Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rijkswaterstaat | Staatscourant 2015, 13254 | Onteigeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rijkswaterstaat | Staatscourant 2015, 13254 | Onteigeningen |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Ingevolge de artikelen 77 en 78 van de onteigeningswet kan worden onteigend voor de uitvoering van een inpassingsplan.
Het verzoek tot aanwijzing ter onteigening
Provinciale staten van Limburg (hierna verzoeker) hebben Ons bij besluit van 12 oktober 2012, onder nummer G-12-026-1, verzocht om ten name van de provincie Limburg over te gaan tot het aanwijzen ter onteigening van onroerende zaken in de gemeenten Nuth, Heerlen, Schinnen, Brunssum, Onderbanken, Landgraaf en Kerkrade, begrepen in het onteigeningsplan Buitenring Parkstad Limburg. De onroerende zaken zijn nodig voor de uitvoering van het inpassingsplan Buitenring Parkstad Limburg.
Gedeputeerde staten van Limburg hebben bij brief van 28 november 2012, kenmerk 2012/58140, het verzoek aan Ons ter besluitvorming voorgedragen.
Gedeputeerde staten van Limburg hebben bij brief van 18 januari 2013, kenmerk 2013/3417 de onteigeningsstukken aangevuld met als reden dat wegens minnelijke verwerving het aantal te onteigenen onroerende zaken is teruggebracht.
Bij e-mail van 4 juli 2013 hebben gedeputeerde staten van Limburg Ons verzocht om de onteigeningsprocedure op te schorten. Dit vanwege het feit dat de Afdeling bestuursrechtspraak de behandeling van de beroepszaak over het inpassingsplan Buitenring Parkstad Limburg heeft aangehouden met het oog op de beantwoording van de prejudiciële vragen die de Afdeling had gesteld in een andere zaak, nl. in zaak nrs. 201110075/1/R4 en 201201853/1/R4 (Verbreding van de A2).
Per brief van 20 maart 2014, kenmerk 2014/14572, hebben gedeputeerde staten van Limburg de Kroon een aanvulling op het verzoekbesluit van 12 oktober 2012 aangeboden, bestaande uit een geactualiseerd onteigeningsplan.
Gedeputeerde staten van Limburg hebben Ons bij brief van 19 juni 2014, kenmerk 2014/32506, de stand van zaken weergegeven met betrekking tot de planologische procedure van het inpassingsplan. Tevens hebben zij Ons verzocht de opgeschorte onteigeningsprocedure te hervatten.
Gedeputeerde staten van Limburg hebben Ons bij brieven van 26 augustus 2014, kenmerk 2014/44010, en 29 januari 2015, kenmerk 2015/5794, te kennen gegeven wegens minnelijke eigendomsverkrijging niet langer prijs te stellen op voortzetting van e onteigeningsprocedure voor de onroerende zaken met de grondplannummers 29, 53, 379 en 1002. Tevens hebben zij in laatstgenoemde brief aangegeven dat de te onteigenen grondoppervlakte van de grondplannummers 608, 610 en 614 wordt verminderd en dat de onteigening van de onroerende zaak met grondplannummer 609 niet meer nodig is.
Op basis van voorgaande brieven resteren er van de in het verzoekbesluit opgenomen 489 kadastrale percelen thans nog 179 kadastrale percelen in de onteigening. Omdat de noodzaak van onteigening voor de overige grondplannummers hiermee is komen te vervallen, zullen Wij deze niet ter onteigening aanwijzen. In de bij dit besluit behorende lijst van te onteigenen onroerende zaken is hiermee rekening gehouden.
Planologische grondslag
De onroerende zaken die in het onteigeningsplan zijn begrepen, zijn gelegen in het inpassingspan Buitenring Parkstad Limburg van de provincie Limburg (verder te noemen: het inpassingsplan). Het inpassingsplan is op 29 juni 2012 vastgesteld door provinciale staten van Limburg en is met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 maart 2015 in zaak nr. 201207642/1/R1 onherroepelijk geworden.
Aan de ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken zijn de bestemmingen Verkeer (V), Verkeer – Railverkeer (V- RV), Water – Primair Water (W-PW), Bedrijf en Berm en de dubbelbestemmingen Leiding – Gas (L-G), Leiding – Hoogspanning (L-HS), Leiding – Leidingenstrook (L-LS), Leiding – Riool (L-R) en Leiding – Water (L-W) toegekend.
Toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure
Overeenkomstig artikel 78, tweede lid, van de onteigeningswet en artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) hebben het ontwerp koninklijk besluit en de in artikel 79 van de onteigeningswet bedoelde stukken en gegevens met ingang vanaf 25 september 2014 tot en met 5 november 2014 in de gemeenten Nuth, Heerlen, Schinnen, Brunssum, Onderbanken, Landgraaf en Kerkrade, en bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht) ter inzage gelegen.
Overeenkomstig artikel 3:12 van de Awb, hebben de burgemeesters van Nuth, Heerlen, Schinnen, Brunssum, Onderbanken, Landgraaf en Kerkrade van het ontwerp koninklijk besluit en van de terinzagelegging van de onteigeningsstukken op 17 september 2014 openbaar kennis gegeven in de plaatselijk verschijnende huis-aan-huis bladen Gezien Brunssum, Gezien Heerlen, Gezien Kerkrade, Gezien Landgraaf, nieuwsblad Nuth en Omstreken, Onderbanken Journaal en het weekblad Goed Nieuws. De Minister van Infrastructuur en Milieu (Onze Minister) heeft van het ontwerp koninklijk besluit openbaar kennis gegeven in de Staatscourant van 17 september 2014, nr. 26442.
Verder heeft Onze Minister het ontwerp koninklijk besluit overeenkomstig artikel 3:13 van de Awb voorafgaand aan de terinzagelegging toegezonden aan belanghebbenden, waaronder begrepen de verzoeker om onteigening. Daarbij zijn de belanghebbenden gewezen op de mogelijkheid tot het schriftelijk of mondeling naar voren brengen van zienswijzen over het ontwerpbesluit en op de mogelijkheid over de zienswijzen te worden gehoord.
Overwegingen
Noodzaak en urgentie
Het inpassingsplan voorziet in de realisatie van een nieuwe provinciale ringweg – de Buitenring Parkstad Limburg (BPL) – in de regio Parkstad Limburg. Dat wordt gedaan door opwaardering van bestaande wegen en gedeeltelijke aanvulling met nieuwe wegvakken, inclusief kruisingen en aansluitingen, van de regionale wegen N298, N299 en N300. De hoofddoelstelling van de BPL is de verbetering van de economische en toeristisch- recreatieve positie van Parkstad Limburg door een verbetering van de ontsluitingsstructuur van de regio waarmee ook de bereikbaarheid, de leefbaarheid en de verkeersveiligheid een impuls krijgen. De BPL past binnen het programma Investeren in Ruimte en in de gebiedsontwikkeling Parkstad (buiten)ring.
Het tracé heeft een lengte van circa 26 kilometer. Het tracé loopt circa 8 kilometer over bestaande wegen die worden aangepast of verbreed en circa 18 kilometer over nieuw aan te leggen wegen. De gemeenten waar het tracé doorheen loopt zijn Nuth, Heerlen, Schinnen, Brunssum, Onderbanken, Landgraaf en Kerkrade. De nieuwe weg krijgt een standaard profiel van 2x2 rijstroken met een middenberm en bermstroken. De uitwisseling met het onderliggende wegennet geschiedt primair via ongelijkvloerse kruisingen en secundair via een rotonde of een voorrangskruispunt.
In de door de verzoeker om onteigening gewenste wijze van planuitvoering wordt inzicht verschaft door het inpassingsplan met de daarbij behorende planregels, toelichting en verbeelding, als ook door de zakelijke beschrijving behorende bij het onteigeningsplan.
Om de werken en werkzaamheden ter uitvoering van het bestemmingsplan tijdig te kunnen realiseren, wenst de verzoeker de eigendom, vrij van lasten en rechten, te verkrijgen van de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken.
De verzoeker heeft met de eigenaren overleg gevoerd om deze onroerende zaken minnelijk in eigendom te verkrijgen. Dit overleg heeft vooralsnog niet tot overeenstemming geleid. Omdat het ten tijde van het verzoek naar het oordeel van de verzoeker niet aannemelijk was dat het overleg op afzienbare termijn tot vrijwillige eigendomsoverdracht zou leiden, hebben provinciale staten van Limburg tot het onteigeningsverzoek besloten, om de tijdige verwezenlijking van het inpassingsplan zeker te stellen.
Uit de Ons bij het verzoek overgelegde zakelijke beschrijving blijkt dat het werk na de aanbesteding per contract van 31 maart 2011 gegund is aan een wegenbouwbedrijf. Met de uitvoering van werkzaamheden is inmiddels vanaf 17 februari 2014 gestart. Diverse wegvakken zijn inmiddels gereed. Vanwege vertraging in de procedure van het inpassingsplan en in de minnelijke verwerving zal de BPL in plaats van 2016 in 2018 opengesteld worden voor het wegverkeer. Daarmee is aannemelijk dat zal worden voldaan aan de door Ons voor de aanvang van de werken en werkzaamheden gehanteerde termijn van ten hoogste vijf jaar na de datum van dit aanwijzingsbesluit.
Zienswijzen
Binnen de termijn dat het ontwerp koninklijk besluit ter inzage heeft gelegen, zijn daarover zienswijzen naar voren gebracht door:
1. P.J. Lindner, mede namens DGA Blis B.V. eigenaar van de in de onteigening begrepen onroerende zaken met het grondplannummers 380, 1024 en 1025, verder te noemen reclamant 1;
2. J.G.P.M. Starmans, gebruiker van de onroerende zaak met het grondplannummers 130 en 131, verder te noemen reclamant 2;
3. H.W.R. Jacobs, pachter van de onroerende zaak met het grondplannummer 46, verder te noemen reclamant 3;
4. A.M.C. Habets, mede namens J.P.J. Habets. Reclamanten zijn, naar zij in de zienswijze stellen, eigenaar en/of mede-eigenaar dan wel pachter van de onroerende zaken met de grondplannummers 722, 769, 772, 774, 776, 777, 778, 779, 806, 814, 815, 818, 823, 824, 826, 131, 130 en 1004, verder te noemen reclamanten 4;
5. G.P.J.J. Kempen, mede namens R.J.G.R. Kempen, eigenaar en/of mede-eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 608, 609, 610 en 614, verder te noemen reclamanten 5;
6. A.M.B. Velraeds, M.E.A. Velraeds, eigenaren van de onroerende zaken met het grondplannummer 374, en door J.J. Velraeds en C.H. Velraeds-Jans, vruchtgebruikers van dit perceel, verder te noemen reclamanten 6;
7. Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten, eigenares van de onroerende zaken met de grondplannummers 60, 108, 427, 430, 432, 441, 443 en 1003, verder te noemen reclamante 7;
8. J.H. Hollands, eigenaar van de onroerende zaak met het grondplannummer 771, verder te reclamant 8;
9. J.A.T. Gielkens, pachter van de onroerende zaken met de grondplannummers 787 en 793, verder te noemen reclamant 9;
10. W. Rikkers, h.o.d.n. Mainly Twins, huurder van de onroerende zaak met het grondplannummer 880, verder te noemen reclamante 10;
11. Stichting Adelante Zorg, eigenares van de onroerende zaken met de grondplannummers 130, 131 en 1004, verder te noemen reclamante 11;
12. J.H.J.M. Schulteis, eigenaar de onroerende zaken met de grondplannummers 579, 580, 581 en 604, verder te noemen reclamant 12;
13. GaiaZOO B.V., gebruiker van de onroerende zaken met de grondplannummers 723, 742, 752, verder te noemen reclamante 13;
14. Caradon Stelrad B.V., eigenares van de onroerende zaken met de grondplannummers 29, 53 en 1002, verder te noemen reclamante 14;
15. P.M.G. Schoonbroodt, H.P.M. Schoonbroodt en Holding P.M.G. Schoonbroodt BV, eigenaren van de onroerende zaken met de grondplannummers 89, 92, 93, 121, 141 en 142, verder te noemen reclamanten 15;
16. Brunssum Waste Management B.V. eigenares van de onroerende zaak met het grondplannummer 379, verder te noemen reclamante 16;
17. TenneT TSO N.V., zakelijk recht hebbende ten aanzien van de onroerende zaken met de grondplannummers 716, 722, 725, 737 en 744, verder te noemen reclamante 17.
Overeenkomstig artikel 78, vierde lid, van de onteigeningswet heeft Onze Minister reclamanten in de gelegenheid gesteld te worden gehoord in een op 18 november 2014 te Brunssum te houden hoorzitting. Reclamanten 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12 hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
Overwegingen naar aanleiding van de zienswijzen
Aangezien Wij blijkens de eerdergenoemde brief van gedeputeerde staten van Limburg van 29 januari 2015, kenmerk 2015/5794, de onroerende zaken met de grondplannummers 29, 53, 1002 en 379 wegens minnelijke eigendomsverkrijging niet ter onteigening zullen aanwijzen, laten Wij de zienswijzen van reclamanten 14 en 16 buiten beschouwing.
Tevens vermelden Wij dat in enkele zienswijzen grondplannummers worden vermeld, die correcties behoeven. Volgens verzoeker is reclamant 4 (Habets) geen eigenaar of pachter van het grondplannummer 769, dit conform het vonnis van de pachtkamer van 7 maart 2012. Daarnaast zijn bij deze reclamant in de zienswijze de grondplannummers 130, 131 en 1004 opgenomen. Deze drie nummers zien niet op reclamant 4, maar op reclamanten 2 (Starmans) en 11 (Adelante).
Reclamant 1 (Lindner/BLis) brengt in de zienswijze de volgende punten naar voren:
1. Sinds 2010 is reclamant met de provincie Limburg in overleg om te komen tot een minnelijke oplossing over de verwerving van gedeelten van zijn gronden (BLIS B.V.) voor de aanleg van de BPL. Reclamant heeft bij al zijn voorstellen steeds bereidheid getoond om de gronden tijdig te leveren. Het overleg vanaf 4 december 2013 heeft ertoe geleid dat reclamant (BLIS B.V.) in ruil voor de vergunning voor een full-service tankstation zijn gronden zou afstaan, met als voorwaarde dat de gemeente Brunssum het bestemmingsplan daarvoor zou aanpassen. Deze procedure loopt nog en de tervisielegging van het bestemmingsplan Tankstation Ganzepool Brunssum zou op 13 november 2014 plaatsvinden. Reclamant vindt het vreemd dat de ene overheid (provincie Limburg) onderhandelt over voorwaarden van een andere overheid (de gemeente Brunssum), zodat een derde partij (reclamant) zijn gronden moet leveren, terwijl tegelijkertijd de onteigeningsprocedure wordt voortgezet.
2. Reclamant geeft aan dat het grondplan 380 in de lijst van te onteigenen onroerende zaken wordt aangemerkt als Weg, terwijl dit Industrie zou moeten zijn. Dit perceel komt niet voor in de wegenlegger en wordt op de kaart van de gemeente Brunssum aangeduid als industrieterrein.
De zienswijze van reclamant 1 geeft Ons aanleiding tot de volgende overwegingen.
Ad 1.
Met betrekking tot het gevoerde minnelijk overleg overwegen Wij in het algemeen dat artikel 17 van de onteigeningswet bepaalt dat de onteigenende partij dat wat onteigend moet worden eerst bij minnelijke overeenkomst in eigendom probeert te verkrijgen. Deze bepaling heeft betrekking op de gerechtelijke onteigeningsprocedure. Het minnelijk overleg in de daaraan voorafgaande administratieve onteigeningsprocedure is echter een van de vereisten waaraan door Ons wordt getoetst bij de beoordeling van de noodzaak tot onteigening. Omdat onteigening een uiterste middel is, zijn Wij van oordeel dat hiervan pas gebruik mag worden gemaakt als het minnelijk overleg voor het begin van de administratieve onteigeningsprocedure niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming heeft geleid. Aan deze eis is naar Ons oordeel in het kader van onteigeningen op basis van artikel 78 van de onteigeningswet in beginsel voldaan als voor de datum van het verzoekbesluit met de onderhandelingen over de minnelijke eigendomsverkrijging tijdig een begin is gemaakt en het op het moment van het verzoekbesluit aannemelijk is dat die onderhandelingen tot een redelijk punt zijn voortgezet, maar dat deze voorlopig niet tot vrijwillige eigendomsoverdracht zullen leiden. Daarbij moet het gaan om een concreet en serieus minnelijk overleg. Uitgangspunt daarbij is dat ten tijde van het verzoekbesluit al een formeel schriftelijk aanbod is gedaan.
De onteigeningswet verplicht de verzoeker om onteigening niet tot schadeloosstelling in de vorm van compensatiegrond of andere oplossingen. Uitgangspunt is dat de onteigeningswet de belanghebbenden een volledige schadeloosstelling in geld waarborgt. De mogelijkheden tot schadeloosstelling in een andere vorm dan in geld zullen langs minnelijke weg en meestal in samenwerking met andere overheden, of met particuliere eigenaren van gronden onderzocht moeten worden. Desondanks kunnen vragen om compensatiegrond of andere oplossingen aan de orde komen in het kader van de toetsing van het gevoerde minnelijk overleg over de verwerving van de benodigde gronden. Indien een belanghebbende in het minnelijk overleg immers duidelijk maakt de voorkeur te geven aan vervangende grond of een andere oplossing, moet de verzoeker nagaan of hieraan tegemoet gekomen kan worden. Omdat onteigening een uiterste middel is, is de noodzaak tot onteigening immers ook afhankelijk van de wijze waarop dat minnelijk overleg is en zal verlopen. Hierbij geldt dat de verzoeker gehouden is aan zijn eigen, op de urgentie van de aanleg van het werk, toegesneden planning.
In het bijzonder overwegen Wij voorts dat uit het door de Minister ingestelde onderzoek alsmede uit de stukken van het logboek minnelijke verwerving is gebleken dat er inmiddels een koopovereenkomst van 28 oktober 2014 bij reclamant ter ondertekening voorligt. Ondanks een toezegging per e-mail van 30 september 2014 aan verzoeker heeft reclamant de koopovereenkomst nog niet ondertekend. Tijdens de hoorzitting van 18 november 2014 heeft reclamant aangegeven de koopovereenkomst pas te zullen ondertekenen als hij zeker weet dat er geen bezwaren worden ingediend tegen het ontwerp bestemmingsplan Tankstation Ganzepool. Het voortgezet overleg daarna heeft nog niet tot overeenstemming geleid. Wij merken op dat dit overleg dan wel het overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet aan de gerechtelijke onteigeningsprocedure vooraf moet gaan, alsnog tot een voor partijen aanvaardbare oplossing kan leiden.
Gelet op het vorenstaande overwegen Wij dat verzoeker voldoende pogingen in het werk heeft gesteld om de onroerende zaken langs minnelijke weg in eigendom te verkrijgen. De noodzaak tot onteigening is aanwezig nu een volledige minnelijke overeenstemming vooralsnog niet haalbaar is gebleken.
Ad 2.
Wij overwegen dat het grondplan 380 op de lijst met de te onteigenen onroerende zaken terecht wordt aangeduid als Weg, omdat dit overeenstemt met de omschrijving op het kadastraal uittreksel. Overigens maakt deze weg deel uit van het verharde industrieterrein aldaar. Om die reden wordt de grond op de kaart van de gemeente Brunssum aangeduid als industrieterrein. Voor de onteigening is dit verder niet van belang. Bepalend zijn immers de gegevens van het kadaster.
Gelet op het vorenstaande geeft de zienswijze van reclamant 1 Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen.
Reclamant 2 (Starmans) brengt in zijn zienswijze naar voren dat hij de grondslagen van de onteigening herkent en aanvaardt en zich kan vinden in de overwegingen ten aanzien van de noodzaak en urgentie. Hij geeft aan al bijna twintig jaar duurzaam gebruiker te zijn van een weiland ter grootte van 3 ha en 50 are, dat door inpassing van de Buitenring diagonaal wordt doorsneden en tot een minimale oppervlakte wordt gereduceerd. Daardoor is continuering voor bedrijfsmatig gebruik niet meer verantwoord. Reclamant is gebruiker op basis van een mondelinge overeenkomst met de Stichting Adelante Zorg, voorheen de Lucaskliniek. De vergoeding voor gebruik vindt plaats in natura; hij onderhoudt en beheert de gronden zo goed mogelijk. Daartoe voert hij een verantwoord mestbeleid, zijn er investeringen gedaan door aanschaf van enkele hooimachines en een trekker voor het transport van hooibalen. Reclamant zal door de onteigening jaarlijks inkomsten derven en wil een vergoeding voor zijn investeringen en de te verwachten opbrengsten van het hooi.
De zienswijze van reclamant 2 geeft Ons aanleiding tot de volgende overwegingen.
Wat betreft het minnelijk overleg verwijzen Wij allereerst naar hetgeen Wij in het algemeen hebben opgemerkt bij onze reactie onder ad 1 naar aanleiding van de zienswijze van reclamant 1, zo ook naar het gedeelte aangaande een andere vorm van schadeloosstelling in de vorm van compensatie grond of andere oplossingen.
In het bijzonder overwegen Wij voorts dat uit het door de Minister ingestelde onderzoek alsmede uit de stukken van het logboek minnelijke verwerving, zo ook uit de zienswijze blijkt dat het gebruik door reclamant van de percelen van de Stichting Adelante Zorg berust op (oude) mondelinge afspraken. Adelante heeft als eigenares in de onderhandelingen met de verzoeker aangegeven de percelen te kunnen leveren vrij van pacht en/of huur. Zodoende is er voor de verzoeker geen aanleiding geweest om met reclamant te onderhandelen. Reclamant zal, aldus de verzoeker, met de eigenares afspraken moeten maken, over een eventuele schadeloosstelling. Tijdens de hoorzitting van 18 november 2014 heeft de adviseur van Adelante (reclamante 11) toegezegd om met reclamant in overleg te treden. Daarbij is ook opgemerkt, dat de onteigening slechts een klein gedeelte betreft van de percelen, die reclamant gebruikt. De resterende gedeelten kan hij in overleg met de eigenares gewoon blijven gebruiken. Dat gebruik is volgens reclamant het weiden van zijn paarden en het verwerken van hooibalen.
Gelet op het vorenstaande geeft de zienswijze van reclamant 2 Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen.
Reclamant 3 (Jacobs) geeft in zijn zienswijze aan dat hij als pachter van het grondplannummer 46 (A 2574) vervangende grond wil. Dat is van meet af aan zijn uitgangspunt geweest. Reclamant noemt hierbij de opstelling van de eigenaar, die niet wenst dat hij in onderhandeling treedt met verzoeker. Omwille van een goede pachtverhouding en als reactie op een schriftelijk bod heeft reclamant bij brief van 9 mei 2012 verzoeker meegedeeld geen geld te willen maar vervangende grond. Daarna heeft hij niets meer vernomen. Reclamant vindt dat de verzoeker zich meer had moeten inspannen om tot een goede oplossing te komen gezien ook de complexe pachtverhouding. Hij verliest 2,7 ha grasland en noemt als compensatiemogelijkheid aangrenzende gronden, die hij nu al tijdelijk in gebruik heeft.
De zienswijze van reclamant 3 geeft Ons aanleiding tot de volgende overwegingen.
Wat betreft het minnelijk overleg verwijzen Wij allereerst naar hetgeen Wij in het algemeen hebben opgemerkt bij onze reactie onder ad 1 naar aanleiding van de zienswijze van reclamant 1, zo ook naar het gedeelte aangaande een andere vorm van schadeloosstelling in de vorm van compensatie grond of andere oplossing.
In het bijzonder overwegen Wij voorts dat uit het door de Minister ingestelde onderzoek alsmede uit de stukken van het logboek is gebleken dat de verzoeker zowel met de eigenaar als met de pachter van de onroerende zaak met het grondplannummer 46 diverse malen getracht heeft onderhandelingen te voeren. De eigenaar wenst echter tot op heden niet mee te werken aan een verkoop van zijn grond en wil ook niet dat de pachter zelfstandig onderhandelt met de verzoeker. Nochtans heeft de verzoeker bij brief van 24 april 2012, zowel aan de eigenaar als aan de pachter schriftelijke biedingen uitgebracht. Daarover is geen minnelijke overeenstemming bereikt. Naar aanleiding van de hoorzitting van 18 november 2014 heeft de verzoeker wederom met reclamant contact opgenomen. Die heeft aangegeven dat zijn onderhandelingspositie ongewijzigd is gebleven.
Gelet op het vorenstaande overwegen Wij dat verzoeker voldoende pogingen in het werk heeft gesteld om de onroerende zaak langs minnelijke weg in eigendom te verkrijgen. Nu de verzoeker zowel met de eigenaar als met de pachter geen onderhandelingen kan en mag voeren, maakt, zo oordelen Wij, het voor de verzoeker vrijwel onmogelijk om tot minnelijke overeenstemming te komen.
Gelet op het vorenstaande geeft de zienswijze van reclamant 3 Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen
Reclamanten 4, 5, 6, 8, 9, 10, 11 en 12 brengen in hun zienswijzen het volgende naar voren:
1. Wijze van planuitvoering, nut, noodzaak en urgentie.
Reclamanten vinden dat uit de summiere zakelijke beschrijving onvoldoende blijkt welke wijze van planuitvoering wordt beoogd. De verzoeker heeft zich, gezien de grote omvang van het project, te gemakkelijk van deze verplichting afgemaakt. De zakelijke beschrijving noemt uitsluitend de te realiseren weginfrastructuur. Aan overige werken en werkzaamheden wordt geen woord gerept. Weliswaar wordt verwezen naar het inpassingsplan onder vermelding van alle bestemmingen, die in de onteigening zijn betrokken, maar niet wordt aangegeven waarom bepaalde bestemmingen wel of niet worden gerealiseerd, zoals de bestemmingen Natuur en Agrarisch met waarden. Reclamanten vinden dat de projectplanning inzicht moet geven over de te nemen stappen of fasen, zoals aanbesteding, gunning en start van de werkzaamheden.
2. Wijzigingsplan Verdiepte ligging Vaesrade.
Gedeputeerde staten van Limburg hebben bij besluit van 8 april 2014 het wijzigingsplan Verdiepte ligging Vaesrade vastgesteld. Dat is niet genoemd in het verzoekbesluit van 12 oktober 2012, noch in de overlegde stukken van de provincie. Door vaststelling van het wijzigingsplan wijzigt de in het verzoekbesluit voorziene wijze van planuitvoering en het bijbehorende ruimtebeslag. Het inpassingsplan kan derhalve niet dienen als grondslag voor de onteigening van de gronden die tevens zijn betrokken in het wijzigingsplan, zodat een gewijzigd verzoekbesluit had moeten worden genomen (HR 25 mei 1988, gemeente Hardinxveld-Giessendam / Van der Bree, NJ 1998, 927). Volgens reclamanten had het wijzigingsplan een aparte planologische grondslag moeten vormen voor een nieuw verzoekbesluit (pag. 14 Handreiking onteigeningen Titel IV 2010 d.d. 27 oktober 2011).
Reclamanten voeren in dat kader daartoe aan dat de onteigening voor de desbetreffende gronden niet geschiedt ter uitvoering van het inpassingsplan en daarmee in strijd is met artikel 77, eerste lid, van de onteigeningswet. Voor deze gronden is in strijd met artikel 79, aanhef en onder 8, bij het verzoek niet het vereiste document is overgelegd waaruit blijkt welke wijze van uitvoering de verzoeker voor ogen staat, hetgeen in strijd is met artikel 79, lid 8 van de onteigeningswet en de bestemmingen gewijzigd zijn vastgesteld (KB 17 juni 2013, Stcrt. 12 juli 2013, nr. 18108, Cranendonk). Volgens reclamanten is er geen sprake van een wijziging van ondergeschikt belang (HR 2 april 1997, Simler / gemeente Assen, NJ 1997, 730).
3. Geen noodzaak onteigening wegens ontbreken gronden natuurcompensatie.
De verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat de natuurcompensatiegronden tijdig kunnen worden verworven en ingericht zijn vóór openstelling van de Buitenring. Daardoor ontbreekt de noodzaak en urgentie van deze onteigening.
Reclamanten 5 hebben naast de hiervoor onder 1 tot en met 3 genoemd punten tevens het volgende in hun zienswijze naar voren gebracht:
4. Laatste aanbod vóór datum verzoekbesluit te laat uitgebracht.
De laatste aanbieding dateert van 18 september 2012 en dat valt binnen de vier weken termijn tot aan de datum verzoekbesluit van 12 oktober 2012. Het bod daarvoor van 21 januari 2011, dat was gebaseerd op het vorige en door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vernietigde inpassingsplan, is niet actueel. Derhalve ontbreekt de noodzaak tot onteigening.
5. Planaanpassing.
De verzoeker heeft reclamanten bij brief van 18 juni 2014 laten weten minder grond nodig te hebben in verband met een planaanpassing van medio 2013. Het is niet duidelijk om welke aanpassing het hier gaat. De voorgenomen onteigening dient derhalve niet meer ter uitvoering van het inpassingsplan. Nu de juiste planuitvoering onduidelijk is en het plan is gewijzigd, zijn er in strijd met artikel 79, lid 8 van de onteigeningswet ook niet de juiste documenten daarover overlegd. Reclamanten vinden, nu het inpassingsplan geen grondslag voor onteigening kan zijn, dat de verzoeker een gewijzigd verzoekbesluit had moeten nemen voor de gronden van reclamanten 5.
De zienswijzen van reclamanten 4, 5, 6, 8, 9, 10, 11 en 12 geven Ons aanleiding tot de volgende overwegingen.
Ad 1.
Wij overwegen ten aanzien van de zakelijk beschrijving dat deze dient ter onderbouwing van het verzoek tot onteigening. De bestemmingen Natuur en Agrarisch met waarden spelen bij de grondverwerving voor de weginfrastructuur geen directe rol en zijn daarom niet opgenomen in de onteigening en zodoende ook niet in de zakelijke beschrijving. Het is juist dat voor overige werken en werkzaamheden wordt verwezen naar het inpassingsplan. De zakelijke beschrijving moet worden gezien als een beknopte samenvatting van het project, waarbij niet alle werkzaamheden langs en rondom het 26 kilometer lange tracé uitvoerig beschreven hoeven te worden. In het inpassingsplan daarentegen wordt het hele project en alle van toepassing zijnde werken en werkzaamheden uitvoerig toegelicht en beschreven, met de daarbij behorende planning en onderliggende rapporten en bijbehorende kaarten. Wij oordelen derhalve dat de stukken voldoende inzicht geven in de uit te voeren werkzaamheden en de planning daarvan.
Ad 2.
Wat betreft hetgeen door reclamanten is gesteld ten aanzien van het wijzigingsplan overwegen Wij het volgende. De uitwerking van het wijzigingsplan Verdiepte ligging Vaesrade, vastgesteld op 8 april 2014, is tot stand gekomen naar aanleiding van de wens van provinciale staten van Limburg om de mogelijkheden te onderzoeken voor een verdiepte aanleg van een deel van het tracé tussen de locatie Naanhof en de Hommerterweg, waarvoor – vanwege een meer schuiner talud – een iets groter grondbeslag benodigd is. Het betreft dus een optimalisatie in de uitvoering van de weg.
Bij de planologische grondslag hebben Wij aangegeven dat bij uitspraak van 11 maart 2015 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het inpassingsplan en het wijzigingsplan onherroepelijk zijn geworden. Wij overwegen voorts dat anders dan in het door reclamanten genoemde arrest van de Hoge Raad van 25 mei 1998 -het hier gaat om een wijzigingsplan op de grondslag van een wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in het inpassingsplan. Deze situatie verschilt derhalve van de situatie die in de door reclamanten genoemde passage in de Handreiking is aangehaald, nu het daar gaat om onteigening op de grondslag van een wijzigingsplan. Met het wijzigingsplan zijn de bestemmingen van de ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken niet gewijzigd, zodat reclamanten niet kunnen worden gevolgd in hun stelling dat de onteigening voor de desbetreffende gronden niet geschiedt ter uitvoering van het inpassingsplan. Anders dan in het door reclamanten genoemde KB van 17 juni 2013 – is in dit geval het grondbeslag op de ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken duidelijk en wijzigt dit niet, zodat reclamanten evenmin kunnen worden gevolgd in hun stelling dat sprake is van strijd met artikel 79 van de onteigeningswet.
De zojuist genoemde optimalisatie, dat overigens een relatief kort gedeelte betreft van het tracé van de BPL, zal aldus de verzoeker geen vertraging opleveren bij de uitvoering van het inpassingsplan, omdat zij de daarvoor extra benodigde gronden al grotendeels in eigendom heeft. Enkele kleinere snippers grond zullen langs minnelijke weg worden aangekocht. De gronden van reclamanten 4, 5, 6, 8, 9, 10, 11 en 12 zijn niet in dit wijzigingsplan betrokken. Wij oordelen derhalve dat het inpassingsplan voldoende grondslag biedt voor de voorgenomen onteigening.
Ad 3.
Wat betreft het zienswijzepunt aangaande de natuurcompensatiegronden merken Wij op dat de verzoeker in samenhang met de realisering van de BPL 125 hectaren grond voor natuurcompensatie moet verwerven en/of (her)inrichten. De gemeente Kerkrade, die het merendeel van de gronden zal leveren, heeft op 17 december 2014 besloten om na het onherroepelijk worden van het inpassingsplan gronden over te dragen voor zowel het tracé als voor natuurcompensatie. Daarmee krijgt de verzoeker direct 120 hectaren voor natuurcompensatie in eigendom en resteert er slechts nog 5 hectaren. Op basis van de huidige afspraken met diverse eigenaren voorziet de verzoeker ook daarvoor geen verwervings- of herinrichtingsproblemen. Wij oordelen derhalve dat anders dan reclamanten menen het voldoende aannemelijk is dat de taakstelling ten aanzien van de natuurcompensatie gerealiseerd wordt vóór openstelling van de Buitenring.
Ad 4 en 5.
Wat betreft het minnelijk overleg verwijzen Wij allereerst naar hetgeen Wij hierover in het algemeen hebben opgemerkt bij reclamant 1, onder ad 1.
In het bijzonder overwegen Wij dat blijkens het logboek minnelijke verwerving zowel ruim voor als na het verzoekbesluit van 12 oktober 2012 biedingen zijn uitgebracht bij brieven van 21 december 2010, 21 januari 2011, 18 september 2012 en 19 juni 2014. Het betreft een voortgaand overleg aangaande de verwerving van gronden voor de uitvoering van de BPL. Dat het inpassingsplan een langdurig planologisch traject heeft afgelegd bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State doet hierbij niet ter zake. Het uit te voeren werk blijft immers gelijk. Daarbij zij opgemerkt blijkens het logboek dat structureel overleggen hebben plaatsgevonden waarin de stand van zaken met betrekking tot planontwikkeling en biedingen zijn besproken. Bij de gronden van reclamanten 5 kan de verzoeker de bestemming Verkeer aldaar iets soberder uitvoeren, hetgeen mogelijk is binnen het inpassingsplan. Anders dan reclamanten menen, oordelen Wij dat hierdoor de planologische grondslag niet wijzigt. Ook bieden de tekeningen naar Onze mening voldoende ruimte voor kleine wijzigingen in de uitvoering van werkzaamheden, zoals in dit geval. Juist op verzoek van reclamanten is op 1 maart 2013 een aanpassing van het ruimtebeslag overeengekomen waardoor de ondergronds gelegen tanks van het tankstation gehandhaafd kunnen blijven. Daardoor heeft de verzoeker minder grond nodig dan het aantal m2 op de onteigeningslijst, hetgeen verzoeker bij brief van 19 juni 2014 aan reclamanten wederom heeft uiteengezet. In deze brief worden de te onteigen grondoppervlakten van de grondplannummers 608, 610 en 614 verminderd van respectievelijk 2.419 m2 naar 794 m2, van 454 m2 naar 284 m2 en van 328 m2 naar 195 m2. Tevens vervalt de noodzaak van onteigening voor het grondplannummer 609. Bij brief van 29 januari 2015, kenmerk 2015/5794 hebben gedeputeerde staten van Limburg deze wijzigingen ook aan de Kroon bevestigd.
Gelet op het vorenstaande geven de zienswijze van reclamanten 4, 5, 6, 8, 9, 10, 11 en 12 Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen.
Reclamante 7 (Natuurmonumenten) brengt in haar zienswijze naar voren dat overeenstemming is bereikt met de verzoeker over een akte tot ruiling van onroerende zaken, met daarbij de opschortende voorwaarde dat eerst het inpassingsplan onherroepelijk moet zijn. Blijkens het inpassingsplan moet de provincie Limburg als compensatie van de rondweg 32 ha nieuwe natuur creëren. In de zakelijke beschrijving wordt evenwel niet uiteengezet waarom de natuurcompensatiegronden, die moeten zijn verworven en ingericht voor de openstelling van de buitenring, nu niet ter onteigening worden aangewezen. Uit niets blijkt dat met de betrokken Parkstadgemeenten (met name Kerkrade) sluitende afspraken zijn gemaakt over de beschikbaarstelling van gronden. Reclamante meent derhalve dat de buitenring niet kan worden opgesteld. Voorts is zij van mening dat gronden voor natuurcompensatie ook in het verzoek tot onteigening hadden moeten worden betrokken.
Wij overwegen hierover het volgende. Zoals Wij eerder bij de zienswijzen onder ad 3 van reclamanten 4 en anderen hebben overwogen, moet de verzoeker vanuit de verwervingsopgave 125 hectaren grond voor natuurcompensatie verwerven. De gemeente Kerkrade zal na het onherroepelijk worden van het inpassingsplan 120 hectaren grond leveren voor natuurcompensatie. Verwerving en inrichting van de overige 5 hectaren zal aldus de verzoeker geen probleem opleveren. Wij oordelen derhalve dat anders dan reclamante vreest het voldoende aannemelijk is dat de taakstelling ten aanzien van de natuurcompensatie gerealiseerd wordt vóór openstelling van de Buitenring.
Gelet op het vorenstaande geeft de zienswijze ven reclamante 7 Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen.
Reclamante 13 (GaiaZoo) brengt de volgende punten in de zienswijze naar voren.
1. Reclamante trekt de conclusie dat de onteigening pas kan worden beoordeeld als duidelijk is op welke wijze de verzoeker invulling geeft aan het verlies van de parkeerplaatsen van reclamante op de te onteigenen gronden. Er zijn contractuele afspraken, maar verzoeker wil nog een andere variant onderzoeken. Daarover bestaat nog onduidelijkheid.
2. De te onteigenen percelen met de grondplannummers 723, 742 en 752 raken het gebruik van parkeerplaatsen en de hoofdingang van het dierenpark. Dat heeft directe invloed op de continuïteit van de onderneming. Tevens wijst reclamante op de belangrijke maatschappelijke positie die zij heeft in Zuid-Limburg op het terrein van toerisme, cultuur, educatie en werkgelegenheid.
3. De onteigening is prematuur omdat de beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over het inpassingsplan pas in 2015 wordt verwacht.
4. De parkeervoorziening van reclamante wordt opgeofferd voor een dubbele afrit van de hoofdweg. Het is onvoldoende aangetoond dat deze voorziening niet elders kan worden gerealiseerd.
5. Reclamante heeft met de verzoeker een overeenkomst gesloten waarbij de verzoeker een alternatieve parkeervoorziening realiseert, maar dat is niet gelijk te stellen aan het minnelijk overleg van artikel 17 van de onteigeningswet.
6. Reclamante bestrijdt dat er met haar geen overeenstemming kan worden bereikt. Er is overeenstemming over een alternatieve parkeervoorziening, maar de verzoeker wil nog een andere optie onderzoeken. Voorts is er ook geen aanbod voor een schadeloosstelling gedaan.
7. Reclamante wijst op de niet onderbouwde urgentie van de onteigening. De openstelling van de BPL voor het verkeer in 2015 lijkt nauwelijks haalbaar, temeer daar de Raad van State nog uitspraak moet doen over het inpassingsplan.
De zienswijze van reclamante 13 geeft Ons aanleiding tot de volgende overwegingen.
Ad 1, 2, 5 en 6.
Wat betreft het minnelijk overleg zo ook naar een schadeloosstelling in de vorm van compensatiegrond of andere oplossingen verwijzen Wij allereerst naar hetgeen Wij hierover in het algemeen hebben opgemerkt bij reclamant 1, onder ad 1.
In het bijzonder overwegen Wij dat uit het ingestelde onderzoek en het logboek minnelijke verwerving is gebleken dat de verzoeker en reclamante vanaf 2012 intensief met elkaar onderhandeld hebben over een mogelijke invulling van parkeerplaatsen op het eigen terrein van de dierentuin. De door reclamante gewenste oplossing voor andere parkeerplaatsen en een nieuwe hoofdingang ligt op eigen terrein, maar was eigenlijk bedoeld voor de bouw van een aantal dierenverblijven. Partijen onderhandelen nog steeds over de meest ideale inrichting van het dierenpark. De te onteigenen gronden waarop een deel van het parkeerterrein gevestigd is, heeft reclamante nu in erfpacht bij de eigenares, de gemeente Kerkrade. Die gemeente heeft bij raadsbesluit van 17 december 2014 toegezegd de benodigde percelen bij het onherroepelijk worden van het inpassingsplan te zullen leveren. Thans wordt een nieuwe overeenkomst uitgewerkt waarin de optimalisatie van het plan voor de dierentuin wordt vastgelegd. Partijen (verzoeker, reclamante en de gemeente Kerkrade) hopen in het eerste kwartaal van 2015 tot een definitieve overeenkomst te komen. Zodra de overeenkomst definitief is en door alle partijen is getekend, kan het erfpachtrecht op het benodigde gedeelte afgekocht worden. De verzoeker heeft aangegeven erop te vertrouwen dat er geen gerechtelijke onteigening nodig zal zijn voor verkrijging van de benodigde gronden. Wij overwegen derhalve dat de verzoeker voldoende pogingen in het werk heeft gesteld om voor de onroerende zaken van reclamante langs minnelijke weg een oplossing te vinden.
Gezien de complexiteit en de impact van de ingreep en het standpunt van de gemeente Kerkrade wil de verzoeker de betrokken gronden echter zekerheidshalve pas uit het onteigeningsplan halen, wanneer de akte van levering bij de notaris gepasseerd is. In dit specifieke geval is het bloot eigendom van de gemeente Kerkrade ook nog niet notarieel geleverd.
Ad 3 en 4.
Het onderdeel van de zienswijze van reclamante over het nog niet onherroepelijk zijnde inpassingsplan alsook de geplande afrit op de betrokken percelen, is planologisch van aard. De planologische aspecten kunnen in het kader van de administratieve onteigeningsprocedure niet zelfstandig worden beoordeeld, maar konden in de procedure op grond van de Wet ruimtelijke ordening aan de orde gesteld worden. Eventuele planologische belangen van reclamante worden ook geborgd door de opschortende en ontbindende voorwaarden ten aanzien van het inpassingsplan die wij aan Ons besluit zullen verbinden.
Ad 7.
Bij het onderdeel noodzaak en urgentie hebben Wij aangegeven dat op 17 februari 2014 is gestart met de fysieke uitvoering in het veld. Vanwege vertraging van de procedure van het inpassingsplan en de minnelijke verwerving wordt de BPL in plaats van 2016 nu in 2018 volgens de planning opengesteld voor het wegverkeer. Daarmee wordt voldaan aan het voor de beoordeling van de urgentie van de verzochte onteigening door Ons gehanteerde maximale tijdvak van vijf jaar na de datum van dit besluit. De twijfel van reclamante hierover kunnen Wij derhalve niet delen.
Gelet op het vorenstaande geeft de zienswijze ven reclamante 13 Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen.
Reclamanten 15 (Schoonbroodt) brengen het volgende naar voren.
1. De noodzaak tot onteigening ontbreekt, omdat het inpassingsplan niet uitgevoerd kan worden nu er onvoldoende compensatiegronden in handen van de provincie en/of gemeente zijn.
2. Een klein deel van het bedrijfsterrein is daadwerkelijk nodig voor de aanleg van de Buitenring Parkstad Limburg. Voor zover de percelen zijn aangewezen voor de bestemming Agrarisch met waarden/bedrijf, zijn reclamanten bereid en in staat die bestemming zelf te realiseren. Voor dat deel van de voorgenomen onteigening ontbreekt derhalve de noodzaak tot onteigening.
De zienswijze van reclamanten 15 geeft Ons aanleiding tot de volgende overwegingen
Ad 1.
De door reclamanten genoemde kadastrale percelen Nuth C 4924, 5080 en 5051 met de bestemmingen Natuur en Agrarisch met waarden zijn inderdaad door de verzoeker niet in de onteigening opgenomen, omdat de verzoeker ruim voldoende op schema ligt met de verwerving van het vereiste aantal hectare natuurpercelen. Wij verwijzen voorts naar hetgeen Wij hierover hebben opgemerkt bij reclamanten 4 en anderen, onder ad 3.
Ad 2.
Wat betreft het beroep op zelfrealisatie overwegen Wij dat de onroerende zaken van reclamanten zijn aangewezen voor Verkeer en niet voor andere bestemmingen. Zelfrealisatie van een openbare weg is volgens vaste kroonjurisprudentie niet aan de orde.
Gelet op het vorenstaande geeft de zienswijze van reclamanten 15 Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen.
Reclamante 17 (TenneT) heeft bij brief van 5 november 2014 een pro forma zienswijze ingediend. Bij brief van 18 november 2014 heeft reclamante de zienswijze aangevuld. Zij verzoekt de verzoeker rekening te houden met de aanwezigheid van de hoogspanningsverbinding en de juridische positie als landelijk netbeheerder van het hoogspanningsnet. Reclamante verzoekt de provincie om de zakelijke rechten op de percelen kadastraal bekend gemeente Kerkrade, sectie A, nummers 5928 en 5951 na onteigening te laten hervestigen. Een voorbeeldbrief voor toezegging van hervestiging van zakelijke rechten heeft reclamante bij de zienswijze toegevoegd. Na bevestiging van de hervestiging door de verzoeker wil reclamante haar zienswijze intrekken.
De zienswijze van reclamante 17 geeft Ons aanleiding tot de volgende overwegingen.
De door reclamante genoemde kadastrale percelen hebben betrekking op de onroerende zaken met de grondplannummers 716, 722, 725, 737 en 744. Deze onroerende zaken zijn nodig voor de aanleg van de BPL met bijkomende werken. Het opstalrecht van reclamante komt door onteigening te vervallen door de titelzuiverende werking van de onteigening. De verzoeker heeft met reclamante haar voorstel besproken en geconcludeerd dat de inhoud van de voorbeeldbrief van reclamante geen bezwaren oplevert voor de uitvoering van de werkzaamheden voor de aanleg van de BPL. De gemeente heeft reclamante per brief van 27 januari 2015, kenmerk 2015/5271, meegedeeld dat zij op haar kosten, na de onteigening, een gelijk zakelijk recht als voorheen aan reclamante zal hervestigen. De verzoeker wenst echter de betrokken onroerende zaken in haar verzoek om onteigening te handhaven omdat deze onroerende zaken nog in eigendom zijn van de gemeente Kerkrade en de akte van levering nog niet bij de notaris gepasseerd is.
Gelet op het vorenstaande geeft de zienswijze van reclamante 17 Ons geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen.
Overige overwegingen
Uit de bij het verzoek overgelegde stukken blijkt, dat de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken bij de uitvoering van het inpassingsplan niet kunnen worden gemist.
Ons is overigens niet gebleken van feiten en omstandigheden die overigens de toewijzing van het verzoek in de weg staan. Het moet in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling worden geacht, dat de provincie Limburg de vrije eigendom van de door Ons ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken verkrijgt.
Wij zullen derhalve, gelet op het hierboven gestelde, het verzoek van provinciale staten van Limburg tot het nemen van een besluit krachtens artikel 78, eerste lid, van de onteigeningswet, gedeeltelijk toewijzen.
BESLISSING
Gelet op de onteigeningswet,
op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 9 februari 2015, nr. RWS-2015/4452, Rijkswaterstaat Corporate Dienst;
gelezen het besluit van provinciale staten van Limburg van 12 oktober 2012, onder nummer G-12-026-1;
gelezen de brieven van gedeputeerde staten van Limburg van 28 november 2012, kenmerk 2012/58140; 18 januari 2013, kenmerk 2013/3417; 20 maart 2014, kenmerk 2014/14572, 19 juni 2014, kenmerk 2014/32506, 26 augustus 2014, kenmerk 2014/44010 en 29 januari 2015, kenmerk 2015/5794;
de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, advies van 8 april 2015, no. W14.15.0029/IV;
gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 20 april 2015, nr. RWS-2015/14743, Rijkswaterstaat Corporate Dienst, Afdeling Bestuurlijk Juridische zaken en Vastgoed.
Hebben Wij goedgevonden en verstaan:
Voor de uitvoering van het inpassingspan Buitenring Parkstad Limburg van de provincie Limburg ten name van die provincie ter onteigening aan te wijzen de onroerende zaken, zoals aangeduid op de grondtekening, die ingevolge artikel 78 van de onteigeningswet in de gemeenten Nuth, Heerlen, Schinnen, Brunssum, Onderbanken, Landgraaf en Kerkrade en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage heeft gelegen en die zijn vermeld op de bij dit besluit behorende lijst.
Onze Minister van Infrastructuur en Milieu is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Afdeling advisering van de Raad van State.
Wassenaar, 23 april 2015
Willem-Alexander
De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.
LIJST VAN DE TE ONTEIGENEN ONROERENDE ZAKEN
ONTEIGENINGSPLAN: PIP BUITENRING PARKSTAD LIMBURG
VERZOEKENDE INSTANTIE: PROVINCIE LIMBURG
Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente SCHINNEN |
|||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Grondplan nr. |
Te onteigenen grootte |
Als |
Ter grootte van |
Sectie en nr. |
Ten name van |
||||
ha |
a |
ca |
ha |
a |
ca |
||||
1 |
00 |
31 |
71 |
Grasland |
04 |
65 |
30 |
D 4306 |
De heer W.P.E. Gerrickens |
4 |
00 |
00 |
13 |
Akkerbouw |
00 |
84 |
25 |
D 3412 |
De heer W.P.E. Gerrickens |
5 |
00 |
04 |
86 |
Water |
00 |
20 |
10 |
D 4302 |
Waterschap Roer en Overmaas |
7 |
00 |
02 |
42 |
Akkerbouw |
00 |
66 |
90 |
D 4164 |
De heer W.P.E. Gerrickens |
22 |
00 |
26 |
84 |
Akkerbouw |
01 |
81 |
10 |
K 190 |
De heer W.P.E. Gerrickens |
23 |
00 |
16 |
00 |
Water |
00 |
16 |
00 |
K 189 |
Waterschap Roer en Overmaas |
216 |
00 |
00 |
50 |
Erf-tuin |
00 |
05 |
72 |
H 427 |
De heer R.J.H. Krook |
216 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel Aktivabedrijf Enexis Limburg B.V. |
Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente NUTH |
|||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Grondplan nr. |
Te onteigenen grootte |
Als |
Ter grootte van |
Sectie en nr. |
Ten name van |
||||
ha |
a |
ca |
ha |
a |
ca |
||||
24 |
00 |
78 |
45 |
Water |
00 |
78 |
45 |
N 2 |
Waterschap Roer en Overmaas |
25 |
03 |
68 |
12 |
Akkerbouw |
25 |
31 |
70 |
N 4 |
De heer W.P.E. Gerrickens |
26 |
00 |
07 |
98 |
Grasland |
00 |
58 |
90 |
N 14 |
Waterschap Roer en Overmaas |
27 |
00 |
08 |
78 |
Akkerbouw |
00 |
16 |
35 |
N 21 |
De heer W.P.E. Gerrickens |
34 |
00 |
40 |
05 |
Akkerbouw |
00 |
42 |
00 |
A 1229 |
De heer W.P.E. Gerrickens |
39 |
00 |
14 |
37 |
Bedrijvigheid (agrarisch) terrein (grasland) |
00 |
53 |
90 |
A 2519 |
De heer J.N.H. Ramakers |
40 |
00 |
50 |
62 |
Grasland |
00 |
50 |
90 |
A 2747 |
99/100 eigendom van de heer J.R.H. Ramakers (overleden per 11-06-2012) |
40 |
1/100 eigendom van de heer J.N.H. Ramakers |
||||||||
46 |
00 |
25 |
53 |
Akkerbouw |
00 |
60 |
30 |
A 2574 |
De heer W.P.E. Gerrickens |
60 |
00 |
04 |
45 |
Grasland |
00 |
92 |
80 |
A 2890 |
Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland |
63 |
06 |
28 |
20 |
Wonen (agrarisch) erf-tuin |
15 |
29 |
75 |
A 2631 |
De heer W.P.E. Gerrickens |
63 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht N.V. Nederlandse Gasunie |
||||||||
73 |
00 |
00 |
13 |
Akkerbouw |
00 |
95 |
00 |
A 1841 |
De heer W.P.E. Gerrickens |
83 |
00 |
04 |
43 |
Bedrijvigheid (industrie) Terrein (industrie) |
02 |
86 |
88 |
A 3023 |
Eigendom belast met opstal Harry Vos Nuth B.V. |
83 |
Opstal Vos Logistics Nuth B.V. |
||||||||
84 |
00 |
00 |
33 |
Water |
00 |
24 |
30 |
A 2886 |
Waterschap Roer en Overmaas |
89 |
00 |
00 |
02 |
Grasland |
00 |
00 |
02 |
C 5086 |
1/2 eigendom de heer H.P.M. Schoonbroodt |
89 |
1/2 eigendom de heer P.M.G. Schoonbroodt |
||||||||
92 |
00 |
00 |
04 |
Grasland |
00 |
00 |
04 |
C 5084 |
De heer H.P.M. Schoonbroodt |
93 |
00 |
00 |
46 |
Bedrijvigheid (detailhandel) erf-tuin |
00 |
76 |
49 |
C 5315 |
Holding P.M.G. Schoonbroodt B.V. |
95 |
00 |
11 |
84 |
Water |
02 |
07 |
22 |
C 4931 |
Waterschap Roer en Overmaas |
98 |
00 |
00 |
90 |
Water |
00 |
00 |
90 |
C 4928 |
Waterschap Roer en Overmaas |
108 |
00 |
00 |
67 |
Akkerbouw |
02 |
84 |
15 |
C 3609 |
Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland |
1003 |
00 |
00 |
09 |
Bosgrond populierenopstand |
00 |
56 |
60 |
C 3945 |
Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland |
Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente HEERLEN |
|||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Grondplan nr. |
Te onteigenen grootte |
Als |
Ter grootte van |
Sectie en nr. |
Ten name van |
||||
ha |
a |
ca |
ha |
a |
ca |
||||
121 |
00 |
04 |
49 |
Grasland |
00 |
21 |
45 |
V 1733 |
De heer H.P.M. Schoonbroodt |
123 |
00 |
07 |
29 |
Water |
01 |
81 |
07 |
V 1745 |
Waterschap Roer en Overmaas |
123 |
Zakelijk recht als bedoeld in art.5, lid 3, onder B, van de belemmeringenwet privaatrecht KPN B.V. |
||||||||
950 |
00 |
23 |
17 |
Akkerbouw |
00 |
27 |
30 |
S 685 |
De heer E.P.H. Senden (overleden per 24-1-1992) |
955 |
00 |
00 |
11 |
Akkerbouw |
00 |
03 |
65 |
S 682 |
De heer L.J.H. Senden |
Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente HOENSBROEK |
|||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Grondplan nr. |
Te onteigenen grootte |
Als |
Ter grootte van |
Sectie en nr. |
Ten name van |
||||
ha |
a |
ca |
ha |
a |
ca |
||||
130 |
00 |
37 |
42 |
Terrein |
00 |
48 |
75 |
A 5305 |
Stichting Adelante Zorg |
131 |
01 |
66 |
73 |
Natuur |
06 |
24 |
60 |
A 6373 |
Stichting Adelante Zorg |
133 |
00 |
43 |
09 |
Grasland |
01 |
41 |
80 |
A 5892 |
De heer G.A.H. van Ingen |
141 |
02 |
95 |
02 |
Akkerbouw |
03 |
98 |
20 |
A 5303 |
1/2 eigendom de heer H.P.M. Schoonbroodt |
141 |
1/2 eigendom de heer P.M.G. Schoonbroodt |
||||||||
142 |
04 |
97 |
98 |
Bedrijvigheid (detailhandel) terrein (akkerbouw) |
13 |
08 |
65 |
A 5744 |
1/2 eigendom de heer H.P.M. Schoonbroodt |
142 |
1/2 eigendom de heer P.M.G. Schoonbroodt |
||||||||
1004 |
00 |
02 |
44 |
Wonen Parken-plantsoenen |
08 |
98 |
70 |
A 5316 |
Stichting Adelante Zorg |
Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente BRUNSSUM |
|||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Grondplan nr. |
Te onteigenen grootte |
Als |
Ter grootte van |
Sectie en nr. |
Ten name van |
||||
ha |
a |
ca |
ha |
a |
ca |
||||
305 |
00 |
06 |
52 |
Water |
00 |
85 |
50 |
I 91 |
Waterschap Roer en Overmaas |
307 |
00 |
23 |
42 |
Water |
00 |
35 |
60 |
A 5153 |
Waterschap Roer en Overmaas |
308 |
00 |
45 |
26 |
Natuur |
00 |
59 |
50 |
A 5152 |
Waterschap Roer en Overmaas |
309 |
00 |
06 |
00 |
Water |
00 |
06 |
00 |
A 5150 |
Waterschap Roer en Overmaas |
336 |
02 |
02 |
87 |
Terrein (nieuwbouw bedrijvigheid) |
33 |
03 |
35 |
H 195 |
De Staat (Defensie) |
341 |
00 |
20 |
56 |
Terrein (nieuwbouw- wonen) |
00 |
30 |
00 |
H 410 |
De heer P.J.E. Schwarz |
342 |
00 |
03 |
23 |
Terrein (nieuwbouw-wonen) |
00 |
03 |
80 |
H 411 |
Eigendom belast met opstal de heer P.J.E. Schwarz |
342 |
Opstal N.V. D.S.M. |
||||||||
352 |
00 |
10 |
27 |
Bedrijvigheid (industrie) bedrijvigheid (industrie) |
00 |
29 |
18 |
H 384 |
1/2 eigendom van de heer F.J.R.J. Windels |
352 |
1/2 eigendom van mevrouw S.B. Curvers |
||||||||
355 |
00 |
04 |
41 |
Industrie |
00 |
06 |
77 |
H 400 |
De heer B. Windels |
358 |
00 |
08 |
94 |
Industrie |
00 |
11 |
05 |
H 399 |
De heer B. Windels |
359 |
00 |
00 |
29 |
Erf-tuin |
00 |
02 |
30 |
H 398 |
De heer B. Windels |
374 |
00 |
25 |
22 |
Natuur |
00 |
34 |
00 |
H 131 |
1/2 eigendom belast met vruchtgebruik van mevrouw A.M.B. Velraeds |
374 |
1/2 eigendom belast met vruchtgebruik van mevrouw M.E.A. Velraeds |
||||||||
374 |
1/2 vruchtgebruik van de heer J.J. Velraeds |
||||||||
374 |
1/2 vruchtgebruik van mevrouw C.H. Jans |
||||||||
380 |
00 |
31 |
99 |
Wegen |
00 |
52 |
55 |
H 298 |
BL Industrie Services B.V. |
404 |
02 |
35 |
15 |
Bedrijvigheid (horeca) terrein (nieuwbouw bedrijvigheid) |
47 |
09 |
30 |
H 209 |
Eigendom de Staat (Defensie) |
404 |
Gerechtigde opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel gemeente Brunssum |
||||||||
405 |
00 |
02 |
13 |
Natuur |
00 |
32 |
13 |
H 159 |
3/5 eigendom van mevrouw M.A.H. Gökemeijer (overleden per 07-05-2008) |
405 |
2/5 vruchtgebruik van mevrouw M.A.H. Gökemeijer (overleden per 07-05-2008) |
||||||||
405 |
1/10 eigendom belast met vruchtgebruik van mevrouw A.J.M.W.G. Roling |
||||||||
405 |
1/10 eigendom belast met vruchtgebruik van de heer J.T.P. Kohnen |
||||||||
405 |
1/10 eigendom belast met vruchtgebruik van de heer J.P.J. Kohnen |
||||||||
405 |
1/10 eigendom belast met vruchtgebruik van de heer P.J.M. Kohnen |
||||||||
427 |
00 |
94 |
28 |
Natuur |
75 |
23 |
30 |
B 6514 |
Eigendom belast met Erfpacht Provincie Limburg |
427 |
Erfpacht Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland |
||||||||
430 |
00 |
01 |
70 |
Natuur |
00 |
07 |
65 |
B 6511 |
Eigendom belast met Erfpacht gemeente Brunssum |
430 |
Erfpacht Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland |
||||||||
432 |
00 |
13 |
22 |
Natuur |
18 |
71 |
15 |
B 3920 |
Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland |
432 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op gedeelte van perceel Tennet TSO E B.V. |
||||||||
1024 |
00 |
03 |
20 |
Industrie |
00 |
16 |
90 |
H 269 |
BL Industrie Services BV |
1025 |
00 |
00 |
24 |
Industrie |
00 |
23 |
10 |
H 259 |
BL Industrie Services BV |
2010 |
00 |
00 |
54 |
Wonen Erf-tuin |
00 |
32 |
50 |
G 14 |
Pensioenfonds Van Ingen BV |
2010 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B van de belemm. Wet privaatrecht op ged. van perceel NV D.S.M. |
||||||||
2017 |
00 |
03 |
09 |
Natuur |
00 |
24 |
80 |
I 98 |
Waterschap Roer en Overmaas |
2035 |
00 |
00 |
27 |
Grasland |
00 |
09 |
77 |
G 957 |
De heer G.A.H. van Ingen |
2035 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B van de belemmeringenwet privaatrecht NV DSM |
||||||||
2041 |
00 |
23 |
53 |
Natuur |
00 |
32 |
10 |
A 7252 |
Waterschap Roer en Overmaas |
Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente SCHINVELD |
|||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Grondplan nr. |
Te onteigenen grootte |
Als |
Ter grootte van |
Sectie en nr. |
Ten name van |
||||
ha |
a |
ca |
ha |
a |
ca |
||||
323 |
00 |
29 |
03 |
Natuur |
00 |
62 |
45 |
C 695 |
Waterschap Roer en Overmaas |
326 |
01 |
50 |
43 |
Grasland |
02 |
64 |
60 |
C 503 |
Waterschap Roer en Overmaas |
332 |
00 |
00 |
63 |
Grasland |
00 |
61 |
30 |
C 501 |
Waterschap Roer en Overmaas |
333 |
00 |
00 |
26 |
Akkerbouw |
00 |
17 |
80 |
C 237 |
Waterschap Roer en Overmaas |
Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente LANDGRAAF |
|||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Grondplan nr. |
Te onteigenen grootte |
Als |
Ter grootte van |
Sectie en nr. |
Ten name van |
||||
ha |
a |
ca |
ha |
a |
ca |
||||
441 |
00 |
04 |
71 |
Natuur |
01 |
01 |
90 |
E 67 |
Eigendom belast met Erfpacht Provincie Limburg |
441 |
Erfpacht Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland |
Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente NIEUWENHAGEN |
|||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Grondplan nr. |
Te onteigenen grootte |
Als |
Ter grootte van |
Sectie en nr. |
Ten name van |
||||
ha |
a |
ca |
ha |
a |
ca |
||||
443 |
00 |
17 |
65 |
Akkerbouw |
00 |
17 |
65 |
A 1674 |
Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland |
496 |
00 |
00 |
47 |
Akkerbouw |
00 |
59 |
15 |
A 1265 |
1/2 eigendom van de heer P.P.J. Reumkens |
496 |
1/2 eigendom van de heer G.A.J. Reumkens |
||||||||
497 |
00 |
12 |
12 |
Akkerbouw |
00 |
59 |
15 |
A 1264 |
1/2 eigendom van de heer P.P.J. Reumkens |
497 |
1/2 eigendom van de heer G.A.J. Reumkens |
||||||||
634 |
00 |
01 |
42 |
Terrein |
00 |
08 |
05 |
B 6784 |
Beheermaatschappij Wierts B.V. |
634 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op gedeelte van perceel Aktivabedrijf Enexis Limburg B.V. |
||||||||
634 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht N.V. Waterleiding Maatschappij Limburg |
||||||||
634 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op gedeelte van perceel Centrale Antenne-installatie Landgraaf B.V. |
||||||||
640 |
00 |
00 |
60 |
Terrein |
00 |
00 |
60 |
B 6780 |
Aktivabedrijf Enexis Limburg BV |
641 |
00 |
03 |
42 |
Bedrijvigheid (kantoor) |
00 |
25 |
30 |
B 6785 |
Beheermaatschappij Wierts B.V. |
641 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op gedeelte van perceel Zuiveringschap Worm gevestigd te Kerkrade |
||||||||
641 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op gedeelte van perceel Zuiveringschap Worm gevestigd te Kerkrade |
||||||||
641 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op gedeelte van perceel Zuiveringschap Worm gevestigd te Kerkrade |
||||||||
641 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op gedeelte van perceel Waterschap Zuiveringschap Limburg |
Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente UBACH OVER WORMS |
|||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Grondplan nr. |
Te onteigenen grootte |
Als |
Ter grootte van |
Sectie en nr. |
Ten name van |
||||
ha |
a |
ca |
ha |
a |
ca |
||||
534 |
00 |
07 |
75 |
Grasland |
00 |
08 |
75 |
A 4620 |
Mevrouw G.E.R. Jörissen |
536 |
00 |
24 |
18 |
Akkerbouw |
00 |
24 |
85 |
A 4621 |
Mevrouw G.E.R. Jörissen |
536 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op gedeelte van perceel Waterschap Zuiveringschap Limburg |
||||||||
549 |
00 |
04 |
62 |
Akkerbouw |
00 |
06 |
12 |
A 4647 |
De heer N.M.J. Erkens |
552 |
00 |
03 |
47 |
Akkerbouw |
00 |
03 |
47 |
A 4652 |
De heer N.M.J. Erkens |
554 |
00 |
00 |
80 |
Akkerbouw |
00 |
00 |
80 |
A 4654 |
De heer N.M.J. Erkens |
555 |
00 |
02 |
77 |
Grasland |
00 |
06 |
00 |
A 5509 |
1/3 eigendom van mevrouw G.E.R. Jörissen |
555 |
1/3 eigendom van de heer K.J.N. Jörissen (overleden per 29-01-2010) |
||||||||
555 |
1/3 eigendom van mevrouw G.K. Hofsteenge (overleden per 03-09-2009) |
||||||||
556 |
00 |
23 |
51 |
Grasland |
00 |
23 |
51 |
A 5511 |
1/3 eigendom van mevrouw G.E.R. Jörissen |
556 |
1/3 eigendom van de heer K.J.N. Jörissen (overleden per 29-01-2010) |
||||||||
556 |
1/3 eigendom van mevrouw G.K. Hofsteenge (overleden per 03-09-2009) |
||||||||
558 |
00 |
07 |
00 |
Akkerbouw |
00 |
07 |
00 |
A 4614 |
De heer N.M.J. Erkens |
560 |
00 |
40 |
15 |
Akkerbouw |
00 |
40 |
15 |
A 4616 |
De heer N.M.J. Erkens |
579 |
00 |
14 |
75 |
Grasland |
00 |
14 |
75 |
A 4915 |
De heer J.H.J.M. Schulteis |
579 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op gedeelte van perceel Zuiveringschap Worm Gevestigd te Kerkrade |
||||||||
579 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet privaatrecht op gedeelte van perceel gemeente Landgraaf |
||||||||
580 |
00 |
09 |
49 |
Grasland |
00 |
09 |
55 |
A 4914 |
Eigendom belast met opstal van de heer J.H.J.M. Schulteis |
580 |
Opstal gemeente Landgraaf |
||||||||
580 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op gedeelte van perceel Zuiveringschap Worm Gevestigd te Kerkrade |
||||||||
580 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet privaatrecht op gedeelte van perceel gemeente Landgraaf |
||||||||
581 |
00 |
12 |
47 |
Grasland |
00 |
14 |
25 |
A 4913 |
De heer J.H.J.M. Schulteis |
581 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op gedeelte van perceel Zuiveringschap Worm Gevestigd te Kerkrade |
||||||||
581 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet privaatrecht op gedeelte van perceel gemeente Landgraaf |
||||||||
604 |
00 |
31 |
98 |
Wonen terrein (grasland) |
01 |
18 |
95 |
A 5597 |
De heer J.H.J.M. Schulteis |
604 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet privaatrecht op gedeelte van perceel gemeente Landgraaf |
||||||||
608 |
00 |
07 |
94 |
Parkeren |
00 |
30 |
35 |
C 6413 |
4/5 eigendom de heer G.P.J.J. Kempen |
608 |
1/5 eigendom de heer R.J.G.R. Kempen |
||||||||
610 |
00 |
02 |
84 |
Akkerbouw |
00 |
09 |
70 |
C 4724 |
4/5 eigendom de heer G.P.J.J. Kempen |
610 |
1/5 eigendom de heer R.J.G.R. Kempen |
||||||||
610 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet privaatrecht N.V. Nederlandse Gasunie |
||||||||
614 |
00 |
01 |
95 |
Grasland |
00 |
21 |
80 |
C 5617 |
De heer G.P.J.J. Kempen |
Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente KERKRADE |
|||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Grondplan nr. |
Te onteigenen grootte |
Als |
Ter grootte van |
Sectie en nr. |
Ten name van |
||||
ha |
a |
ca |
ha |
a |
ca |
||||
688 |
00 |
13 |
85 |
Wegen |
02 |
29 |
18 |
N 1970 |
Gemeente Kerkrade |
692 |
00 |
08 |
84 |
Wegen |
00 |
15 |
55 |
N 7 |
Gemeente Kerkrade |
692 |
Gerechtigde opstalrecht nutsvoorziening op gedeelte van perceel Zuiveringschap Limburg |
||||||||
696 |
00 |
00 |
72 |
Wegen |
00 |
01 |
30 |
N 3 |
Gemeente Kerkrade |
697 |
00 |
26 |
32 |
Wegen |
00 |
28 |
40 |
N 1 |
Gemeente Kerkrade |
703 |
00 |
04 |
07 |
Wegen |
00 |
32 |
00 |
N 460 |
Gemeente Kerkrade |
706 |
00 |
06 |
99 |
Openbaar vervoer |
00 |
23 |
20 |
N 1990 |
Societe D Etude et D Exploitation Des Mineraux Somin Sa |
709 |
00 |
00 |
89 |
Openbaar vervoer |
00 |
03 |
10 |
N 1991 |
Societe D Etude et D Exploitation Des Mineraux Somin Sa |
716 |
06 |
47 |
42 |
Wegen |
09 |
90 |
80 |
A 5928 |
Gemeente Kerkrade |
716 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. perceel van Tennet TSO E B.V. |
||||||||
717 |
03 |
67 |
10 |
Wonen (agrarisch) terrein (grasland) |
50 |
33 |
61 |
A 5835 |
Gemeente Kerkrade |
717 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht Zuiveringschap Worm Gevestigd te Kerkrade |
||||||||
717 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel N.V. Nederlandse Gasunie |
||||||||
717 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel gemeente Kerkrade |
||||||||
717 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. van perceel Waterschap Zuiveringschap Limburg |
||||||||
717 |
Gerechtigde opstalrecht nutsvoorziening op gedeelte van perceel gemeente Kerkrade |
||||||||
717 |
Gerechtigde opstalrecht nutsvoorziening op gedeelte van perceel gemeente Kerkrade |
||||||||
717 |
Gerechtigde opstalrecht nutsvoorziening op gedeelte van perceel Zuiveringschap Limburg |
||||||||
719 |
00 |
19 |
68 |
Bedrijvigheid (nutsvoorziening) erf-tuin |
00 |
72 |
10 |
A 3888 |
Gemeente Kerkrade |
721 |
00 |
00 |
25 |
Bedrijvigheid (nutsvoorziening) |
00 |
00 |
25 |
A 5293 |
KPN B.V. |
722 |
05 |
77 |
17 |
Bedrijvigheid (horeca) terrein (natuur) |
46 |
86 |
56 |
A 5951 |
Gemeente Kerkrade |
722 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. perceel van N.V. Nederlandse Gasunie. |
||||||||
722 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. perceel van Tennet TSO E B.V. |
||||||||
722 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. perceel van gemeente Kerkrade |
||||||||
722 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. Van perceel van Waterschap Zuiveringschap Limburg |
||||||||
723 |
01 |
46 |
99 |
Recreatie Sportrecreatie sport |
10 |
84 |
17 |
A 5945 |
Eigendom belast met erfpacht gemeente Kerkrade |
723 |
Erfpacht Gaiapark |
||||||||
723 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. perceel van N.V. Nederlandse Gasunie |
||||||||
723 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. perceel van gemeente Kerkrade |
||||||||
723 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. perceel van Waterschap Zuiveringschap Limburg |
||||||||
724 |
00 |
01 |
75 |
Bedrijvigheid (nutsvoorziening) |
00 |
07 |
37 |
A 5956 |
Eigendom belast met opstal gemeente Kerkrade |
724 |
Gerechtigde opstal Aktivabedrijf Enexis Limburg BV |
||||||||
724 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. perceel van gemeente Kerkrade |
||||||||
724 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. perceel van Waterschap Zuiveringschap Limburg |
||||||||
725 |
00 |
01 |
41 |
Wegen |
00 |
25 |
10 |
A 3896 |
Gemeente Kerkrade |
725 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. perceel van Tennet TSO E B.V. |
||||||||
726 |
00 |
39 |
59 |
Wegen |
00 |
39 |
70 |
A 3880 |
Gemeente Kerkrade |
726 |
Gerechtigde opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel gemeente Kerkrade |
||||||||
727 |
00 |
43 |
92 |
Wegen |
00 |
52 |
55 |
A 5039 |
Gemeente Kerkrade |
727 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. perceel van N.V. Nederlandse Gasunie |
||||||||
732 |
00 |
14 |
30 |
Industrie |
00 |
14 |
30 |
A 4766 |
Gemeente Kerkrade |
737 |
00 |
01 |
47 |
Wegen |
02 |
78 |
85 |
A 5373 |
Gemeente Kerkrade |
737 |
Zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de Belemmeringenwet Privaatrecht op ged. perceel van Tennet TSO E B.V. |
||||||||
738 |
01 |
16 |
30 |
Bedrijvigheid (agrarisch) terrein (industrie) |
04 |
52 |
95 |
A 5475 |
Gemeente Kerkrade |
741 |
00 |
00 |
80 |
Parken-plantsoenen |
00 |
04 |
12 |
A 5955 |
Gemeente Kerkrade |
742 |
00 |
02 |
35 |
Recreatie-sport |
01 |
55 |
33 |
A 5946 |
Eigendom belast met erfpacht gemeente Kerkrade |
742 |
Erfpacht Gaiapark B.V. |
||||||||
744 |
00 |
01 |
93 |
Wonen (agrarisch) terrein (grasland) |
12 |
47 |
85 |
A 5269 |
Gemeente Kerkrade |
744 |
Gerechtigde zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de belemm. Wet privaatrecht op ged. Van perceel Tennet TSO E B.V. |
||||||||
744 |
Gerechtigde zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de belemm. Wet privaatrecht op ged. Van perceel gemeente Kerkrade |
||||||||
752 |
00 |
00 |
83 |
Bedrijvigheid (horeca) |
00 |
01 |
37 |
A 4917 |
Eigendom belast met erfpacht gemeente Kerkrade |
752 |
Erfpacht Gaiapark B.V. |
||||||||
761 |
00 |
82 |
89 |
Openbaar vervoer wegen |
02 |
79 |
63 |
H 2351 |
Gemeente Kerkrade |
763 |
00 |
00 |
66 |
Wegen |
00 |
39 |
21 |
H 2252 |
Gemeente Kerkrade |
765 |
00 |
06 |
03 |
Wegen |
00 |
39 |
95 |
H 542 |
Gemeente Kerkrade |
766 |
01 |
83 |
54 |
Recreatie sport recreatie sport |
04 |
00 |
00 |
H 2254 |
Gemeente Kerkrade |
769 |
00 |
30 |
90 |
Grasland |
00 |
94 |
35 |
H 2508 |
Gemeente Kerkrade |
771 |
00 |
03 |
64 |
Wonen erf-tuin |
00 |
16 |
40 |
H 418 |
Eigendom van de heer J.H. Hollands |
772 |
00 |
32 |
11 |
Akkerbouw |
02 |
01 |
20 |
H 1022 |
De heer J.W. Habets (overleden per 19-11-1984) |
772 |
Gerechtigde zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de belemm. Wet privaatrecht op ged. Van perceel Zuiveringschap Worm gevestigd te Kerkrade |
||||||||
773 |
00 |
01 |
06 |
Water |
00 |
20 |
00 |
H 416 |
Gemeente Kerkrade |
774 |
00 |
03 |
93 |
Grasland |
00 |
39 |
00 |
H 413 |
De heer J.W. Habets (overleden per 19-11-1984) |
775 |
00 |
02 |
97 |
Bedrijvigheid (nutsvoorziening) water |
00 |
50 |
00 |
H 1021 |
Gemeente Kerkrade |
775 |
Opstalrecht nutsvoorziening op gedeelte van perceel gemeente Kerkrade |
||||||||
776 |
00 |
04 |
81 |
Grasland |
00 |
10 |
95 |
H 417 |
De heer J.P.J. Habets |
777 |
00 |
26 |
94 |
Grasland |
00 |
88 |
40 |
H 1381 |
De heer J.W. Habets (overleden per 19-11-1984) |
778 |
00 |
24 |
10 |
Grasland |
01 |
93 |
83 |
H 2307 |
De heer J.W. Habets (overleden per 19-11-1984) |
778 |
Gerechtigde zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de belemm. Wet privaatrecht op ged. Van perceel Zuiveringschap Worm gevestigd te Kerkrade |
||||||||
779 |
00 |
01 |
84 |
Grasland |
00 |
06 |
25 |
H 2195 |
Eigendom belast met erfpacht de heer J.W. Habets (overleden per 19-11-1984) |
779 |
Erfpacht gemeente Kerkrade |
||||||||
780 |
00 |
03 |
53 |
Water |
00 |
18 |
70 |
H 90 |
Gemeente Kerkrade |
781 |
00 |
94 |
10 |
Bouwterrein industrieterrein |
12 |
86 |
76 |
H 2302 |
Gemeente Kerkrade |
781 |
Gerechtigde zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de belemm. Wet privaatrecht op ged. Van perceel Zuiveringschap Worm gevestigd te Kerkrade |
||||||||
782 |
00 |
00 |
45 |
Wegen |
02 |
75 |
11 |
H 2523 |
Gemeente Kerkrade |
787 |
04 |
05 |
49 |
Bedrijvigheid (horeca) terrein (industrie) |
11 |
74 |
29 |
D 10036 |
Gemeente Kerkrade |
789 |
00 |
16 |
88 |
Wegen |
00 |
73 |
05 |
D 10010 |
Gemeente Kerkrade |
793 |
04 |
50 |
39 |
Grasland |
13 |
40 |
00 |
D 10007 |
Gemeente Kerkrade |
794 |
00 |
76 |
67 |
Wegen |
03 |
94 |
50 |
D 9874 |
Gemeente Kerkrade |
795 |
00 |
02 |
68 |
Wegen |
00 |
02 |
68 |
D 9459 |
Gemeente Kerkrade |
798 |
00 |
07 |
10 |
Wonen |
00 |
07 |
10 |
D 9411 |
De heer J.H.F. Kooiker |
799 |
00 |
01 |
30 |
Wonen |
00 |
01 |
30 |
D 9859 |
De heer J.H.F. Kooiker |
801 |
00 |
00 |
40 |
Akkerbouw |
00 |
19 |
30 |
D 5627 |
Gemeente Kerkrade |
802 |
00 |
00 |
04 |
Akkerbouw |
00 |
54 |
05 |
D 5628 |
Gemeente Kerkrade |
802 |
Gerechtigde zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de belemm. Wet privaatrecht op ged. Van perceel N.V. Nederlandse Gasunie |
||||||||
806 |
00 |
01 |
49 |
Akkerbouw |
00 |
77 |
80 |
D 10018 |
1/5 eigendom de heer J.P.J. Habets |
806 |
1/5 eigendom mevrouw A.M.C. Habets |
||||||||
806 |
1/5 eigendom mevrouw M.G.H. Habets |
||||||||
806 |
1/5 eigendom mevrouw A.M. Habets |
||||||||
806 |
1/5 eigendom mevrouw P.M.H. Habets |
||||||||
807 |
00 |
01 |
71 |
Akkerbouw |
02 |
56 |
25 |
D 10019 |
Gemeente Kerkrade |
808 |
00 |
04 |
79 |
Recreatie-sport |
03 |
35 |
87 |
D 10110 |
Gemeente Kerkrade |
809 |
00 |
03 |
80 |
Water |
00 |
03 |
80 |
D 6779 |
Gemeente Kerkrade |
813 |
00 |
04 |
48 |
Bedrijvigheid (industrie) erf-tuin |
00 |
12 |
65 |
D 10056 |
De heer J.H.F. Kooiker |
814 |
00 |
50 |
46 |
Akkerbouw |
01 |
87 |
90 |
D 9821 |
De heer J.W. Habets (overleden per 19-11-1984) |
815 |
00 |
22 |
68 |
Erf-tuin |
00 |
54 |
95 |
D 9819 |
De heer J.W. Habets (overleden per 19-11-1984) |
818 |
00 |
83 |
30 |
Akkerbouw |
05 |
33 |
45 |
D 10098 |
Gemeente Kerkrade |
820 |
01 |
24 |
69 |
Wegen |
02 |
52 |
90 |
D 9882 |
Gemeente Kerkrade |
822 |
00 |
02 |
06 |
Wegen |
00 |
43 |
45 |
D 9878 |
Gemeente Kerkrade |
822 |
Gerechtigde zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de belemm. Wet privaatrecht op ged. Van perceel N.V. Nederlandse Gasunie |
||||||||
823 |
00 |
07 |
74 |
Akkerbouw |
00 |
11 |
50 |
D 9820 |
De heer J.P.J. Habets |
824 |
00 |
00 |
12 |
Akkerbouw |
00 |
12 |
55 |
D 5406 |
De heer J.W. Habets (overleden per 19-11-1984) |
826 |
00 |
36 |
97 |
Akkerbouw |
01 |
02 |
63 |
D 9645 |
De heer J.W. Habets (overleden per 19-11-1984) |
843 |
00 |
01 |
11 |
Wegen |
00 |
53 |
20 |
D 10011 |
Gemeente Kerkrade |
844 |
00 |
59 |
88 |
Wegen |
00 |
64 |
20 |
D 10012 |
Gemeente Kerkrade |
845 |
00 |
06 |
70 |
Bedrijvigheid (industrie) terrein (industrie) |
13 |
53 |
82 |
D 10025 |
Martel B.V. |
845 |
Opstalrecht nutsvoorzieningen op gedeelte van perceel N.V. Waterleiding Maatschappij Limburg. |
||||||||
849 |
00 |
00 |
06 |
Bedrijvigheid (nutsvoorzieningen) |
00 |
00 |
06 |
D 10035 |
Gerechtigde opstal Aktivabedrijf Enexis Limburg BV |
849 |
Eigendom belast met opstal gemeente Kerkrade |
||||||||
851 |
00 |
04 |
85 |
Grasland |
03 |
21 |
50 |
D 9834 |
Gemeente Kerkrade |
851 |
Gerechtigde zakelijk recht als bedoeld in art. 5, lid 3, onder B, van de belemm. Wet privaatrecht op ged. Van perceel gemeente Kerkrade |
||||||||
854 |
00 |
05 |
85 |
Erf-tuin |
00 |
05 |
85 |
D 9410 |
De heer J.H.F. Kooiker |
865 |
00 |
13 |
30 |
Wonen erf-tuin |
00 |
13 |
30 |
K 592 |
Mevrouw M.T.G. Mathissen |
873 |
00 |
05 |
21 |
Wegen |
00 |
10 |
65 |
K 2506 |
Gemeente Kerkrade |
880 |
00 |
24 |
05 |
Bedrijvigheid (industrie) erf-tuin |
00 |
24 |
05 |
K 606 |
De heer J. Vinken (overleden per 4-9-2009) |
887 |
00 |
02 |
30 |
Wegen |
00 |
02 |
30 |
K 2219 |
Gemeente Kerkrade |
889 |
00 |
00 |
83 |
Wegen |
00 |
00 |
83 |
K 2218 |
Gemeente Kerkrade |
893 |
00 |
14 |
36 |
Wegen |
00 |
72 |
18 |
K 2663 |
Gemeente Kerkrade |
896 |
00 |
02 |
47 |
Erf-tuin |
00 |
03 |
70 |
K 2533 |
Gemeente Kerkrade |
901 |
00 |
10 |
83 |
Wegen |
00 |
24 |
70 |
K 2406 |
Gemeente Kerkrade |
903 |
00 |
27 |
30 |
Grasland |
00 |
38 |
12 |
K 2624 |
Gemeente Kerkrade |
904 |
00 |
09 |
15 |
Nieuwbouw bedrijvigheid |
00 |
09 |
15 |
K 2132 |
1/4 eigendom mevrouw R.M.H. Schrijnemakers |
904 |
3/4 vruchtgebruik mevrouw R.M.H. Schrijnemakers |
||||||||
904 |
1/4 eigendom belast met vruchtgebruik de heer H.J.C. Senden |
||||||||
904 |
1/4 eigendom belast met vruchtgebruik de heer P.E.M. J. Senden |
||||||||
904 |
1/4 eigendom belast met vruchtgebruik de heer L.J.H. Senden |
||||||||
913 |
00 |
13 |
97 |
Wegen |
00 |
60 |
04 |
K 2496 |
Gemeente Kerkrade |
929 |
00 |
00 |
18 |
Wegen |
00 |
18 |
20 |
M 25 |
Gemeente Kerkrade |
931 |
00 |
30 |
65 |
Akkerbouw |
01 |
15 |
40 |
M 11 |
De heer L.J.H. Senden |
932 |
00 |
34 |
43 |
Teelt-Kweek |
01 |
28 |
40 |
M 10 |
De heer E.P.H. Senden (overleden per 24-1-1992) |
937 |
00 |
00 |
03 |
Akkerbouw |
00 |
00 |
90 |
M 8 |
De heer E.P.H. Senden (overleden per 24-1-1992) |
1037 |
00 |
00 |
06 |
Wegen |
00 |
14 |
49 |
N 2456 |
Gemeente Kerkrade |
1037 |
Gerechtigde opstalrecht Nutsvoorziening op gedeelte van perceel Aktivabedrijf Enexis Limburg BV |
||||||||
1037 |
Gerechtigde opstalrecht nutsvoorziening op gedeelte van perceel KPN B.V. |
||||||||
2026 |
00 |
13 |
15 |
Grasland |
00 |
13 |
15 |
H 1361 |
Gemeente Kerkrade |
2028 |
00 |
87 |
93 |
Grasland |
00 |
87 |
93 |
H 549 |
Gemeente Kerkrade |
2032 |
00 |
13 |
50 |
Wegen |
00 |
82 |
85 |
K 2812 |
Gemeente Kerkrade |
3001 |
00 |
00 |
68 |
Wegen |
00 |
00 |
68 |
D 10118 |
De heer J.H.F. Kooiker |
3002 |
00 |
01 |
27 |
Wonen |
00 |
01 |
27 |
D 10119 |
De heer F.G. Kooiker |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2015-13254.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.