De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
Gelet op de artikelen 1.5, 1.6, 2.8, onderdeel b, en 2.10, eerste lid, van de Wet
luchtvaart, artikel 33 van de Algemene Wet erkenning EG-beroepskwalificaties en de
artikelen 5, 8, eerste lid, 9, 10, tweede lid, 12, 13, eerste lid, 14, derde en vierde
lid, 15, tweede en derde lid, 16, 24a, tweede lid, 24c, eerste en tweede lid, 28,
eerste lid, 30, tweede lid, 31, vierde lid, 32, 33, en 34, tweede lid, van het Besluit
bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling certificering opleidingsinstellingen en goedkeuring opleidingenplannen
luchtverkeersdienstverlening en luchtvaartterreininformatieverstrekking wordt als
volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het onderdeel ‘gecertificeerde opleidingsinstelling’ wordt ‘op het gebied van
het verlenen van luchtverkeersdiensten’ vervangen door: tot vluchtinformatieverstrekker.
2. In het onderdeel ‘initiële training’wordt ‘een functie als bedoeld in artikel 17
van het besluit’ vervangen door: vluchtinformatieverstrekker of luchthaveninformatieverstrekker.
3. In het onderdeel ‘unit training’ wordt ‘een functie als bedoeld in artikel 17, onderdelen
a, c en d, van het besluit’ vervangen door: vluchtinformatieverstrekker of luchthaveninformatieverstrekker.
4. Het onderdeel ‘Minister’ komt te luiden:
- minister:
-
Minister van Infrastructuur en Milieu;.
5. Het onderdeel ‘richtlijn’ vervalt.
6. Het tweede lid en de aanduiding ‘1.’ voor de tekst vervallen.
B
Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1a
Deze regeling berust tevens op artikel 1.5 van de Wet luchtvaart.
C
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan de aanhef wordt na ‘opleidingen’ toegevoegd: voor vluchtinformatieverstrekker
of luchthaveninformatieverstrekker.
2. In de onderdelen a en b vervalt ‘luchtverkeersdienstverlening’.
3. Onder vervanging van de puntkomma door een punt aan het slot van onderdeel g vervallen
de onderdelen h en i.
D
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
-
1. De minister certificeert op aanvraag een opleidingsinstelling voor de opleiding tot
vluchtinformatieverstrekker die een opleiding als bedoeld in artikel 2, onderdelen
a tot en met f, aanbiedt indien de aanvrager:
-
a. haar hoofdzetel of maatschappelijke zetel in Nederland heeft, en
-
b. met betrekking tot de trainingen voldoet aan overeenkomstige eisen zoals gesteld in
bijlage II bij verordening (EU) nr. 805/2011.
2. In het tweede lid wordt ‘Minister’ vervangen door: minister.
E
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en derde lid wordt ‘Minister’ vervangen door: minister.
2. In het tweede lid, onderdeel c, wordt ‘luchtvaartterrein’ vervangen door: luchthaven.
F
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘Minister’ vervangen door: minister.
2. Het derde lid komt te luiden:
G
In artikel 6 wordt ‘Minister’ telkens vervangen door: minister.
H
In artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘Minister’ vervangen door ‘minister’ en vervalt ‘h en i’.
2. In het tweede lid, onderdeel a, vervalt ‘luchtverkeersleider,’.
3. In het tweede lid, onderdeel b, wordt ‘luchtvaartterreininformatieverstrekker’ vervangen
door: luchthaveninformatieverstrekker.
4. Het tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:
5. Het tweede lid, onderdelen d en e, vervallen.
I
Artikel 8, derde lid, komt te luiden:
J
In artikel 10, eerste lid, wordt ‘Minister’ vervangen door ‘minister’.
ARTIKEL II
De Regeling examens en opleidingenplannen luchtverkeersdienstverlening en luchtvaartterreininformatieverstrekking
wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het onderdeel ‘initiële training’wordt ‘een functie als bedoeld in artikel 17
van het besluit’ vervangen door: vluchtinformatieverstrekker of luchthaveninformatieverstrekker.
2. In het onderdeel ‘unit training’ wordt ‘een functie als bedoeld in artikel 17, onderdelen
a, c en d, van het besluit’ vervangen door: vluchtinformatieverstrekker of luchthaveninformatieverstrekker.
3. Het onderdeel ‘Minister’ komt te luiden:
- minister:
-
Minister van Infrastructuur en Milieu;.
B
Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1a
Deze regeling berust tevens op artikel 1.5 van de Wet luchtvaart.
C
Artikel 2 komt te luiden:
Artikel 2
-
1. Een examen wordt verzorgd door een hiertoe door de minister gecertificeerde opleidingsinstelling
die verantwoordelijk is voor:
-
a. het organiseren van het examen;
-
b. het afnemen van het examen met behulp van examinatoren en assessors;
-
c. het inrichten en controleren van het administratief proces omtrent het afnemen van
het examen, inclusief de toelating tot het examen;
-
d. het inrichten van een klachtenprocedure;
-
e. het inrichten en beheren van een examenvragendatabank;
-
f. het houden van periodiek overleg met verleners van luchtverkeersdiensten en exploitanten
van luchthavens omtrent de organisatie van examens.
-
2. De opleidingsinstelling, bedoeld in het eerste lid, stelt ten behoeve van de haar
opgedragen verantwoordelijkheden een reglement vast.
D
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt ‘luchtvaartterreinen’ vervangen door ‘luchthavens’ en wordt ‘van
de examencommissie’ vervangen door: van de in artikel 2 bedoelde instelling.
2. In onderdeel a wordt ‘van de examencommissie’ vervangen door: van de in artikel 2
bedoelde instelling.
3. In onderdeel c vervalt ‘door de examencommissie, examinatoren en assessors’.
E
In artikel 4, onderdeel c, wordt ‘de examencommissie’ vervangen door: de in artikel
2 bedoelde instelling.
F
De artikelen 5 en 6 vervallen.
G
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede en derde lid vervallen.
2. De aanduiding ‘1’ voor de tekst vervalt.
H
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:
-
e. de eerste algemene bevoegdverklaringen ADV, ADI, APP, APS, ACP of ACS, bedoeld in
verordening nr. 805/2011, voor luchtverkeersleiders binnen 2 jaar nadat het examen
voor de initiële training met goed gevolg is afgelegd.
2. In het eerste en tweede lid wordt ‘luchtvaartterreininformatieverstrekker’ vervangen
door: luchthaveninformatieverstrekker.
3. In het derde lid vervalt ‘luchtverkeersleider,’ en wordt ‘luchtvaartterreininformatieverstrekker’
vervangen door: luchthaveninformatieverstrekker.
4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
5. De instelling, bedoeld in artikel 2, kan in bijzondere omstandigheden afwijken van
de termijnen, bedoeld in het eerste en tweede lid.
I
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste, tweede en derde lid vervallen.
2. In het vierde lid wordt ‘op de op grond van het op 7 december 1944, te Chicago gesloten
Verdrag inzake de Burgerluchtvaart (Trb. 1973, 109) door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie vastgestelde Annex 10, boekdeel
II, Hoofdstuk 5’ vervangen door: van Annex 10, boekdeel II, Hoofdstuk 5, bij het verdrag.
3. De aanduiding ‘4’ voor de tekst vervalt.
J
De artikelen 10 tot en met 13 vervallen.
ARTIKEL III
Het Examenreglement voor luchtvarenden 2004 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het eerste en tweede lid tot tweede en derde lid wordt een
lid ingevoegd, luidende:
2. In de alfabetische opsomming van het tweede lid wordt een aantal onderdelen ingevoegd,
luidende:
- ATPL:
-
bewijs van bevoegdheid voor verkeersvlieger (Airline Transport Pilot Licence);
- CPL:
-
bewijs van bevoegdheid voor commercieel vlieger (Commercial Pilot Licence);
- FSTD:
-
vluchtnabootser (Flight Simulator Training Device);
- IR:
-
bevoegdverklaring instrumentvliegen (Instrument Rating);
- JAR-FCL:
-
regeling inzake bewijzen van bevoegdheid opgesteld door de Joint Aviation Authorities
(Joint Aviation Requirements Flight Crew Licensing);
- minister:
-
Minister van Infrastructuur en Milieu;
- PPL:
-
bewijs van bevoegdheid voor privé vlieger (Private Pilot Licence).
3. In het tweede lid vervalt het onderdeel: verordening (EU) nr. 1178/2011.
4. Onder vervanging van de puntkomma door een punt aan het slot van het derde lid, onderdeel
c, vervalt onderdeel e.
5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
B
In artikel 3, tweede lid, onderdeel c, wordt ‘volgens JAR-FCL 1 en 2’ vervangen door:
afgegeven overeenkomstig JAR-FCL 1 en 2.
C
In artikel 5, eerste lid, vervalt de zinsnede:, volgens het door de minister in de
Regeling tarieven luchtvaart 2008 vastgestelde tarief.
D
Artikel 6 en 7 komen te luiden:
Artikel 6
Voor het theorie-examen voor PPL dat overeenkomstig JAR-FCL 1 of 2 wordt afgenomen,
geldt een maximum van 8 examenpogingen en 8 examenzittingen per vak.
Artikel 7
-
1. Op het theorie-examen voor RPL en CPL(FB) zijn de vereisten van JAR-FCL 1.490 van
toepassing, met dien verstande dat een maximum van 8 examenpogingen en 8 examenzittingen
per vak geldt.
-
2. Op het theorie-examen voor CPL(FB) zijn de eisen, bedoeld in tabel 1 van bijlage
1, van toepassing.
E
Artikel 13 komt te luiden:
Artikel 13
Een praktijkexamen en een proeve van bekwaamheid worden afgenomen op een luchtvaartuig
dan wel een daartoe gekwalificeerde FSTD.
F
In artikel 15 wordt na ‘kandidaat’ ingevoegd: voor RPL of CPL(FB).
G
In artikel 18, tweede lid, vervalt: CFEL.
I
Artikel 20, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef komt te luiden:
Voor de praktijkexamens of proeven van bekwaamheid voor RPL of CPL(FB) geldt dat:.
2. In onderdeel a, vervalt ’dat’.
3. De onderdelen b en d vervallen.
4. De onderdelen c en e worden geletterd b en d.
K
Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na ‘praktijkexamen’ ingevoegd: voor RPL of CPL(FB).
2. Het tweede en derde lid vervallen.
3. Het vierde lid wordt vernummerd tot het tweede lid.
L
In artikel 23, eerste lid, vervalt ’, behoudens het vijfde lid,’.
N
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid vervalt.
2. Het tweede en derde lid worden vernummerd tot eerste en tweede lid.
O
Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste, derde en zevende lid vervallen.
2. Het vijfde lid, aanhef, komt te luiden:
De minister verleent tussentijds ontslag aan een lid van het Nationale Expert Team-Praktijk:.
3. Het tweede, vierde, vijfde en zesde lid worden vernummerd tot eerste tot en met vierde
lid.
P
In artikel 28, eerste lid, wordt ‘het Ministerie van Infrastructuur en Milieu’ vervangen
door: de minister.
R
In de artikelen 11, 12,14, 15, 22, 23, 26, 27 en 28 wordt ‘Onze Minister’ vervangen
door: de minister.
ARTIKEL IV
De Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden 2001
wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
2. Het tweede lid, onderdeel b, vervalt.
3. Het tweede lid, onderdelen c en d, worden geletterd b en c.
C
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt ‘Ministerie van Verkeer en Waterstaat’ gewijzigd in: Ministerie
van Infrastructuur en Milieu.
2. Het vierde en vijfde lid vervallen.
E
Artikel 4 komt te luiden:
Artikel 4 CPL(FB)
De bijzondere klassebevoegdverklaringen voor ballonvaarders en de bijzondere type-
en klassebevoegdheidsverklaringen voor RPL zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.
G
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel b, vervalt.
2. Het eerste lid, onderdelen c en d, worden geletterd b en c.
3. In het tweede lid wordt ‘per de eerste dag’ vervangen door: per de laatste dag.
H
De artikel 8 en 10 vervallen
I
In artikel 12 vervalt ‘van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische
eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen,
overeenkomstig verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad
(PbEU L 311)’.
K
In artikel 16 wordt ‘bedoeld in JAR-FCL 1.010. en JAR-FCL 2.010 en Bijlage 1 bij het
op 7 december te Chicago gesloten Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart
(Trb. 1973, 109)’ vervangen door: bedoeld in FCL.055 van verordening (EU) nr. 1178/2011.
L
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste, tweede en derde lid vervallen.
2. De aanduiding ‘4.’ voor de tekst vervalt.
M
Artikel 20 komt te luiden:
Artikel 20 Instructeursbevoegdheden
De eisen voor afgifte van een RFI(A), respectievelijk RFI(H), zijn:
-
a. algemeen: de aanvrager is houder van het bewijs van bevoegdheid, bevoegdverklaring
of kwalificatie waarvoor onderricht wordt gegeven, heeft als gezagvoerder van een
vliegtuig van de betreffende klasse, respectievelijk helikopter van het betreffende
type, ten minste 50 uur ervaring en is bevoegd als gezagvoerder van het luchtvaartuig
op te treden tijdens het onderricht;
-
b. kennis: een volledig afgeronde theorie-opleiding voor RFI voor de desbetreffende categorie
bij een geregistreerde of gekwalificeerde opleidingsinstelling RFI;
-
c. bedrevenheid: het praktijkexamen, dat voldoet aan de eisen gesteld in JAR-FCL 1.345,
respectievelijk JAR-FCL 2.320E, komt bovenop het voorgeschreven minimum aantal opleidingsuren.
Tijdens het praktijkexamen toont de aanvrager aan in staat te zijn een leerlingvlieger
op te leiden voor een RPL, inclusief voor- en nabespreking van de vliegles en theorie,
en
-
d. ervaring:
-
– voor opheffing van de beperking, om geen verantwoordelijkheid te mogen dragen voor
eerste solovluchten of eerste solo navigatievluchten, voor RFI(A), respectievelijk
RFI(H): 100 uur vlieginstructie en ten minste 25 solovluchten beoordelen en een aanbeveling
van de houder van een RFI(A), respectievelijk RFI(H), die als mentor optreedt;
-
– voor uitbreiding van de bevoegdheid van RFI(A), respectievelijk RFI(H), naar een andere
klasse, respectievelijk naar een ander type, binnen de categorie: 50 vlieguren op
een vliegtuig en praktijkexamen RFI(A) van de betreffende klasse, respectievelijk
15 vlieguren op een helikopter van het betreffende type, binnen 12 maanden voorafgaand
aan de uitbreiding.
N
De artikelen 20a, 20b en 20c vervallen.
O
Artikel 22 komt te luiden:
Artikel 22 Night rating
Voor de afgifte van een night rating voor CPL(FB) zijn ten minste twee vluchten van
ten minste twee uur bij nacht uitgevoerd met een FI(FB).
P
De artikelen 23, 24 en 25 vervallen.
Q
De artikelen 33 en 34 komen te luiden:
Artikel 33 Instructeursbevoegdverklaringen verlenging
Voor verlenging van een RFI(A) en RFI(H) voldoet de aanvrager aan ten minste twee
van de volgende drie eisen:
-
1. binnen drie jaar voorafgaande aan de verlenging heeft de houder ten minste 75 uur
vlieginstructie gegeven op luchtvaartuigen in de betreffende categorie, waarvan ten
minste 25 uur per type of klasse luchtvaartuig binnen de categorie en ten minste 25
uur in de 12 maanden voor afloop van de geldigheidsduur van de bevoegdverklaring;
-
2. deelname aan een opfriscursus voor RFI voor de betreffende categorie in de 36 maanden
voor afloop van de geldigheidsduur van de bevoegdverklaring;
-
3. met goed resultaat een proeve van bekwaamheid afleggen op een luchtvaartuig van de
betreffende klasse of type, afgenomen door een RFIE, in de 12 maanden voor afloop
van de geldigheidsduur van de bevoegdverklaring.
Artikel 34 Instructeursbevoegdverklaringen hernieuwde afgifte
Voor RFI(A) en RFI(H) gelden voor hernieuwde afgifte de eisen, bedoeld in artikel
33, onderdeel f, onder 2 en 3, met dien verstande dat aan deze eisen is voldaan in
de 12 maanden voorafgaand aan hernieuwde afgifte na verlopen van de bevoegdverklaring.
S
Artikel 40 komt te luiden:
Artikel 40 Bijzondere bevoegdverklaringen in RPL hernieuwde afgifte
-
1. Voor de hernieuwde afgifte van de SE-SE in een RPL(MLA), RPL(SEP) en RPL(TMG) moet
de kandidaat een proeve van bekwaamheid in de betreffende klasse afleggen.
-
2. Voor hernieuwde afgifte van een typebevoegdverklaring in een RPL moet de kandidaat
een proeve van bekwaamheid afleggen en voldoen aan de volgende aanvullende eisen:
-
a. verlopen langer dan 3 maanden maar korter dan 1 jaar: minimaal twee trainingsessies;
-
b. verlopen langer dan 1 jaar: minimaal drie trainingsessies waarin het volledige pakket
van de meest belangrijke storingen in de aanwezige systemen worden getraind.
T
Bijlage 1 wordt vervangen door bijlage 5 met het opschrift:
BIJLAGE 1 BEHORENDE BIJ ARTIKEL 4 VAN DE REGELINGEN BEWIJZEN VAN BEVOEGDHEID VOOR
DE LUCHTVAART 2001
U
Het opschrift van bijlage 2 komt te luiden:
BIJLAGE 2 BEHORENDE BIJ ARTIKEL 11 VAN DE REGELING BEWIJZEN VAN BEVOEGDHEID VOOR LUCHTVARENDEN
2001
V
Het opschrift van bijlage 4a komt te luiden:
BIJLAGE 4A BEHORENDE BIJ ARTIKEL 19 VAN DE REGELING BEWIJZEN VAN BEVOEGDHEID VOOR
LUCHTVARENDEN 2001
W
Het opschrift van bijlage 4b komt te luiden:
BIJLAGE 4B BEHORENDE BIJ ARTIKEL 19 VAN DE REGELING BEWIJZEN VAN BEVOEGDHEID VOOR
LUCHTVARENDEN 2001
X
Het opschrift van bijlage 7 komt te luiden:
BIJLAGE 7 BEHORENDE BIJ ARTIKEL 9 VAN DE REGELING BEWIJZEN VAN BEVOEGDHEID VOOR LUCHTVARENDEN
2001
ARTIKEL V
De Regeling examinatoren voor luchtvarenden 2004 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
2. Onder vervanging van de puntkomma door een punt aan het slot van het tweede lid,
onderdeel c, vervalt onderdeel d.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
B
Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1a
Deze regeling berust tevens op artikel 1.5 van de wet.
C
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste en derde lid vervallen
2. In het vijfde lid wordt ‘de test, bedoeld in JAR-FCL 1.425(a)(3) respectievelijk
JAR-FCL 2.425(a)(3)’ vervangen door: de acceptatietest.
3. Het tweede, vierde, vijfde en zesde lid worden vernummerd tot eerste, tweede, derde
en vierde lid.
D
De artikelen 3 en 4 vervallen.
E
Paragraaf 2.3 komt te luiden:
§ 2.3. Aftekenbevoegdheid
Artikel 8
Een examinator is bevoegd om, indien een kandidaat aan alle voorwaarden heeft voldaan,
de desbetreffende bevoegdverklaring te verlengen dan wel hernieuwd af te geven door
daarvan namens de minister aantekening te maken op het document, waarop bewijzen van
bevoegdheid en bevoegdverklaringen worden weergegeven, en dit document af te tekenen.
F
Artikel 10 komt te luiden:
Artikel 10
Er kunnen senior-examinatoren benoemd worden.
G
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd;
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Een senior-examinator kan indien deze een taak uitoefent als bedoeld in artikel
8 hiervoor een vergoeding declareren bij de minister.
2. In het derde lid wordt ‘het Ministerie van Verkeer en Waterstaat’ telkens vervangen
door: de minister.
H
Artikel 15, derde lid, komt te luiden:
3. Een benoeming tot senior-examinator is geschorst gedurende de periode waarin de
autorisatie tot examinator dan wel de bevoegdverklaring afgegeven op grond van verordening
(EU) nr. 1178/2011 is geschorst.
I
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede en derde lid vervallen.
2. Het vierde lid wordt vernummerd tot tweede lid.
ARTIKEL VI
De Regeling gelijkstelling buitenlandse bewijzen van bevoegdheid wordt als volgt gewijzigd:
A
Hoofdstuk I komt te luiden:
HOOFDSTUK I. INDIVIDUELE GELIJKSTELLINGEN
Artikel 1
Deze regeling berust op artikel 12 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de
luchtvaart.
Artikel 2
-
1. Onverminderd hetgeen bij verordening (EU) nr. 1178/2011 is bepaald kan aan de houder
van een buitenlandse bewijs van bevoegdheid afgegeven overeenkomstig de eisen van
Annex I bij het verdrag een bewijs van gelijkstelling worden afgegeven.
-
2. Bevoegdverklaringen worden uitsluitend gelijkgesteld in samenhang met de gelijkstelling
van een bewijs van bevoegdheid.
-
3. Voor de gelijkstelling van een PPL(A) als ballonvaarder geldt dat de houder moet
beschikken over een medisch certificaat klasse 2, minimaal 17 jaren moet zijn en over
ten minste 100 vlieguren moet beschikken.
-
4. Voor de gelijkstelling van een zweefvliegbewijs geldt dat de houder minimaal 17 jaren
moet zijn en minimaal 100 starts heeft verricht.
C
In artikel 10, tweede lid, wordt ‘Inspectie Verkeer en Waterstaat’ vervangen door:
Minister van Infrastructuur en Milieu.
E
Het opschrift van hoofdstuk IV komt te luiden:
HOOFDSTUK IV. GROEPSGELIJKSTELLINGEN OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 4 VAN DE BASISVERORDENING
F
In artikel 16 wordt ‘in de artikelen 27, 28 en 29 van de Regeling toezicht luchtvaart’
vervangen door: in de Wet luchtvaart.
ARTIKEL VII
De Regeling geneeskundige instanties, geneeskundigen en medische verklaringen voor
de luchtvaart wordt als volgt gewijzigd:
A
Hoofdstuk 1 komt te luiden:
HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
- adviescommissie:
-
commissie als bedoeld in artikel 32 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor
de luchtvaart;
- gevestigd medisch instituut:
-
organisatie met klinische onderzoeks- en trainingsfaciliteiten die experts, waaronder
luchtvaartmedische experts, beschikbaar heeft op het voor deze regeling relevante
gebied van luchtvaartgeneeskunde en de daarbij gebruikte faciliteiten;
- keuring klasse 3:
-
keuring, uitgevoerd voorafgaand aan de beslissing van de minister over de afgifte
van een medische verklaring klasse 3;
- minister:
-
Minister van Infrastructuur en Milieu.
Artikel 1a
Deze regeling berust mede op artikel 1.5 van de Wet luchtvaart.
B
Het opschrift van hoofdstuk 2 komt te luiden:
HOOFDSTUK 2. GEAUTORISEERDE GENEESKUNDIGE INSTANTIES VOOR MEDISCHE KEURINGEN KLASSE
3
C
In artikel 2, eerste lid, onderdeel c, wordt na ‘certificeringsinstelling’ ingevoegd:
of een vergelijkbaar managementsysteem.
D
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel c wordt ‘alle klassen’ vervangen door: klasse 3.
2. In onderdeel f vervalt ‘1, 2 en’.
3. Aan onderdeel m wordt toegevoegd: of een vergelijkbaar managementsysteem.
E
Het opschrift van hoofdstuk 3 komt te luiden:
HOOFDSTUK 3. GEAUTORISEERDE GENEESKUNDIGEN VOOR MEDISCHE KEURINGEN KLASSE 3
F
In artikel 5, eerste lid, aanhef, vervalt ‘1, 2 of’.
G
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a, onder 1° en 2°, komt te luiden:
-
1°. een certificaat van de basisopleiding geneeskunde;
-
2°. een certificaat van een instelling die de cursus ‘training in de luchtvaartgeneeskunde
voor gevorderden’, aanbiedt, aangevend dat onder de verantwoordelijkheid van die instelling
de genoemde cursus met goed gevolg is doorlopen.
2. In onderdeel b wordt ‘van de klasse waarvoor de autorisatie geldt’ vervangen door:
klasse 3.
3. In onderdeel d wordt ‘elke klasse waarvoor de autorisatie geldt’ vervangen door:
klasse 3.
H
De artikelen 8 en 9 vervallen.
I
Het opschrift van hoofdstuk 4 komt te luiden:
HOOFDSTUK 4. MEDISCHE KEURINGEN KLASSE 3
J
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, vervalt ‘1 en’.
2. Het tweede lid vervalt.
3. De aanduiding ‘1’ voor de tekst vervalt.
K
Artikel 12, eerste lid, komt te luiden:
L
Artikel 13, eerste lid, komt te luiden:
-
1. De medische keuring klasse 3 en de hieruit resulterende adviesrapportages aan de
minister worden uitgevoerd en opgesteld met inachtneming van de medische eisen, voorgeschreven
keuringsmethoden, voorgeschreven procedures, alsmede de eisen gesteld aan de adviesrapportage,
bedoeld in bijlage 2, appendix 1, bij deze regeling.
M
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, vervalt ‘1 of’.
2. Het tweede lid vervalt.
3. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.
4. In het tweede lid (nieuw) vervalt ‘of het tweede lid onderdeel a, of het tweede lid
onderdeel b, voor zover de houder van een medische verklaring deze langer dan een
jaar heeft laten verlopen,’.
N
Het opschrift van hoofdstuk 5 komt te luiden:
HOOFDSTUK 5. MEDISCHE VERKLARINGEN KLASSE 3
O
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, vervalt ‘1, 2 of’.
2. Het vijfde lid komt te luiden:
P
In artikel 16, tweede lid, onderdeel c, vervalt ‘1, 2 of’.
Q
Het opschrift van hoofdstuk 6 komt te luiden:
HOOFDSTUK 6. TUSSENTIJDSE HANDELINGEN MET BETREKKING TOT EEN MEDISCHE VERKLARING KLASSE
3
R
In de artikelen 18, 19, eerste lid, 20, eerste lid, en 21, eerste lid, vervalt ‘Luchtverkeersleiders
en AFISO’s doen dit via hun bedrijfsarts’.
S
In artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt ‘Verkeer en Waterstaat vervangen’ door: Infrastructuur en
Milieu.
2. Het zesde lid komt te luiden:
T
Het opschrift van hoofdstuk 8 komt te luiden:
HOOFDSTUK 8. ALGEMENE VERPLICHTINGEN VOOR HOUDERS EN AANVRAGERS VAN EEN MEDISCHE VERKLARING
KLASSE 3
U
Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift en de titel komen te luiden:
BIJLAGE 2 BEHORENDE BIJ ARTIKEL 13, EERSTE LID, ONDERDELEN A EN B, VAN DE REGELING
GENEESKUNDIGE INSTANTIES, GENEESKUNDIGEN EN MEDISCHE VERKLARINGEN VOOR DE LUCHTVAART
Keuring en adviesrapportage door geautoriseerde geneeskundige instantie of geautoriseerde
geneeskundige
2. In hoofdstuk 1 wordt ‘legitimatiebewijs’ telkens vervangen door ‘identificatiebewijs’,
wordt ‘andere JAA Staat’ vervangen door ‘door de minister aangewezen staat’ en vervalt
‘met JAA status’.
3. In hoofdstuk 2 vervalt ‘–. JAR-FCL 3 subdeel B voor keuringen klasse 1; –. JAR-FCL
3 subdeel C voor keuringen klasse 2;’, wordt ‘Appendix 1’ vervangen door ‘Bijlage
1’, vervalt de paragraaf ‘Voor klasse 1 en 2’ en vervalt ‘Voor klasse 3’.
4. In appendix 1 vervalt het hoofdstuk ‘3. Oncologie’, wordt hoofdstuk 4 wordt vernummerd
tot hoofdstuk 3 en vervallen in de lijst met afkortingen en acroniemen de onderdelen
‘JAA’ en ‘JAR-FCL’.
ARTIKEL VIII
De Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 komt te luiden:
Artikel 1
-
1. In deze regeling wordt verstaan onder:
- erkende taalbeoordelingsinstantie:
-
door de minister met betrekking tot het aanbieden en afnemen van de test ten behoeve
van de taalvaardigheidsaantekening erkende opleidingsinstelling;
- geregistreerde opleidingsinstelling:
-
een door de minster geregistreerde opleidingsinstelling voor het geven van training
voor het verkrijgen van bepaalde bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen;
- minister:
-
Minister van Infrastructuur en Milieu;
- MLA (Micro Light Aeroplane):
-
vliegtuig als bedoeld in het Besluit luchtvaartuigen 2008.
-
2. In deze regeling wordt met de volgende toevoegingen bedoeld:
-
3. Verwijzingen naar JAR-FCL in deze regeling hebben betrekking op de Nederlandstalige
versie van JAR-FCL 1, 2 of 4, zoals deze ter inzage liggen bij het Ministerie van
Infrastructuur en Milieu.
B
Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1a
Deze regeling berust mede op artikel 1.5 van de Wet luchtvaart.
C
In artikel 2 vervalt telkens ‘, kwalificatie’.
D
Artikel 3, eerste lid, komt te luiden:
1. De minister registreert op aanvraag een opleidingsinstelling voor de opleiding
RPL(MLA) of de module RT indien de aanvrager voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel
10.
E
Artikel 4 komt te luiden:
Artikel 4
De aanvraag tot registratie gaat vergezeld van:
F
In artikel 5, eerste lid, vervalt ‘of kwalificatie’.
G
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
-
1. De minister registreert op aanvraag een opleidingsinstelling opnieuw voor de termijn,
genoemd in de bijlagen bij JAR-FCL 1.055, JAR-FCL 2.055 en JAR-FCL4.055, indien de
aanvrager voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 10.
2. In het tweede lid wordt ‘Onze Minister’ vervangen door: de minister.
H
In artikel 7 vervalt ‘of kwalificeren’.
I
In artikel 8 vervalt ‘of gekwalificeerde’ en wordt ‘Onze Minister’ telkens vervangen
door: de minister.
J
In artikel 9 vervallen ‘of gekwalificeerde’ en ‘of kwalificatie’ en wordt ‘Onze Minister’
vervangen door: de minister.
K
Artikel 10, eerste lid, onderdeel b, wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen 1 en 5 vervallen.
2. De onderdelen 2, 3, 4 en 6 worden vernummerd tot 1, 2, 3, en 4.
M
In artikel 11a wordt ‘bedoeld in JAR-FCL 1.010 en JAR-FCL 2.010 of Bijlage 1 bij het
op 7 december 1944 te Chicago gesloten Verdrag inzake de internationale Burgerluchtvaart
(Trb. 1973, 109)’ vervangen door: FCL.055 van verordening (EU) nr. 1178/2011.
ARTIKEL IX
De Regeling logboeken wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na ‘RPL,’ ingevoegd ‘respectievelijk een’ en wordt na ‘model’
ingevoegd: respectievelijk het model zoals in de aanvaardbare en alternatieve wijzen
van naleving behorend bij verordening (EU) nr. 1178/2011, FCL.050, door EASA is vastgesteld.
2. In het vierde lid vervalt ‘van vluchten uitgevoerd onder een AOC door de luchtvaartmaatschappij’
en ‘waarvan het model voor houders van een CPL of ATPL gelijk is aan het in bijlage
1 en voor houders van een CFEL gelijk is aan het in bijlage 3 bij deze regeling opgenomen
model,’.
B
Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1a
Deze regeling berust op de artikelen 1.5 en 2.10, eerste lid, van de Wet luchtvaart.
C
Artikel 2 komt te luiden:
Artikel 2
Een logboek als bedoeld in artikel 1, eerste en vierde lid wordt ingevuld overeenkomstig
de instructies zoals in de aanvaardbare en alternatieve wijzen van naleving behorend
bij verordening (EU) nr. 1178/2011, FCL.050, door EASA zijn vastgesteld.
ARTIKEL X
De Regeling erkenning EG-beroepskwalificaties en bewijzen van bevoegdheid voor de
luchtvaart wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt ‘Verkeer en Waterstaat’ vervangen door: Infrastructuur en Milieu.
ARTIKEL XI
De Regeling uitvoering en handhaving luchtvaartveiligheid wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor ‘verordening (EU) nr. 1178/ 2011’ worden de volgende definities ingevoegd:
- verordening (EG) nr. 2042/2003:
-
verordening (EG) nr. 2042/2003 van de Commissie van 20 november 2003 betreffende de
permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen
en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken
organisaties en personen (PbEU L 315);
- verordening (EU) nr. 805/2011:
-
verordening (EU) nr. 805/2011 van de Commissie van 10 augustus 2011 tot vaststelling
van gedetailleerde regels voor vergunningen en bepaalde certificaten van luchtverkeersleiders,
overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad
(PB L 206);.
2. Na ‘verordening (EU) nr. 1178/ 2011’ wordt de volgende definitie ingevoegd:
- verordening (EU) nr. 748/2012:
-
verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling
van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van
luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede
voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (PB L224).
B
Paragraaf 3, komt te luiden:
§ 3. Handhaving
Artikel 3.1. (aanwijzing overtredingen)
-
1. Voorschriften als bedoeld in artikel 1.6 van de Wet luchtvaart zijn:
-
a. artikel 5, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, van de basisverordening juncto artikel
2, 3, 4, 5, bijlage 1, paragrafen 21.A.177, 21.A.181, 21.A.209, 21.B.345 van verordening
(EU) nr. 748/2012 of artikel 5 en bijlage I, paragrafen M.A.201, van verordening (EG)
nr. 2042/2003;
-
b. artikel 6, eerste en derde lid, van de basisverordening juncto artikel 2, bijlage
I, paragraaf 21.A.211, van verordening (EU) nr. 748/2012;
-
c. artikel 7, eerste, tweede en zesde lid, van de basisverordening juncto artikel 3,
bijlage 1, paragrafen FCL.050, FCL.065, FCL.070 en FCL.075, of bijlage IV, paragraaf
MED.020, van verordening (EU) nr. 1178/2011;
-
d. artikel 8 quater, eerste, tweede en tiende lid, van de basisverordening juncto artikel
1, vijfde lid, of artikel 17, van verordening (EU) nr. 805/2011.
-
2. Overtreding van de voorschriften, bedoeld in het eerste lid, wordt aangemerkt als
een overtreding.
Artikel 3.2. (aanwijzing misdrijven)
-
1. Voorschriften als bedoeld in artikel 1.6 van de Wet luchtvaart zijn artikel 5, eerste,
tweede, vierde en vijfde lid, van de basisverordening juncto artikel 2, bijlage I,
paragraaf 21.B.320 of subdeel H, van verordening (EU) nr. 748/2012.
-
2. Overtreding van de voorschriften, bedoeld in het eerste lid, wordt aangemerkt als
een misdrijf.
ARTIKEL XII
De Regeling kwalificaties STDs en de Regeling aanwijzing JAA-landen worden ingetrokken.
ARTIKEL XIII
Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I, onderdelen D, F
tot en met O, W tot en met AA, van de Wet van 28 maart 2013 tot wijziging van de Wet
luchtvaart in verband met de uitvoering van verordening (EG) nr. 216/2008 van het
Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke
regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap
voor de veiligheid van de luchtvaart (Stb. 2013, 140) in werking treedt.
TOELICHTING
Algemeen
Met de onderhavige wijzigingsregeling wordt uitvoering gegeven aan verordening (EG)
nr. 216/2008, de zogenaamde basisverordening van de EASA, en enkele uitvoeringsverordeningen
die op de basisverordening gebaseerd zijn te weten verordening (EU) nr. 805/2011 inzake
luchtverkeersleiders en verordening (EU) nr. 1178/2011 inzake vliegend personeel.
De basisverordening en de uitvoeringsverordeningen zijn inmiddels in werking getreden.
De wijzigingsregeling wijzigt 10 regelingen die te maken hebben met de brevettering
van vliegend personeel, 2 regelingen die betrekking hebben op luchtverkeerdienstverlening
en tot slot de Regeling uitvoering en handhaving luchtvaartveiligheid. De wijzigingsregeling
is het slot van de uitvoering van deze verordeningen nadat de Wet luchtvaart door
de zogenaamde ‘EASA-wet’ (Stb. 2013, 140) is aangepast en via het ‘EASA wijzigingsbesluit’ (Stb. 2013, 554) het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart en het Besluit luchtvaartuigen
2008 zijn aangepast.
De verordening inzake luchtverkeersleiders reguleert de brevetten van luchtverkeersleiders
(ATCOs) en leerlingluchtverkeersleiders. Alle bepalingen omtrent deze brevetten, de
vereisten waaraan moet worden voldaan en ook de vereisten waaraan opleidingen en opleidingsinstellingen
moeten voldoen worden uit de regelingen verwijderd. De regelgeving is enkel nog van
toepassing op de vluchtinformatieverstrekker (flight information officer – FISO) en
de luchthaveninformatieverstrekker (aeronautical station operator – ASO). De verordening
inzake luchtverkeersleiders is de één op één omzetting van een oude richtlijn (nr.
2004/36/EG) en bevat daarom nog op veel punten ruimte voor de lidstaten. Er wordt
momenteel gewerkt aan een nieuwe verordening die tot in detail de brevetten van (leerling-)luchtverkeersleiders
zal regelen. Daar waar mogelijk wordt in de onderhavige regeling hierop geanticipeerd.
De verordening zal naar verwachting eind 2014 in werking treden.
De verordening inzake vliegend personeel is in werking getreden maar laat op diverse
punten de lidstaten de mogelijkheid om de toepassing ervan uit te stellen door middel
van een OPT-OUT. Nederland maakt gebruik van deze OPT-OUT mogelijkheden waardoor de
verordening met betrekking tot de verschillende brevetten stapsgewijs in april 2013,
april 2014 en april 2015 van toepassing wordt. De verordening inzake vliegend personeel
is van toepassing op de Private Pilot Licence (PPL), Commercial Pilot Licence (CPL),
Airline Transport Pilot Licence (ATPL) en de Multi Pilot Licence (MPL). Dit houdt
in dat de nationale regelgeving alleen nog maar van toepassing is op het bewijs van
bevoegdheid voor een recreatief vlieger (Recreational Pilot Licence – RPL) en voor
de brevetten voor de luchtvaartuigen die in bijlage II bij de basisverordening genoemd
staan en die in Nederland vliegen. Bij deze zogenaamde ‘Annex II luchtvaartuigen’
gaat het met name om historische luchtvaartuigen, luchtvaartuigen met een experimenteel
of wetenschappelijk karakter, amateurbouwluchtvaartuigen en bepaalde luchtvaartuigen
met een beperkt gewicht, mits deze luchtvaartuigen voor niet-commerciële doeleinden
gebruikt worden. Ook de bevoegdheid om op commerciële basis ballonvluchten (Commercial
Pilot Licence Free Balloons – CPL(FB) uit te voeren blijft voorlopig nog een nationale
bevoegdheid. Pas vanaf 2015 zullen de bepalingen uit de verordening inzake vliegend
personeel ook hierop van toepassing zijn. Daarnaast blijven de regelingen van belang
voor een typisch nationale bevoegdverklaring die aan de Europees gereguleerde brevetten
kan worden verbonden: de Crop Spray Rating (CSR). Vanaf 2015 zal het Nederlandse RPL
grotendeels worden vervangen door het Europese Light Aeroplane Pilot Licence (LAPL),
doordat Nederland het LAPL geldig zal verklaren voor het grootste deel van de luchtvaartuigen
waarvoor een RPL vereist is. De regelgeving zal dan nogmaals aangepast moeten worden.
Ten slotte wordt met de uitvoering van de basisverordening en de uitvoeringsverordening
een omslag beoogd in de wijze waarop in de luchtvaartregelgeving wordt omgegaan met
de onderwerpen die bij of krachtens de basisverordening worden geregeld. Waar tot
de inwerkingtreding van de EASA-wet de meest essentiële normen uit de verordeningen
ten behoeve van uitvoering, toezicht en handhaving in de Wet luchtvaart werden opgenomen,
is dit na de inwerkingtreding van de EASA-wet niet meer noodzakelijk. De Wet luchtvaart
bevat in hoofdstuk 1 een aantal delegatiebepalingen ten behoeve van de uitvoering.
Meer specifiek bevat artikel 1.6 een grondslag om bij regeling bepalingen van de verordeningen
aan te wijzen die strafrechtelijk gehandhaafd kunnen worden. Door de aanpassing van
hoofdstuk 11 wordt het mogelijk rechtstreeks toezicht te houden op de bepalingen van
de verordeningen en deze ook te handhaven. Op een aantal punten laten de diverse verordeningen
nog wat ruimte aan de lidstaten om voorschriften te stellen. Het gaat hierbij met
name om procedurele voorschriften. In artikel 1.5 is een grondslag opgenomen die de
Minister van Infrastructuur en Milieu (hierna: de minister) de mogelijkheid geeft
om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling aan
deze voorschriften invulling te geven. Op een aantal punten bevatten de regelingen
inzake vliegend personeel en de regelingen met betrekking tot luchtverkeersdienstverlening
dan ook nog wat procedurele uitvoeringsvoorschriften. Waar nodig zullen deze in de
artikelsgewijze toelichting worden toegelicht.
Deze regeling brengt geen wijziging in de administratieve lasten met zich mee en heeft
geen bedrijfseffecten. De Europese brevetten en voorschriften komen enkel in de plaats
van de bestaande nationale voorschriften. Omwisseling van brevetten en certificaten
is in principe niet nodig omdat de verordeningen voorzien in overgangstermijnen, waardoor
kan worden aangesloten bij natuurlijke momenten waarop een brevet of certificaat al
vernieuwd moest worden.
De regeling treedt in werking op het moment dat de relevante bepalingen van de Wet
luchtvaart in werking treden. Aangezien deze regeling de uitvoering van een verordening
betreft wordt afgeweken van de vaste verandermomenten. Tevens is de regeling om deze
reden niet op internet ter consultatie aangeboden.
Artikelsgewijs
Artikel I Wijziging van de Regeling certificering opleidingsinstellingen en goedkeuring
opleidingenplannen luchtverkeersdienstverlening en luchtvaartterreininformatieverstrekking
De verordening inzake luchtverkeersleiders bevat de certificeringgrondslagen voor
de opleidingsinstellingen voor ATCOs. Tevens stelt de verordening dat een opleidingsinstelling
over een opleidingenplan moet beschikken en worden de kaders voor dergelijke plannen
gegeven. In de conceptverordening die de verordening zal vervangen worden deze kaders
en eisen nog nader uitgewerkt. De nationale regeling is voor het grootste deel dan
ook alleen nog maar van belang voor de FISO en de ASO. Enkel met betrekking tot de
taalvaardigheidsbeoordeling bevat de regeling een uitwerking van de verordening en
geeft het invulling aan de eis dat de bevoegde autoriteit een beoordelingsprocedure
moet vaststellen
Artikel II Wijziging van de Regeling examens en opleidingenplannen luchtverkeersdienstverlening
en luchtvaartterreininformatieverstrekking
De Regeling examens bevat de procedurele vereisten voor de examinering van zowel ATCOs,
FISOs als ASOs. Tot op heden werden de examens voor ATCO, FISO en ASO afgenomen door
een door de minister ingestelde examencommissie die door de Luchtverkeersleiding Nederland
(LVNL) gefaciliteerd werd. De EU verordeningen gaan echter uit van een integraal systeem
van dienstverlening, opleiding en beoordeling, waarbij voor elke fase nadrukkelijk
kwaliteits- en onafhankelijkheidseisen worden gesteld. Er is daarom voor gekozen om
de examencommissie op te heffen. LVNL zal intern de examinering vormgeven en deze
vormgeving zal worden meegenomen in de certificering die LVNL ondergaat op opleidingsinstantie,
en daarnaast ook nog als verlener van luchtverkeersdiensten. LVNL zal ten behoeve
van de examens een interne examencommissie inrichten en een reglement opstellen. Deze
inrichting en het reglement zijn nadrukkelijk onderdeel van het toezicht dat ILT uitoefent
op LVNL. Aangezien de opleiding voor de FISO zodanig verbonden is met de opleiding
voor ATCO wordt hierop hetzelfde regime van toepassing. De regelgeving omtrent de
opleiding en examinering van de ASO wordt in deze wijzigingsregeling niet gewijzigd.
Momenteel wordt onderzocht of het wenselijk dit in de toekomst aan te passen.
Artikel III Wijziging van het Examenreglement voor luchtvarenden 2004
De verordening inzake vliegend personeel en de onderliggende documentatie die door
het Agentschap inzake luchtvaartveiligheid (EASA) wordt versterkt bevat gedetailleerde
voorschriften met betrekking tot de inhoud en vorm van de examens. Desalniettemin
moet een aantal procedurele voorschriften nog wel door lidstaten worden ingevuld om
de daadwerkelijke gang van zaken rondom het afnemen van examens vorm te geven. Het
Examenreglement voor luchtvarenden 2004 is dan ook van toepassing op alle examens,
tenzij duidelijk uit de context volgt dat het enkel op de nationale brevetten van
toepassing is. Dit is bijvoorbeeld het geval met artikel 15, waarin staat opgenomen
dat een kandidaat zich een examinator laat toedelen. Dit is enkel van toepassing op
de nationale brevetten, aangezien de verordening inzake vliegend personeel juist uitgaat
van de vrije keus van kandidaten en marktwerking tussen examinatoren.
Sinds 1 januari 2013 wordt het schriftelijke theorie examen voor luchtvarenden afgenomen
door het CBR. Om over voldoende inhoudelijke kennis te beschikken maakt CBR op commerciële
basis gebruik van experts. Het is dan ook niet langer noodzakelijk de benoeming en
betaling van dergelijke theorie-experts in het examenreglement op te nemen. De bepalingen
daaromtrent worden daarom geschrapt.
Artikel IV Wijziging van Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen
voor luchtvarenden 2001
De wijziging van de Regeling bewijzen bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden
2001 maakt dat de regeling enkel nog van toepassing is op de nationale brevetten die
niet onder het toepassingsbereik van de verordening inzake vliegend personeel vallen.
Het gaat dan om het RPL, CPL(FB) en bijbehorende bevoegdverklaringen zoals die voor
examinator (FE) en instructeur (FI) en de specifieke bevoegdverklaringen radio telefonie
(RT), nachtvliegen en CSR.
Artikel V Wijziging van de Regeling examinatoren voor luchtvarenden 2004
De verordening inzake vliegend personeel wijzigt de positie van de examinator. Tot
op heden stelde een examinator namens de minister het examenresultaat vast. De minister
was ook verantwoordelijk voor de toedeling van de examinatoren aan de kandidaten,
vaak door middel van zogenaamde protocolhouders. Op basis van de verordening neemt
een examinator echter een onafhankelijke positie in en stelt hij zelf het resultaat
van het examen vast. Kandidaten zijn vrij in de keuze van een examinator en deze mag
ook zelf zijn tarief vaststellen. De inhoudelijke vereisten waar examinatoren aan
moeten voldoen en voorwaarden waaronder zij hun taken mogen uitoefenen staan in de
verordening opgenomen. De bevoegde autoriteit ziet toe op de kwaliteit en onafhankelijkheid
van de examinator. De Regeling examinatoren wordt aan deze wijzigingen aangepast en
is in grote mate enkel nog van toepassing op examinatoren voor de nationale brevetten
RPL, CPL(FB) en enkele bevoegdverklaringen. Op een paar procedurele punten is de regeling
nog wel van toepassing op alle examinatoren. Het gaat dan om artikel 8 waarin examinatoren
de bevoegdheid krijgen om op het brevet het examenresultaat aan tekenen, een bevoegdheid
die op grond van FCL.1025, onderdeel b, onder 2, ook onder de verordening inzake vliegend
personeel expliciet moet worden toebedeeld.
Artikel VI Wijziging van de Regeling gelijkstelling buitenlandse bewijzen van bevoegdheid
De Regeling gelijkstelling bevatte de implementatie van Richtlijn 91/670/EEG van de
Raad van 16 december 1991 inzake de onderlinge erkenning van bewijzen van bevoegdheid
voor burgerluchtvaartpersoneel. Met de inwerkingtreding van de verordening inzake
vliegend personeel wordt deze ingetrokken overeenkomstig artikel 69, tweede lid, van
de basisverordening. De preambule van de verordening geeft aan dat maatregelen die
bij de verordening worden vastgesteld, dienen te worden beschouwd als de overeenkomstige
maatregelen. De regeling is hierdoor enkel nog van belang voor de gelijkstelling van
buitenlandse brevetten die niet onder de verordening vallen, dat wil zeggen brevetten
vergelijkbaar met het RPL. Inhoudelijk is de regeling beperkt tot brevetten die voldoen
aan de minimale standaarden van de internationale burgerluchtvaartorganisatie (ICAO).
De regeling ziet dus niet op bijvoorbeeld brevetten voor micro light aeroplanes (MLA)
omdat ICAO deze niet reguleert. De regeling ziet daarnaast nog op brevetten die vallen
onder artikel 4, onderdelen b en d, van de basisverordening: de gelijkstelling van
brevetten van personeel dat werkt op binnen de EU geregistreerde luchtvaartuigen,
maar waarvan het toezicht is gedelegeerd naar een derde land en die daar ook gebruikt
worden, zogenaamde ‘lease-constructies’.
Artikel VII Wijziging van de Regeling geneeskundige instanties, geneeskundigen en
medische verklaringen voor de luchtvaart
Medische certificaten klasse 1 en 2 worden volledig door de verordening inzake vliegend
personeel gereguleerd. Ook indien deze certificaten worden verbonden aan nationale
brevetten worden zij inhoudelijk voor de verordening ingevuld. Voor het nationale
RPL is aldus een Europees klasse 2 certificaat vereist. De Regeling geneeskundige
instanties, geneeskundigen en medische verklaringen voor de luchtvaart is inhoudelijk
enkel nog van toepassing op de klasse 3 medische verklaring die onder andere aan luchtverkeersdienstverlenend
personeel wordt verstrekt. De bepalingen omtrent de adviescommissie zijn echter ook
van toepassing op Europese certificaten voor zover deze door de minister zijn verstrekt.
Het uitgangspunt van de verordening is dat zij door de bevoegde luchtvaartmedische
instanties of artsen worden verstrekt, tenzij deze het besluit over de geschiktheid
aan de minister heeft voorgelegd. In dergelijke situaties behandelt de adviescommissie
de bezwaren van de keurling.
Artikel VIII Wijziging van de Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001
De Regeling opleidingsinstellingen voor luchtvarenden 2001 is zodanig aangepast dat
de regeling enkel nog ziet op de registratie van de opleidingen voor nationale brevetten.
Hierbij moet meteen de kanttekening worden geplaatst dat het nationale RPL brevet
vanaf 2015 grotendeels zal worden vervangen door een Europees brevet. Het is hierdoor
niet meer opportuun voor opleidinginstellingen om een nieuwe registratie voor die
opleidingen te krijgen, aangezien kandidaten geen tijd meer hebben om een opleiding
af te ronden die tot een bruikbaar brevet leidt. In de regeling is in artikel 3 opgenomen
dat een eerste registratie enkel nog mogelijk is voor de RPL(MLA) en RT opleidingen.
Daarnaast ziet de regeling in artikel 11a op de erkenning van taalbeoordelingsinstanties
die ook voor de Europese brevetten de taalbeoordeling uitvoeren. Op grond van FCL.055
moeten lidstaten hiervoor een systeem inrichten. Nederland had dit al gedaan ter uitvoering
van eerdere internationale verplichtingen: de implementatie van de Joint Aviation
Requirements (JAR) van de Joint Aviation Authorities (JAA).
Artikel IX Wijziging van de Regeling logboeken
Zowel de Wet luchtvaart, artikel 2.10, als de verordening inzake vliegend personeel,
FCL.050, eist dat de overheid regelt welke gegevens een vlieger moet registeren en
op welke wijze dit gebeurt. Ter uitvoering hiervan is in de Regeling logboeken voor
houders van een RPL een bijlage opgenomen en wordt voor de houders van Europese brevetten
verwezen naar het materiaal dat EASA op dit punt heeft opgesteld. Daarnaast is artikel
1 zodanig aangepast dat geautomatiseerde logboeken volledig geaccepteerd worden.
Artikel X Wijziging van de Regeling erkenning EG-beroepskwalificaties en bewijzen
van bevoegdheid voor de luchtvaart
De wederzijdse erkenning van de brevetten van luchtverkeersleiders wordt geregeld
door de basisverordening en de verordening inzake luchtverkeersleiders, Artikel 7
van de regeling vervalt dan ook.
Artikel XI Wijziging van de Regeling uitvoering en handhaving luchtvaartveiligheid
Op basis van artikel 1.6 van de Wet luchtvaart heeft de minister de bevoegdheid voorschriften
van de basisverordening of de daarop gebaseerde uitvoeringsverordeningen aan te wijzen,
waarvan de overtreding in combinatie met de artikelen 11.9 en 11.10 van de Wet luchtvaart
een strafbaar feit oplevert. In de onderhavige regeling wordt deze bevoegdheid ingevuld.
Tot op heden verliep de strafrechtelijke handhaving van de bepalingen van de basisverordening
en de uitvoeringsverordeningen via de algemene ge- en verbodsbepalingen van de Wet
luchtvaart. Met de inwerkingtreding van de Wet van 28 maart 2013 tot wijzing van de
Wet luchtvaart zijn deze verbodsbepalingen niet meer van toepassing op de onderwerpen
die bij of krachtens de basisverordening worden geregeld. Het gaat hierbij om luchtwaardigheid,
vliegend personeel, vluchtuitvoering en luchtverkeersleiders. Aangezien het nadrukkelijk
niet de bedoeling is om de strafbaarstelling van deze onderwerpen uit te breiden,
is bij de aanwijzing van de relevante bepalingen aangesloten bij de gedragingen die
in de artikelen 11.9 en 11.10 als overtreding dan wel misdrijf zijn aangemerkt. Voor
de opmaak van het de artikelen is aangesloten bij regelingen die gebaseerd zijn op
artikel 6.2 van de Wet dieren, waarin de Minister van Economische Zaken een vergelijkbare
bevoegdheid heeft.
Hieronder is een transponeringstabel opgenomen waarin staat aangegeven met welke inhoudelijke
bepaling van de Wet luchtvaart de aangewezen bepalingen van de verordeningen overeenkomen.
Een aantal bepalingen van de Wet luchtvaart ziet enkel op de nationale situatie en
heeft om die reden geen corresponderende bepaling in de verordeningen. Omwille van
de leesbaarheid zijn de delegatiegrondslagen van de verordeningen niet in de tabel
opgenomen maar enkel het artikel waarin de inhoudelijke gedraging is in de tabel opgenomen.
De delegatiegrondslagen zijn opgenomen voor:
-
• luchtwaardigheid, inclusief milieueisen, in artikel 5, vijfde lid, en artikel 6, derde
lid, basisverordening;
-
• vliegend personeel in artikel 7, zesde lid, basisverordening;
-
• vluchtuitvoering in artikel 8, vijfde lid, basisverordening, en
-
• luchtverkeersleiders in artikel 8 quater, tiende lid, basisverordening.
De delegatiegrondslagen zijn uiteraard wel expliciet opgenomen in de Regeling uitvoering
en handhaving luchtvaartveiligheid.
Transponeringstabel artikel 11.9 Overtredingen
|
Wet luchtvaart
|
Verordeningen
|
Artikel 2.1, eerste lid
|
Artikel 7, tweede lid, basisverordening
Artikel 8 quater, tweede lid, basisverordening
|
Artikel 2.1, tweede lid
|
Artikel 7, eerste en zesde lid, basisverordening jo artikel 3 verordening 1178/2011
en artikel 8 quater, eerste en tiende lid, jo artikel 1 verordening 805/2011
|
Artikel 2.1, derde lid
|
Nvt
|
Artikel 2.1, vierde lid
|
Artikel 14, vierde en zesde lid, basisverordening
|
Artikel 2.3, vijfde lid
|
Paragraaf FCL.065 verordening 1178/2011
|
Artikel 2.3, achtste lid
|
Artikel 14, vierde en zesde lid, basisverordening
|
Artikel 2.5. tweede lid
|
Bijlage I, paragraaf FCL.070 verordening 1178/2011
|
Artikel 2.6, derde lid
|
Bijlage I, paragraaf FCL.070 verordening 1178/2011
|
Artikel 2.10, tweede lid
|
Bijlage I, paragraaf FCL.050 verordening 1178/2011
|
Artikel 2.11
|
Bijlage IV, paragraaf MED.020 verordening 1178/2011 en artikel 17 verordening 805/2011
|
artikel 3.8, tweede lid
|
Artikel 5, eerste en tweede lid, basisverordening
|
Artikel 3.16, derde lid
|
Bijlage I, paragraaf 21.A.177 verordening 748/2012
|
Artikel 3.19, eerste lid
|
Bijlage I, paragraaf 21.A.181 verordening 748/2012
|
Artikel 3.19a, eerst lid
|
Artikel 6, eerste en tweede lid, basisverordening
|
Artikel 3.19a, vijfde lid
|
Nvt
|
Artikel 3.19c, vierde lid
|
Nvt
|
Artikel 3.19e, tweede lid
|
Bijlage I, paragraaf 21.A.209, verordening 748/2012
|
Artikel 3.19e, derde lid
|
Bijlage I, paragraaf 21.A.209, verordening 748/2012
|
Artikel 3.19e, vierde lid
|
Nvt
|
Artikel 3.19f, vijfde lid
|
|
Artikel 3.19f, zevende lid
|
Nvt
|
Artikel, 3.22, eerste lid
|
Bijlage I, paragraaf M.A.201, verordening 2042/2003
|
Artikel 3.22, tweede lid
|
Artikel 6, eerste lid, basisverordening
|
Artikel 3.25, vierde lid
|
Artikelen 3 en 4, jo bijlage I, paragraaf M.A.201, verordening 748/2003
|
Artikel 3.30, tweede lid
|
Artikel 5 verordening 2042/2003
|
Artikel 4.8
|
Bijlage I, paragraaf FCL.045, verordening 1178/2011
|
Transponeringstabel artikel 11.10 misdrijven
|
Wet luchtvaart
|
Verordeningen
|
Artikel 2.12, eerste lid
|
Bijlage IV, paragraaf 7.g, basisverordening
|
Artikel 2.12 overig
|
Nvt
|
Artikel 3.8, eerste lid
|
Artikel 5, eerste, tweede lid en zesde lid, basisverordening
|
Artikel 3.13, derde lid
|
Nvt
|
Artikel 3.13, vierde lid
|
Artikel 5, vierde lid, basisverordening
|
Artikel XI Intrekking Regeling kwalificaties STDs en Regeling aanwijzing JAA-landen
De Regeling kwalificaties STDs wordt ingetrokken omdat er naast de Europees gereguleerde
keuringen van simulation training devices (STDs) geen ruimte meer is voor nationale
keuringen. Ook de Regeling aanwijzing JAA -landen wordt ingetrokken. De basisverordening,
artikel 12, en de verordening inzake vliegend personeel, artikel 8, regelen uitputtend
de wederzijdse erkenning van brevetten. Binnen de Europese Unie geldt uiteraard volledige
wederzijdse erkenning.
Erkenning van brevetten uit derde landen is enkel mogelijk indien de EU een overeenkomst
met dit land heeft of lidstaten voor de inwerkingtreding van de verordeningen overeenkomsten
hadden. In die gevallen reguleert de verordening vervolgens hoe deze brevetten moeten
worden omgezet in Europese brevetten.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
W.J. Mansveld.