Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rijkswaterstaat | Staatscourant 2013, 18108 | Onteigeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rijkswaterstaat | Staatscourant 2013, 18108 | Onteigeningen |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Ingevolge de artikelen 77 en 78 van de onteigeningswet kan onteigening uit kracht van een koninklijk besluit plaatsvinden ten behoeve van de uitvoering van een bestemmingsplan.
Het verzoek tot aanwijzing ter onteigening
De raad van de gemeente Cranendonck verzoekt Ons bij besluit van 5 juli 2011, met kenmerk 2011-045.2, om ten name van die gemeente over te gaan tot aanwijzing van twee onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Cranendonck. Op 3 oktober 2011 hebben burgemeester en wethouders van Cranendonck voornoemd verzoek aan Ons ter besluitvorming voorgedragen.
Met brieven van 2 en 24 mei 2012 hebben burgemeester en wethouders van Cranendonck enkele met het verzoek overgelegde stukken op verzoek van de minister van Infrastructuur en Milieu nader aangevuld.
Met afzonderlijke brief van 24 mei 2012 hebben burgemeester en wethouders van Cranendonck verzocht om de onroerende zaak, kadastraal bekend als een gedeelte van Budel, sectie K, nummer 189 uit het verzoek te nemen vanwege tussentijdse minnelijke eigendomsverkrijging. In verband daarmee is voor deze onroerende zaak de uniforme openbare onteigeningsprocedure niet toegepast en is die zaak niet in het aanwijzingsbesluit opgenomen
Planologische grondslag
De onroerende zaak waarvoor thans nog om aanwijzing ter onteigening wordt verzocht, te weten Budel, sectie K, nummer 824 is begrepen in het bestemmingsplan “Buitengebied” van de gemeente Cranendonck (hierna: het bestemmingsplan). Het bestemmingsplan is op 8 december 2009 door de raad van de gemeente Cranendonck vastgesteld en is op 8 februari 2012 onherroepelijk van kracht geworden.
Op de in het verzoek tot onteigening begrepen onroerende zaak rust de bestemming “Verkeer” en de dubbelbestemming “Waarde-Beschermingszone natte natuurparel”. In de door de gemeente gewenste wijze van planuitvoering wordt in zoverre inzicht verschaft door de regels, de toelichting en de verbeelding van het bestemmingsplan.
Toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure
Overeenkomstig artikel 78, tweede lid, van de onteigeningswet en artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), hebben het ontwerp koninklijk besluit en de in artikel 79 van de onteigeningswet bedoelde stukken en gegevens, voor zover van de verzoeker om onteigening ontvangen, van 8 november 2012 tot en met 19 december 2012 in de gemeente Cranendonck en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage gelegen. Overeenkomstig artikel 3:12 van de Awb, heeft de burgemeester van Cranendonck van het ontwerp koninklijk besluit en de terinzagelegging daarvan op woensdag 7 november 2012 openbaar kennis gegeven in het plaatselijk verschijnende huis-aan-huisblad “De Grenskoerier”. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu (Onze Minister) heeft van het ontwerpbesluit openbaar kennis gegeven in de Staatscourant van woensdag 7 november 2012, nr. 22017.
Verder heeft Onze Minister overeenkomstig artikel 3:13 van de Awb het ontwerp koninklijk besluit toegezonden aan belanghebbenden en aan de verzoeker. Daarbij zijn belanghebbenden gewezen op de mogelijkheid tot het naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren brengen van zienswijzen tegen het ontwerpbesluit.
Overwegingen
Noodzaak en urgentie
De gemeente wil door de aanleg van een vrijliggend fietspad langs de Ruilverkavelingsweg te Budel de verkeersveiligheid voor het fietsverkeer tussen Maarheeze en Budel vergroten. De weg wordt op dit moment veelvuldig gebruikt door schoolgaande kinderen. Om ervoor te zorgen dat deze kinderen veilig van en naar school kunnen, wordt het fietspad gescheiden van de rijbaan aangelegd. Door de realisatie van deze fietsvoorziening wordt tevens een deel van het samenhangend fietsnet tussen Budel en Maarheeze gecompleteerd en wordt het voorts mogelijk om de stationslocatie aan Driebos per fiets te bereiken.
Ten behoeve van de uitvoering van het bestemmingsplan is het noodzakelijk dat de gemeente Cranendonck de eigendom verwerft van de thans nog in het onteigeningsverzoek begrepen onroerende zaak. Het fietspad langs de Ruilverkavelingsweg is reeds gedeeltelijk aangelegd in 2008.
Bij het vaststellen van het Uitvoeringsprogramma verkeer en vervoer 2007-2010 van de gemeente Cranendonck is onder meer bepaald, dat het fietspad langs de Ruilverkavelingsweg te Budel in de periode 2007-2010 gerealiseerd zou moeten zijn. De gemeente wenst om die reden zo spoedig mogelijk na de eigendomsverwerving over te gaan tot completering van het gedeelte van het fietspad langs de Ruilverkavelingsweg vanaf ’t Laar tot aan de Broekkant.
Daarmee wordt voldaan aan het voor de beoordeling van de urgentie van de verzochte onteigening door Ons gehanteerde maximale tijdvak van vijf jaren na datum van dit besluit voor de aanvang van de werken en werkzaamheden ten behoeve waarvan om onteigening wordt verzocht.
Met de eigenaar en gebruikers van de in het verzoek om onteigening begrepen onroerende zaak heeft de gemeente Cranendonck overleg gevoerd om deze minnelijk in eigendom te verkrijgen. Omdat het ten tijde van het verzoekbesluit niet aannemelijk was dat het minnelijk overleg binnen afzienbare termijn alsnog zou leiden tot vrijwillige eigendomsoverdracht heeft de gemeenteraad van Cranendonck tot zijn verzoek besloten om de tijdige verwezenlijking van het bestemmingsplan zeker te stellen.
Zienswijzen
Binnen de termijn van terinzageligging is bij Ons een zienswijze naar voren gebracht door de heer P.A.G.M. Horst, namens de V.O.F. Horst, verder te noemen: reclamante.
Reclamante heeft de zienswijze bij monde van P.A.G.M. Horst toegelicht in een daartoe gehouden hoorzitting op 9 januari 2013 in het gemeentehuis te Budel.
Overwegingen naar aanleiding van de zienswijzen
Reclamante is gebruikster van de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaak, te weten een gedeelte van het perceel, kadastraal bekend gemeente Budel, sectie K, nummer 824. Eén van de vennoten, de heer C.G. Horst, is eigenaar. Reclamante voert in haar zienswijze over het ontwerpbesluit het volgende aan:
1. nut en noodzaak voor onteigening zijn niet bewezen. De voor de aanleg van het fietspad te kappen bomenrij zal niet worden teruggeplaatst waardoor minder grond hoeft te worden aangekocht c.q. te worden onteigend. Ook heeft de sloot geen hydrologische functie omdat deze geen water afvoert;
2. Er kan een verkeersveilig fietspad worden aangelegd zonder dat daarvoor de in de onteigening betrokken grond nodig is;
3. De gemeente geeft aan dat het fietspad wordt aangelegd om de verkeersveiligheid te verhogen voor de schoolgaande kinderen uit Maarheeze die in Budel naar school gaan. In de media is aangegeven dat sluiting van de betreffende school (het Juniorcollege) binnen enkele jaren, onafwendbaar is;
4. De stelling dat het door het aan te leggen fietspad mogelijk wordt om de stationslocatie aan Driebos per fiets te bereiken is een farce, omdat je van Budel het gemakkelijkste bij het station in Maarheeze kunt komen via een andere route;
5. Het bestemmingsplan biedt geen basis. De grond heeft een verkeersbestemming, niet ten behoeve van groeninvulling. Verkeer en groenbestemming zijn twee verschillende bestemmingen. Op de plankaart is geen groenbestemming aangegeven;
6. reclamanten vragen zich af in welke procedure duidelijk wordt hoe de verbreding van de weg ter plaatse van zijn perceel zal worden gerealiseerd. Volgens reclamanten laat het (inter)nationale recht het niet toe dit in een onteigeningsprocedure aan de orde te laten komen. Onteigening is een zwaar middel dat men niet kan inzetten voordat de onteigende precies weet wat er met de grond gaat gebeuren en daartegen ook zijn zienswijze c.q. bezwaren kenbaar heeft kunnen maken;
7. Het is niet verstandig om een deel van de reeds voor het fietspad aangekochte grond braak te laten liggen.
8. De gemeente heeft niet minnelijk onderhandeld omdat er geen taxatierapport is opgemaakt door een onafhankelijk deskundige waar alle waardeaspecten in zijn opgenomen;
9. Andere grondeigenaren krijgen meer in natura toebedeeld dan reclamante. De grond van reclamante heeft echter een hogere waarde;
10. Reclamante heeft aan de gemeente Cranendonck ook het voorstel gedaan om grond te ruilen. De gemeente heeft dit afgewezen omdat de grond die zij van de gemeente wilde, strategische grond zou betreffen. Achter de rug van reclamante om is de betreffende grond echter wel met een ander geruild. De gemeente meet met twee maten;
11. De gemeente geeft in haar brieven keer op keer aan inhoudelijk kennis te hebben genomen van de brieven van reclamante. Zij gaat echter niet inhoudelijk in op reclamante haar stellingen en voorstellen.
De zienswijze van reclamante geeft Ons aanleiding tot de volgende overwegingen.
Ad 1 Aan de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaak zijn de bestemming “Verkeer” en de dubbelbestemming “Waarde – Beschermingszone natte natuurparel” toegekend. Het onteigeningsplan beoogt binnen de bestemming “Verkeer” (artikel 16 van de planregels) de aanleg mogelijk te maken van een vrijliggend fietspad met bijkomende werken zoals een berm, een sloot en groenvoorzieningen. Voor zover binnen het bestemmingsvlak de planregels meerdere functies toelaten en ruimte laten voor een flexibele invulling van de bestemming staat het de gemeente daarbij vrij om te kiezen voor een bepaalde wijze van uitvoering van het bestemmingsplan. In zoverre zijn nut en noodzaak van de aanleg van het fietspad in beginsel gegeven.
Ter gelegenheid van de hoorzitting heeft reclamante een notitie overgelegd waarin zij onder meer betoogt dat artikel 16 van de planregels pas in het bestemmingsplan is opgenomen nadat het bestemmingsplan onherroepelijk was geworden. Aangezien verzoeker bij de indiening van het verzoek Ons een gewaarmerkte kopie van het vastgestelde bestemmingsplan heeft overgelegd, met inbegrip van voornoemd artikel en reclamante haar betoog niet nader heeft onderbouwd, zijn Wij van oordeel dat dit onderdeel van de zienswijze geen doel treft, voor zover dit er toe strekt aan te tonen dat de aanleg het fietspad in strijd zou zijn met het bestemmingsplan.
Ad 6) In haar zienswijze heeft reclamante verder aangevoerd dat in het kader van de onteigeningsprocedure niet duidelijk wordt hoe de verbreding van de weg ter plaatse van haar perceel zal worden gerealiseerd. Onteigening zou volgens reclamante niet plaats kunnen vinden voordat zij precies weet hoe de wegverbreding met fietspad zal worden gerealiseerd. Reclamante heeft een vergelijkbaar verweer al eerder gevoerd in beroep tegen het vaststellingsbesluit van het huidige bestemmingsplan dat als basis dient voor het voorliggende verzoekbesluit.
In het kader van deze beroepsprocedure heeft de Afdeling bestuursrechtspraak hierover in haar uitspraak van 8 februari 2012, nummer 201001858/1/R3 opgemerkt dat “Voor zover het [appelante sub 1] niet duidelijk is hoe de verbreding van deze weg ter plaatse van zijn perceel zal worden gerealiseerd, wordt overwogen dat dit een uitvoeringsaspect betreft dat in deze procedure niet aan de orde kan komen”. Deze overweging impliceert naar Ons oordeel dat duidelijkheid over de uitvoering en het daarmee samenhangende grondbeslag, op enig ander moment door de gemeente zal moeten worden verschaft, in ieder geval in het kader van de onteigeningsprocedure, aangezien de wijze van planuitvoering en het daarmee samenhangende grondbeslag essentiële elementen van deze procedure vormen.
In het kader van de onteigeningswet wordt met betrekking tot het verschaffen van duidelijkheid aangaande de voorgenomen wijze van planuitvoering en het daarmee samenhangende grondbeslag in artikel 79, onder ten achtste, van de onteigeningswet bepaald dat andere documenten waaruit kan blijken welke wijze van uitvoering de verzoeker voor ogen staat ter inzage moeten worden gelegd. Dit is in casu niet geschied. Eerst na de hoorzitting – meer in het bijzonder tijdens het nadere onderzoek na de hoorzitting – heeft verzoeker op 21 januari 2013 twee tekeningen aan Onze Minister toegestuurd, te weten het planontwerp en de dwarsprofielen van het te realiseren fietspad (gekenmerkt “Objectnummer 2007 AB 02”, tekeningnummers 3 en 4 van 11 augustus 2006, respectievelijk van 23 juli 2007). Uit deze tekeningen blijkt dat de gemeente een vrijliggend fietspad met groenvoorzieningen en een (berm)sloot, aan de westzijde van de huidige rijbaan en bomenrij, wil realiseren. De gemeente heeft in de hoorzitting aangegeven dat het fietspad met bijbehorende groenvoorzieningen zal worden aangelegd overeenkomstig deze tekeningen. De ingetekende bomen, die niet wortelen in de te onteigenen onroerende zaak, blijven volgens de inrichtingstekeningen gehandhaafd.
Ons is uit de overgelegde stukken en het nadere onderzoek gebleken dat verzoeker de herhaaldelijk door reclamante gevraagde duidelijkheid omtrent de voorgenomen planuitvoering en het daarmee samenhangende grondbeslag pas ten tijde van de hoorzitting aan reclamante kenbaar heeft gemaakt, niettegenstaande het bepaalde terzake in artikel 79, onder ten achtste, van de onteigeningswet.
Reclamante heeft in het kader van de hoorzitting en het onderzoek meegedeeld dat het bestaan van inrichtingstekeningen hem weliswaar bekend was, maar dat de gemeente telkenmale heeft benadrukt dat het hier slechts concepten betrof. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de gemeente onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij de desbetreffende inrichtingstekeningen als voorgenomen vorm van uitvoering eerder dan ten tijde van de hoorzitting aan reclamante kenbaar zou hebben gemaakt. In dit verband merken Wij nog op dat de gemeente bij de behandeling van het beroep inzake de vaststelling van het bestemmingsplan ter zitting op 23 november 2011, derhalve nadat de gemeenteraad van Cranendonk tot zijn onteigeningsverzoek had besloten, in haar verweer de inrichtingstekeningen evenmin naar voren heeft gebracht.
Hoewel niet is gebleken dat de voorgenomen realisatie overeenkomstig de inrichtingstekeningen niet zou stroken met het bestemmingsplan, zijn Wij van oordeel dat bij toepassing van de onteigeningswet in dit geval door het niet ter inzage leggen van de inrichtingstekeningen geen, dan wel onvoldoende informatie is verstrekt omtrent de door verzoeker voorgestane wijze van uitvoering van het bestemmingsplan. Naar Ons oordeel is daarom gehandeld in strijd met artikel 79, onder ten achtste, van de onteigeningswet.
In het kader van het nadere onderzoek is namens verzoeker aan Onze Minister op 5 juni 2013 nog een brief van de gemeente, gericht aan reclamante, overgelegd van 25 augustus 2008, met een daarbij behorende concept-koopovereenkomst en een daarvan deeluitmakende aankooptekening. Deze tekening kan naar Ons oordeel uitsluitend worden aangemerkt als een tekening die ten doel heeft om de begrenzing van het aan te kopen perceelsgedeelte aan te duiden. De tekening wordt ook als zodanig in de overeenkomst benoemd. Deze tekening verschaft naar Ons oordeel echter geen duidelijkheid over de voorgenomen wijze van planuitvoering en het daarmee samenhangende grondbeslag.
Daarnaast verwijst de gemeente naar de informatieavond van 29 januari 2007 over het aan te leggen fietspad Op deze bijeenkomst is reclamante aanwezig geweest en heeft vragen gesteld over de inrichting van het fietspad. Verzoeker is van mening dat dit er op wijst dat reclamante vanaf de informatieavond op de hoogte was van het plan. Hierin kunnen Wij verzoeker evenwel niet volgen. De informatieavond vond plaats op een moment dat het voorgaande bestemmingsplan nog van kracht was. Tussen de informatieavond en de vaststelling van het huidige bestemmingsplan ligt een periode van bijna drie jaren, waarna eerst op 5 juli 2011 door de gemeenteraad werd besloten tot het verzoek om aanwijzing ter onteigening. De informatieavond inzake de voorgenomen planologische ontwikkeling en mogelijke inrichting van het fietspad moet worden losgezien van het in het kader van de onteigeningsprocedure vereiste van een concreet en kenbaar gemaakt document dat ziet op de voorgenomen wijze van uitvoering. Zelfs indien dit laatste document overeenstemt met hetgeen in januari 2007 is gepresenteerd, heeft dit te gelden.
Alles overziende geeft de zienswijze van reclamante Ons aanleiding om het verzoek af te wijzen. Dientengevolge behoeven de overige onderdelen van de zienswijze van reclamante geen verdere bespreking.
BESLISSING
Gelet op de onteigeningswet,
Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 8 maart 2013, nr. RWSCD BJV 2013/5648, Rijkswaterstaat Corporate Dienst, Eenheid Bestuurlijk Juridische zaken en Vastgoed;
Gelezen het besluit van de raad van Cranendonck van 5 juli 2011, kenmerk 2011-045.2;
Gelezen de brieven van burgemeester en wethouders van Cranendonck van 3 oktober 2011, kenmerk 2478572, van 2 mei 2012, kenmerk 2502770, van 24 mei 2012, kenmerk 2506875 en van 21 januari 2013, kenmerk 2530943;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, advies van 30 mei 2013 no. W14.13.0060/IV;
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 13 juni 2013, nr. RWS-2013/26368, Rijkswaterstaat Corporate Dienst, Afdeling BJV Publiekrecht.
Hebben Wij goedgevonden en verstaan:
Het verzoek van de raad van de gemeente Cranendonck van 5 juli 2011, kenmerk 2011-045.2, tot aanwijzing ter onteigening van een onroerende zaak ten behoeve van de uitvoering van het bestemmingsplan “Buitengebied” van de gemeente Cranendonck, af te wijzen.
Onze Minister van Infrastructuur en Milieu is belast met de uitvoering van dit besluit, dat ingevolge artikel 25a van de Wet op de Raad van State met het aan de Afdeling advisering van de Raad van State voorgelegde ontwerpbesluit, het voornoemd advies en het nader rapport, in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift aan de Afdeling advisering van de Raad van State zal worden gezonden.
Wassenaar, 17 juni 2013
Willem-Alexander
De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Ingevolge de artikelen 77 en 78 van de onteigeningswet kan onteigening uit kracht van een koninklijk besluit plaatsvinden ten behoeve van de uitvoering van een bestemmingsplan.
Het verzoek tot aanwijzing ter onteigening
De raad van de gemeente Cranendonck verzoekt Ons bij besluit van 5 juli 2011, met kenmerk 2011-045.2, om ten name van die gemeente over te gaan tot aanwijzing van twee onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Cranendonck. Op 3 oktober 2011 hebben burgemeester en wethouders van Cranendonck voornoemd verzoek aan Ons ter besluitvorming voorgedragen.
Met brieven van 2 en 24 mei 2012 hebben burgemeester en wethouders van Cranendonck enkele met het verzoek overgelegde stukken op verzoek van de minister van Infrastructuur en Milieu nader aangevuld.
Met afzonderlijke brief van 24 mei 2012 hebben burgemeester en wethouders van Cranendonck verzocht om de onroerende zaak, kadastraal bekend als een gedeelte van sectie K, nummer 189 uit het verzoek te nemen vanwege tussentijdse minnelijke eigendomsverkrijging. Deze onroerende zaak behoeft dan ook niet meer ter onteigening te worden aangewezen. De bij dit besluit behorende lijst van ter onteigening aangewezen onroerende zaken is dienovereenkomstig aangepast.
Planologische grondslag
De onroerende zaak waarvoor thans nog om aanwijzing ter onteigening wordt verzocht, is begrepen in het bestemmingsplan “Buitengebied” van de gemeente Cranendonck (hierna: het bestemmingsplan). Het bestemmingsplan is op 8 december 2009 door de raad van de gemeente Cranendonck vastgesteld en is op 8 februari 2012 onherroepelijk van kracht geworden voor onder meer de bestemming zoals deze rust op de thans nog ter onteigening aan te wijzen onroerende zaak.
Op de in het verzoek tot onteigening begrepen onroerende zaak rust de bestemming “Verkeer” en de dubbelbestemming “Waarde-Beschermingszone natte natuurparel”. In de door de gemeente gewenste wijze van planuitvoering wordt inzicht verschaft door de regels, de toelichting en de verbeelding van het bestemmingsplan.
Toepassing uniforme openbare voorbereidingsprocedure
Overeenkomstig artikel 78, tweede lid, van de onteigeningswet en artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), hebben het ontwerp koninklijk besluit en de in artikel 79 van de onteigeningswet bedoelde stukken en gegevens, van 8 november 2012 tot en met19 december 2012 in de gemeente Cranendonck en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage gelegen. Overeenkomstig artikel 3:12 van de Awb, heeft de burgemeester van Cranendonck van het ontwerp koninklijk besluit en de terinzagelegging daarvan op woensdag 7 november 2012 openbaar kennis gegeven in het plaatselijk verschijnende huis-aan-huisblad “De Grenskoerier”. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu (Onze Minister) heeft van het ontwerpbesluit openbaar kennis gegeven in de Staatscourant van woensdag 7 november 2012, nr. 22017.
Verder heeft Onze Minister overeenkomstig artikel 3:13 van de Awb het ontwerp koninklijk besluit toegezonden aan belanghebbenden en aan de verzoeker. Daarbij zijn belanghebbenden gewezen op de mogelijkheid tot het naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren brengen van zienswijzen tegen het ontwerpbesluit.
Overwegingen
Noodzaak en urgentie
De gemeente wil door de aanleg van een vrijliggend fietspad langs de Ruilverkavelingsweg te Budel de verkeersveiligheid voor het fietsverkeer tussen Maarheeze en Budel vergroten. De weg wordt op dit moment veelvuldig gebruikt door schoolgaande kinderen. Om ervoor te zorgen dat deze kinderen veilig van en naar school kunnen, wordt het fietspad gescheiden van de rijbaan aangelegd. Door de realisatie van deze fietsvoorziening wordt tevens een deel van het samenhangend fietsnet tussen Budel en Maarheeze gecompleteerd en wordt het voorts mogelijk om de stationslocatie aan Driebos per fiets te bereiken.
Ten behoeve van de uitvoering van het bestemmingsplan is het noodzakelijk dat de gemeente Cranendonck de eigendom verwerft van de thans nog in het onteigeningsverzoek begrepen onroerende zaak. Het fietspad langs de Ruilverkavelingsweg is reeds gedeeltelijk aangelegd in 2008.
Bij het vaststellen van het Uitvoeringsprogramma verkeer en vervoer 2007-2010 van de gemeente Cranendonck is onder meer bepaald, dat het fietspad langs de Ruilverkavelingsweg te Budel in de periode 2007-2010 gerealiseerd zou moeten zijn. De gemeente wenst om die reden zo spoedig mogelijk na de eigendomsverwerving over te gaan tot completering van het gedeelte van het fietspad langs de Ruilverkavelingsweg vanaf ’t Laar tot aan de Broekkant.
Daarmee wordt voldaan aan het voor de beoordeling van de urgentie van de verzochte onteigening door Ons gehanteerde maximale tijdvak van vijf jaren na datum van dit besluit voor de aanvang van de werken en werkzaamheden ten behoeve waarvan om onteigening wordt verzocht.
Zienswijzen
Binnen de termijn van terinzageligging is bij Ons een zienswijze naar voren gebracht door de heer P.A.G.M. Horst, namens de V.O.F. Horst, verder te noemen: reclamante.
Reclamante heeft de zienswijze bij monde van P.A.G.M. Horst toegelicht in een daartoe gehouden hoorzitting op 9 januari 2013 in het gemeentehuis te Budel.
Overwegingen naar aanleiding van de zienswijzen
Reclamante is gebruikster van de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaak, te weten een gedeelte van het perceel, kadastraal bekend gemeente Budel, sectie K, nummer 824. Eén van de vennoten, de heer C.G. Horst, is eigenaar. Reclamante voert in haar zienswijze over het ontwerpbesluit het volgende aan:
1. nut en noodzaak voor onteigening zijn niet bewezen. De voor de aanleg van het fietspad te kappen bomenrij zal niet worden teruggeplaatst waardoor minder grond hoeft te worden aangekocht c.q. te worden onteigend. Ook heeft de sloot geen hydrologische functie omdat deze geen water afvoert;
2. Er kan een verkeersveilig fietspad worden aangelegd zonder dat daarvoor de in de onteigening betrokken grond nodig is;
3. De gemeente geeft aan dat het fietspad wordt aangelegd om de verkeersveiligheid te verhogen voor de schoolgaande kinderen uit Maarheeze die in Budel naar school gaan. In de media is aangegeven dat sluiting van de betreffende school (het Juniorcollege) binnen enkele jaren, onafwendbaar is;
4. De stelling dat het door het aan te leggen fietspad mogelijk wordt om de stationslocatie aan Driebos per fiets te bereiken is een farce, omdat je van Budel het gemakkelijkste bij het station in Maarheeze kunt komen via een andere route;
5. Het bestemmingsplan biedt geen basis. De grond heeft een verkeersbestemming, niet ten behoeve van groeninvulling. Verkeer en groenbestemming zijn twee verschillende bestemmingen. Op de plankaart is geen groenbestemming aangegeven;
6. reclamanten vragen zich af in welke procedure duidelijk wordt hoe de verbreding van de weg ter plaatse van zijn perceel zal worden gerealiseerd. Volgens reclamanten laat het (inter)nationale recht het niet toe dit in een onteigeningsprocedure aan de orde te laten komen. Onteigening is een zwaar middel dat men niet kan inzetten voordat de onteigende precies weet wat er met de grond gaat gebeuren en daartegen ook zijn zienswijze c.q. bezwaren kenbaar heeft kunnen maken;
7. Het is niet verstandig om een deel van de reeds voor het fietspad aangekochte grond braak te laten liggen.
8. De gemeente heeft niet minnelijk onderhandeld omdat er geen taxatierapport is opgemaakt door een onafhankelijk deskundige waar alle waardeaspecten in zijn opgenomen;
9. Andere grondeigenaren krijgen meer in natura toebedeeld dan reclamante. De grond van reclamante heeft echter een hogere waarde;
10. Reclamante heeft aan de gemeente Cranendonck ook het voorstel gedaan om grond te ruilen. De gemeente heeft dit afgewezen omdat de grond die zij van de gemeente wilde, strategische grond zou betreffen. Achter de rug van reclamante om is de betreffende grond echter wel met een ander geruild. De gemeente meet met twee maten;
11. De gemeente geeft in haar brieven keer op keer aan inhoudelijk kennis te hebben genomen van de brieven van reclamante. Zij gaat echter niet inhoudelijk in op reclamante haar stellingen en voorstellen.
De zienswijze van reclamante geeft Ons aanleiding tot de volgende overwegingen.
Ad 1 t/m 6) Ingevolge artikel 77 van de onteigeningswet, kan onteigening plaatsvinden ten behoeve van de uitvoering van een bestemmingsplan.
De te onteigenen onroerende zaak heeft de bestemming “Verkeer” en de dubbelbestemming “Waarde – Beschermingszone natte natuurparel”.
Voor zover de gemeente binnen de regels van het bestemmingsplan blijft, kan zij de gewenste vorm van uitvoering bepalen of een eenmaal gekozen vorm van uitvoering aanpassen. In tegenstelling tot wat reclamante daarover beweert behoeft naar Ons oordeel de vorm van uitvoering nog niet vast te staan op het moment dat de raad besluit tot het indienen van een onteigeningsverzoek.
In het kader van het onderzoek heeft de gemeente twee tekeningen toegestuurd, te weten het planontwerp en de dwarsprofielen van het te realiseren fietspad (gekenmerkt “Objectnummer 2007 AB 02”, tekeningnummers 3 en 4 van 11 augustus 2006, respectievelijk van 23 juli 2007). Uit deze tekeningen blijkt dat de gemeente een vrijliggend fietspad met groenvoorzieningen en een (berm)sloot, aan de westzijde van de huidige rijbaan en bomenrij, wil realiseren. De gemeente heeft daarbij aangegeven dat het fietspad met bijbehorende groenvoorzieningen zal worden aangelegd overeenkomstig deze overgelegde tekeningen. De ingetekende bomen, die niet wortelen in de te onteigenen onroerende zaak, blijven volgens het plan van uitvoering dan ook gehandhaafd. Ons is niet gebleken dat deze vorm van uitvoering niet in overeenstemming zou zijn met artikel 16.1 van het bestemmingsplan.
Ter gelegenheid van de hoorzitting heeft reclamante een notitie overgelegd waarin zij onder meer betoogt dat artikel 16 pas is toegevoegd aan het bestemmingsplan, nadat dit onherroepelijk was geworden. Aangezien verzoeker bij de indiening van het verzoek een gewaarmerkte kopie van het vastgestelde bestemmingsplan heeft overgelegd, met inbegrip van voornoemd artikel en reclamante haar betoog niet nader heeft onderbouwd, zijn Wij van oordeel dat dit onderdeel van de zienswijze geen doel treft.
Om het door de gemeente beoogde fietspad met groenvoorzieningen en een bermsloot te kunnen realiseren is onder meer het in de onteigening betrokken perceelsgedeelte van sectie K, nummer 824, nodig.
Daarmee staat het nut van de onteigening betreffende deze onroerende zaak, voor de realisatie het bestemmingsplan, dan ook vast.
Volgens reclamante laat het nationale en internationale recht niet toe dat pas in de onteigeningsprocedure duidelijk wordt hoe de wegverbreding ter plaatse van zijn perceel zal worden gerealiseerd.
Wij merken hierover op dat het bestemmingsplan de rechtsbasis vormt voor het onteigeningsverzoek. Ons is niet gebleken dat het planontwerp voor de uitvoering van het fietspad met bijkomende voorzieningen niet zou passen binnen de bestemmingsregeling.
De naar voren gebrachte argumenten over de fietsroute naar de stationslocatie Driebos en de vermeende op handen zijnde schoolsluiting, zijn met name van planologische aard en kunnen, zoals Wij reeds eerder overwogen in Ons besluit van 5 oktober 2011, no. 11.002380 (Werkendam), uitsluitend ter beoordeling staan in een bestemmingsplanprocedure ingevolge de Wet ruimtelijke ordening.
Ad 7) Wat betreft de stelling van reclamante dat het niet verstandig is om een deel van de reeds voor het fietspad aangekochte grond braak te laten liggen merken Wij het volgende op.
In het onderzoek is naar voren gekomen dat reclamante doelt op het zuidelijk gedeelte van de “Ruilverkavelingsweg” vanaf de T-splitsing met de Broekkant. De gemeente ziet er om haar moverende redenen van af om ook langs dit gedeelte van de Ruilverkavelingsweg een fietspad aan te leggen. Uit de hiervoor reeds genoemde door reclamante in de hoorziting overhandigde notitie blijkt dat reclamante wil dat op dit gedeelte ook een fietspad wordt aangelegd. In de hoorzitting is door de gemeente toegelicht dat de reden van haar keuze terzake is gelegen in het feit dat over het zuidelijk gedeelte van de Ruilverkavelingsweg vanaf de T-splitsing minder verkeer rijdt dan over het weggedeelte ter hoogte van de te onteigenen onroerende zaak. Het staat de gemeente naar Ons oordeel vrij om er voor te kiezen een gedeelte van het bestemmingsplan (voorlopig)niet te uit te voeren. De keuze om over een gedeelte van de Ruilverkavelingsweg geen fietspad aan te leggen staat Ons dan ook niet ter beoordeling.
Ad 8) Wat betreft de opvatting van reclamante dat er niet minnelijk is onderhandeld omdat er geen taxatierapport is opgemaakt door een onafhankelijk deskundige waar alle waardeaspecten in zijn opgenomen, overwegen Wij allereerst in het algemeen dat artikel 17 van de onteigeningswet bepaalt, dat de onteigenende partij hetgeen onteigend moet worden éérst bij minnelijke overeenkomst in eigendom tracht te verkrijgen. Dit artikel heeft betrekking op de gerechtelijke fase van de onteigeningsprocedure. Het minnelijk overleg in de daaraan voorafgaande administratieve fase van de onteigeningsprocedure is echter één van de criteria waaraan door Ons kan worden getoetst bij de beoordeling van de noodzaak tot onteigening. Omdat onteigening als uiterste middel is bedoeld, zijn Wij van oordeel dat pas van dit middel mag worden gebruikgemaakt, als vóór het begin van de onteigeningsprocedure langs minnelijke weg niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming is te komen. Aan deze voorwaarde is naar Ons oordeel in het kader van onteigeningen ingevolge Titel IV van de onteigeningswet in beginsel voldaan, indien vóór het verzoek aan de Kroon om een onteigeningsbesluit te nemen is begonnen met de onderhandelingen over de minnelijke verwerving en op het moment van het verzoek voldoende aannemelijk is dat die onderhandelingen voorlopig niet tot de eigendomsoverdracht zullen leiden. Er moet sprake zijn van een serieus minnelijk overleg. Doet zich deze situatie voor, dan kunnen Wij tot onteigening besluiten om daarmee een tijdige uitvoering van het bestemmingsplan zeker te stellen.
In het bijzonder overwegen Wij dat het aan verzoeker is om te beoordelen of het opmaken van een taxatierapport ten behoeve van het minnelijk overleg noodzakelijk is.
Voor het oordeel of het gevoerde minnelijk overleg voldoende is geweest om de noodzaak van onteigening te kunnen vaststellen, achten Wij het van belang dat de gemeente aantoonbaar pogingen heeft gedaan om de onroerende zaak minnelijk in eigendom te verkrijgen. Op 11 januari 2011 heeft zij een, tijdig en concreet schriftelijk aanbod aan de eigenaar gedaan. Daarnaast heeft de gemeente ook onderhandelingen gevoerd om gronden met de eigenaar te ruilen. Tijdens de hoorzitting bracht reclamante naar voren dat na het verzoekbesluit van 5 juli 2011, namelijk op 26 oktober 2011, een verhoogd aanbod is gedaan.
Het feit dat het aanbod van ná de datum van het verzoekbesluit een verhoogd aanbod betreft, achten Wij op zichzelf niet relevant voor de bepaling van de noodzaak van onteigening. Uitgangspunt van de onteigeningswet is immers, dat de voor de uitvoering van een bestemmingsplan benodigde gronden allereerst minnelijk in eigendom dienen te worden verworven. Het minnelijk overleg stopt dan ook niet met het door de raad nemen van een verzoekbesluit tot aanwijzing ter onteigening. Het minnelijk overleg dient dan ook daarna te worden voortgezet lopende de administratieve onteigeningsprocedure.
Ad 9) Voor zover de zienswijze betrekking heeft op het aanbod in natura dat de gemeente aan derden heeft gedaan merken Wij op dat Wij, evenals bij bezwaren tegen de hoogte van een financieel bod, ingeval van een aanbod tot grondruil niet bevoegd zijn om een oordeel uit te spreken over de financiële waardering daarvan.
Ad 10) Voor zover de zienswijze betrekking heeft op het feit dat de gemeente gronden die reclamante heeft voorgesteld te willen ruilen, uiteindelijk verkocht blijkt te hebben aan andere gegadigden, merken Wij op dat de onteigeningswet verzoeker niet verplicht tot schadeloosstelling op andere wijze, zoals in de vorm van vervangende grond, bedrijfsverplaatsing of herhuisvesting. Dit laat onverlet dat het, gelet op de omstandigheden van het geval, uit een oogpunt van zorgvuldigheid geboden kan zijn in het minnelijk overleg onder meer de (gevraagde) mogelijkheden van andere wijzen van schadeloosstelling dan die in geld, in de onderhandelingen te betrekken. Daarbij moet evenwel worden bedacht dat alternatieve oplossingen -gelet op de gewenste voortgang bij de uitvoering van een bestemmingsplan- vaak niet tijdig ter beschikking kunnen komen en dat de onteigenende overheid daarbij meestal afhankelijk is van de medewerking van particuliere grondeigenaren en in sommige gevallen van andere overheden.
Ad 11) Uit de door reclamante en door de gemeente overgelegde stukken blijkt naar Ons oordeel niet dat de gemeente zich onvoldoende heeft ingespannen om de brieven van reclamante te beantwoorden.
Alles overziende kan de zienswijze van de reclamante Ons geen aanleiding geven om het verzoek geheel of gedeeltelijk af te wijzen.
Overige overwegingen
Ons is overigens niet gebleken van feiten en omstandigheden die aan de toewijzing van het verzoek in de weg kunnen staan. Het moet in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling worden geacht, dat de gemeente Cranendonck de vrije eigendom van de in de onteigening begrepen onroerende zaak verkrijgt.
Wij kunnen derhalve, met inachtneming van het hierboven gestelde, het verzoek van de raad van de gemeente Cranendonck tot het nemen van een besluit krachtens artikel 78, eerste lid, van de onteigeningswet, toewijzen.
BESLISSING
Gelet op de onteigeningswet,
Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 8 maart 2013, nr. RWSCD BJV 2013/5648, Rijkswaterstaat Corporate Dienst, Eenheid Bestuurlijk Juridische zaken en Vastgoed;
Gelezen het besluit van de raad van Cranendonck van 5 juli 2011, kenmerk 2011-045.2;
Gelezen de brief van burgemeester en wethouders van Cranendonck van 3 oktober 2011, kenmerk 2476178;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, advies van........ 2013 no........./IV;
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van ......... 2013, nr. RWSCD BJV 2013/..., Rijkswaterstaat Corporate Dienst, Eenheid Bestuurlijk Juridische zaken en Vastgoed.
Hebben Wij goedgevonden en verstaan:
Ten behoeve van de uitvoering van het bestemmingsplan “Buitengebied” van de gemeente Cranendonck, ten name van die gemeente ter onteigening aan te wijzen de onroerende zaak, zoals aangeduid op de grondtekening die ingevolge artikel 78 van de onteigeningswet in de gemeente Cranendonck en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage heeft gelegen en die is vermeld op de bij dit besluit behorende lijst.
Onze Minister van Infrastructuur en Milieu is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift aan de Afdeling advisering van de Raad van State zal worden gezonden.
DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,
LIJST VAN TE ONTEIGENEN ONROERENDE ZAKEN
ONTEIGENINGSPLAN Fietspad Ruilverkavelingsweg
VERZOEKENDE INSTANTIE: Gemeente Cranendonck
Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Budel |
|||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Grondplan nr. |
Te onteigenen grootte |
Als |
Ter grootte van |
Sectie en nr. |
Ten name van |
||||
ha |
a |
ca |
ha |
a |
ca |
||||
9. |
0 |
11 |
47 |
Terrein (akkerbouw) |
3 |
93 |
00 |
K 824 |
Cornelus Godefridus Horst, gehuwd met Hendrika Maria Damen, Budel |
No.W14.13.0060/IV |
's-Gravenhage, 30 mei 2013 |
Krachtens Koninklijke machtiging heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu met een schrijven van 8 maart 2013, no.RWSCD BJV 2013/5647 bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt een voordracht met ontwerpbesluit, houdende aanwijzing van een gedeelte van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Cranendonck krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Fietspad Ruilverkavelingsweg).
1. In het onteigeningsplan zijn gronden begrepen, waarop ingevolge het bestemmingsplan “Buitengebied” van de gemeente Cranendonck de bestemming “Verkeer” en de dubbelbestemming “Waarde-Beschermingszone natte natuurparel” rusten. De door de gemeente gewenste vorm van uitvoering, aanleg van een fietspad met berm en sloot langs de Ruilverkavelingsweg, waarbij de bestaande bomenrij langs die weg wordt ontzien, vloeit niet noodzakelijkerwijs uit de bestemming “Verkeer” voort, omdat die bestemming in de voorschriften ruim is geformuleerd. Gelet op het met deze vorm van uitvoering samenhangende grondbeslag en de daaruit voortvloeiende noodzaak van de onteigening, zijn naar het oordeel van de Afdeling advisering in de voorbereidingsprocedure van het ontwerpbesluit ten onrechte niet tevens stukken ter inzage gelegd waarin de vorm van uitvoering van het bestemmingsplan inzichtelijk wordt gemaakt en wordt gewezen op het sparen van de bestaande bomenrij bij de uitvoering van het bestemmingsplan.
In de ter visie gelegde zakelijke beschrijving ontbreekt op dit punt een toelichting van het verzoek om onteigening. Tekeningen, waarop het profiel van de wegverbreding met het fietspad kan worden gelezen, zijn pas na de hoorzitting op verzoek aan het ministerie verstrekt. Nu deze tekeningen niet ter inzage zijn gelegd met het ontwerpbesluit en bij de toelichting op het verzoek om onteigening in de zakelijke beschrijving geen gegevens over het ter plaatse van de gronden van reclamante gekozen wegprofiel zijn verschaft, is naar het oordeel van de Afdeling niet voldaan aan de vereisten die aan de terinzagelegging van het ontwerpbesluit in artikel 78, tweede lid, van de onteigeningswet juncto artikel 3.11, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 78, tweede lid, laatste volzin, juncto 79, onder 4º, van de onteigeningswet worden gesteld. De Afdeling adviseert deswege niet tot de verzochte onteigening te besluiten.
Indien bovenstaand advies niet zou worden gevolgd, heeft de Afdeling nog de volgende opmerkingen.
2. Anders dan in het ontwerpbesluit onder “Planologische grondslag” wordt opgemerkt, geven de regels, de toelichting en de verbeelding van het bestemmingsplan geen inzicht in de vorm van uitvoering die de gemeente in het publiek belang wenselijk acht. Die wordt gegeven in de tekeningen die de gemeente na afloop van de op 9 januari 2013 gehouden hoorzitting aan het ministerie heeft verstrekt. De Afdeling adviseert alsnog naar deze tekeningen te verwijzen en dan niet onder “Planologische grondslag” maar als te doen gebruikelijk onder “Noodzaak en urgentie”.
Van het voorgaande zal in het ontwerpbesluit ook rekenschap moeten worden gegeven bij de gecombineerde behandeling van onderdelen 1 t/m 6 van de zienswijze van reclamante. Ten onrechte is nagelaten de binnen de bestemming “Verkeer” door de gemeente gekozen vorm van uitvoering te boordelen. De Afdeling adviseert dat alsnog te doen, uiteraard met inachtneming van de beleidsvrijheid die een gemeente heeft om een planologische bestemming in de vorm die zij in het publiek belang wenselijk acht te verwezenlijken.
3. In de overwegingen naar aanleiding van onderdeel 8 van de zienswijze van reclamante wordt er geen rekenschap van gegeven dat in het minnelijk overleg dat aan de onteigeningsprocedure vooraf gaat aan redelijke wensen van een eigenaar met betrekking tot de motivering van een aanbieding wordt tegemoet gekomen. Dat ware alsnog te doen. In dit geval lag het opstellen van een taxatierapport als door reclamante verlangd niet in de rede vanwege de omvang en specialiteit van de door haar naar voren gebrachte schadecomponenten. Die zullen naar voren moeten worden gebracht in de eventuele gerechtelijke procedure. De Afdeling adviseert in het ontwerpbesluit te verduidelijken welke onderbouwing de gemeente bij haar biedingen heeft gegeven.
4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage.
De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.
De vicepresident van de Raad van State, J.P.H. Donner
– Op blz. 1 onder “Het verzoek tot aanwijzing ter onteigening” in de laatste zinnen vermelden dat in verband met de genoemde brieven van burgemeester en wethouders ten aanzien van de betrokken onroerende zaak de uniforme openbare onteigeningsprocedure niet is toegepast en die zaak niet in het aanwijzingsbesluit is opgenomen.
– Het onderdeel “Noodzaak en urgentie” afsluiten met de gebruikelijke passage over het resultaat van het gevoerde minnelijk overleg en de daarmee samenhangende noodzaak van het verzoek om onteigening.
– Op blz. 4 de laatste zin van het voorlaatste tekstblok schrappen.
– In de overwegingen bij Ad 9 erop wijzen dat dit onderdeel van de zienswijze van financiële aard is en het daarin gestelde bij uitblijven van minnelijke overeenstemming aan de orde kan komen in het kader van de gerechtelijke procedure. Opmerken dat daaraan om die reden in deze procedure moet worden voorbijgegaan.
– In de “Beslissing” tevens de brieven van burgemeester en wethouders van 2 en 24 mei 2012 aanhalen.
Rijkswaterstaat Corporate Dienst, Directie Communicatie, Personeel en recht, Afdeling BJV Publiekrecht
Datum: 13 juni 2013
Nummer: RWS-2013/26368
Onderwerp
Nader rapport inzake het ontwerpbesluit houdende de afwijzing van een verzoek tot aanwijzing ter onteigening van een onroerende zaak ten behoeve van de uitvoering van het bestemmingsplan “Buitengebied” van de gemeente Cranendonck.
div. bijlagen
Aan de Koning
Hierbij bied ik Uwe Majesteit aan het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van 30 mei 2013, no. W14.13.0060/IV, inzake bovenvermeld ontwerpbesluit, houdende afwijzing van een verzoek tot aanwijzing ter onteigening van een onroerende zaak ingevolge artikel 78 van de onteigeningswet ten behoeve van de uitvoering van het bestemmingsplan “Buitengebied” van de gemeente Cranendonck.
Het bestemmingsplan voorziet in de aanleg van een vrijliggend fietspad langs de Ruilverkavelingsweg te Budel teneinde de verkeersveiligheid voor het fietsverkeer tussen Maarheeze en Budel te vergroten. De weg wordt veelvuldig gebruikt door schoolgaande kinderen. Om ervoor te zorgen dat deze kinderen veilig naar school kunnen, wordt het fietspad gescheiden van de rijbaan aangelegd. Door de realisatie van deze fietsvoorziening wordt tevens een deel van het samenhangend fietsnet tussen Budel en Maarheeze gecompleteerd en wordt het voorts mogelijk om de stationslocatie aan Driebos per fiets te bereiken.
De Afdeling geeft u in overweging een besluit te nemen nadat rekening is gehouden met de inhoudelijke opmerkingen over het aan de Afdeling voorgelegde ontwerpbesluit.
Gelet op de door de gemeente gekozen vorm van uitvoering, het daarmee samenhangende grondbeslag en de daaruit voortvloeiende noodzaak van de onteigening, zijn naar het oordeel van de Afdeling in de voorbereidingsprocedure van het ontwerpbesluit ten onrechte niet tevens stukken ter inzage gelegd waarin de vorm van uitvoering van het bestemmingsplan inzichtelijk wordt gemaakt.
Tekeningen, waarop het profiel van de wegverbreding met het fietspad kan worden gelezen, zijn pas na de hoorzitting op verzoek verstrekt.
Nu deze tekeningen niet ter inzage zijn gelegd met het ontwerpbesluit en bij de toelichting op het verzoek om onteigening in de zakelijke beschrijving geen gegevens over het ter plaatse van de gronden van reclamante gekozen wegprofiel zijn verschaft, is naar het oordeel van de Afdeling niet voldaan aan de vereisten die aan de terinzagelegging van het ontwerpbesluit in artikel 78, tweede lid, van de onteigeningswet juncto artikel 3.11, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 78, tweede lid, laatste volzin, juncto 79, onder 4º, van de onteigeningswet worden gesteld. De Afdeling adviseert deswege niet tot de verzochte onteigening te besluiten.
Het advies van de Afdeling geeft mij aanleiding tot aanpassing van het ontwerpbesluit.
Met de door de Afdeling gemaakte redactionele opmerkingen is in het ontwerpbesluit rekening gehouden.
Ik moge U hierbij het ontwerpbesluit doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.
De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2013-18108.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.