Besluit van 19 november 2014, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van enkele onderdelen van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en het Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen en het vervallen van enkele onderdelen van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 17 november 2014, nr. WJZ / 14170878;

Gelet op artikel 13 van het Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen en artikel VII van de Wet van 26 februari 2011 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt (Stb. 2011, 130);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

De artikelen I, onderdeel J, artikel 26ae van de Elektriciteitswet 1998, en artikel II, onderdeel E, artikel 13e van de Gaswet, van de Wet van 26 februari 2011 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt (Stb. 2011, 130) treden in werking met ingang van 1 januari 2015.

Artikel 2

De artikelen 26ad van de Elektriciteitswet 1998 en 13d van de Gaswet vervallen met ingang van 1 januari 2015.

Artikel 3

  • 1. De artikelen 4, derde lid, en 5, derde lid, van het Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen treden in werking met ingang van 1 januari 2015.

  • 2. Artikel 5, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen treedt in werking met ingang van 1 juli 2016.

Onze Minister van Economische Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 19 november 2014

Willem-Alexander

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Uitgegeven de achtentwintigste november 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Op grond van dit besluit treden artikel 26ae van de Elektriciteitswet 1998 en 13e van de Gaswet in werking (artikel 1 van het besluit). Deze artikelen gaan over de plaatsing van op afstand uitleesbare meetinrichtingen gedurende de grootschalige uitrol. De uitrol vindt plaats vanaf januari 2015 en resulteert op 31 december 2020 in een situatie waarin aan alle kleinverbruikers een op afstand uitleesbare meetinrichting ter beschikking is gesteld. De periode van de uitrol is vastgelegd in artikel 2 van het Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen, zoals dat vanaf 1 januari 2015 zal luiden.

Tegelijkertijd met de inwerkingtreding van de wijziging van het Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen vervallen de artikelen 26ad van de Elektriciteitswet 1998 en 13d van de Gaswet (artikel 2 van het besluit). Deze artikelen zien op de kleinschalige uitrol van de slimme meter en zijn overbodig op het moment dat de slimme meter grootschalig wordt uitgerold.

De minimumeisen waaraan op afstand uitleesbare energiemeters dienen te voldoen zijn vastgelegd in het Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen. Dit besluit is, behoudens enkele onderdelen, per 1 januari 2012 in werking getreden.

Door middel van dit besluit treden enkele aanvullende eisen aan op afstand uitleesbare meetinrichtingen in werking. Netbeheerders zijn verplicht vanaf 1 januari 2015 op afstand uitleesbare meetinrichtingen voor elektriciteit en gas te plaatsen die de functionaliteit hebben dat ze de meetgegevens een jaar lang kunnen bewaren. Vanaf 1 juli 2016 moeten de meetinrichtingen voor gas firmware hebben die op afstand geüpdatet kan worden (artikel 3 van het besluit). Deze verplichting geldt al voor op afstand uitleesbare meetinrichtingen voor elektriciteit.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven