Regeling van de Minister van Economische Zaken van 24 april 2015, nr. WJZ/15032378, houdende regels over de vergoeding voor prioriteitsplaatsing van op afstand uitleesbare meetinrichtingen (Regeling vergoeding prioriteitsplaatsing op afstand uitleesbare meetinrichtingen 2015)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 26ae, zesde lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 13e, zesde lid, van de Gaswet;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

afnemer:

een afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 43, eerste lid, van de Gaswet;

op afstand uitleesbare meetinrichting voor elektriciteit:

een meetinrichting voor elektriciteit als bedoeld in artikel 95la, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998;

op afstand uitleesbare meetinrichting voor gas:

een meetinrichting voor gas als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, van de Gaswet;

prioriteitsplaatsing:

de plaatsing van een op afstand uitleesbare meetinrichting voor elektriciteit of gas op verzoek van de afnemer, bedoeld in artikel 26ae, vierde lid, van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 13e, vierde lid, van de Gaswet;

vergoeding voor prioriteitsplaatsing:

de vergoeding die een afnemer verschuldigd is aan de netbeheerder voor een prioriteitsplaatsing.

Artikel 2

De vergoeding voor prioriteitsplaatsing die een netbeheerder in rekening brengt wordt gebaseerd op de kosten van de prioriteitsplaatsing en bedraagt ten hoogste € 60 exclusief btw voor het plaatsen van op afstand uitleesbare meetinrichtingen voor elektriciteit en gas of het plaatsen van een op afstand uitleesbare meetinrichting voor elektriciteit of gas. Indien een afnemer niet beschikt over een aansluiting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel m, van de Gaswet bedraagt de vergoeding voor prioriteitsplaatsing ten hoogste € 56 exclusief btw voor het plaatsen van een op afstand uitleesbare meetinrichting voor elektriciteit.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vergoeding prioriteitsplaatsing op afstand uitleesbare meetinrichtingen 2015.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 24 april 2015

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

TOELICHTING

1. Doel en aanleiding

Met ingang van 1 januari 2015 zijn de artikelen 26ae van de Elektriciteitswet 1998 en 13e van de Gaswet in werking getreden. Deze artikelen gaan over de plaatsing van de slimme meter gedurende de grootschalige uitrol. Tegelijkertijd zijn de artikelen 26ad van de Elektriciteitswet 1998 en 13d van de Gaswet vervallen (Stb. 2014, 453). Deze artikelen zien op de kleinschalige uitrol van de slimme meter en zijn overbodig op het moment dat de slimme meter grootschalig wordt uitgerold.

De Regeling vergoeding prioriteitsplaatsing op afstand uitleesbare meters (Stcrt. 2011, 19662) was gebaseerd op de ingetrokken artikelen 26ad van de Elektriciteitswet 1998 en 13d van de Gaswet en is daarmee op 1 januari 2015 komen te vervallen.

Met deze Regeling vergoeding prioriteitsplaatsing op afstand uitleesbare meters 2015 wordt de hoogte van de vergoeding voor prioriteitsplaatsing tijdens de grootschalige uitrol vastgesteld. Deze regeling vindt haar grondslag in artikel 26ae, zesde lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 13e, zesde lid, van de Gaswet en is inhoudelijk gelijk aan de vervallen regeling. De hoogte van de vergoeding is hetzelfde als de hoogte van de vergoeding tijdens de kleinschalige uitrol. Voor achtergrondinformatie wordt verwezen naar de Regeling vergoeding prioriteitsplaatsing op afstand uitleesbare meters (Stcrt. 2011, 19662).

2. Regeldruk

Met deze regeling worden geen informatieverplichtingen of inhoudelijke verplichtingen voor bedrijven of burgers geïntroduceerd. De regeling heeft tot doel ervoor te zorgen dat netbeheerders hun wettelijke taak op het onderdeel prioriteitsplaatsing tegen redelijke tarieven kostendekkend kunnen uitvoeren.

3. Vaste verandermomenten

De inwerkingtreding is niet op een vast verandermoment en de invoeringstermijn bedraagt minder dan twee maanden. Hiermee wordt afgeweken van het in het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten neergelegde uitgangspunt. Deze afwijking is toegestaan omdat het reparatieregelgeving betreft.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven