daarom regels gesteld over de wijze waarop wordt vastgesteld of een project of andere handeling – waarvoor het bevoegd gezag voornemens is ontwikkelingsruimte toe te delen – stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden.

Deze regeling schrijft voor dat de berekening van stikstofdepositie geschiedt met gebruikmaking van de onder verantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken beheerde AERIUS Calculator, de rekenmodule van het reken- en registratie-instrument AERIUS (artikel 2)4. Met behulp van AERIUS Calculator kunnen zowel de initiatiefnemer tot een plan, een project of een andere handeling, als het bevoegd gezag eenvoudiger op hectareniveau vaststellen of plannen, projecten of andere handelingen een toename van stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden veroorzaken. Met name de onderzoekslasten die voortvloeien uit de in artikel 19f van de wet voorgeschreven passende beoordeling voor initiatiefnemers worden hiermee verlaagd.

Een initiatiefnemer van een project of andere handeling die door het veroorzaken van stikstofdepositie op een Natura 2000-gebied de kwaliteit van een voor stikstof gevoelig habitat in een Natura 2000-gebied kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben, het bestuursorgaan dat bevoegd is om daarvoor toestemming te verlenen, dan wel een bestuursorgaan dat een beheerplan als bedoeld in artikel 19a van de wet of een bestemmingsplan voor een ontwikkelingsgebied als bedoeld in artikel 19db van de wet wil vaststellen, berekent met behulp van AERIUS Calculator de stikstofdepositie die dat project of die handeling, dan wel dat plan, op een Natura 2000-gebied veroorzaakt. Bevoegde gezagen kunnen AERIUS Calculator ook gebruiken bij de voorbereiding van andere plannen. AERIUS Calculator geeft weer waar de stikstof neerkomt, of zich daar een stikstofgevoelig habitattype bevindt en of de kritische depositiewaarde daardoor wordt overschreden, en dus of er sprake is van een overbelasting aan stikstof. Als dat het geval is, kan een toename van stikstofdepositie op die locatie mogelijk significante gevolgen hebben voor het desbetreffende habitat en is een toestemmingsbesluit op grond van de wet vereist. AERIUS Calculator maakt dit inzichtelijk.

In deze regeling hebben de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister van Infrastructuur en Milieu een handboek vastgesteld dat inzichtelijk maakt hoe de berekeningen van de stikstofdepositie door AERIUS Calculator tot stand komen. De vastgestelde versie is ter beschikking gesteld op www.aerius.nl. Om te borgen dat AERIUS wetenschappelijk onderbouwd en betrouwbaar is, zijn verschillende wetenschappelijke studies uitgevoerd. In de internationale review van Wageningen Universiteit en Research Centre (WUR)5 hebben wetenschappers geconcludeerd dat het depositiemodel dat de basis vormt voor het reken-instrument AERIUS goed is6. Voorts heeft TNO een doelmatigheidsonderzoek uitgevoerd, waarin is geconcludeerd dat AERIUS geschikt is als instrument om de effecten van handelingen en plannen op de deposities te berekenen.7 AERIUS Calculator is nauwkeuriger dan het tot op heden algemeen gebruikte AGROSTACKS voor emissies van landbouwbedrijven. Het is de weerslag van de best beschikbare kennis op dit vlak.

Plannen, projecten of andere handelingen kunnen overigens tevens door andere aspecten dan stikstof (bijvoorbeeld door licht of trillingen of door uitstoot van andere stoffen) een verstorend of verslechterend effect op een Natura 2000-gebied hebben. AERIUS kan niet worden gebruikt om de effecten van deze aspecten in beeld te brengen, omdat het instrument enkel ziet op de berekening van stikstofdepositie. Een aanvrager dient daarom zelf afzonderlijk te beoordelen of ook op andere manieren verstoring of verslechtering aan de orde kan zijn.

3. Ontwikkelingsruimte

3.1 Bepalen ontwikkelingsruimte

Door de trendmatige daling van de stikstofdepositie als gevolg van autonome ontwikkelingen, vaststaand beleid en de verdere daling die wordt bereikt met de brongerichte maatregelen, vermindert de overbelasting door stikstof in de Natura 2000-gebieden. Deze vermindering van de stikstofdepositie draagt bij aan het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen voor de voor stikstof gevoelige habitattypen en leefgebieden in de Natura 2000-gebieden die in het programma aanpak stikstof zijn opgenomen. Voor elk van deze gebieden is in de gebiedsanalyses die deel uitmaken van het programma de conclusie getrokken dat, gezien deze depositiedaling en de herstelmaatregelen, de instandhoudingsdoelstellingen op termijn kunnen worden gerealiseerd en dat intussen geen verslechtering van de kwaliteit van de voor stikstof gevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten optreedt. De ontwikkelingsruimte die beschikbaar komt is betrokken bij de ecologische beoordeling in de gebiedsanalyses.

In het programma aanpak stikstof is vastgesteld hoeveel ontwikkelingsruimte op het tijdstip van vaststelling van het programma beschikbaar is (ingevolge artikel 19kh, vierde lid, van de wet). De ontwikkelingsruimte die beschikbaar is voor een voor stikstof gevoelig habitat van de in het programma opgenomen Natura 2000-gebieden wordt vermeld in de gebiedsanalyses die onderdeel uitmaken van het programma8. De ontwikkelingsruimte wordt, evenals de depositieruimte, uitgedrukt in mol per hectare per jaar.

Na inwerkingtreding van het programma zal de omvang van de beschikbare ontwikkelingsruimte in de tijd afnemen. Teneinde te kunnen vaststellen of aan een project of andere handeling ontwikkelingsruimte kan worden toegedeeld in een toestemmingsbesluit, is het van belang dat het bevoegd gezag inzicht heeft in de actuele omvang ervan (in AERIUS Register). Tegen deze achtergrond wordt de actuele omvang van de ontwikkelingsruimte op enig moment bepaald door de ontwikkelingsruimte die bij de vaststelling in het programma is vermeld, verminderd met de sindsdien afgeschreven ontwikkelingsruimte en vermeerderd met de ontwikkelingsruimte die sindsdien is bijgeschreven (artikel 3).

3.2 Toedelen ontwikkelingsruimte

Ontwikkelingsruimte kan worden toegedeeld aan een project of andere handeling in één van de in de wet genoemde toestemmingsbesluiten: een beheerplan voor een Natura 2000-gebied, een vergunning ingevolge de wet, een omgevingsvergunning waarop hoofdstuk IX van de wet van toepassing is, een bestemmingsplan voor een ontwikkelingsgebied als bedoeld in de Crisis- en herstelwet, een tracébesluit of een wegaanpassingsbesluit (artikel 19km, eerste lid, van de wet). Deze besluiten moeten voldoen aan de eisen van de Habitatrichtlijn (artikel 6, tweede en derde lid). Dat betekent dat voor een project of andere handeling toestemming is vereist als dat project of die handeling de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in Natura 2000-gebieden kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben voor de soorten waarvoor het betrokken Natura 2000-gebieden is aangewezen (artikel 19d, eerste lid, van de wet). Ingeval het project, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of plannen, mogelijk significante gevolgen heeft voor een Natura 2000-gebied, maakt de initiatiefnemer een passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied. Het bevoegd gezag kan in dat geval slechts toestemming verlenen, nadat het de zekerheid heeft verkregen dat het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten (artikelen 19f en 19g van de wet).

Ingeval er voldoende ontwikkelingsruimte wordt toegedeeld om het effect van een toename van stikstofdepositie op een voor stikstof gevoelig habitat in een in het programma opgenomen Natura 2000-gebied weg te nemen, kan onder verwijzing naar de passende beoordeling van het programma aanpak stikstof en de daaraan ten grondslag liggende gebiedsanalyses worden onderbouwd dat aan deze eisen uit de Habitatrichtlijn is voldaan.

De ontwikkelingsruimte die beschikbaar is voor de periode waarvoor het programma aanpak stikstof geldt, is verdeeld in twee segmenten9. De ontwikkelingsruimte in het zogenoemde ‘segment één’ is gereserveerd voor specifieke projecten of andere handelingen die een nationaal of provinciaal belang vertegenwoordigen en in deze regeling zijn aangewezen, in overeenstemming met de uitgangspunten voor de reservering van ontwikkelingsruimte die in het programma zijn opgenomen (op basis van artikel 19kn, eerste lid, in samenhang met artikel 19kh, vierde lid, van de wet). Bij het nemen van een toestemmingsbesluit waarbij ontwikkelingsruimte wordt toegedeeld, neemt het bevoegd gezag die reserveringen in acht (artikel 19km, tweede lid, van de wet). In paragraaf 3.3 wordt de reservering van ontwikkelingsruimte voor de prioritaire projecten nader toegelicht. Het zogenoemde ‘segment twee’ bevat de ontwikkelingsruimte die resteert voor overige, niet prioritaire projecten of andere handelingen.

Het programma aanpak stikstof bevat de uitgangspunten voor de toedeling van ontwikkelingsruimte, waarbij onderscheid is gemaakt tussen segment één en segment twee10.

De ontwikkelingsruimte voor de niet-prioritaire projecten en andere handelingen in segment twee is de ruimte die overblijft als de depositieruimte voor autonome ontwikkelingen, de depositieruimte voor activiteiten onder de grenswaarden en de ontwikkelingsruimte voor de prioritaire projecten zijn afgetrokken van de totale depositieruimte11. Voor de toedeling van ontwikkelingsruimte aan niet-prioritaire projecten en andere handelingen zullen gedeputeerde staten provinciale beleidsregels opstellen als aanvulling op de in het programma opgenomen uitgangspunten over de toedeling van ontwikkelingsruimte12. Wanneer gedeputeerde staten geen beleidsregels vaststellen, delen zij ontwikkelingsruimte uit segment twee toe in volgorde van binnenkomst van de aanvragen om een toestemmingsbesluit. De toedeling van ontwikkelingsruimte in segment twee mag niet ten koste gaan van de gereserveerde ontwikkelingsruimte voor de prioritaire projecten.

Voor een goede werking van deze systematiek is het van belang dat het bevoegd gezag in een toestemmingsbesluit de juiste hoeveelheid ontwikkelingsruimte toekent. Het toedelen van te weinig ontwikkelingsruimte kan tot gevolg hebben dat het oordeel dat de natuurlijke kenmerken van de voor stikstof gevoelige habitats in een betrokken Natura 2000-gebied niet worden aangetast geen stand houdt, terwijl het toedelen van te veel ontwikkelingsruimte ervoor kan zorgen dat de hoeveelheid beschikbare ontwikkelingsruimte te snel opraakt. In dat licht schrijft de regeling voor dat de hoeveelheid ontwikkelingsruimte die het bevoegd gezag toedeelt, gelijk moet zijn aan de toename van stikstofdepositie per hectare per kalenderjaar op voor stikstof gevoelige habitats in de in het programma opgenomen Natura 2000-gebieden (artikel 5, tweede lid).

Voor de bepaling van de benodigde ontwikkelingsruimte is zowel de stikstofdepositie relevant die binnen de looptijd van het geldende programma wordt veroorzaakt door het project of de handeling waaraan ontwikkelingsruimte wordt toegedeeld, als de stikstofdepositie die wordt veroorzaakt in een volgende programmaperiode. Aan het eind van de looptijd van een programma wordt de ontwikkelingsruimte die in dat tijdvak is toegedeeld betrokken bij de prognoses van de stikstofdepositie in het daarop volgende tijdvak, die mede het uitgangspunt vormt voor de maatregelen die voor dat tijdvak in het opvolgende programma worden opgenomen. De ontwikkelingsruimte die in een toestemmingsbesluit wordt toegedeeld is dus ook toereikend voor projecten waarvoor in de eerste programmaperiode toestemming wordt verleend, maar die pas in een volgende programmaperiode volledig worden gerealiseerd13.

Aan een project of een andere handeling met een gelijkblijvende emissie wordt eenmalig ontwikkelingsruimte toegedeeld ter hoogte van de stikstofdepositie die het gevolg is van die emissie of ter hoogte van de stikstofdepositie die op grond van het toestemmingsbesluit voor die activiteit maximaal is toegestaan. Daarbij wordt uitgegaan van het jaar waarin de depositie als gevolg van het project of de andere handeling het hoogst is.

Voor projecten en andere handelingen waarvoor toestemming wordt verleend voor een duur van ten hoogste vijf kalenderjaren, geldt een andere systematiek. De ontwikkelingsruimte die het bevoegd gezag toedeelt in een toestemmingsbesluit voor een tijdelijk project of tijdelijke handeling is gelijk aan de totale stikstofdepositie die dat project of die handeling gedurende de volledige looptijd veroorzaakt, gedeeld door 6 (artikel 5, vierde lid). Deze methodiek geldt uitsluitend voor projecten en handelingen met een duur van ten hoogste vijf kalenderjaren. Voor projecten en handelingen die langer duren hanteert het bevoegd gezag de reguliere systematiek (artikel 5, tweede lid). Wanneer een project bestaat uit een realisatiefase van ten hoogste vijf jaar, maar datzelfde project veroorzaakt ook in de exploitatiefase blijvend stikstofdepositie, dan is geen sprake van een tijdelijk project. De methodiek voor tijdelijke projecten en andere handelingen is ecologisch onderbouwd in de passende beoordeling van het programma aanpak stikstof.

Indien het project of de andere handeling een uitbreiding of een andere wijziging van een bestaande situatie betreft die eerder is toegestaan op grond van de wet, wordt de toename van de stikstofdepositie door het project of de andere handeling bepaald ten opzichte van de bestaande activiteit en de daarbij behorende stikstofdepositie die eerder is toegestaan. Dat kan zijn een vergunning op grond van artikel 19d van de wet, een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 19d van de wet is aangehaakt of een beheerplan waarin een project of andere handeling is vrijgesteld van de vergunningplicht op grond van artikel 19d van de wet. Het volstaat als voor de bestaande activiteit toestemming is verleend voor stikstofdepositie op het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied of het Natura 2000-gebied waarop de depositie het hoogst is. Wanneer eerder een melding op grond van artikel 8 van deze regeling is gedaan, wordt de toename van de stikstofdepositie bepaald ten opzichte van die melding (artikel 5, vijfde lid, onderdeel a). Indien toestemming, een melding of vrijstelling op grond van de wet ten aanzien van het desbetreffende Natura 2000-gebied ontbreekt, wordt de toename afgezet tegen de stikstofdepositie die de bestaande activiteit feitelijk ten hoogste veroorzaakte voor 1 januari 2015 (artikel 5, vijfde lid, onderdeel b).

Ingeval de stikstofdepositie die de activiteit feitelijk veroorzaakte in de periode voor 1 januari 2015 hoger is dan de stikstofdepositie als gevolg van de activiteit waarvoor eerder toestemming was verleend, wordt de stikstofdepositie afgezet tegen de stikstofdepositie die de bestaande activiteit feitelijk veroorzaakte (artikel 5, vijfde lid, onderdeel c).

Voor het programma aanpak stikstof zijn met behulp van het rekeninstrument AERIUS de feitelijke emissies berekend voor de aanvang van het programma op basis van het feitelijk gebruik door de verschillende sectoren14. Deze feitelijke stikstofdepositie maakt deel uit van de achtergronddepositie waarmee in het programma rekening is gehouden en die is onderbouwd in de passende beoordeling van het programma15. De bevoegde gezagen kunnen daarom bij de toestemmingverlening voor de stikstofdepositie die de betrokken bedrijven veroorzaakten vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het programma verwijzen naar de passende beoordeling die ten grondslag ligt aan het programma. Toekenning van ontwikkelingsruimte blijft hiervoor achterwege. Voor de toename van de stikstofdepositie die het gevolg is van de voorgenomen uitbreiding of wijziging van het bedrijf ten opzichte van de bestaande activiteit en de daarbij behorende stikstofdepositie die het betrokken bedrijf feitelijk veroorzaakte voor de inwerkingtreding van het programma moet een beroep worden gedaan op de ontwikkelingsruimte die op grond van het programma beschikbaar is. Aan het bevoegde gezag voor de toestemmingverlening wordt de keuze gelaten om bij de toestemmingverlening voor wijzigingen van bedrijven vanaf 1 februari 200916 waarvoor geen vergunning is aangevraagd maatwerk toe te passen, binnen de kaders van deze regeling17.

De feitelijke stikstofdepositie die een bestaande activiteit veroorzaakte voor 1 januari 2015 is de stikstofdepositie die ten hoogste werd veroorzaakt in de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 201418 op grond van het gebruik dat daadwerkelijk heeft plaatsgevonden binnen de kaders van een omgevingsvergunning voor een milieuactiviteit op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een vergunning of melding krachtens de Wet milieubeheer of de daaraan voorafgaande Hinderwet. De initiatiefnemer moet in dat geval aantonen wat binnen deze kaders de hoogste feitelijke stikstofdepositie als gevolg van zijn bestaande activiteit was in de jaren 2012 tot en met 2014. Voor een veehouderij kan de initiatiefnemer de feitelijke depositie aantonen met behulp van gegevens uit een landbouwtelling als bedoeld in de Landbouwwet, uit de Geografische Informatie Agrarische Bedrijven (GIAB), gegevens over de aantallen op het bedrijf aanwezige dieren (op grond van artikel 32, tweede lid, onderdelen d en e, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet) of financiële gegevens waaruit blijkt hoeveel dieren zijn aangevoerd en afgevoerd. Voor industrie kan de initiatiefnemer bijvoorbeeld gebruik maken van (milieu)jaarverslagen. Provincies kunnen in beleidsregels bepalen dat zij aanvullende informatie vragen waarmee een initiatiefnemer zijn bestaande activiteit kan aantonen, zoals een omgevingsvergunning voor het bouwen. Daarmee kan worden voorkomen dat een initiatiefnemer een vergunningaanvraag indient voor vermeende bestaande dieraantallen, terwijl niet eerder een vergunning voor stallen voor dat aantal dieren is verleend.

De bedrijfsvoering van Defensie wordt gekenmerkt door fluctuaties. Zowel door het aangaan of beëindigen van missies, waardoor personeel en materieel wordt uitgezonden naar het buitenland of weer terugkomt, alsmede door variaties in oefenprogramma’s, kan tijdelijk minder gebruik plaatsvinden dan binnen de vergunning is toegestaan of kan juist sprake zijn van volledig gebruik. Voor activiteiten die in opdracht van de Minister van Defensie plaatsvinden wordt de feitelijk veroorzaakte stikstofdepositie daarom bepaald op grond van het volledig operationeel gebruik. Voor een milieu-inrichting (bijvoorbeeld een kazerne) gaat het om het volledig operationeel gebruik binnen de kaders van een omgevingsvergunning voor een milieuactiviteit, een milieuvergunning of een melding krachtens de Wet milieubeheer. Voor oefenterreinen van de Defensie wordt het bestaand gebruik beschreven in beheerplannen. Voor militaire luchthavens volgt uit de Wet luchtvaart het maximale gebruik dat is toegestaan. In de passende beoordeling van het programma aanpak stikstof is rekening gehouden met het maximale operationele gebruik door Defensie.

Voor een project of andere handeling die betrekking heeft op een wijziging of uitbreiding van een weg, vaarweg of spoorweg wordt de toename van de stikstofdepositie bepaald ten opzichte van de stikstofdepositie die het gevolg is van het verkeer op het wegennet, vaarwegennet, onderscheidenlijk het spoorwegennet, uitgaande van de autonome ontwikkeling van het verkeer. Voor de autonome ontwikkeling van het verkeer vanaf de inwerkingtreding van het programma is geen ontwikkelingsruimte benodigd. Hiermee is in het programma reeds rekening gehouden in de depositieruimte.

Als gedeputeerde staten geen nadere beleidsregels hebben vastgesteld, dan geldt voor de toedeling van ontwikkelingsruimte door gedeputeerde staten voor activiteiten binnen segment 2 de volgorde van ontvangst van de aanvraag van een toestemmingsbesluit19. Op het moment dat een ontvankelijke aanvraag om een toestemmingsbesluit wordt ingediend bij het bevoegd gezag, geeft het bevoegd gezag dat aan in AERIUS Register. In AERIUS wordt dan de voor de aanvraag benodigde ontwikkelingsruimte tijdelijk apart gezet. Op het moment dat het toestemmingsbesluit wordt genomen en de ontwikkelingsruimte wordt toegedeeld, registreert het bevoegd gezag de afschrijving van de ontwikkelingsruimte definitief in AERIUS Register.

Ingeval ontwikkelingsruimte wordt toegedeeld in een omgevingsvergunning waarvoor een verklaring van geen bedenkingen is vereist, deelt het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning, doorgaans burgemeester en wethouders van de gemeente waar het project of de handeling wordt verricht, de ontwikkelingsruimte toe. Het bestuursorgaan dat de verklaring van geen bedenkingen afgeeft bepaalt of en in welke mate ontwikkelingsruimte kan worden toegedeeld. Over het algemeen is dat het college van gedeputeerde staten, in bepaalde gevallen de Minister van Economische Zaken (voor de projecten en andere handelingen of categorieën van gebieden die zijn aangewezen in het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet 1998). Het bevoegd gezag voor de verklaring van geen bedenkingen registreert de afschrijving van de toegedeelde ontwikkelingsruimte in AERIUS Register.

Wanneer de Staatssecretaris van Economische Zaken, in overeenstemming met de andere bestuursorganen die met het programma hebben ingestemd, op grond van monitoringsgegevens vaststelt dat de daling van de stikstofdepositie in een in het programma opgenomen Natura 2000-gebied achterblijft ten opzichte van de voor dat gebied geprognosticeerde daling, dan wel wanneer hij vaststelt dat voor stikstof gevoelige habitats in een in het programma opgenomen Natura 2000-gebied verslechteren en dat die verslechtering wordt veroorzaakt door de stikstofdepositie op dat gebied, kunnen de bevoegde gezagen voor de in artikel 19km, eerste lid, van de wet vermelde toestemmingsbesluiten het toedelen van ontwikkelingsruimte aan projecten en andere handelingen die leiden tot een verdere toename van de stikstofdepositie op het betrokken Natura 2000-gebied tijdelijk beperken20. Het tijdelijk bevriezen van de toedeling van ontwikkelingsruimte vergt geen wijziging van het programma. Wanneer de bij het programma betrokken bestuursorganen vervolgens andere bijsturingsinstrumenten aanwenden, bijvoorbeeld het wijzigen, toevoegen of vervangen van herstelmaatregelen of bronmaatregelen of het anders uitvoeren van herstelmaatregelen, kan daardoor de ruimte ontstaan om het toedelen van ontwikkelingsruimte te hervatten.

3.3 Reserveren ontwikkelingsruimte

De reservering van ontwikkelingsruimte heeft haar beslag gekregen in artikel 6, in samenhang met de bijlage bij deze regeling. In de bijlage zijn projecten of andere handelingen en categorieën van projecten of andere handelingen benoemd of beschreven die aantoonbaar van nationaal of provinciaal maatschappelijk belang zijn (ingevolge artikel 19kn, vijfde lid, onderdeel a, van de wet). In de bijlage zijn uitsluitend projecten of andere handelingen opgenomen waarvan het aannemelijk is dat voor het realiseren van het desbetreffende project of voor het verrichten van de desbetreffende handeling in het tijdvak waarvoor het programma geldt ontwikkelingsruimte wordt toegedeeld (ingevolge artikel 19kn, vijfde lid, onderdeel b, van de wet).

De Minister van Economische Zaken, de Minister van Infrastructuur en Milieu en de Minister van Defensie hebben de rijksprojecten van nationaal belang aangedragen. De provincies hebben projecten en categorieën van projecten van nationaal of provinciaal belang aangedragen21. Uitgangspunt is dat het nationale of provinciale belang van deze projecten blijkt uit enig voorafgaand rijks- of provinciaal besluit, zoals een structuurvisie als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening, een andere door de Tweede Kamer of provinciale staten behandelde beleidsvisie, een rijks- of provinciaal inpassingsplan als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening, een meerjarenprogramma of een voorkeursbesluit als bedoeld in de Tracéwet22.

Bij de door het Rijk aangedragen projecten gaat het onder meer om de relevante projecten uit het Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport (MIRT) en defensieprojecten. Bij de projecten van provinciaal belang gaat het onder meer om bedrijventerreinen, industrieterreinen, chemische industrie, energiecentrales, biomassacentrales, provinciale wegen, uitbreiding van een zeehaven, het haven- en industriecomplex Rotterdam, woningbouw en landbouwontwikkelingsgebieden.

Gelet op de gezamenlijke verantwoordelijkheid van het Rijk en de provincies voor het programma, hebben de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister van Infrastructuur en Milieu de in de bijlage opgenomen projectenlijst vastgesteld in overeenstemming met de Minister van Defensie en gedeputeerde staten van de twaalf provincies (ingevolge artikel 19kq, derde lid, van de wet).

De in de bijlage opgenomen prioritaire projecten waarvoor ontwikkelingsruimte is gereserveerd, kan gedurende de looptijd van het programma worden aangepast. In de bijlage bij deze regeling worden de naam, de locatie en een korte omschrijving van de projecten en andere handelingen waarvoor ontwikkelingsruimte is gereserveerd, vermeld. Voor een uitgebreide beschrijving van de MIRT23-projecten wordt in de bijlage verwezen naar documenten waarin die projectomschrijvingen zijn opgenomen. Voor andere prioritaire projecten en andere prioritaire handelingen wordt voor meer informatie over de aard van de projecten en handelingen verwezen naar een module van AERIUS, die een ieder kan raadplegen. Wanneer er een wijziging in deze gegevens optreedt, is wijziging van deze regeling nodig.

De lijst met prioritaire projecten wordt in elk geval jaarlijks geactualiseerd. Vanwege het dynamische karakter van de prioritaire rijksprojecten kan het nodig zijn de bijlage halfjaarlijks te actualiseren. Om de bestuurlijke lasten zoveel mogelijk te beperken wordt bij de voorbereiding van de besluitvorming over wijziging van de projectenlijst aangesloten bij de cyclus van het MIRT-projectenoverzicht, dat twee keer per jaar aan de Tweede Kamer wordt gezonden24.

Bij actualisering kunnen projecten worden toegevoegd aan of afgevoerd van de projectenlijst of kan de omvang van de gereserveerde ontwikkelingsruimte voor projecten worden bijgesteld. Bij elke actualisering worden de gevolgen van de veranderingen in de projectenlijst voor de beschikbare ruimte in segment twee voor andere activiteiten dan prioritaire projecten betrokken. Wanneer een bijstelling van de lijst met prioritaire projecten ertoe zou leiden dat er te weinig ontwikkelingsruimte beschikbaar is in segment twee om toe te delen aan andere activiteiten dan prioritaire projecten, dan besluiten de bij het programma betrokken bestuursorganen of het programma al dan niet bijsturing behoeft, overeenkomstig de in het programma beschreven uitgangspunten.

Reserveringen van ontwikkelingsruimte gelden in beginsel voor de gehele programmaperiode. Om te voorkomen dat onnodig ontwikkelingsruimte wordt gereserveerd, vervalt een reservering al vóór het einde van de programmaperiode wanneer het bevoegd gezag voor het toestemmingsbesluit ten behoeve waarvan de ontwikkelingsruimte is gereserveerd, heeft verklaard dat het de gereserveerde ontwikkelingsruimte of een deel daarvan gedurende de tijdvak van het programma niet zal toedelen (artikel 19kn, tweede lid, van de wet). Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als het betrokken project of de andere handeling geen doorgang vindt of ingeval berekeningen hebben uitgewezen dat het project of de andere handeling minder stikstofdepositie veroorzaakt dan eerder geprognosticeerd. De gereserveerde ontwikkelingsruimte komt dan beschikbaar voor andere projecten of handelingen. Uiteraard zal zodra ontwikkelingsruimte voor een project daadwerkelijk is toegedeeld, de reservering van ontwikkelingsruimte voor dat project komen te vervallen (artikel 19ko, vierde lid, van de wet).

Overigens kunnen de provincies in provinciale beleidsregels desgewenst ontwikkelingsruimte uit segment twee reserveren. Eventuele reserveringen in provinciale beleidsregels staan los van de reserveringen in segment één, die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling. De provinciale reserveringen in segment twee kunnen dan ook geen afbreuk doen aan de reserveringen in segment één.

3.4 Registreren ontwikkelingsruimte

Voor een goede werking van de systematiek van het toedelen en reserveren van ontwikkelingsruimte in de praktijk, dienen bestuursorganen zorg te dragen voor een nauwkeurige registratie van de door hen toegedeelde of gereserveerde ontwikkelingsruimte. Een zorgvuldige registratie borgt dat niet te veel ontwikkelingsruimte wordt toegedeeld en dat reserveringen in acht worden genomen. Ontwikkelingsruimte die is toegedeeld in of gereserveerd voor toestemmingsbesluiten moet in mindering worden gebracht op de hoeveelheid ontwikkelingsruimte die beschikbaar is in het tijdvak van het programma. Artikel 19ko van de wet bevat daartoe een verplichting voor betrokken bestuursorganen om zorg te dragen voor de registratie van de afschrijvingen, bijschrijvingen en reserveringen van ontwikkelingsruimte. Onderhavige regeling bevat de verplichting voor de verantwoordelijke bestuursorganen om deze registratie uit te voeren in AERIUS Register (artikel 7). Deze registratiemodule van AERIUS is speciaal ontwikkeld met het doel de registratie te faciliteren alsmede overzicht te bieden aan alle betrokken bevoegde gezagen.

Om te garanderen dat de informatie die AERIUS verstrekt actueel is, worden de betrokken bestuursorganen in de onderhavige regeling voorts verplicht om de registratie onmiddellijk te doen nadat een toestemmingsbesluit is genomen, ingetrokken of vervallen, dan wel onmiddellijk nadat ontwikkelingsruimte is gereserveerd of een reservering is vervallen. Op deze wijze wordt voorkomen dat meer ontwikkelingsruimte wordt toegedeeld dan beschikbaar is, alsmede dat ten onrechte de indruk ontstaat dat er geen ontwikkelingsruimte meer kan worden toegedeeld.

Gelet op het karakter van het registratiesysteem, waarin slechts het gevolg van een bepaalde handeling wordt geregistreerd, is de registratie van de afschrijving van ontwikkelingsruimte een feitelijke handeling, waartegen geen bezwaar of beroep kan worden ingesteld. Tegen het toestemmingsbesluit waarbij de ontwikkelingsruimte is toegedeeld, staat vanzelfsprekend wel bezwaar en beroep, dan wel rechtstreeks beroep open. Daarbij kan ook ter discussie worden gesteld of de juiste hoeveelheid ontwikkelingsruimte is toegedeeld en geregistreerd.

4. Meldingsplicht

4.1 Grenswaarden

Voor projecten en andere handelingen die slechts een geringe stikstofdepositie veroorzaken op Natura 2000-gebieden, bijvoorbeeld omdat de emissie op relatief grote afstand van een Natura 2000-gebied plaatsvindt, zijn in het Besluit grenswaarden programmatische aanpak stikstof (hierna: het besluit) grenswaarden vastgesteld. Ingeval een grenswaarde van toepassing is, is – kort gezegd – geen afzonderlijke toestemming nodig voor de te veroorzaken stikstofdepositie op een Natura 2000-gebied en is geen toedeling van ontwikkelingsruimte nodig (artikel 19kh, zevende lid, van de wet).

In het besluit is een algemene grenswaarde vastgesteld van 1 mol stikstofdepositie per jaar op een hectare van een voor stikstof gevoelig habitat in een Natura 2000-gebied (artikel 2, eerste lid, van het besluit). Voor infrastructurele projecten en andere infrastructurele handelingen van het Rijk, waarvoor in de bijlage van deze regeling ontwikkelingsruimte is gereserveerd, zijn specifieke grenswaarden vastgesteld in de vorm van een minimale afstandsgrens tussen de infrastructurele projecten of handelingen en een Natura 2000-gebied. Voor deze infrastructurele projecten en handelingen geldt de meldingsplicht niet.

Voor projecten en andere handelingen die stikstofdepositie veroorzaken die geheel onder de grenswaarde blijft, is binnen het kader van het programma een deel van de depositieruimte beschikbaar. Dit deel wordt de ‘depositieruimte voor grenswaarden’ genoemd25.

Bij de bepaling van de omvang van de beschikbare depositieruimte voor de algemene grenswaarde is in het programma een onderscheid gemaakt tussen enerzijds de stikstofdepositie die de in de bijlage bij deze regeling genoemde of beschreven prioritaire projecten en andere handelingen veroorzaken op Natura 2000-gebieden en anderzijds de stikstofdepositie die andere, niet-prioritaire projecten of handelingen, veroorzaken op Natura 2000-gebieden. De omvang van de benodigde depositieruimte voor de bijkomstige gevolgen van prioritaire projecten en andere handelingen onder de grenswaarden is berekend met behulp van AERIUS Calculator, omdat bekend is hoeveel stikstofdepositie deze projecten en handelingen veroorzaken op alle in het programma opgenomen Natura 2000-gebieden. Ingeval de bijlage bij deze regeling wordt gewijzigd, wordt ook opnieuw berekend hoeveel depositieruimte voor grenswaarden nodig is.

Voor de niet-prioritaire projecten en handelingen die stikstofdepositie veroorzaken die onder de grenswaarde blijft, is de beschikbare hoeveelheid depositieruimte voor grenswaarden bepaald op 30% van de berekende ontwikkelingsbehoefte voor segment twee. Dit is gebaseerd op de uitkomsten van een steekproef uit bij de provincies aanhangige aanvragen om een vergunning op grond van de wet26. Met behulp van het rekeninstrument AERIUS is de depositie per vergunningaanvraag berekend en is onderscheid gemaakt tussen aanvragen voor activiteiten met stikstofdepositie die onder de grenswaarde blijft en aanvragen die stikstofdepositie veroorzaken die daarboven komt.

Indien na verloop van tijd het percentage van 30% in bepaalde gebieden onvoldoende blijkt, kunnen de Ministers van Economische Zaken en Infrastructuur en Milieu, in overeenstemming met de bestuursorganen die de beheerplannen vaststellen, dit percentage bijstellen.

Indien de totale beschikbare depositieruimte per hectare hierdoor niet wijzigt, is wijziging van het programma niet nodig.

4.2 Monitoring en meldingsplicht

Een deel van de in het kader van het programma beschikbare depositieruimte voor grenswaarden is gebaseerd op een steekproef. Een adequaat systeem van monitoring is nodig, voor het geval een groter beroep dreigt te worden gedaan op de beschikbare depositieruimte voor grenswaarden dan geprognosticeerd. Voor een adequate monitoring moeten het Rijk en de provincies een goed overzicht hebben van projecten en andere handelingen die stikstofdepositie veroorzaken die onder de grenswaarde blijft27. Daarom is in deze regeling een meldingsplicht voorgeschreven voor bepaalde categorieën van projecten en andere handelingen die een geringe stikstofdepositie veroorzaken, lager dan of gelijk aan de grenswaarde van 1 mol (artikel 8 van deze regeling, op grond van artikel 19koa van de wet).

De meldingsplicht is beperkt tot projecten en andere handelingen in de sectoren landbouw, industrie en projecten ten aanzien van de lokale en provinciale infrastructuur. De sectoren landbouw, industrie en infrastructuur zijn in Nederland de sectoren die ongeveer 90% van de stikstof emitteren. De stikstofdepositie van hoofdwegen en provinciale wegen die zijn aangewezen in de bijlage bij deze regeling is exact bekend en daarvoor is ontwikkelingsruimte gereserveerd in ‘segment één’. De meldingsplicht geldt alleen voor projecten en andere handelingen waarvoor de algemene grenswaarde geldt (die ingevolge artikel 19kh, zevende lid, onderdeel a, onder 1°, van de wet is vastgesteld). De meldplicht geldt derhalve niet voor hoofdwegen. Met de meldingsplicht voor de sectoren landbouw, industrie en de overige infrastructuur wordt een actueel en realistisch beeld verkregen van de totale depositie door activiteiten die vallen onder de vrijstelling van de vergunningplicht. De overige 10% van de emissie komt van bijvoorbeeld de sectoren handel, diensten en overheid en consumenten. De depositie van deze sectoren is in de passende beoordeling van het programma aanpak stikstof meegenomen als autonome ontwikkeling. Voorbeelden van activiteiten in deze sectoren waarvoor de meldingsplicht geldt, zijn het oprichten, uitbreiden of wijzigen van een inrichting bestemd voor het opslaan van dierlijke meststoffen, bestemd voor het fokken of houden van dieren, een inrichting bestemd voor het produceren of opwekken van energie of een inrichting bestemd voor het verbranden van producten of stoffen.

Verder geldt de meldingsplicht alleen voor projecten en andere handelingen die niet uit anderen hoofde bij het bevoegd gezag bekend zijn. Een aanvraag om een toestemmingsbesluit waarin ontwikkelingsruimte wordt toegedeeld, geldt ten aanzien van Natura 2000-gebieden waarop het desbetreffende project of de andere handeling stikstofdepositie veroorzaakt die lager of gelijk is aan de grenswaarde van 1 mol tevens als een melding. Wanneer het bevoegd gezag een dergelijke vergunningaanvraag registreert, wordt in AERIUS tijdelijk de benodigde depositieruimte apart gezet. Zodra het toestemmingsbesluit is genomen, wordt de melding automatisch definitief in AERIUS geregistreerd. Ingeval een vergunningaanvraag, die tevens als melding geldt, een niet-prioritair project betreft, komt zowel de benodigde ontwikkelingsruimte als depositieruimte uit segment twee. Alleen voor meldingen van niet-prioritaire projecten of andere handelingen die uitsluitend stikstofdepositie veroorzaken die lager of gelijk is aan de grenswaarde, wordt depositieruimte benut uit de depositieruimte voor grenswaarden.

Voor bestaande activiteiten die niet worden gewijzigd, geldt geen meldingsplicht, omdat de stikstofdepositie van dergelijke activiteiten deel uitmaakt van de achtergronddepositie, waarmee in het programma aanpak stikstof rekening is gehouden.

Voor de vrijstelling van de vergunningplicht is op grond van artikel 19kh, zevende lid, onderdeel a, onder 1°, van de wet vereist dat de stikstofdepositie van projecten en andere handelingen in cumulatie met andere projecten en handelingen van dezelfde inrichting in de periode waarvoor het programma geldt onder de grenswaarde blijft. Bij het bepalen van de stikstofdepositie van een wijziging van een bestaande activiteit, worden zowel vergunningen als meldingen voor dezelfde inrichting uit dezelfde programmaperiode betrokken. Een initiatiefnemer kan dus voor één inrichting meer meldingen doen, mits de stikstofdepositie van de gemelde projecten of andere handelingen gezamenlijk niet meer bedraagt dan 1 mol. Wanneer een initiatiefnemer een vergunning heeft gekregen voor een project dat of een andere handeling die stikstofdepositie veroorzaakt die hoger is dan 1 mol, kan hij daarna in dezelfde programmaperiode voor de desbetreffende inrichting geen melding meer doen voor projecten en andere handelingen die stikstofdepositie veroorzaken die lager is dan of gelijk is aan de grenswaarde.

In de bijlage bij deze regeling zijn prioritaire projecten en andere handelingen en categorieën van prioritaire projecten en handelingen aangewezen waarvoor ontwikkelingsruimte is gereserveerd. Voorbeelden van categorieën van prioritaire projecten zijn industrieterreinen en regionale ontwikkeling van landbouw. Een categorie van projecten kan uit meerdere individuele projecten bestaan, waaronder projecten die stikstofdepositie veroorzaken die geheel onder de grenswaarde blijft. De meldingsplicht is ook van toepassing op deze projecten. De benodigde depositieruimte voor deze projecten komt uit segment een. De meldingsplicht geldt niet voor projecten en andere handelingen die stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden veroorzaken die lager of gelijk is aan 0,05 mol per hectare per jaar (artikel 8, eerste lid, onderdeel b). Deze waarde van 0,05 mol per hectare per jaar kan als verwaarloosbaar worden beschouwd. Ecologisch gezien zijn er geen aantoonbare verschillen in de kwaliteit van een habitat door verschillen in depositie die kleiner zijn dan 1 kilogram per hectare per jaar, hetgeen ongeveer gelijk staat aan een depositie van 70 mol per hectare per jaar. Uit indicatieve berekeningen blijkt dat de maximale cumulatieve bijdrage van alle voorziene uitbreidingen van activiteiten onder de drempelwaarde van 0,05 mol per hectare per jaar, afgezet tegen de te verwachten effecten van de maatregelen die in het programma zijn opgenomen, de natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden niet kunnen aantasten. In het programma aanpak stikstof wordt rekening gehouden met de deposities die lager zijn dan de drempelwaarde: worden in het kader van het programma gemonitord als onderdeel van de monitoring van de autonome ontwikkeling. De algemene monitoringssystematiek van het programma, de bij het programma in acht genomen onzekerheidsmarges en de mogelijkheden om het programma tussentijds te wijzigen met het oog op bijsturing, volstaan hier28.

Voor stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden die niet in het programma aanpak stikstof zijn opgenomen geldt geen meldingsplicht. Voor deze gebieden is op voorhand uitgesloten dat de stikstofdepositie door projecten of andere handelingen onder de grenswaarden in combinatie met de stikstofdepositie van andere plannen en projecten, de natuurlijke kenmerken van die gebieden zullen aantasten of een verslechtering veroorzaken. In dat geval is de vergunningplicht van artikel 19d, eerste lid, van de wet niet van toepassing (artikel 19kh, zevende lid, van de wet). Monitoring biedt inzicht of de stikstofdepositie in deze Natura 2000-gebieden die niet in het programma zijn opgenomen, onder de kritische depositiewaarde blijft.

Of een vergunningplicht van toepassing is of dat kan worden volstaan met een melding, kan door de initiatiefnemer worden vastgesteld met behulp van de rekenmodule AERIUS Calculator.

De initiatiefnemer kan in AERIUS Calculator berekenen of zijn voorgenomen activiteit stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden. Wanneer dat het geval is, geeft AERIUS aan of de depositie boven de grenswaarde van 1 mol komt of onder die grenswaarde blijft. Wanneer uit AERIUS Calculator blijkt dat een voorgenomen project stikstofdepositie veroorzaakt die hoger is dan 0,05 mol, maar lager of gelijk aan de grenswaarde van 1 mol, en het project valt onder een van de aangewezen meldingsplichtige categorieën, kan de initiatiefnemer op eenvoudige wijze aan zijn meldingsplicht voldoen door met behulp van AERIUS de melding te doen. De initiatiefnemer krijgt een elektronische bevestiging van de gegevens die hij heeft gemeld; deze elektronische bevestiging is geen besluit als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. De gegevens die zijn gemeld, worden opgeslagen in AERIUS Register, de registratiemodule van AERIUS. Hierdoor heeft het bevoegd gezag op elk moment inzicht hoeveel depositieruimte voor grenswaarden nog beschikbaar is. AERIUS Register signaleert automatisch of ten aanzien van één of meer in het programma opgenomen Natura 2000-gebieden een overschrijding dreigt van de beschikbare depositieruimte voor grenswaarden.

Indien gedurende de looptijd van het programma in bepaalde gebieden op grond van gemelde gegevens de reservering van depositieruimte voor grenswaarden onvoldoende blijkt te zijn, kunnen de Minister van Economische Zaken en de Minister van Infrastructuur en Milieu, in overeenstemming met de bestuursorganen die het beheerplan voor het Natura 2000-gebied vaststellen, de beschikbare depositieruimte voor dat gebied ophogen29.

5. Effecten van de regeling

5.1 Lasten voor bedrijven

Blijkens de Eindrapportage regeldruk natuur worden jaarlijks 1.700 vergunningen als bedoeld in artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 aangevraagd30. De in het Besluit grenswaarden programmatische aanpak stikstof ingestelde algemene grenswaarde van 1 mol stikstofdepositie per hectare per jaar zal ertoe leiden dat het aantal aanvragen zal dalen naar 850 per jaar. Er zullen dus maximaal 850 projecten per jaar moeten worden gemeld31.

Om de lasten voor het bedrijfsleven zo laag mogelijk te houden, is de meldingsplicht beperkt tot projecten en andere handelingen in de sectoren landbouw, industrie en infrastructuur. De administratieve lasten als gevolg van de meldingsplicht zullen in totaal maximaal € 1133,00 per jaar bedragen (€ 1,33 per melding). Dat is ongeveer 0,0006% van het totaal van de verwachte reductie van administratieve lasten als gevolg van het instellen van de grenswaarden, die tussen de € 1,9 miljoen per jaar bedraagt.

De regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten van burgers of instellingen. De nalevingskosten voor de natuurwetgeving zullen niet wijzigen als gevolg van deze regeling.

5.2 Bestuurlijke lasten

Het gebruik van AERIUS Calculator voor de berekening van de stikstofdepositie bij de behandeling van vergunningaanvragen, zoals toegelicht in paragraaf 2, leidt tot een vermindering van de bestuurlijke lasten.

Het gebruik van het rekeninstrument AERIUS voor de in Regeling programmatische aanpak stikstof voorgeschreven melding heeft tot gevolg dat de bevoegde gezagen op eenvoudige wijze overzicht kunnen houden op de activiteiten die onder de grenswaarde plaatsvinden. Dit vergemakkelijkt voor de bevoegde gezagen de monitoring van de gevolgen van deze activiteiten voor Natura 2000-gebieden.

Overeenkomstig de Code interbestuurlijke verhoudingen32 zijn de provincies betrokken geweest bij de voorbereiding van dit besluit. Gedeputeerden van de provincies en het Interprovinciaal Overleg (IPO) zijn geconsulteerd over de ministeriële regeling in een bestuurlijk overleg33. Daarin hebben de gedeputeerden en het IPO aangegeven dat zij instemmen met het ontwerpbesluit.

5.3 Wet bescherming persoonsgegevens

Artikel 8 van deze regeling schrijft een melding voor. Op de verstrekking van de in artikel 8, vierde lid, gevraagde persoonsgegevens voor de melding is de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing. Die wet staat toe dat gegevens worden verstrekt als dat noodzakelijk is voor de goede invulling van een publiekrechtelijke taak, zoals in dit geval de handhaving van de wetgeving (artikel 8, onderdeel e, van die wet). Daarbij geldt een aantal voorwaarden (artikel 9 van genoemde wet). Het bestuursorgaan waarbij een melding is gedaan registreert de melding in AERIUS Register. Ook bij vergunningaanvragen slaat het bevoegde bestuursorgaan persoonsgegevens uit de berekening die met AERIUS Calculator is gemaakt in AERIUS Register op. Bij de ontwikkeling van het reken- en registratie-instrument AERIUS is het toetsmodel Privacy Impact Assessment (PIA) Rijksdienst toegepast34. Het PIA is een hulpmiddel om bij ontwikkeling van beleid, en de daarmee gepaard gaande wetgeving of bouw van ICT-systemen en aanleg van databestanden, privacyrisico’s op gestructureerde en heldere wijze in kaart te brengen.

Uit het PIA is naar voren gekomen dat de Minister van Economische Zaken de verantwoordelijke als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet beschermingspersoonsgegevens is voor de verwerking van de persoonsgegevens die ingevolge artikel 8, vierde lid, van deze regeling zijn gemeld.

6. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

Dit artikel geeft uitvoering aan artikel 19kb, op grond waarvan regels kunnen worden vastgesteld of projecten, andere handelingen of plannen een verslechterend of significant verstorend effect kunnen hebben. Op grond van dat artikel wordt hier het rekenmodel AERIUS Calculator voorgeschreven voor de berekening van stikstofdepositie die wordt veroorzaakt door een project of andere handeling waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel 19d van de wet of een omgevingsvergunning waarbij de natuurtoets is aangehaakt wordt aangevraagd en voor een bestemmingplan voor een ontwikkelingsgebied als bedoeld in de Crisis- en herstelwet. Bevoegde gezagen voor andere plannen, bijvoorbeeld een regulier bestemmingsplan, kunnen AERIUS Calculator gebruiken, maar zijn daartoe niet verplicht.

Artikel 3

Dit artikel voorziet in de afbakening van het gebied dat betrokken dient te worden bij de vaststelling of de aanleg of wijziging van een hoofdweg, dan wel een andersoortige aanpassing van een hoofdweg, verslechterende of significant verstorende effecten voor een Natura 2000-gebied kan hebben, gelet op de te veroorzaken stikstofdepositie. Deze effecten worden in de regel bepaald bij het vaststellen van een tracébesluit voor de aanleg of de aanpassing van een hoofdweg. Het artikel bepaalt dat het onderzoeksgebied wordt beperkt tot de Natura 2000-gebieden die zijn gelegen in de nabijheid van het gebied dat zich uitstrekt van de voorafgaande tot en met de eerstvolgende aansluiting op het wegvak waar de aanleg of wegaanpassing plaatsvindt, aangevuld met de Natura 2000-gebieden in de nabijheid van de wegvakken waar de aanleg of wegaanpassing een toename van de weekdaggemiddelde verkeersintensiteit veroorzaakt van ten minste 1.000 motorvoertuigen per rijrichting. De gebieden in de nabijheid zijn die Natura 2000-gebieden waar zich nog effecten voordoen als gevolg van het wegverkeer binnen het onderzoeksgebied. Deze afbakening van het onderzoeksgebied geldt naast de grenswaarde die ten aanzien van hoofdwegen is vastgelegd in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit grenswaarden programmatische aanpak stikstof.

Met de afbakening van het onderzoeksgebied is uitvoering gegeven aan de wens van het kabinet om de bepaling van de effecten van Rijksinfrastructuurprojecten te vereenvoudigen door te komen tot zinvolle methoden van effectbepaling. Vanuit verkeerskundig oogpunt is bij de berekening van de effecten van afzonderlijke projecten met betrekking tot de aanleg of aanpassing van hoofdwegen een intensiteitsverandering van 1.000 motorvoertuigen per etmaal per rijrichting de laagste waarde waarover het daarvoor best beschikbare model – het Nederlands Regionaal Model (NRM) – nog zinvolle uitspraken kan doen. Om die reden is in deze regeling bepaald dat bij de berekening van effecten ten behoeve van de aanleg of wijziging, dan wel andersoortige aanpassing van een hoofdweg, geen projectspecifieke berekeningen worden uitgevoerd voor wegvakken waar de verkeerstoename lager is dan 1.000 motorvoertuigen per etmaal per rijrichting.

Daar waar op het hoofdwegennet wijzigingen in de verkeersintensiteit optreden die kleiner zijn dan 1.000 motorvoertuigen per etmaal per rijrichting, maken deze wijzigingen onderdeel uit van de doorrekening van het verkeerseffect van het totale wegverkeer, inclusief het verkeerseffect van alle hoofdinfrastructuurprojecten gezamenlijk. De stikstofdepositie die het totale wegverkeer op het hoofdwegennet veroorzaakt, wordt in het kader van de jaarlijkse monitoring op basis van de meest actuele inzichten voor de verschillende zichtjaren berekend en in AERIUS meegenomen in de depositieruimte. Op deze manier worden de prognoses van de stikstofdepositie van het wegverkeer, bestaande uit een combinatie van autonome ontwikkeling en effecten van hoofdwegenprojecten zo goed mogelijk inzichtelijk gemaakt en jaarlijks geactualiseerd. In de gebiedsanalyses is per Natura 2000 gebied onderbouwd dat deze totale depositieruimte beschikbaar kan worden gesteld en niet leidt tot verslechtering van de kwaliteit van de voor stikstof gevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten en dat de instandhoudingsdoelstellingen op termijn kunnen worden gerealiseerd. Indien nodig worden de gebiedsanalyses op basis van de monitoringsresultaten geactualiseerd. Hierdoor is uitgesloten dat de stikstofdepositie als gevolg van de aanleg, wijziging of andersoortige aanpassing van een hoofdweg, langs wegvakken die niet in het onderzoeksgebied ten behoeve van een tracébesluit zijn onderzocht, de kwaliteit van de voor stikstof gevoelige habitats kan verslechteren of daarvoor significante gevolgen kan hebben.

Artikel 4

Op grond van dit artikel wordt de omvang van de ontwikkelingsruimte die bij aanvang van het programma voor een voor stikstofgevoelig habitat in een in het programma opgenomen Natura 2000-gebied beschikbaar is in het programma vermeld. Dat gebeurt in de gebiedsanalyses die onderdeel uitmaken van het programma. De gebiedsanalyses zijn in hun geheel digitaal beschikbaar op www.pas.natura2000.nl.

Artikel 5

Tweede lid

Dit lid is van toepassing op de toedeling van ontwikkelingsruimte in de in artikel 19km, eerste lid, van de wet vermelde toestemmingsbesluiten. Voor het gebiedsontwikkelingsplan – het bestemmingsplan voor een ontwikkelingsgebied als bedoeld in artikel 19db, eerste lid, van de wet – gaat het daarbij om de benodigde ontwikkelingsruimte voor de projecten en andere handelingen die dat plan mogelijk maakt.

Vierde lid

Dit artikel is toegelicht in paragraaf 3.2 van het algemeen deel van de toelichting. Met een rekenvoorbeeld wordt de methodiek van middeling voor tijdelijke projecten en andere tijdelijke handelingen hier geïllustreerd. Een tijdelijk project dat gedurende vijf jaar een depositie van 12 mol per hectare per jaar veroorzaakt, veroorzaakt in totaal gedurende de looptijd van dat project een depositie van 60 mol per hectare. Deze totale depositie wordt gedeeld door 6. De ontwikkelingsruimte die voor het tijdelijk project benodigd is, is daarmee een gemiddelde depositie van 10 mol per hectare per jaar gedurende zes jaar.

Artikel 7

De Minister van Economische Zaken moet reserveringen van ontwikkelingsruimte of het vervallen van reserveringen terstond na het doen van de reservering (of het laten vervallen daarvan) registreren in AERIUS Register. Dat betekent dat hij terstond nadat deze regeling voor de eerste maal is vastgesteld of terstond nadat de bijlage bij deze regeling wordt gewijzigd de reserveringen of de wijzigingen daarin moet registreren.

Artikel 8

Eerste en tweede lid

De melding moet worden gedaan ten minste vier weken voorafgaand aan het realiseren van een project of het verrichten van een andere handeling waarop dit artikel van toepassing is, dat betekent dat de melding ten minste vier weken voorafgaand aan het begin van de uitvoering van de werkzaamheden moet worden gedaan.

Met de uitvoering van de werkzaamheden moet binnen twee jaar na de melding worden gestart. Dat impliceert dat voorgenomen activiteiten voldoende concreet moeten zijn voordat een melding kan worden gedaan. Alleen voor het plaatsen van extra dieren in een bestaande inrichting geldt dat de melding uiterlijk drie maanden van tevoren moet worden gedaan.

In de Wet op de economische delicten is overtreding van artikel 19koa van de wet strafbaar gesteld (artikel 1a, onderdeel 2). Dat betekent dat het strafbaar is als ten onrechte geen melding wordt gedaan (wanneer een meldingsplicht project plaatsvindt of een meldingsplichtige handeling wordt verricht zonder dat een melding is gedaan) en dat het strafbaar is als een activiteit ten onrechte wel wordt gemeld (wanneer een melding is gedaan en binnen twee jaar nog niet met het project of de handeling is gestart).

Derde lid

Het bevoegd gezag, bij wie de melding moet worden gedaan, is een ander bevoegd gezag dan het bevoegd gezag dat ingevolge de artikelen 2 en 2a van de wet bevoegd is voor de vergunningverlening.

Vierde lid

De melding kan worden gedaan met gebruikmaking van AERIUS Calculator, maar dit is niet verplicht. Ingevolge artikel 2 van deze regeling moet de initiatiefnemer met behulp van AERIUS Calculator de stikstofdepositie berekenen die zijn voorgenomen project of andere handeling veroorzaakt op een voor stikstof gevoelig habitat in een Natura 2000-gebied. In de praktijk is een elektronische melding met behulp van AERIUS dan ook praktischer.

Ingeval een initiatiefnemer niet met behulp van AERIUS meldt, dan moet hij de ingevolge het vierde lid vereiste gegevens schriftelijk melden bij het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag voert vervolgens die gegevens in AERIUS in.

Vijfde lid

Voor de gegevens die moeten worden gemeld is aangesloten bij de eisen aan een aanvraag om een omgevingsvergunning, waarop hoofdstuk IX van de wet van toepassing is (artikelen 1.3 en 8.1 van de Regeling omgevingsrecht).

Artikel 9

Eerste en tweede lid

Artikel 19km, vierde lid, en artikel 67a van de wet bevatten overgangsrecht op grond waarvan aanvragen die vóór de inwerkingtreding van het programma aanpak stikstof zijn ingediend volgens het oude recht worden behandeld. In deze leden is in aansluiting daarop, bepaald dat het gebruik van AERIUS Calculator in die gevallen niet verplicht is.

Het overgangsrecht in het eerste lid geldt zowel voor een aanvraag ingevolge artikel 19d, eerste lid, als voor een omgevingsvergunning waarop hoofdstuk IX van de wet van toepassing is. Ingevolge artikel 47b, derde lid, is artikel 19km, derde en vierde lid van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning waarop hoofdstuk IX van de wet van toepassing is.

Derde lid

Het derde lid bevat een overgangsbepaling die verband houdt met de overgang van Luchtvaartwet naar Wet luchtvaart. Ingevolge de wijzigingswet van 18 december 2008 (Stb. 2008, 561) wordt het regime uit de Luchtvaartwet, waarbij een luchtvaartterrein gestalte kreeg door middel van een aanwijzing, geleidelijk vervangen door het regime van de Wet luchtvaart waarbij sprake is van luchthavens die bij luchthavenbesluit gestalte krijgen. Als gevolg van deze geleidelijke overgang kunnen dus luchtvaartterreinen en luchthavens als juridische begrip een aantal jaren naast elkaar bestaan. Het derde lid van artikel 8 waarborgt dat zowel luchthavens als luchtvaartterreinen onder de werking van artikel 5, zevende lid, vallen.

Artikel 10

Artikel 8.1 van de Regeling omgevingsrecht bevat indieningsvereisten voor aanvragen om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een handeling waarop tevens het verbod van artikel 19d, eerste lid, van de wet van toepassing is. Indien sprake is van een dergelijke handeling, en de aanvrager heeft niet reeds afzonderlijk een vergunning op grond van de wet voor de gevolgen van die handeling op een Natura 2000-gebied aangevraagd, dan haakt die toestemming aan bij de omgevingsvergunning. De initiatiefnemer dient in dat geval bij de aanvraag om een omgevingsvergunning een verslechteringstoets dan wel een passende beoordeling te overleggen. Voor de in het programma opgenomen Natura 2000-gebieden hoeft een initiatiefnemer niet langer zelf onderzoek te doen naar de gevolgen van het veroorzaken van stikstofdepositie, maar kan hij volstaan met een verwijzing naar het programma.

Artikel 11

Deze regeling is in werking getreden op het tijdstip waarop ook het Programma aanpak stikstof zelf en de wet tot wijziging van de Wet (programmatische aanpak stikstof) en het Besluit grenswaarden programmatische aanpak stikstof in werking zijn getreden. De wetgeving biedt de juridische basis voor het programma.

De Staatssecretaris van Economische Zaken S.A.M. Dijksma

De Minister van Infrastructuur en Milieu M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


X Noot
1

Voor nadere kenmerken van de prioritaire projecten, zie http://pas.natura 2000.nl/projecten.

X Noot
2

Paragraaf 3.5 van het Programma aanpak stikstof.

X Noot
3

Paragraaf 3.6 van het Programma aanpak stikstof.

X Noot
4

Op basis van artikel 19kb van de wet.

X Noot
5

‘Review of ammonia emission and deposition research and state of knowledge in relation to the models and factors used in policies, 11 april 2013.

X Noot
6

Kamerstukken, 2012/13, 33 037, nr. 65

X Noot
7

TNO, doelmatigheidsonderzoek AERIUS calculator. 12 juni 2013. Te vinden via http://www.aerius.nl/files/media/Informatie/Documenten/ut00240_tno_doelmatigheidsonderzoek_aerius_calculator_def.pdf.

X Noot
8

De gebiedsanalyses zijn beschikbaar zijn op www.pas.natura2000.nl.

X Noot
9

Paragrafen 4.2.3 en 4.2.4 van het programma aanpak stikstof.

X Noot
10

Paragrafen 4.2.3 tot en met 4.2.9 van het Programma aanpak stikstof.

X Noot
11

Paragraaf 4.2.4 van het Programma aanpak stikstof.

X Noot
12

Paragraaf 4.2.8 van het Programma aanpak stikstof.

X Noot
13

Paragraaf 4.2.9 van het Programma aanpak stikstof.

X Noot
14

Zoals dat feitelijk gebruik blijkt uit de grootschalige concentratie en depositiekaarten Nederland (GCN en GDN) van het Rijkinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.

X Noot
15

Paragraaf 4.2.1 van het Programma aanpak stikstof.

X Noot
16

De datum waarop de vergunningplicht ingevolge artikel 19d van de wet op àlle Natura 2000-gebieden van toepassing werd.

X Noot
17

Paragraaf 5.5 van het Programma aanpak stikstof.

X Noot
18

In de GCN- en GDN-gegevens is de stikstofdepositie uit 2012, uitgaande van een economische groei van 2,5%, berekend voor 2014.

X Noot
19

Paragraaf 4.2.8 van het Programma aanpak stikstof.

X Noot
20

Paragraaf 6.1. van het Programma aanpak stikstof.

X Noot
21

Paragraaf 4.2.7 van het Programma aanpak stikstof.

X Noot
22

Zie Kamerstukken II, 33 669, 2012/13, nr. 3 en Kamerstukken I, 2013/14, 33 669, C.

X Noot
23

Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport.

X Noot
24

Paragraaf 4.2.3 van het Programma aanpak stikstof.

X Noot
25

Paragraaf 3.4.1 van de nota bij toelichting bij het besluit, paragraaf 4.2.2 van het Programma aanpak stikstof.

X Noot
26

Paragraaf 3.4.4 van de nota bij toelichting bij het besluit.

X Noot
27

Paragraaf 4 van de nota van toelichting bij het besluit.

X Noot
28

Paragraaf 4 van de nota van toelichting bij het besluit.

X Noot
29

Paragraaf 4.2.2 van het Programma aanpak stikstof.

X Noot
30

Kamerstukken II, 2011/12, bijlage bij 33 348, nr. 3.

X Noot
31

In 2015 is onderzoek gedaan naar de regeldrukeffecten van het wetsvoorstel natuurbescherming, waarin het aantal vergunningaanvragen na inwerkingtreding van het programma aanpak stikstof hoger is geschat dan de aantallen waar in het eerdere onderzoek vanuit is gegaan. Op basis van de cijfers uit dit onderzoek mag worden aangenomen dat de administratieve lasten verder zullen afnemen als gevolg van de inwerkingtreding van het Besluit grenswaarden PASdan op grond van het eerdere onderzoek.

X Noot
32

Code interbestuurlijke verhoudingen, bijlage IV, Afspraken interbestuurlijke verhoudingen, nr. 4.

X Noot
33

Bestuurlijk overleg op 19 december 2014.

X Noot
34

Kamerstukken II 2012/13, bijlage bij 26 643, nr. 282.

Naar boven