TOELICHTING
I. ALGEMEEN
1. Aanleiding
In het jaar 2000 kwam de Remigratiewet tot stand. De uitgangspunten en doelstelling
van de wet bleven gelijk aan die van de remigratieregelingen uit 1985 namelijk het
bieden van voorzieningen aan personen van de doelgroep, die niet zelf hun wens tot
remigratie kunnen realiseren.
Bij de begrotingsbehandeling op 4 december 2008 heeft de Tweede Kamer de motie Van
Toorenburg1 aangenomen. In de motie is verzocht de Remigratiewet te heroverwegen en de op deze
wet gebaseerde regelgeving tegen het licht te houden met name in verband met de leeftijdsvoorwaarde,
de landen en de termijnen.
Op 13 november 2009 werd de voornoemde motie over de Remigratiewet in relatie gebracht
met de investering in de inburgering en integratie alsook met het behoud van capaciteit
voor de arbeidsmarkt.
Aan de Tweede Kamer werd per brief de visie op remigratie in het licht van inburgering
en integratie uiteengezet en werden voorstellen gedaan tot aanpassing van de Remigratiewet
en lagere regelgeving.2
Voorts is bij de begrotingsbehandeling in december 2010 de motie Dibi3 aangenomen waarin werd verzocht de doelgroep van de wet te beperken tot de eerste
generatie migranten.
Tegen de achtergrond van de gewijzigde maatschappelijke context, de moties van de
Tweede Kamer en de visie op inburgering en remigratie zijn de Remigratiewet en de
onderliggende regelgeving herzien en vereenvoudigd.
Op 9 juli 2013 is het voorstel tot wijziging van de Remigratiewet (heroverweging)
door de Eerste Kamer aangenomen. De inwerkingtreding van de wetswijziging is voorzien
op 1 juli 2014.
Deze regeling vervangt de Regeling aanwijzing vreemdelingen wegens verblijf voor een
tijdelijk doel, de Regeling vaststelling bedragen Remigratiewet en de Regeling uitvoering
en informatieverstrekking Sociale verzekeringsbank. Dit heeft geleid tot een actuele,
transparante regeling waarbij alle overbodige bepalingen geschrapt zijn.
2. Inhoud
In deze regeling worden de formulieren beschreven die moeten worden verstrekt aan
de Sociale verzekeringsbank door personen met de Nederlandse nationaliteit die niet
beschikken over de nationaliteit van het bestemmingsland waarnaar ze wensen te remigreren
of al zijn geremigreerd.
Daarnaast worden de categorieën van vreemdelingen aangewezen die op basis van de Vreemdelingenwet
2000 en het Vreemdelingenbesluit 2000 een tijdelijk verblijfsdoel hebben.
Voorts wordt in de artikelen 5 en 6 van deze regeling verwezen naar de bijlagen 1,
2 en 3, tot berekening van de bedragen van de remigratie-uitkering en kosten van de
zelf af te sluiten verzekering tegen ziektekosten in het bestemmingsland.
Ook zijn de regels met betrekking tot de uitvoering van de Remigratiewet en de informatieverstrekking
door de Sociale verzekeringsbank vastgesteld.
Tenslotte bevat deze regeling een aantal overgangs- en slotbepalingen.
2.1. Vreemdelingen met een tijdelijk verblijfsdoel
Volgens artikel 2b, eerste lid, onderdeel h, van de Remigratiewet, kunnen enkel vreemdelingen
remigratievoorzieningen aanvragen, indien zij onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag
ten minste acht jaren ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland hebben gehad
als bedoeld in artikel 8, onderdelen a, b, d, e, dan wel l van de Vreemdelingenwet
2000, anders dan voor een verblijf voor een tijdelijk doel en aan de andere voorwaarden
van dat artikel voldoen. De categorieën van vreemdelingen, bedoeld in artikel 4 van
deze regeling kunnen dus geen aanvraag indienen voor remigratievoorzieningen.
2.2. Hoogte van de remigratievoorzieningen
Aan de Tweede Kamer is naar aanleiding van de motie Van Toorenburg4 toegezegd dat remigratie-uitkeringen bij de heroverweging van de Remigratiewet zullen
worden bezien op mogelijke actualisering. Dit om de uitkeringsbedragen van de oudste
remigratiebestemmingen beter aan te laten sluiten op de bestaanskosten in deze landen.
Indien dit budgettair haalbaar is zal de herziening mogelijk op 1 januari 2016 plaatsvinden.
Categorie
|
Bedrag
|
Loonbelasting
|
A
|
Laag
|
Woonlandheffing1
|
B
|
Midden
|
Woonlandheffing
|
C
|
Hoog
|
Woonlandheffing
|
D
|
Laag
|
Bronlandheffing2
|
E
|
Midden
|
Bronlandheffing
|
F
|
Hoog
|
Bronlandheffing
|
X Noot
1Op basis van belastingverdragen met het bestemmingsland betaalt de remigrant de belasting
over zijn remigratievoorzieningen in het land waar hij woont.
X Noot
2Op basis van belastingverdragen met het bestemmingsland betaalt de remigrant de belasting
over zijn remigratievoorzieningen in Nederland (het land waaruit de inkomsten afkomstig
zijn).
Om het beoogde netto bedrag in enkele landen te realiseren, zijn er op deze categorieën
enkele uitzonderingen gemaakt (G, H, I, J, K en L) vanwege de hoogte van de woonlandfactor
voor de Zorgverzekeringswet.
In bijlage 1 bij deze regeling zijn de landen in categorieën verdeeld overeenkomstig
de levensstandaard in die landen. Naar deze landen zijn remigranten in het verleden
geremigreerd. Indien in de toekomst remigranten, met name asielgerechtigden, wensen
te remigreren naar een land dat nog niet voorkomt in de lijst, zal dat land alsnog
worden ingedeeld in een categorie. Bijlage 1 kent aan ieder bestemmingsland een categorie
toe.
Op basis van de categorieën die in bijlage 1 bij deze regeling zijn opgenomen, worden
in bijlage 2 bij deze regeling de bruto bedragen, vastgesteld voor de remigratie-uitkering
overeenkomstig de gegeven categorieën. De bruto bedragen voor de tegemoetkoming in
de kosten van de zelf af te sluiten verzekering tegen ziektekosten in het bestemmingsland,
genoemd in bijlage 3 bij deze regeling, worden ook gebaseerd op de categorieën die
in bijlage 1 bij deze regeling zijn opgenomen.
Uitgangspunt bij de vaststelling van de bruto remigratie-uitkeringen zijn de netto
vastgestelde periodieke remigratie-uitkeringen die afhankelijk zijn van de leefsituatie
en van het bestemmingsland. In de leefsituatie is het volgende onderscheid gemaakt:
alleenstaand, een-ouder met kind(eren) en samenwonend met of zonder kinderen. Op basis
van bovenstaand onderscheid wordt een laag/midden/hoog bedrag voor de netto remigratie-uitkering
vastgesteld al naargelang de verwachte bestaanskosten in het bestemmingsland. De remigratie-uitkering
wordt in bruto bedragen vastgesteld. In het bruteringsysteem wordt onder andere rekening
gehouden met het al dan niet van toepassing zijn van een regime van bronlandheffing
en het al dan niet verdragsgerechtigd verzekerd zijn voor de Zorgverzekeringswet,
voorts wordt ten aanzien van remigranten die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt
rekening gehouden met de ouderenkorting en bij alleenstanden met de alleenstaande
ouderkorting. Als gevolg hiervan worden voor remigranten die de AOW-gerechtigde leeftijd
hebben bereikt andere bruto bedragen vastgesteld dan voor remigranten die deze leeftijd
nog niet hebben bereikt.
Bij wijzigingen in de inhoudingen, worden de bruto bedragen aangepast, zodanig dat
de netto bedragen die de remigranten daadwerkelijk ontvangen ongewijzigd blijven.
In het geval er sprake is van samenloop van een remigratie-uitkering met een andere
uitkering, wordt het bedrag van de bruto remigratie-uitkering verminderd met het bedrag
van de bruto samenlopende uitkering.
In bijlage 2 wordt onderscheid gemaakt naar datum van vertrek. Degenen die vóór het
jaar 2000 remigreerden vertrokken met andere verwachtingen ten aanzien van de remigratie-uitkering
dan degenen die ná het jaar 2000 remigreerden. Aan de eerstgenoemde groep zijn andere
voorzieningen toegezegd. De remigratie-uitkeringen van remigranten die vertrokken
zijn vóór 1 april 2000 kennen geen indexering van de uitkering, zoals die bij de totstandkoming
van de Remigratiewet in april 2000 is ingevoerd.
Deze remigranten hebben ook geen recht op een tegemoetkoming in de ziektekosten. Voordat
de Remigratiewet in werking trad in 2000 werd er geen rekening gehouden met de ziektekosten
in het land waarnaar men migreert. Sinds de inwerkingtreding van de Remigratiewet
in 2000 wordt er gekeken of men in het land waarnaar men migreert nog apart een zorgverzekering
moet afsluiten, of dat men verdragsgerechtigd verzekerd is voor de Zorgverzekeringswet
in Nederland.
De bruto bedragen van de tegemoetkoming in de kosten voor het zelf afsluiten van een
verzekeringsovereenkomst tegen ziektekosten in het bestemmingsland zijn vastgesteld
in bijlage 3 bij deze regeling.
De tabel in bijlage 3 is volgens dezelfde systematiek opgesteld als de tabel in bijlage
2. Ook hier wordt uitgegaan van drie leefsituaties (alleenstaand, ouder met kind(eren)
en samenwonend met of zonder kinderen) en wordt rekening gehouden met het al dan niet
van toepassing zijn van een regime van bronlandheffing.
De categorieën bestemmingslanden corresponderen met die in bijlage 1.
2.3. Uitvoering en informatieverstrekking Sociale verzekeringsbank
In hoofdstuk IIIa van de Remigratiewet zijn de uitvoeringstaken op het terrein van
het remigratiebeleid bij de Sociale verzekeringsbank neergelegd.
Op grond van artikel 8a, eerste lid, van de Remigratiewet is de Sociale verzekeringsbank
belast met de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de wet en de daarop berustende
bepalingen, voor zover de uitvoering daarvan niet bij of krachtens die wet aan de
minister is opgedragen. In het tweede lid van dat artikel is bepaald dat de minister
regels kan stellen over bedoelde uitvoering door de Sociale verzekeringsbank. In de
onderhavige regeling zijn deze regels gesteld in de artikelen 7 en 8.
Voorts dient de Sociale verzekeringbank, op grond van artikel 8h, eerste lid, van
de Remigratiewet, desgevraagd aan de minister kosteloos de inlichtingen te verstrekken
die de minister nodig acht voor de uitoefening van zijn taak in verband met deze wet.
Op grond van artikel 8h, tweede lid, van de Remigratiewet worden bij ministeriële
regeling regels gesteld omtrent inlichtingen, gegevens en bescheiden en omtrent de
verstrekking daarvan. Hier wordt uitvoering aan gegeven door aan te sluiten bij de
SUWI-regelgeving.
3. Administratieve lasten
Op basis van deze regeling zijn er geen extra administratieve lasten voor burgers
en evenmin bestuurlijke lasten.
4. Uitvoeringstoets Sociale verzekeringsbank
Deze regeling is voor een uitvoeringstoets voorgelegd aan de Sociale verzekeringsbank.
Naar aanleiding daarvan heeft de Sociale verzekeringsbank de volgende opmerkingen
gemaakt:
-
– Doordat de Remigratiewet wordt opgenomen in de Planning en Control cyclus onder de
Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen (SuWi) kunnen de bepalingen voor
de toelevering van periodieke gegevens vervallen en kan worden volstaan met de bepaling
dat de Sociale verzekeringsbank op verzoek van de minister aanvullend informatie zal
verstrekken. Dit is overgenomen.
-
– Imams en diplomaten verblijven tijdelijk hier en moeten als zodanig niet in aanmerking
komen voor de wet. Dit is uitgesloten door de verwijzing in de Regeling bij artikel
4 naar de bepalingen in artikel 14 van de Vreemdelingenwet.
-
– Verder is een aantal technische aanwijzingen gegeven, dat is overgenomen.
Met deze aanpassingen acht de Sociale verzekeringsbank de regeling uitvoerbaar.
II. ARTIKELSGEWIJS
Artikel 2 en 3
In artikel 2 wordt het formulier aangeduid waarmee een remigrant met de Nederlandse
nationaliteit verklaart dat hij alles in het werk zal stellen om de nationaliteit
van het bestemmingsland te verwerven.
In artikel 3 wordt aangegeven hoe de remigrant met de Nederlandse nationaliteit die
nog niet de nationaliteit van het bestemmingsland heeft verworven jaarlijks de Sociale
verzekeringsbank op de hoogte brengt van de vorderingen die gemaakt zijn met betrekking
tot het verwerven van die nationaliteit.
Artikel 4
In artikel 2b, eerste lid, van de Remigratiewet zijn voorwaarden genoemd waaraan de
remigrant moet voldoen om te kunnen remigreren met de remigratievoorzieningen. Een
van deze voorwaarden is dat de remigrant met een vreemde nationaliteit rechtmatig
verblijf moet hebben gehad als bedoeld in artikel 8, onder a, b, d, e dan wel l, van
de Vreemdelingenwet 2000, anders dan voor een verblijf voor een tijdelijk doel. Wat
onder verblijf voor een tijdelijk doel wordt verstaan, moet op grond van artikel 2b,
vijfde lid, worden uitgewerkt bij ministeriële regeling. Deze regeling strekt daartoe.
Vreemdelingen die hier verblijven voor een tijdelijk doel dienen weer naar hun herkomstland
terug te keren indien het doel op grond waarvan de vreemdeling toelating tot Nederland
heeft verkregen, niet meer aanwezig is. Gelet hierop vallen deze categorieën vreemdelingen
niet onder de werking van de Remigratiewet.
Bij de keuze voor de tijdelijke doelen op grond waarvan vreemdelingen in Nederland
verblijven is zoveel mogelijk aangesloten bij de beperkingsgronden, op grond waarvan
een vergunning tot verblijf onder beperking wordt verleend.
De gronden zijn afgeleid van artikel 2.1 van het Besluit inburgering.
Artikel 5 en 6
In artikel 5 wordt de bijlage aangewezen waarin de hoogte van de remigratie-uitkering
wordt vastgesteld en artikel 6 wijst de bijlage van de tegemoetkoming in de kosten
van het sluiten van een verzekering tegen ziektekosten in het bestemmingsland aan.
Artikel 7
In artikel 7 worden nadere regels gesteld omtrent de rechtmatige en doelmatige uitvoering
van de Remigratiewet en de daarop berustende bepalingen. Daaronder valt ingevolge
dit artikel in ieder geval het geven van beschikkingen ter uitvoering van de wet (eerste
lid, onderdeel a), het Rijk behulpzaam zijn bij het innen van de vergoedingen die
het Algemeen Werkloosheidsfonds in geval van remigratie (eerste lid, onderdeel b)
bespaart en het uitbrengen van informatie en formulieren (eerste lid, onderdeel c)
voor aanvragers.
Eerste lid, onderdeel a
Als voorbeelden van de in dit onderdeel genoemde rechtshandelingen en feitelijke handelingen
kunnen de volgende worden genoemd:
-
• het verrichten van betalingen op grond van de afgegeven beschikkingen op basis van
de Remigratiewet;
-
• het vaststellen, inhouden en afdragen van, loonheffing en bijdrage Zorgverzekeringswet,
die eventueel over de remigratievoorzieningen verschuldigd zijn;
-
• het opleggen van maatregelen of een bestuurlijke boete indien de bepalingen bij of
krachtens de Remigratiewet niet worden nageleefd, alsmede het schorsen, intrekken
en terugvorderen van remigratievoorzieningen die ten onrechte of op een te hoog bedrag
zijn uitgekeerd;
-
• het op machtiging van de rechthebbende op remigratievoorzieningen inhouden en afdragen
van de bedragen, die deze op grond van een schuldaflossingsregeling verschuldigd is
aan het Rijk;
-
• het voeren van gerechtelijke procedures op basis van een beschikking op grond van
de wet en het voeren van gerechtelijke procedures welke samenhangen met de uitvoering
van de wet;
-
• het bij ernstige vormen van fraude aangifte doen bij het Openbaar Ministerie.
Eerste lid, onderdeel b
Volgens artikel 102 van de Wet financiering sociale verzekeringen vergoedt het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen (UWV), ten laste van het Algemeen Werkloosheidsfonds, aan
het Rijk bijdragen, die vanwege het Rijk worden verleend aan uit het buitenland afkomstige
werknemers, die geen Nederlander zijn en die terugkeren naar hun land van herkomst
of emigreren naar een ander land en tot het tijdstip van vertrek een uitkering op
grond van de Werkloosheidswet ontvingen. Deze vergoedingen zijn ten hoogste gelijk
aan de bedragen die de bedoelde werknemers op grond van de Werkloosheidswet zouden
hebben kunnen ontvangen indien zij werkloos waren gebleven en niet naar hun land van
herkomst of een ander land waren vertrokken.
Jaarlijks dient de Sociale verzekeringsbank hiertoe een declaratie in bij het UWV.
Het UWV maakt dit bedrag aan het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over.
Eerste lid, onderdeel c en tweede lid
Het Nederlands Migratie Instituut (NMI) is belast met de voorlichting aan remigranten
om een vrijwillige en persoonlijke beslissing tot remigratie te ondersteunen. Dit
gebeurt via laagdrempelige spreekuren in een aantal steden, via groepsvoorlichting,
telefonisch en online via een website. Hierbij is het NMI ook behulpzaam bij het invullen
van de aanvraagformulieren van de Sociale verzekeringsbank. De behandeling van de
aanvragen van de remigratievoorzieningen wordt door de Sociale verzekeringsbank verzorgd.
Hiervoor stelt de Sociale verzekeringsbank de aanvraagformulieren op. Tevens verzorgt
de Sociale verzekeringsbank de begeleidende informatie bij deze aanvraagformulieren
en op de website. In voorkomend geval verstrekt de Sociale verzekeringsbank op verzoek
ook mondeling informatie aan individuele aanvragers. Deze taakverdeling tussen de
Sociale verzekeringsbank en het Nederlands Migratie Instituut is conform de huidige
praktijk en de uitgangspunten van de Remigratiewet voor een niet-wervend remigratiebeleid.
Om te garanderen dat de verschillende vormen van informatieverstrekking naadloos op
elkaar blijven aansluiten is er overleg en samenwerking tussen de Sociale verzekeringsbank,
het NMI en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Artikel 8
Op basis van artikel 8 dient informatie, indien de minister daarom vraagt en binnen
een door de minister gestelde termijn, te worden verstrekt. De minister kan op basis
van dit artikel andere inlichtingen, gegevens of bescheiden vragen dan hetgeen wordt
geleverd op grond van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen. Hierbij
moet met name worden gedacht aan zaken die van beleidsmatig belang zijn.
Artikel 9
Dit artikel regelt het overgangsrecht met betrekking tot de basisvoorzieningen. Voor
personen die een geldige aanvraag tot het verkrijgen van basisvoorzieningen hebben
ingediend voor de inwerkingtreding van deze regeling of deze reeds hebben ontvangen,
blijven de desbetreffende artikelen van de Regeling vaststelling bedragen Remigratiewet,
zoals die luidden op het tijdstip voor de inwerkingtreding van deze regeling, van
toepassing.
Artikel 10
Bij het inwerking treden van de wet, het besluit en deze ministeriële regeling zullen
een aantal oude ministeriële regelingen komen te vervallen. Het is namelijk niet langer
noodzakelijk dat al deze op zichzelf staande ministeriële regelingen blijven bestaan,
aangezien zij vervangen worden de nieuwe bepalingen die in werking treden.
Artikel 11
Deze regeling, alsmede het Remigratiebesluit zullen op hetzelfde tijdstip inwerking
treden als de Wijziging van de Remigratiewet (heroverweging Remigratiewet) (Stb. 2013, 331.). Dit tijdstip is voorzien per 1 juli 2014.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher.