Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) | Staatscourant 2014, 9044 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) | Staatscourant 2014, 9044 | Besluiten van algemene strekking |
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;
Besluit:
De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
Paragraaf A3/7.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Doordat een medisch advies in de rust- en voorbereidingstermijn kan worden opgesteld, kunnen medische omstandigheden eerder worden onderkend door de IND. Deze omstandigheden worden op grond van artikel 6.1e Vb ambtshalve meegenomen tijdens de eerste asielprocedure. Overige medische omstandigheden die tijdens de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd tot uiting komen, worden ook meegenomen als deze zijn onderbouwd. Bij een afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel wordt in de meeromvattende beschikking door de IND beoordeeld of de medische omstandigheden grond zijn voor toepassing van artikel 64 Vw. Deze ambtshalve toets op grond van artikel 64 Vw parallel aan de asielprocedure wordt parallelle procedure genoemd.
Om via de parallelle procedure voor toepassing van artikel 64 Vw in aanmerking te kunnen komen moet de vreemdeling een recente, volledige ingevulde en ondertekende toestemmingsverklaring verstrekken en zijn identiteit en nationaliteit laten vaststellen zoals beschreven in paragraaf A3/7.1 Vc.
De IND past de parallelle procedure ook toe bij intrekking van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd of bij afwijzing van de aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur van die vergunning, met dien verstande dat in dat geval de ambtshalve beoordeling uitsluitend plaatsvindt indien de vreemdeling de voor die beoordeling relevante medische gegevens en overige bescheiden heeft overgelegd.
Bij tweede of volgende aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd geldt de parallelle procedure niet. Voor deze vreemdelingen staat de procedure zoals beschreven in paragraaf A3/7.2 Vc open.
De IND past de parallelle procedure op grond van artikel 6.1e Vb niet toe, wanneer de IND de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afwijst op grond van artikel 30, eerste lid, Vw. Daarbij geldt voor de vreemdeling die op grond van de Verordening (EU) nr. 604/2013 wordt overgedragen aan de verantwoordelijke lidstaat, dat hij ook anderszins niet in aanmerking voor toepassing van artikel 64 Vw. In dat geval kan de vreemdeling op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden overgedragen aan een lidstaat, omdat de medische voorzieningen vergelijkbaar worden verondersteld tussen de lidstaten, tenzij de vreemdeling aannemelijk maakt met bewijsmiddelen dat dit uitgangspunt in zijn geval niet opgaat (zie hiervoor paragraaf C2/4 Vc).
De IND maakt een meeromvattende beschikking over het besluit op de asielaanvraag en de ambtshalve toets aan artikel 64 Vw. De meeromvattende beschikking wordt zoveel mogelijk in de algemene asielprocedure en in ieder geval in de verlengde asielprocedure gemaakt.
B
Paragraaf C1/2.4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Het nader gehoor vindt niet plaats in de algemene asielprocedure.
De IND beoordeelt op basis van het medisch advies (zie paragraaf C1/2.2 Vc) of sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3.113 lid 5, aanhef en onder a, Vb.
De IND behandelt de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van een amv jonger dan twaalf jaar op grond van artikel 3.113 lid 5, aanhef en onder b, Vb in de verlengde asielprocedure, nadat in het aanmeldcentrum een eerste gehoor heeft plaatsgevonden.
Aanmeldcentrum Schiphol en de gesloten verlengde asielprocedure
De IND bepaalt na het eerste gehoor of het nader gehoor of de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt behandeld in de verlengde asielprocedure, onder voortzetting van de vrijheidsontnemende maatregel bedoeld in artikel 6 Vw. Dit wordt de gesloten verlengde asielprocedure genoemd.
De procedure, waarmee een grenslogies wordt aangewezen als plaats of ruimte bedoeld in artikel 6 Vw, waar de vreemdeling zich moet ophouden, staat beschreven in paragraaf A5/3Vc.
De IND past de gesloten verlengde asielprocedure uitsluitend in de volgende gevallen toe:
• er is nader onderzoek noodzakelijk naar de identiteit of nationaliteit van de vreemdeling, om te beoordelen of de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd moet worden afgewezen;
• de IND heeft vastgesteld dat er sprake is van misbruik van de asielprocedure of fraude;
• de vreemdeling is de toegang tot Nederland geweigerd op grond van artikel 13, in samenhang met artikel 5 lid 1, aanhef en onder d of e, SGC;
• de IND zal mogelijk de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afwijzen op grond van artikel 1F Vluchtelingenverdrag als beschreven in C2/6.2.8 Vc;
• na afwijzing van de asielaanvraag in de algemene asielprocedure, wordt door de rechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen of het beroep tegen het besluit van de IND gegrond verklaard om redenen die niet inhoudelijk zijn maar verband houden met de procedureregels.
Hieronder worden nadere regels gesteld over de redenen wanneer de IND de gesloten verlengde asielprocedure mag toepassen.
De IND kan binnen de gesloten verlengde asielprocedure nader onderzoek verrichten naar de identiteit of nationaliteit van de vreemdeling, als de vreemdeling zijn identiteit of nationaliteit niet aannemelijk heeft kunnen maken en dit onderzoek naar verwachting binnen zes weken kan worden afgerond.
Deze situatie doet zich in ieder geval voor als de IND:
• nader onderzoek naar de documenten van de vreemdeling op echtheid of authenticiteit noodzakelijk vindt;
• taalanalyse of een ander onderzoek naar de herkomst van de vreemdeling noodzakelijk vindt;
• onderzoek naar de leeftijd van de vreemdeling noodzakelijk vindt.
De IND kan bij het nader onderzoek naar de identiteit of nationaliteit van de vreemdeling een keuze maken tussen de behandeling van de aanvraag in de gesloten verlengde asielprocedure of de verlenging van de termijnen van de algemene asielprocedure op grond van artikel 3.115 lid 1, aanhef en onder c, Vb.
De IND houdt bij haar keuze rekening met de verwachte duur van het nader onderzoek.
De IND behandelt in de gesloten verlengde asielprocedure geen aanvragen van gezinnen met minderjarige kinderen.
De IND kan besluiten om de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van één van de ouders te behandelen in de gesloten verlengde asielprocedure, als het gestelde in de overige delen van deze paragraaf van toepassing is. Er moeten zwaarwegende argumenten aanwezig zijn om de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van één van de ouders gescheiden van de rest van het gezin, te behandelen in de gesloten verlengde asielprocedure. Deze argumenten kunnen in ieder geval gelegen zijn in misbruik van de asielprocedure, fraude of vermoedens van gedragingen als bedoeld in artikel 1F Vluchtelingenverdrag. De IND behandelt de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van de overige gezinsleden in de verlengde asielprocedure.
De IND moet de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de gesloten verlengde asielprocedure, inclusief eventueel nader onderzoek, voortvarend behandelen.
De IND moet een belangenafweging maken over de voortzetting van de vrijheidsontnemende maatregel van de vreemdeling, als de IND het onderzoek niet binnen zes weken na de start van de gesloten verlengde asielprocedure, heeft afgerond. De IND heft de maatregel, die op grond van artikel 6 Vw is opgelegd, op als de termijn van het onderzoek van zes weken is verstreken, tenzij de IND niet binnen de termijn van zes weken een beoordeling kan geven op de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door redenen gelegen in de persoon van de vreemdeling of zijn toerekenbare gedragingen. In dat geval kan de IND besluiten de vrijheidsontnemende maatregel voort te zetten.
Verstrekking van het W-document
De IND verstrekt een nieuw W-document, indien de IND aan de vreemdeling een nieuwe geboortedatum heeft toegekend. De vreemdeling moet het oude W-document bij de IND inleveren.
C
Paragraaf C1/3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Volgorde van toetsing
De IND hanteert voor het beoordelen van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd de volgende toetsingsvolgorde:
1. De IND toetst de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aan artikel 30 Vw. Als de IND de aanvraag op grond van artikel 30 Vw afwijst, toetst de IND de aanvraag niet verder;
2. Als de IND de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet afwijst op grond van artikel 30 Vw, onderzoekt de IND of de vreemdeling zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf of handeling zoals bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag;
3. Als de IND concludeert dat de vreemdeling zich niet schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf of handeling zoals bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag, toetst de IND de aanvraag aan artikel 29, eerste en tweede lid, Vw;
4. In het kader van de toets aan artikel 29, eerste en tweede lid, Vw beoordeelt de IND de geloofwaardigheid van de verklaringen van de vreemdeling;
5. In het kader van de toets aan artikel 29, eerste en tweede lid, Vw beoordeelt de IND de zwaarwegendheid van de geloofwaardig geachte verklaringen van de vreemdeling;
6. Als de IND de eerste aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afwijst, beoordeelt de IND op grond van artikel 3.6a Vb ambtshalve, of de vreemdeling in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd;
7. Als de IND ambtshalve geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleent, beoordeelt de IND op grond van artikel 6.1e Vb ambtshalve, of de vreemdeling in aanmerking komt voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw (zie ook A3/7.3 Vc).
Deze toetsingsvolgorde is ook van toepassing op vreemdelingen die behoren tot een door de IND in het landgebonden asielbeleid aangewezen risicogroep of kwetsbare minderheidsgroep.
Verstrekken onjuiste gegevens/fraude
De IND betrekt bij de beoordeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd mede de omstandigheid dat de vreemdeling bij zijn aanvraag onjuiste gegevens aan de Nederlandse autoriteiten heeft verstrekt dan wel de juiste gegevens heeft achtergehouden. Er is in ieder geval sprake van dergelijke omstandigheden als:
• de vreemdeling onjuiste informatie heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of reisroute;
• de vreemdeling valse of vervalste identiteits- en/of reisdocumenten heeft overgelegd;
• de vreemdeling zich heeft ontdaan van zijn al dan niet vervalste identiteits- en/of reisdocumenten;
• er aanwijzingen zijn dat sprake is van vingermutilatie.
De geloofwaardigheid
De IND beoordeelt de geloofwaardigheid van de verklaringen van de vreemdeling over:
a. de voor de beoordeling van de inwilligbaarheid van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd relevante gestelde feiten en omstandigheden;
b. de voor de beoordeling van de inwilligbaarheid van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd relevante gestelde gebeurtenissen; en
c. zijn voor de beoordeling van de inwilligbaarheid van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd relevante veronderstellingen.
Ad a.
‘Feiten’ en ‘omstandigheden’ zijn in ieder geval:
• de identiteit van de vreemdeling;
• de nationaliteit van de vreemdeling;
• de etniciteit van de vreemdeling;
• (indien relevant) de seksuele geaardheid van de vreemdeling; en
• (indien relevant) de geloofsovertuiging van de vreemdeling.
Ad c.
Onder ‘veronderstellingen’ verstaat de IND aannames van de vreemdeling die deel uitmaken van de door hem gestelde gebeurtenissen in het verleden.
De beoordeling van de geloofwaardigheid
Bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de door de vreemdeling gestelde feiten, omstandigheden en veronderstellingen betrekt de IND:
• alle documenten die de vreemdeling heeft ingediend;
• of sprake is van één of meer van de omstandigheden als genoemd in artikel 31 lid 2, aanhef en onder a tot en met f, Vw;
• de geloofwaardigheid van de verklaringen van de vreemdeling; en
• of de verklaringen van de vreemdeling passen in al datgene wat bij de IND bekend is over de situatie in het land van herkomst van de vreemdeling.
Documenten zijn alle gegevensdragers die een vreemdeling ter onderbouwing van zijn verklaringen heeft ingediend.
De vreemdeling kan op grond van verklaringen die de IND niet als geloofwaardig beoordeelt, geen aanspraak maken op de beschermingsgronden als genoemd in artikel 29 lid 1, Vw.
Bewijslast voor de geloofwaardigheid
Als sprake is van één of meerdere van de omstandigheden genoemd in artikel 31 lid 2, aanhef onder a tot en met f Vw, acht de IND de verklaringen van de vreemdeling uitsluitend geloofwaardig als van deze verklaringen een positieve overtuigingskracht uitgaat.
Een ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken is voor de IND een gewichtige bron van informatie over de situatie in het land van herkomst.
Een ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken is een deskundigenbericht.
De IND kan ook informatie uit andere objectieve bronnen gebruiken voor een oordeel over de situatie in het land van herkomst.
De IND merkt informatie uit andere bronnen en onderzoek door derden aan als deskundigenbericht als op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke manier informatie wordt verschaft, onder aanduiding – voor zover mogelijk en verantwoord – van de bronnen, waaraan deze informatie is ontleend.
De IND gaat uit van de juistheid van een deskundigenbericht, tenzij de IND concrete aanknopingspunten heeft voor twijfel aan de juistheid, de volledigheid of de actualiteit van het deskundigenbericht.
De IND stelt nader onderzoek in of laat nader onderzoek instellen om de concrete aanknopingspunten voor de twijfel aan de juistheid, de volledigheid of de actualiteit van een deskundigenbericht te bevestigen of te ontkrachten.
Als de concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid, de volledigheid of de actualiteit van een deskundigenbericht door nader onderzoek bevestigd zijn, betrekt de IND deze informatie bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaringen van de vreemdeling.
De IND beschouwt in ieder geval niet als concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid, de volledigheid of de actualiteit van een deskundigenbericht:
• een ongemotiveerde of niet nader toegelichte verklaring van de vreemdeling; of
• een enkel beroep door de vreemdeling op een bron waarnaar in het deskundigenonderzoek niet wordt verwezen, terwijl die bron niet van zodanige strekking en gewicht is dat deze twijfel oproept over de juistheid, de volledigheid of de actualiteit van het deskundigenbericht.
De zwaarwegendheid
De IND beoordeelt of de vermoedens van de vreemdeling over wat er met hem zal gebeuren als hij terugkeert naar zijn land van herkomst, aannemelijk zijn.
Naast de aspecten bedoeld in artikel 3.35 lid 2 VV, betrekt de IND bij de beoordeling van de aannemelijkheid van de vermoedens van de vreemdeling de volgende aspecten:
• het tijdsverloop tussen de gebeurtenissen die voor de vreemdeling aanleiding vormden om zijn land van herkomst te verlaten en het moment van vertrek uit zijn land van herkomst; en
• de vraag of degenen van wie de vreemdeling vervolging of een onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing vreest op de hoogte zijn of kunnen raken van de omstandigheden waarop de vreemdeling zich beroept en op grond waarvan hij vreest te worden vervolgd of onmenselijk of vernederend te worden behandeld of bestraft.
Als de IND oordeelt dat deze vermoedens aannemelijk zijn, beoordeelt de IND of de gebeurtenissen die de vreemdeling verwacht, voldoende zwaarwegend zijn om te worden aangemerkt als een rechtsgrond voor verlening als bedoeld in artikel 29 Vw.
Medische aspecten
De IND betrekt BMA niet bij de beoordeling van de zwaarwegendheid van de verklaringen van de vreemdeling.
Leeftijdsonderzoek
Het leeftijdsonderzoek kan een van de volgende resultaten opleveren:
a. meerderjarigheid kan niet worden aangetoond; of
b. de vreemdeling is ten minste 20 jaar oud.
Ad a.
Als meerderjarigheid niet kan worden aangetoond, houdt de IND de door de vreemdeling opgegeven geboortedatum aan. De IND kan tussen 12 en 24 maanden na de datum waarop het leeftijdsonderzoek heeft plaatsgevonden opnieuw een leeftijdsonderzoek laten verrichten. In het kader van een herhaald leeftijdsonderzoek laat de IND onderzoeken of aangetoond kan worden dat de vreemdeling op de datum van indiening van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd meerder- of minderjarig was.
Ad b.
Als uit het leeftijdsonderzoek blijkt dat de vreemdeling minstens 20 jaar oud is, kent de IND de vreemdeling op basis van het onderzoeksresultaat een geboortedatum toe als:
• deze leeftijd niet overeen komt met de door de vreemdeling gestelde leeftijd; of
• de vreemdeling heeft verklaard niet te weten hoe oud hij is.
De IND stelt het toe te kennen geboortejaar vast op het jaar waarin het leeftijdsonderzoek is uitgevoerd minus 20 jaar. Als het leeftijdsonderzoek heeft plaatsgevonden tussen 1 januari en 1 juli stelt de IND de geboortedatum op 1 januari van het afgeleide geboortejaar. Als het leeftijdsonderzoek heeft plaatsgevonden tussen 1 juli en 1 januari, stelt de IND de geboortedatum op 1 juli van het afgeleide geboortejaar.
Het Protocol Identificatie en Labeling (PIL) is van toepassing.
Onderzoek naar de gezinsband bij nareizende gezinsleden
De vreemdeling die een beroep doet op artikel 29, tweede lid, Vw of het gezinslid bij wie de vreemdeling verblijf beoogt, moet de gestelde familierelatie aantonen door het overleggen van:
• een geldig document voor grensoverschrijding dat de identiteit van de vreemdeling aantoont;
• indien van toepassing, een document dat het bestaan van een geldig huwelijk aantoont;
• indien van toepassing, een document dat zowel het partnerschap als het samenwonen in het land van herkomst aantoont; en
• indien van toepassing, een document dat de familierechtelijke relatie tussen het minderjarige kind en de ouder aantoont.
Als de vreemdeling die een beroep doet op artikel 29, tweede lid, Vw of het gezinslid bij wie de vreemdeling verblijf beoogt, een of meerdere van de hierboven genoemde documenten niet kan overleggen, moet hij of het gezinslid aannemelijk maken dat het ontbreken van dit document of deze documenten niet aan hem is toe te rekenen.
Paragraaf C2/6.2.3 Vc is van toepassing.
Als de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat het ontbreken van dit document of deze documenten niet aan hem is toe te rekenen, moet de vreemdeling zijn identiteit en de gestelde familierelatie op een andere wijze aannemelijk maken.
Als de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat het ontbreken van dit document of deze documenten niet aan hem is toe te rekenen, wijst de IND de vreemdeling of het gezinslid op de mogelijkheid van DNA-onderzoek.
De IND vraagt geen eigen bijdrage van de vreemdeling voor het DNA-onderzoek als de vreemdeling een beroep doet op artikel 29, tweede lid, Vw.
Ambtshalve toets
Bij afwijzing van de eerste aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeelt de IND conform artikel 3.6a Vb ambtshalve of de vreemdeling in aanmerking komt voor verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op een van de gronden genoemd in het artikel 3.6a, eerste lid, Vb.
De IND behandelt een tweede of opvolgende aanvraag voor verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als een eerste aanvraag in de zin van artikel 3.6a Vb, indien de vorige aanvraag is afgewezen op grond van artikel 30, eerste lid, Vw en die afwijzingsgrond niet (meer) van toepassing is.
Bij de ambtshalve beoordeling of de vreemdeling in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 3.6a, eerste lid, onder a, Vb (uitzetting in strijd met artikel 8 EVRM), past de IND paragraaf B7/3.8 Vc (8 EVRM) overeenkomstig toe.
Bij de ambtshalve beoordeling of de vreemdeling in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 3.6a, eerste lid onder b, Vb, past de IND paragraaf B8/3.1 Vc onder het kopje Ambtshalve verlening in de asielprocedure toe.
De IND verleent een verblijfsvergunning regulier op grond van artikel 3.6a, eerste lid, onder c, Vb juncto artikel 3.48, tweede lid onder b, Vb ambtshalve wanneer de Minister hier op grond van zijn discretionaire bevoegdheid toe heeft besloten.
De IND beoordeelt bij afwijzing van de eerste aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 6.1e Vb ambtshalve of de vreemdeling in aanmerking komt voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw. Paragrafen A3/7 en A3/7.3 Vc in het bijzonder, zijn van overeenkomstige toepassing.
De IND laat de ambtshalve toets als bedoeld in artikel 3.6a Vb en 6.1e Vb achterwege, wanneer de IND aan de vreemdeling gelijk met de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd een zwaar inreisverbod (artikel 66a, lid 7, Vw) oplegt.
Beoordeling van opvolgende aanvragen tot een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd
Als de vreemdeling in het kader van zijn opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd feiten en omstandigheden inbrengt die dateren van voor de eerdere afwijzende beschikking, beoordeelt de IND of de vreemdeling deze feiten en omstandigheden in het kader van een eerdere aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had kunnen inbrengen. De IND hanteert daarbij als uitgangspunt dat de vreemdeling alle bij hem bekende informatie en documenten in het kader van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aan de IND moet overleggen. Als de vreemdeling in het kader van zijn opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd feiten en omstandigheden inbrengt die dateren van voor de eerdere afwijzende beschikking, moet de vreemdeling aannemelijk maken dat hij deze feiten en omstandigheden redelijkerwijs niet eerder had kunnen inbrengen.
Gegevensdragers die feiten en omstandigheden onderbouwen die de vreemdeling in het kader van een eerdere aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft ingebracht, kunnen nieuwe feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 Awb vormen.
Als de vreemdeling in het kader van een opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd voor het eerst door de IND gehoord wordt, concludeert de IND in geen geval dat de vreemdeling de door hem ingebrachte feiten en omstandigheden eerder had moeten inbrengen.
Als de IND de eerdere aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft afgewezen op grond van artikel 30 Vw, merkt de IND de feiten en omstandigheden die de vreemdeling in het kader van een opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd inbrengt, uitsluitend aan als nieuwe feiten en omstandigheden zoals bedoeld in artikel 4:6 Awb, als deze feiten en omstandigheden betrekking hebben op de afwijzingsgrond in de eerdere procedure.
Als de IND de eerdere aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft afgewezen op grond van artikel 30 lid 1, aanhef en onder b, Vw vanwege de omstandigheid dat aan de vreemdeling een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor slachtoffers en getuige-aangevers van mensenhandel is verleend, wijst de IND de opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet af op grond van artikel 4:6 Awb.
Als de IND de eerdere aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft afgewezen op grond van de ongeloofwaardigheid van de verklaringen van de vreemdeling, moeten de feiten en omstandigheden die de vreemdeling in het kader van een opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd inbrengt, de ongeloofwaardigheid van de verklaringen wegnemen om te worden aangemerkt als nieuwe feiten en omstandigheden zoals bedoeld in artikel 4:6 Awb.
Als de IND een eerdere aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft afgewezen op grond van artikel 31 lid 2, aanhef en onder i Vw is artikel 31a Vw van toepassing.
De IND wijst een opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet af op grond van artikel 4:6 Awb als sprake is van bijzondere, op de individuele zaak betrekking hebbende feiten en omstandigheden.
Bijzondere, op de individuele zaak betrekking hebbende feiten en omstandigheden zijn in ieder geval:
• feiten en omstandigheden die leiden tot de conclusie dat de vreemdeling een verdragsvluchteling is; of
• feiten en omstandigheden die leiden tot de conclusie dat de vreemdeling een risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM.
Als een vreemdeling tijdens een tweede of opvolgende asielaanvraag aangeeft dat hij homoseksueel is, en deze informatie acht de IND geloofwaardig, werpt de IND de vreemdeling niet tegen dat hij niet tijdens een voorgaande procedure gewag heeft gemaakt van zijn homoseksuele geaardheid.
De IND beschouwt een verzoek om heroverweging als een onvolledige aanvraag als bedoeld in artikel 4:5 Awb.
Hervestigingscriteria
Bij de toetsing of een vreemdeling voor hervestiging in aanmerking komt maakt de IND een beoordeling op grond van een weging van de volgende factoren:
• de internationale beschermingsgronden, zoals omschreven onder paragraaf C2/3.2 Vc;
• de individueel gemotiveerde voordracht van UNHCR; en
• het asielbeleid ten aanzien van het land van herkomst van de vreemdeling.
De uitsluitingsgronden en contra-indicaties die van toepassing zijn op de internationale beschermingsgronden zijn eveneens van toepassing in het geval een vreemdeling in het kader van hervestiging naar Nederland wil komen.
D
Paragraaf C2/8 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Met het intrekken of niet-verlengen van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van de vreemdeling op grond van artikel 32, beoordeelt de IND de situatie zoals die zou zijn geweest als de juiste gegevens op het moment van aanvraag tot een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd bekend zouden zijn geweest.
Als de IND vaststelt dat een houder van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd onjuiste gegevens heeft verstrekt of dat over hem door een ander onjuiste gegevens zijn verstrekt, beoordeelt de IND of de vreemdeling op grond van alle beschikbare en geloofwaardige gegevens op grond van artikel 29, eerste en tweede lid, Vw in het bezit moet blijven van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Als de IND een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd intrekt op grond van artikel 32, eerste lid, onder a Vw, wordt de verblijfsvergunning ingetrokken met terugwerkende kracht tot aan de ingangsdatum van de verblijfsvergunning.
Ambtshalve toets
Als de IND de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd intrekt of de aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur ervan afwijst, beoordeelt de IND op grond van artikel 3.6a Vb ambtshalve, of de vreemdeling in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd (zie verder paragraaf C1/3 Vc onder het kopje ambtshalve toets).
Als de IND ambtshalve geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleent, beoordeelt de IND op grond van artikel 6.1e Vb ambtshalve, of de vreemdeling in aanmerking komt voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw (zie verder paragraaf C1/3 Vc onder het kopje ambtshalve toets), met dien verstande dat in dat geval de ambtshalve beoordeling uitsluitend plaatsvindt indien de vreemdeling de voor die beoordeling relevante medische gegevens en overige bescheiden heeft overgelegd.
Het gestelde in paragraaf C2/6.2.8 Vc is van toepassing.
De IND brengt geen voornemen uit tot intrekking of weigering van verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van de vaststelling dat artikel 1F Vluchtelingenverdrag juncto artikel 31, tweede lid, onder k Vw van toepassing is, voordat de vreemdeling in de gelegenheid is gesteld tijdens een gehoor op deze vaststelling te reageren. Dit gehoor wordt uitgevoerd door een ambtenaar van de IND, die gespecialiseerd is in de materie van artikel 1F Vluchtelingenverdrag.
Ambtshalve toets
Paragraaf C2/8.1 onder het kopje ambtshalve toets is van overeenkomstige toepassing.
Algemeen
Als de IND een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd intrekt op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder b Vw, wordt de verblijfsvergunning ingetrokken met terugwerkende kracht tot aan de pleegdatum van het misdrijf.
Verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vw
In C2/6.2.7 Vc is uitgewerkt wanneer sprake is van een bijzonder ernstig misdrijf zoals bedoeld in artikel 3.105c, tweede lid, onder b, Vb. In aanvulling op het vorenstaande is ook sprake van een bijzonder ernstig misdrijf als het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte van de straffen of maatregelen in totaal de norm genoemd in de glijdende schaal van artikel 3.86 Vb is en het totaal van de straffen of maatregelen ten minste 24 maanden bedraagt.
Een omstandigheid die tot de conclusie kan leiden dat de hiervoor bedoelde vreemdeling geen gevaar vormt voor de gemeenschap, is een aanzienlijk tijdsverloop sinds het uitzitten van de straf zonder dat recidive heeft plaatsgevonden.
De vreemdeling van wie de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vw, is ingetrokken of geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet is verlengd op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder b Vw, wordt Nederland niet uitgezet, indien de vreemdeling in zijn land nog steeds een risico loopt op vervolging of schending van artikel 3 EVRM.
Verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw
Internationale instrumenten zoals bedoeld in artikel 3.105f, tweede lid onder a Vb zijn onder andere:
• het Handvest van het Internationaal Militair Tribunaal van 8 augustus 1945 (Neurenberg-Handvest);
• Het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof van 17 juli 1998.
In C2/6.2.7 Vc is uitgewerkt wanneer sprake is van een ernstig misdrijf zoals bedoeld in artikel 3.105f, tweede lid onder b, Vb. In aanvulling op het vorenstaande is ook is sprake van een ernstig misdrijf als het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte van de straffen of maatregelen in totaal de norm genoemd in de glijdende schaal van artikel 3.86 Vb is en het totaal van de straffen of maatregelen ten minste 18 maanden bedraagt.
De vreemdeling van wie de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw, is ingetrokken of geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet is verlengd op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder b Vw, wordt Nederland niet uitgezet, indien de vreemdeling in zijn land nog steeds een risico loopt op schending van artikel 3 EVRM.
Verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend op grond van artikel 29, tweede lid, Vw
Artikel 3.86 Vb en paragraaf B1/4.4 Vc zijn van toepassing.
De IND trekt de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend op grond van artikel 29, tweede lid Vw niet in op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder b Vw als:
• de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op aanvraag is verleend; en
• de IND concludeert dat hij in zijn land een risico loopt op vervolging; en
• de vreemdeling niet is veroordeeld voor een ‘bijzonder ernstig misdrijf’ en geen ‘gevaar vormt voor de gemeenschap’. Paragraaf C2/6.2.7 is van toepassing.
De IND trekt de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend op grond van artikel 29, tweede lid, Vw niet in op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder b Vw als:
• de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op aanvraag is verleend; en
• de IND concludeert dat hij in zijn land een risico loopt op schending van artikel 3 EVRM; en
• de vreemdeling niet is veroordeeld voor een ‘ernstig misdrijf’ en geen ‘gevaar vormt voor de gemeenschap’. Paragraaf C2/6.2.7 is van toepassing.
In afwijking van vorenstaande trekt de IND de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend op grond van artikel 29, tweede lid, Vw wel in op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder b Vw, als de verblijfsvergunning op grond van artikel 28, eerste lid, onder d Vw, ambtshalve is verleend. Als de vreemdeling meent dat hij in zijn land van herkomst een risico loopt op vervolging of een risico loopt op schending van artikel 3 EVRM, dan kan hij daartoe een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd indienen.
De IND past bovenstaande beleidsregels overeenkomstig toe in het geval de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend op grond van artikel 29, eerste lid onder c of d Vw zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het herschikken van de gronden voor asielverlening.
Gevaar voor de nationale veiligheid
Paragraaf B1/4.4 Vc (‘nationale veiligheid’) is van overeenkomstige toepassing.
Ambtshalve toets
Paragraaf C2/8.1 onder het kopje ambtshalve toets is van overeenkomstige toepassing.
Algemeen
Als de IND vaststelt dat de grond voor verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is komen te vervallen en de wijziging van de omstandigheden ingevolge artikel 3.37e VV een voldoende ingrijpend en niet voorbijgaand karakter hebben onderzoekt de IND in ieder geval:
• of op het moment van verlening van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ook één of meerdere andere grond(en) voor verlening als bedoeld in artikel 29, eerste of tweede lid Vw van toepassing waren;
• of de vreemdeling op het moment van het beoordelen van de intrekking van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste of tweede lid Vw (tenzij de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 28, eerste lid onder d Vw ambtshalve is verleend);
• of de vreemdeling dwingende redenen, voortvloeiende uit vroegere vervolging of daden als bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, Vw kan aanvoeren om te weigeren terug te keren naar zijn land van herkomst; en,
• of sprake is van een situatie als bedoeld in artikel III (overgangsrecht) van de wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het herschikken van de gronden voor asielverlening.
Als tenminste één van deze omstandigheden zich voordoet, trekt de IND de verblijfsvergunning niet in.
Als de IND een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd intrekt op grond van artikel 32, eerste lid, onder c Vw, wordt de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingetrokken met terugwerkende kracht tot aan het moment dat de grond voor verlening is komen te vervallen.
Ambtshalve toets
Paragraaf C2/8.1 onder het kopje ambtshalve toets is van overeenkomstige toepassing.
Dwingende redenen
Ingevolge artikel 3.37e VV komt de vreemdeling in aanmerking voor dit beleid indien hij voldoet aan beide hieronder genoemde voorwaarden:
a. de vreemdeling is slachtoffer geweest van wandaden die (mede) hebben geleid tot het verlenen van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd; en,
b. de psychologische problematiek van de vreemdeling als gevolg van de wandaden en de positie waarin hij na terugkeer kan komen te verkeren staan aan terugkeer in de weg.
Ad a.
De IND beschouwt de volgende daden als zodanig:
• verkrachting, ernstige mishandeling of foltering van de vreemdeling; en,
• getuige van de gewelddadige dood, verkrachting, ernstige mishandeling of foltering van naaste familieleden.
Ad b.
De IND neemt aan dat de vreemdeling die geconfronteerd is met een dergelijke wandaad zich in een positie bevindt dat hij niet terug kan keren naar zijn land van herkomst als de daders van de wandaad ongestraft blijven in het land van herkomst. De IND beoordeelt hiertoe naar de huidige situatie of daders van de wandaad in het algemeen worden bestraft in het land van herkomst.
Wijziging in de algemene situatie in het land van herkomst
De IND geeft in het landgebonden asielbeleid aan of een wijziging in de algemene situatie in (een deel van) een bepaald land een voldoende ingrijpend en niet-voorbijgaand karakter heeft zoals bedoeld in artikel 3.37e VV.
Vrijwillige terugkeer naar het land van herkomst
Het enkele feit dat een vreemdeling die in het bezit is van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, Vw vrijwillig is teruggekeerd naar het land van herkomst is niet voldoende voor de IND om de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in te trekken of niet te verlengen.
Als de IND vaststelt dat een vreemdeling die in het bezit is van een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, Vw uit vrije wil is teruggekeerd naar zijn land van herkomst, nodigt de IND de vreemdeling uit om tijdens een gehoor uitleg te geven over de reden, bestemming, duur en verloop van zijn reis. Het is aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat hij ondanks zijn terugkeer naar het land van herkomst nog steeds in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel.
Verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vw
De IND trekt de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a Vw, in onder toepassing van artikel 1C Vluchtelingenverdrag, indien een vreemdeling een paspoort van zijn land van herkomst aanvraagt en verkrijgt.
De IND trekt de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a Vw, niet in, indien de vreemdeling met bewijsmiddelen onderbouwt dat artikel 1C Vluchtelingenverdrag niet van toepassing is.
Verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder a, b of c, Vw
De IND trekt de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, verleend op grond van artikel 29, tweede lid, Vw in op grond van artikel 32, eerste lid, onder e Vw juncto artikel 3.106 Vb als de huwelijks- of gezinsband is verbroken.
De IND neemt aan dat de huwelijks- of gezinsband is verbroken in de situaties als opgesomd in B7/3.1 en B7/3.2.1.
Verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c, Vw zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het herschikken van de gronden voor asielverlening
De IND concludeert niet dat de grond voor verlening is komen te vervallen alleen vanwege het feit dat de daders van de als traumatiserend aangemerkte gebeurtenis die aan de verlening van de verblijfsgunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c, Vw zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het herschikken van de gronden voor asielverlening ten grondslag lag, zijn bestraft.
Als de IND constateert dat in het land van herkomst een doeltreffend systeem voor opsporing, vervolging en bestraffing van daders van als traumatiserend aangemerkte gebeurtenissen aanwezig is, kan dit aanleiding geven voor de conclusie dat de grond voor verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c Vw, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het herschikken van de gronden voor asielverlening is komen te vervallen.
Verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, Vw, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het herschikken van de gronden voor asielverlening
Als de IND een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleent op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d Vw zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het herschikken van de gronden voor asielverlening intrekt op grond van artikel 32, eerste lid, onder c Vw, wordt de verblijfsvergunning ingetrokken met terugwerkende kracht tot aan de ingangsdatum van het wijzigingsbesluit waarmee het categoriaal beschermingsbeleid is beëindigd.
De definitie van de intrekkingsgrond zoals bedoeld in artikel 32, eerste lid, onder d, Vw is uitgewerkt in paragraaf B1/6.2.1 Vc.
De intrekkingsgrond bedoeld in artikel 32, eerste lid, onder d, Vw wordt niet toegepast op de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, Vw.
De IND trekt de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder b, Vw, als de vreemdeling op het moment van het beoordelen van de intrekking van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in zijn land een risico loopt op vervolging of schending van artikel 3 EVRM.
Als de IND een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd intrekt op grond van artikel 32, eerste lid, onder d, Vw, wordt de verblijfsvergunning ingetrokken met terugwerkende kracht tot aan de datum waarop de verplaatsing van het hoofdverblijf uit Nederland kon worden vastgesteld.
E
De bijlage onder hoofdstuk C Vreemdelingencirculaire 2000 vervalt.
F
Het model M35-H Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden als aangegeven in bijlage 1.
G
Het model M35-I Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden als aangegeven in bijlage 2.
H
Het model M35-J Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden als aangegeven in bijlage 3.
Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 20 maart 2014
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze: de Directeur-generaal Vreemdelingenzaken, L. Mulder.
Op 22 februari 2011 heeft de toenmalige Minister voor Immigratie en Asiel in een brief aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, vergaderjaar 2010–2011, 19 637, nr. 1400) maatregelen aangekondigd om de toelatingsprocedures te stroomlijnen. Deze maatregelen zijn nader uitwerkt in de brief aan de Tweede Kamer van 22 mei 2012 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 19 637, nr. 1532). De belangrijkste maatregelen zijn:
• herschikking asielgronden
• aanpassingen in de eerste asielprocedure
• aanpassingen in de eerste humanitaire reguliere procedure
• aanpassingen in vervolgprocedures (asiel en regulier)
• versnellen van de doorlooptijden
• leges bij vervanging verblijfsdocument asiel
Op 12 april 2013 heeft de Staatsecretaris voor Veiligheid en Justitie in een brief aan de de Tweede Kamer (Kamerstukken II, vergaderjaar 2012–2013, 19 637, nr. 1654) aangekondigd dat genoemde maatregelen niet als één pakket ingevoerd zullen worden. De maatregelen die betrekking hebben op de asielprocedure zijn per 1 januari 2014 ingevoerd (WBV 2013/24 en WBV 2014/26). De resterende maatregel die betrekking heeft op de asielprocedure wordt nu ingevoerd.
Deze aangekondigde maatregelen hebben geleid tot aanpassingen van de Vreemdelingenwet, het Vreemdelingenbesluit en het Voorschrift Vreemdelingen. Met deze wijziging van de Vreemdelingencirculaire worden de aanpassingen in de hogere regelgeving verder uitgewerkt in beleidsregels.
Deze paragrafen bevatten beleidsregels over de beoordeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en de verlenging en intrekking van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en de parallelle toets aan artikel 64 Vw. Artikel 3.6a Vb en artikel 6.1e Vb maken het mogelijk om bij afwijzing van de eerste aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en bij de intrekking of afwijzing van de verlenging van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, ambtshalve te beoordelen of de vreemdeling in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 8 EVRM, de verblijfsregeling mensenhandel of op grond van schrijnendheid (tijdelijk humanitair), of voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw.
Ook zijn onder C beleidsregels opgenomen met betrekking tot hervestigingszaken. Verwezen wordt naar de brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 7 februari 2012 (Kamerstuk, vergaderjaar 2011–2012, 19 637, nr 1493).
Verder zijn in deze paragraaf enkele redactionele wijzigingen aangebracht (zie ook toelichting onder B).
In deze paragraaf zijn de beleidsregels ten aanzien van de verlengde asielprocedure in Aanmeldcentrum Schiphol geschrapt vanwege de wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 24 februari 2014, nummer 468893, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (honderdenvierentwintigste wijziging)). Met deze wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen is de algehele uitzondering van de rust- en voor-bereidingstermijn bij aanvragen die worden behandeld in Aanmeldcentrum Schiphol komen te vervallen. Hiermee wordt de uitvoeringspraktijk sinds 1 januari 2013 geformaliseerd, namelijk dat asielzoekers die een aanvraag indienen op Aanmeldcentrum Schiphol, een rust- en voorbereidingstermijn wordt gegund.
Nu ook asielzoekers van wie de aanvraag in Aanmeldcentrum Schiphol wordt behandeld, een rust- en voorbereidingstermijn wordt gegund, wordt in beginsel een nader gehoor afgenomen tijdens de Algemene Asielprocedure in Aanmeldcentrum Schiphol conform artikel 3.113 tweede lid Vb, waarbij op grond van artikel 3.113 vijfde lid Vb hiervan kan worden afgeweken.
In deze paragraaf is tevens een redactionele wijziging aangebracht. Er is een passage geschrapt die abusievelijk was opgenomen in paragraaf C1/2.4 Vc. De betreffende passage is in iets gewijzigde vorm ondergebracht in paragraaf C1/3 Vc onder het kopje Verstrekken onjuiste gegevens/fraude. Met deze herstelactie is uitdrukkelijk geen beleidswijziging beoogd.
In de Nota van Toelichting bij het Besluit modern migratiebeleid (Stb. 2010, 307, blz. 183) is het volgende vermeld: ‘In artikel 3.99 is niet langer voorgeschreven dat de aanvraagformulieren worden opgenomen in het Voorschrift Vreemdelingen 2000. De Minister van Justitie kan als beslissingsbevoegd bestuursorgaan op grond van de Algemene wet bestuursrecht formulieren vaststellen voor het indienen van aanvragen en het verstrekken van gegevens (artikel 4:4 Awb). Die zijn door de minister (IND) vastgesteld in de Vreemdelingencirculaire 2000. Ook het model van de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning asiel (artikel 3.108) wordt niet langer bij ministeriële regeling voorgeschreven.’
Met de 123e wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 zijn de artikelen 3.38, 3.39 en 3.40 VV daarom komen te vervallen. Als gevolg van het vervallen van genoemde artikelen zijn ook de bijlagen 13i, 13j en 13k komen te vervallen. De volgende formulieren worden met deze WBV formeel vastgesteld in de Vreemdelingencirculaire 2000:
• de aanvraag voor het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd;
• de aanvraag voor het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd, voor de aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd of voor een EU-verblijfsvergunning langdurig ingezetenen;
• de verklaring om een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd tevens geldig te verklaren voor een (de) hier te lande geboren kind(eren).
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze: de Directeur-generaal Vreemdelingenzaken, L. Mulder.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2014-9044.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.