Besluit van 11 december 2013 tot wijziging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart en het Besluit luchtvaartuigen 2008 in verband met de uitvoering van verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (PbEU L 79) en diverse uitvoeringsverordeningen omtrent luchtvaartveiligheid

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 5 september 2013, nr.IenM/BSK-128557, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, gedaan in overeenstemming met de Minister van Defensie;

Gelet op de artikelen 1.2, tweede en derde lid, 1.5, 2.2, derde lid, 2.3, tweede, vijfde en zesde lid, 2.4, tweede, derde en vierde lid, 2.7, vierde lid, 2.9, eerste lid, tweede en vierde lid, 3.7, 3.13 eerste en vijfde lid, 3.15, eerste lid, 3.19a, derde lid, 3.22, eerste lid, 3.23, 3.25, 3.26, 3.29, 3.30, 3.31, 5.11 en 5.16 van de Wet luchtvaart;

Gelet op:

  • verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (PbEU L 79),

  • verordening (EG) nr. 2042/2003 van de Commissie van 20 november 2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PbEU L 315),

  • verordening (EU) nr. 805/2011 van de Commissie van 10 augustus 2011 tot vaststelling van gedetailleerde regels voor vergunningen en bepaalde certificaten van luchtverkeersleiders, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 206),

  • verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L311), en

  • verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (PB L224);

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 23 oktober 2013, nr.W14.13.0311/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 6 december 2013, nr. IenM/BSK-2013/274288, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, uitgebracht in overeenstemming met de Minister van Defensie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart wordt als volgt gewijzigd:

A

Hoofdstuk 1 komt te luiden:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

AML:

bewijs van bevoegdheid voor onderhoudstechnicus (Aircraft Maintenance Licence);

CPL:

bewijs van bevoegdheid voor beroepsvlieger (Commercial Pilot Licence);

CSR:

bevoegdverklaring voor landbouwvliegen (Crop Spray Rating);

bevoegdverklaring:

op een bewijs van bevoegdheid aangebrachte of daarmee samenhangende en van de vergunning deel uitmakende machtiging waarin specifieke aan de vergunning verbonden voorwaarden, rechten of beperkingen zijn aangegeven

LPE:

aantekening betreffende de taalvaardigheid (Language Proficiency Endorsement);

luchtschip:

luchtvaartuig, lichter dan lucht, dat is voorzien van een voortstuwingsinrichting en een besturingsinrichting;

luchthaveninformatie:
  • 1°. informatie overeenkomend met de betekenis van de in de Regeling seinen opgenomen grondtekens die op de luchthaven zijn uitgelegd,

  • 2°. informatie van windrichting of sterkte, verkregen uit ter beschikking staande middelen, zoals windmeter en windzak,

  • 3°. informatie omtrent omstandigheden die het gebruik van de luchthaven kunnen beperken,

  • 4°. informatie over luchtverkeersactiviteiten op en in de nabijheid van de luchthaven,

  • 5°. informatie over de te volgen taxiprocedures, of

  • 6°. informatie over de te gebruiken parkeerplaatsen;

luchthaveninformatieverstrekker:

persoon die op grond van dit besluit bevoegd is luchthaveninformatie te verstrekken;

Onze Minister:

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu;

RFI:

bevoegdverklaring recreatief vlieginstructeur (Recreational Flight Instructor);

RPL:

bewijs van bevoegdheid voor recreatief vlieger (Recreational Pilot Licence);

RT:

bevoegdverklaring radiotelefonie (Radio Telephony);

schermvliegtuig:

zweeftoestel zonder starre hoofdstructuur, dat kan worden gedragen en slechts gestart en geland kan worden door gebruik te maken van de benen van de bestuurder;

TMG:

motorzweefvliegtuig met een integraal gemonteerde niet intrekbare motor en een niet intrekbare propeller, dat in staat is om op eigen kracht op te stijgen en te klimmen (Touring Motor Glider);

verdrag:

Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Trb.  1973, 109);

verordening (EG) nr. 2042/2003:

verordening van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 november 2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PbEU L 315);

verordening (EU) nr. 805/2011:

verordening (EU) nr. 805/2011 van de Commissie van 10 augustus 2011 tot vaststelling van gedetailleerde regels voor vergunningen en bepaalde certificaten van luchtverkeersleiders, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (Pb L 206);

verordening (EU) nr. 1178/2011:

verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 311);

vliegtuig:

gemotoriseerd luchtvaartuig met vaste vleugels, zwaarder dan lucht, dat hoofdzakelijk in de lucht gehouden kan worden door aërodynamische reactiekrachten op zijn vleugels;

vluchtinformatieverstrekker:

persoon, bevoegd tot het geven van advies, inlichtingen en alarmering aan luchtverkeer of grondverkeer;

vrije ballon:

luchtvaartuig, lichter dan lucht, niet voorzien van een voortstuwingsinstallatie en ingericht en bestemd om ten minste één persoon te vervoeren;

wet:

Wet luchtvaart;

zeilvliegtuig:

zweeftoestel met starre hoofdstructuur, dat kan worden gedragen en slechts gestart en geland kan worden door gebruik te maken van de benen van de bestuurder;

zweeftoestel:

luchtvaartuig niet zijnde een TMG, zwaarder dan lucht, dat hoofdzakelijk in de lucht kan worden gehouden door aerodynamische reactiekrachten en waarvan de vrije vlucht niet afhankelijk is van een motor;

zweefvliegtuig:

zweeftoestel met vaste vleugel.

Artikel 1a

Dit besluit berust tevens op de artikelen 1.5 en 2.9, tweede en vierde lid, van de wet.

Artikel 1b

Van overeenkomstige toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zijn:

  • a. de basisverordening,

  • b. verordening (EG) nr. 2042/2003,

  • c. verordening (EU) nr. 805/2011, en

  • d. verordening (EU) nr. 1178/2011,

met dien verstande dat bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden gesteld.

Artikel 1c

De aanvraag voor de afgifte van een bewijs van bevoegdheid of gerelateerde certificaten als bedoeld in hetgeen bij of krachtens de basisverordening is bepaald wordt ingediend bij Onze Minister, tenzij bij of krachtens de basisverordening of de wet een andere instantie is aangewezen.

B

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

  • 1. Onze Minister kan de volgende bewijzen van bevoegdheid afgeven:

    • a. RPL, dat de bevoegdheid geeft, niet tegen vergoeding, op te treden als bestuurder van een luchtvaartuig, dat gecertificeerd is of luchtwaardig is bevonden voor maximaal 4 inzittenden, tijdens vluchten zonder baat, onder de volgende beperkingen:

      • 1°. alleen tijdens VFR-vluchten;

      • 2°. alleen tijdens de daglichtperiode als bedoeld in artikel 1 van het Luchtverkeersreglement, en

      • 3°. niet met passagiers, tenzij de houder ten minste tien uur ervaring heeft als gezagvoerder van een luchtvaartuig van dezelfde categorie of met dezelfde bijzondere bevoegdverklaring en de houder in de voorafgaande negentig dagen ten minste drie starts en drie landingen heeft uitgevoerd als gezagvoerder van een luchtvaartuig van dezelfde categorie en met dezelfde bijzondere bevoegdverklaring;

    • b. CPL, dat de bevoegheid geeft, al dan niet tegen vergoeding, op te treden als eerste of tweede bestuurder van een luchtvaartuig;

    • c. AML, dat de bevoegdheid geeft tot het onderhouden van luchtvaartuigen en het toezicht daarop, alsmede het vrijgeven voor gebruik van die luchtvaartuigen na dat onderhoud, voor zover deze is voorzien van één of meer bijzondere bevoegdverklaringen.

  • 2. Een bewijs van bevoegdheid kan worden afgegeven voor de volgende categorieën luchtvaartuigen:

    • a. RPL: vliegtuigen (A), helikopters (H), luchtschepen (AS) en andere categorieën (OA);

    • b. CPL: vrije ballonnen (FB);

    • c. AML: vliegtuigen (A), helikopter (H), zweeftoestellen (G) en andere categorieën (OA).

  • 3. Een CPL(FB) geeft de bevoegdheid tegen vergoeding op te treden als bestuurder van een vrije ballon die luchtwaardig is bevonden, onder de volgende beperkingen:

    • a. alleen tijdens VFR-vluchten, en

    • b. vaart bij nacht is slechts toegestaan, indien de houder ten minste twee opstijgingen bij nacht met een gemiddelde duur van twee uur elk onder toezicht van een bevoegde houder die reeds de nodige ervaring in nachtvaren bezit, heeft uitgevoerd.

  • 4. Een AML wordt slechts afgegeven wanneer ten minste één bijzondere bevoegdverklaring daarop is weergegeven.

  • 5. De bevoegdheden die voortvloeien uit een bewijs van bevoegdheid zijn steeds beperkt tot die typen of klassen luchtvaartuigen of tot die werkzaamheden waarvoor een bijzondere bevoegdverklaring is afgegeven

  • 6. Een bewijs van bevoegdheid wordt afgegeven voor onbepaalde duur.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na het eerste lid, onderdeel b, wordt een onderdeel c toegevoegd, luidende:

  • c. LPE met de bevoegdheden en voorwaarden, bedoeld in verordening (EU) nr. 1178/2011.

2. Het tweede komt te luiden:

  • 2. Aan de houder van een CPL afgegeven overeenkomstig verordening (EU) nr. 1178/2011 kan onder beperkingen naar soort vlucht of ervaring de algemene bevoegdverklaring CSR worden verbonden, dat de bevoegdheid geeft om een luchtvaartuig te bedienen waarmee stoffen ter bescherming of bevordering van het milieu of de land-, tuin-, of bosbouw vanuit de lucht worden verspreid.

3. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Aan de houder van een CPL(FB) kan, onder de krachtens artikel 2.2 van de wet genoemde bijzondere bevoegdverklaringen, al dan niet onder beperkingen naar soort vlucht of ervaring, een of meer van de volgende algemene bevoegdverklaringen worden afgegeven:

    • a. RT, dat de bevoegdheid geeft om radiocontact met de luchtverkeersdienst, als bedoeld in artikel 1 van het Luchtverkeersreglement, of met bestuurders van andere luchtvaartuigen, te onderhouden;

    • b. FI(FB) dat de bevoegdheid geeft onderricht te geven in het besturen van vrije ballonnen voor:

      • 1°. de afgifte van een CPL(FB);

      • 2°. VFR-nachtvliegen;

      • de afgifte van een FI(FB).

D

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

  • 1. De RT wordt afgegeven voor onbepaalde duur.

  • 2. De RFI en de FI(FB) worden afgegeven voor de duur van ten hoogste drie jaren.

  • 3. De CSR wordt afgegeven voor de duur van ten hoogste 2 jaren.

  • 4. De geldigheidsduur wordt, indien de bevoegdverklaring niet is afgegeven op de laatste dag van de maand van afgifte, berekend vanaf de eerste dag van de maand, volgend op de maand van afgifte.

E

Artikel 6, eerste lid, onderdelen c en e, vervallen onder verlettering van onderdeel d tot onderdeel c.

F

Artikel 7 vervalt.

G

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. in het bezit is van een geldige medische verklaring klasse II.

2. Onderdeel c vervalt.

H

In artikel 11, eerste lid, vervalt onderdeel n onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel m door een punt.

I

Artikel 13, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Onze Minister geeft nadere regels met betrekking tot de erkenning en registratie van een opleidingsinstelling. Deze regels omvatten in ieder geval bepalingen betreffende:

    • a. de bij de aanvraag in te dienen gegevens;

    • b. eisen inzake de opleiding;

    • c. de afgifte, geldigheidsduur, intrekking en wijziging.

J

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «de bewijzen van bevoegdheid, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen f en g,» vervangen door «de AML» en wordt «een JAA-land» vervangen door: een door Onze Minister bij regeling aangewezen staat.

2. In het vijfde lid wordt «, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel l» vervangen door: LPE.

K

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

  • a. In de aanhef wordt na «autorisatie» ingevoegd: en benoeming.

  • b. In onderdeel a vervalt «tot autorisatie».

  • c. In onderdeel b vervalt «van de autorisatie».

  • d. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d, door een punt komma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. de bezoldiging van benoemde examinatoren.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De examens ter verkrijging van een AML kunnen mede worden afgenomen door een door Onze Minister erkende opleidingsinstelling. Onze Minister kan nadere regels stellen omtrent het afnemen van de examens.

5. Na het derde lid wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 4. In afwijking van het eerste lid stelt het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen het resultaat van het schriftelijke theorie-examen vast.

L

Het opschrift van hoofdstuk 3 komt te luiden:

Hoofdstuk 3. Vluchtinformatieverstrekkers en luchthaveninformatieverstrekkers

M

Artikel 17, onderdelen a en b, vervallen, onder verlettering van de onderdelen c en d tot a en b.

N

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Onze Minister kan op het bewijs van bevoegdheid voor vluchtinformatieverstrekker en luchthaveninformatieverstrekker een of meer bevoegdverklaringen weergeven op de wijze zoals aangegeven in de bijlage bij dit besluit.

2. In het tweede lid vervalt «voor luchtverkeersleider, leerling-luchtverkeersleider, vluchtinformatieverstrekker en luchthaveninformatieverstrekker».

2. In het tweede en derde lid vervalt het Romeinse cijfer « II».

O

Artikel 19 komt te luiden:

Artikel 19

De minimumleeftijd voor de afgifte van een bewijs van bevoegdheid als bedoeld in artikel 17 bedraagt 18 jaar.

P

Artikel 20, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef vervalt «luchtverkeersleider, leerling-luchtverkeersleider en».

2. Aan onderdeel a wordt toegevoegd: klasse 3,.

Q

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «luchtverkeersleider,».

2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde, vierde en vijfde lid tot het tweede, derde en vierde lid.

3. In het vierde lid (nieuw) wordt «derde en vierde lid» vervangen door: tweede en derde lid.

R

In artikel 24a, eerste lid, vervalt «luchtverkeersleider,».

S

In artikel 24b vervalt «voor luchtverkeersleider».

T

Artikel 26 vervalt.

U

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, onderdeel a, vervalt, onder verlettering van de onderdelen b tot en met f tot a tot en met e.

2. Het derde lid vervalt.

V

Artikel 29 vervalt.

W

Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De geldigheidsduur van een medische verklaring als bedoeld in artikel 8 wordt bepaald overeenkomstig verordening (EU) nr. 1178/2011.

2. In het tweede lid, aanhef, vervalt «luchtverkeersleiders, luchtverkeersleiders in opleiding,».

3. De tabel in het tweede lid komt te luiden:

Klasse II

Jonger dan 30 jaar

30–50 jaar

50 jaar of ouder

Luchthaveninformatieverstrekker

60 maanden

24 maanden

12 maanden

Klasse III

Jonger dan 40 jaar

40 jaar of ouder

 

Vluchtinformatieverstrekker

24 maanden

12 maanden

 

X

Artikel 32, eerste lid, komt te luiden;

  • 1. Ten behoeve van de beslissing op bezwaar tegen een beschikking met betrekking tot de medische verklaring of certificaat kan Onze Minister een Adviescommissie instellen.

Y

In artikel 33, tweede lid, wordt «medische verklaringen klasse 1» vervangen door «medische certificaten klasse 1» en wordt «medische verklaringen klasse 2» vervangen door: medische certificaten klasse 2.

Z

Bijlage I vervalt.

AA

Bijlage II wordt de bijlage bij het besluit en komt te luiden:

Bijlage behorende bij artikel 18 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart

Bewijs van bevoegdheid

Rating/ bevoegdverklaring

Endorsement

Rating

Unit

Licence

Luchtverkeersleider*

 

PRO

Divers

ASE

Vluchtinformatieverstrekker

(Flight alerting officer – FISO)

ADR

CLD

Divers

OJT

AER

RAD

ASE

EXM

Luchthaveninformatieverstekker

(Aeronautical station operator – ASO)

ADR**

OFS

Divers

EXM

APN

DIS

* Bewijs van bevoegdheid afgegeven bij of krachtens verordening nr 805/2011

** Minimaal 1 rating endorsement noodzakelijk.

Verklarende afkortingenlijst:

ADR:

bevoegdheid van:

  • 1°. vluchtinformatieverstrekkers tot het verstrekken van advies en inlichtingen aan luchthavenverkeer en luchtverkeer op en nabij een luchthaven dan wel het verstrekken van alarmering;

  • 2°. luchthaveninformatieverstrekkers tot het verstrekken van luchthaveninformatie aan luchthavenverkeer op een luchthaven (Aerodrome);

AER:

bevoegdheid tot het verstrekken van advies en inlichtingen aan luchtverkeer dan wel tot verstrekken van alarmering (Area);

APN:

bevoegdheid tot het verstrekken van dienstberichten aan voertuigen niet zijnde luchtvaartuigen op en in het nabijheid van een luchthaven (Apron);

ASE:

bevoegdheid tot het instellen van een onderzoek naar de kennis, bedrevenheid en ervaring van vluchtinformatieverstrekker door middel van een continue beoordeling (Assessor);

CLD:

bevoegdheid tot het verstrekken van een klaring in opdracht en onder verantwoordelijkheid van een luchtverkeersleider (Clearance Delivery);

DIS:

verstrekken van luchthavenformatie aan luchtverkeer dat deelneemt aan een luchtvaartvertoning.

EXM:

bevoegdheid tot het instellen van een onderzoek naar de kennis, bedrevenheid en ervaring van luchtverkeersleider, leerling luchtverkeersleider, vluchtinformatieverstrekker en luchthaveninformatieverstrekker door het afnemen van een examen (Examiner);

OFS:

bevoegdheid tot het verstrekken van luchthaveninformatie aan luchthavenverkeer op en nabij een offshore productieplatform (Offshore);

OJT:

bevoegdheid tot het geven van praktijkinstructie op één of meer operationele posities (On the Job Training instructor);

PRO:

nationale bevoegdheid tot het verlenen van naderingsluchtverkeersleiding met behulp van radiocommunicatie en vastgestelde procedures die verbonden kan worden aan de bevoegdverklaring Ground Movement Control, Tower Control of Air (Procedural Control);

RAD:

bevoegdheid tot het verstrekken van advies en inlichtingen met behulp van primaire of secundaire radarapparatuur indien AER van toepassing is (Aerodrome Radar Control).

ARTIKEL II

Het Besluit luchtvaartuigen 2008 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De volgende begrippen met daarbij behorende begripsomschrijvingen vervallen: CAMO, CAMO-erkenning, EASA-luchtvaartuig, MOA, MTOA, Part 66, Part 145, Part 147, verordening (EG) nr. 216/2008, vliegvergunning.

2. In het begrip akkoordverklaring met daarbij behorende begripsomschrijving wordt «Onze minister» vervangen door «Onze Minister»en wordt «verordening (EG) nr. 1702/2003» vervangen door: verordening (EU) nr. 748/2012.

3. Het begrip Onze minister met daarbij behorende begripsomschrijving wordt vervangen door:

Onze Minister:

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.

4. Het begrip verordening (EG) nr. 1702/2003 met daarbij behorende begripsomschrijving wordt vervangen door:

verordening (EU) nr. 748/2012:

verordening van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (PB L224).

B

Na artikel 1 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

Dit besluit berust tevens op artikel 1.5 van de wet.

Artikel 1b

De aanvraag voor de afgifte van een bewijs van luchtwaardigheid, erkenning of hieraan gerelateerde certificaten of verklaringen als bedoeld in hetgeen bij of krachtens de basisverordening is bepaald wordt ingediend bij Onze Minister, tenzij bij of krachtens de basisverordening of de wet hiertoe een andere instantie is aangewezen.

C

In de artikelen 2, 3, 9, 14, 15, 18, 19, 20 en 23, wordt «Onze minister» telkens vervangen door: Onze Minister.

D

Artikel 2, zevende lid, komt te luiden:

  • 7. Van overeenkomstige toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zijn:

    • a. de basisverordening,

    • b. verordening (EG) nr. 2042/2003, en

    • c. verordening (EU) nr. 748/2012,

    met dien verstande dat bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden gesteld.

E

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

Onze Minister kan op aanvraag een aanvullend type certificaat afgeven voor een luchtvaartuig dat volledig wordt ingezet voor niet-militaire staatsactiviteiten of diensten of een luchtvaartuig als bedoeld in onderdeel a, b en d van Bijlage II bij de basisverordening.

F

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Onze Minister kan op aanvraag de volgende bewijzen van luchtwaardigheid afgeven:

    • a. een ICAO-standaard-BvL,

    • b. een speciaal-BvL of

    • c. een export-BvL.

2. Het tweede lid en zesde lid vervallen, onder vernummering van het derde, vierde, vijfde en zevende lid tot tweede, derde, vierde en vijfde lid.

3. Het tweede lid (nieuw) komt te luiden:

  • 2. Een bewijs als bedoeld in het eerste lid onder a is geldig voor het internationaal uitvoeren van vluchten.

4. In het derde lid (nieuw) wordt «onder d» vervangen door: onder b.

5. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 4. Een bewijs als bedoeld in het eerste lid, onder c, houdt, in combinatie met een bewijs van luchtwaardigheid als bedoeld in het eerste lid, onder a, of een bewijs van luchtwaardigheid als bedoeld in hetgeen bij of krachtens de basisverordening is bepaald, een toestemming in tot het uitvoeren van vluchten.

G

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «Onze Minister geeft op aanvraag van de houder van een niet-militair staatsluchtvaartuig, dan wel een luchtvaartuig als bedoeld in onderdeel b van bijlage II bij verordening (EG) nr. 216/2008» vervangen door: Onze Minister geeft op aanvraag van de houder van een luchtvaartuig dat volledig wordt ingezet voor niet-militaire staatsactiviteiten of diensten, dan wel een luchtvaartuig als bedoeld in onderdeel b van bijlage II bij de basisverordening».

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

  • a. in de aanhef wordt «Onze minister» vervangen door «Onze Minister» en wordt «verordening (EG) nr. 216/2008» vervangen door: de basisverordening.

  • b. in onderdeel a, wordt na «staat van ontwerp,» toegevoegd: mits met die staat een overeenkomst is afgesloten.

H

Artikel 10, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen c tot en met h worden vernummerd 1 tot en met 6.

2. Onderdeel 3 komt te luiden:

  • 3. het luchtvaartuig is geproduceerd door een houder van een POA, dan wel door degene die een akkoordverklaring heeft verkregen,.

3. Onderdeel 5 komt te luiden:

  • 5. het luchtvaartuig is geïdentificeerd overeenkomstig Part 21, section A, subpart Q, van verordening (EU) nr. 748/2012,.

I

Aan artikel 11 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. In afwijking van het eerste lid wordt voor een luchtvaartuig dat volledig wordt ingezet voor niet-militaire staatsactiviteiten of diensten een ICAO-standaard-BvL afgegeven of verlengd voor ten hoogste 3 jaar.

J

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 17, eerste lid, onder f»vervangen door: artikel 17, eerste lid.

2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde lid tot het tweede lid.

K

In artikel 13, onderdelen a, b en c, vervalt telkens «en een ARC».

L

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Onze Minister kan een erkenning verlenen voor werkzaamheden die verband houden met de luchtwaardigheid en de geluidsproductie van producten of onderdelen, met uitzondering van werkzaamheden die reeds onder een van de erkenningen als bedoeld in verordening (EG) nr. 2042/2003 en verordening (EU) nr. 748/2012 vallen.

2. In het tweede lid wordt «Onze minister» vervangen door: Onze Minister.

M

In artikel 18 wordt artikel 17, eerste lid, onder f, telkens vervangen door: artikel 17, eerste lid,.

N

In artikel 19 wordt «artikel 17, eerste lid, onder f,» telkens vervangen door: artikel 17, eerste lid,.

O

Artikel 22, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel c komt te luiden:

  • c. de behandeling van de aanvraag om afgifte, wijziging of overdracht van een aanvullend type certificaat, een ontwerpgoedkeuring van een onderdeel of een bewijs van luchtwaardigheid, dan wel de vernieuwing of verlenging van een bewijs van luchtwaardigheid of de aanvraag voor een ontheffing,

2. Er wordt, onder vervanging van de punt aan het slot onderdeel f door een komma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • g. de kosten voor handelingen in het kader van de uitvoering van internationale overeenkomsten gesloten door de Europese Unie en internationale overeenkomsten gesloten door Nederland met derde landen, voor zover de wet of dit besluit hier niet reeds in voorziet.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, met dien verstande dat artikel II, onderdeel O, inwerking treedt met ingang van 1 januari 2014.

Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2013, treedt artikel II onderdeel O, inwerking met ingang van de dag na uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 11 december 2013

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

Uitgegeven de negentiende december 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Met het onderhavige wijzigingsbesluit wordt uitvoering gegeven aan verordening (EG) nr. 216/2008, de zogenaamde basisverordening van de EASA, en enkele uitvoeringsverordeningen die op de basisverordening gebaseerd zijn te weten verordening (EG) nr. 2042/2003 inzake luchtwaardigheid, verordening (EU) nr. 805/2011 inzake luchtverkeersleiders, verordening (EU) nr. 1178/2011 inzake vliegend personeel en verordening (EU) nr. 1702/2003 inzake blijvende luchtwaardigheid.

De Wet van 28 maart 2013 tot wijziging van de Wet luchtvaart in verband met de uitvoering van verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (Stb. 2013, 140) (hierna: EASA-wet) bevat de grondslagen voor de uitvoering van de basisverordening en de uitvoeringsverordeningen in de nationale rechtsorde. Tevens wordt met de EASA-wet een omslag beoogd in de wijze waarop in de luchtvaartregelgeving wordt omgegaan met de onderwerpen die bij of krachtens de basisverordening worden geregeld. Waar tot de inwerkingtreding van de EASA-wet de meest essentiële normen uit de verordeningen ten behoeve van uitvoering, toezicht en handhaving in de Wet luchtvaart werden opgenomen, is dit na de inwerkingtreding van de EASA-wet niet meer noodzakelijk. De EASA-wet bevat in hoofdstuk 1 een aantal delegatiebepalingen ten behoeve van de uitvoering. Door de aanpassing van hoofdstuk 11 wordt het mogelijk rechstreeks toezicht te houden op de bepalingen van de verordeningen en deze ook te handhaven. Dit heeft tot gevolg dat de normen van de Wet luchtvaart enkel nog van toepassing zijn op onderwerpen die niet bij of krachtens de basisverordening worden geregeld en waarvoor dus nog een nationale bevoegdheid bestaat. Het gaat hierbij globaal gezegd om de luchtvaartactiviteiten van defensie en nooddiensten, zoals de brandweer en politie. Daarnaast betreft het kleine luchthavens en luchtvaartuigen die zijn opgenomen in bijlage II bij de basisverordening, zogenaamde «Annex II luchtvaartuigen», waarbij het met name gaat om historische luchtvaartuigen, luchtvaartuigen met een experimenteel of wetenschappelijk karakter, amateurbouwluchtvaartuigen en bepaalde luchtvaartuigen met een beperkt gewicht. Ook het personeel en de vluchtuitvoering van deze luchtvaartuigen zijn uitgezonderd van het toepassingsbereik van de basisverordening, mits deze luchtvaartuigen voor niet-commerciële doeleinden gebruikt worden. De relevante hoofdstukken van de Wet luchtvaart blijven tevens van toepassing op de BES.

Uit het bovenstaande volgt dat het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart en het Besluit luchtvaartuigen 2008 na de inwerkingtreding van de EASA-wet hoofdzakelijk nog van toepassing zijn op de onderwerpen die niet bij of krachtens de basisverordening zijn geregeld. Enkel ten aanzien van een aantal procedurele voorschriften zijn zij nog van belang ter uitvoering van de verordeningen.

Het onderhavige wijzigingsbesluit bevat voor het merendeel geen inhoudelijke wijzigingen, maar laat vooral bepalingen vervallen die ook al in de verordeningen staan, die strijdig met de verordeningen zijn of die niet langer relevant zijn. Om deze reden is ook geen implementatietabel opgenomen in deze nota van toelichting. Daar waar het wijzigingsbesluit wel een inhoudelijke wijziging bevat wordt dit in de artikelgewijze toelichting vermeld.

Uit dit wijzigingsbesluit vloeien geen administratieve lasten of bedrijfseffecten voort.

Artikelgewijs

Artikel I Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart

Onderdeel A

Het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart is materieel enkel nog van belang voor bewijzen van bevoegdheid – brevetten – die niet onder de basisverordening vallen. Met betrekking tot vliegend personeel gaat het hierbij ten eerste om een bewijs van bevoegdheid voor een recreatief vlieger (Recreational Pilot Licence – RPL) voor de luchtvaartuigen die in bijlage II bij de basisverordening genoemd staan en die in Nederland vliegen. Ook de bevoegdheid om op commerciële basis ballonvluchten (Cmmercial Pilot Licence Free Balloons – CPL(FB) uit te voeren blijft voorlopig nog een nationale bevoegdheid. Pas vanaf 2015 zullen de bepalingen uit de verordening inzake vliegend personeel ook hierop van toepassing zijn. Daarnaast blijft het besluit van belang voor een typisch nationale bevoegdverklaring die aan Europees gereguleerde brevetten kan worden verbonden: de Crop Spray Rating (CSR). De bepalingen uit het besluit die direct of indirect slaan op de Europees gereguleerde brevetten en de bijbehorende bevoegdverklaringen worden geschrapt. Voor onderhoudspersoneel blijft de Aircraft Maintenance Licence (AML) van belang. Volgens dezelfde redenering vallen daarnaast nog de brevetten voor de Nederlandse vluchtinformatieverstrekker en luchthaveninformatieverstrekker onder het besluit. Met betrekking tot luchtverkeersleiders blijft het besluit nog van belang voor de aantekening voor Procedural Control (PRO) en Assessor (ASE) op de bewijzen van bevoegdheid voor luchtverkeersleiders. PRO voorziet in een specifieke behoefte van de luchtverkeersleiders op de kleinere Nederlandse vliegvelden. Verordening (EU) nr. 805/2011 staat deze nationale aantekening toe. De aantekening ASE staat niet expliciet in verordening (EU) nr. 805/2011 genoemd, maar volgt wel impliciet uit de bewoordingen van de verordening. In de concepten voor de wijziging van verordening (EU) nr. 805/2011 wordt deze aantekening wel weer expliciet benoemd. Om een geleidelijke overgang naar de te verwachten verordening mogelijk te maken, blijft de minister nog bevoegd deze aantekening af te geven. Ten slotte blijft het besluit relevant voor de brevettering op de BES.

Onderdeel A wijzigt hoofdstuk 1 van het besluit. De lijst met definities wordt geactualiseerd en alle verwijzingen naar Europees gereguleerde brevetten worden geschrapt. Tevens worden de verwijzingen naar de Joint-Aviation Requirement inzake Flight Crew Licencing (JAR-FCL) geschrapt. Deze regels van de Joint Aviation Authorities (JAA) bevatten tot de inwerkingtreding van verordening (EU) nr. 1178/2011 de inhoudelijke normen waarop de brevettering voor vliegend personeel was gebaseerd. De normen zijn grotendeels overgenomen in de verordeningen. Daarnaast wordt in artikel 1b artikel 1.5 van de wet als nieuwe grondslag van het besluit benoemd. Artikel 1.5 van de wet geeft de mogelijkheid ter uitvoering van de verordeningen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij regeling nadere regels te stellen. Onderdeel A maakt tevens duidelijk dat de inhoudelijke normen van de verordeningen van overeenkomstige toepassing zijn op de BES, waarbij de mogelijkheid blijft bestaan om maatwerk te leveren. Ten slotte voegt onderdeel A een nieuw artikel 1c toe, waarin ter uitvoering van de verordeningen wordt bepaald dat aanvragen voor Europees gereguleerde brevetten moeten worden ingediend bij de Minister van Infrastructuur en Milieu, tenzij Europees of nationaal is bepaald dat de aanvraag elders moet worden ingediend. Op basis van de verordening inzake vliegend personeel worden medische certificaten in principe afgegeven door erkende medische instanties. Slechts in zeer specifieke gevallen worden deze door de minister afgegeven. Deze bepaling heeft tot doel duidelijk te maken waar de bevoegdheid voor de afgifte van deze documenten ligt.

Voor vliegend personeel gaat het om de afgifte Private Pilot Licence (PPL), Commercial Pilot Licence (CPL), Airline Transport Pilot Licence (ATPL) en de Multi Pilot Licence (MPL). Daarnaast geeft de minister de brevetten af voor (leerling)luchtverkeersleiders (ATCOs). Tenslotte betreft het alle hieraan gerelateerde certificaten. Ook de Part-66 AML voor onderhoudstechnici wordt door de minister afgegeven.

Onderdeel J

De verwijzing in artikel 14, derde lid, naar de JAA is geschrapt en vervangen door de bepaling dat de minister landen kan aanwijzen waarvan de opleidingen in Nederland erkend worden. Deze aanpassing is noodzakelijk omdat de JAA inmiddels officieel is opgeheven en de erkenningen die destijds onder het regime van de JAA zijn afgegeven wellicht geactualiseerd moeten worden.

Onderdeel K

Verordening (EU) nr. 1178/2011 gaat ervan uit dat examinatoren zelfstandig kunnen functioneren. Het feit dat zij bevoegd zijn als examinator op te treden is een voldoende garantie voor de kwaliteit van de examinatoren. In het kader van het terugdringen van het aantal zelfstandige bestuursorganen (ZBOs) is besloten de examencommissies luchtvaart af te schaffen. Onderdeel K past artikel 15 aan met betrekking tot de vormgeving van de examens. Centraal element blijft dat de examens moeten worden afgenomen door geautoriseerde of, met betrekking tot de AML, benoemde examinatoren. De indeling van de examens geschiedt echter niet meer via een examencommissie. De AML examens kunnen ook worden afgenomen door examinatoren in dienst van erkende opleidingsinstellingen. Met betrekking tot het schriftelijk theorie-examen bepaalt artikel 15 dat het resultaat hiervan wordt vastgesteld door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, in lijn met de taakopdracht die in het Examenreglement is opgenomen.

Onderdeel T

Onderdeel T schrapt ook de examencommissie inzake luchtverkeersdienstverlening uit het besluit. In lijn met de verordeningen zullen de examens door de verleners van luchtverkeersdiensten worden vormgegeven. Ook hier blijft het uitgangspunt dat de examens enkel door bevoegde examinatoren mogen worden afgenomen.

Onderdeel X

Op basis van verordening (EU) nr. 1178/2011 worden medische certificaten voor de Europese brevetten in principe niet langer door de minister afgegeven. Medische instanties hebben een eigen bevoegdheid tot het afgeven van deze documenten. Onderdeel X past artikel 32 op zodanige wijze aan dat de daar genoemde Adviescommissie eventueel ook ten behoeve van deze certificaten kan worden ingezet. Dit zal uit het instellingsbesluit van de commissie moeten blijken.

Artikel II Besluit luchtvaartuigen 2008

Onderdeel B

Ook het Besluit luchtvaartuigen 2008 zal inhoudelijk niet meer relevant zijn voor de Europees gereguleerde bewijzen van luchtwaardigheid (BvL). Het besluit stelt enkel nog normen omtrent het ICAO-BvL, speciaal-BvL en het export-BvL. Hetzelfde geldt ten aanzien van de overige documenten en erkenningen die de minister kan afgeven.Onderdeel B voegt een nieuw artikel 1a en 1b in. In artikel 1a wordt de grondslag van het besluit uitgebreid. In artikel 1b waarin ter uitvoering van de verordeningen wordt bepaald dat aanvragen voor bewijzen van luchtwaardigheid, erkenningen en verwante certificaten moeten worden ingediend bij de Minister van Infrastructuur en Milieu, om duidelijk te maken waar de bevoegdheid voor de afgifte van de Europees gereguleerde documenten ligt. Het gaat hierbij dan met name om de afgifte van een EASA-BvL, vliegvergunning, Airwortiness Review Certificate (ARC), Production Organisation Approval (POA), Maintenance Organisation Approval (MOA), Maintenance Training Organisation Approval (MTOA), Continuous Airworthiness Management Organisation (CAMO)-erkenning en de zogenaamde akkoordverklaring.

Onderdeel E

In artikel 3.13, tweede lid, van de Wet luchtvaart is onder meer bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur kan worden aangegeven in welke gevallen aan de houder van een luchtvaartuig waarvoor EASA geen aanvullend typecertificaat heeft afgegeven, de minister deze kan afgeven. Artikel 5 is een uitwerking van dit artikel en bepaalt dat voor luchtvaartuigen die worden ingezet voor niet-militaire staatsactiviteiten of diensten de minister een aanvullend typecertificaat kan afgeven. In dit artikel is «niet-militaire staatsluchtvaartuigen» vervangen door «luchtvaartuigen volledig ingezet voor niet-militaire staatsactiviteiten» waarmee aansluiting is gezocht bij de formulering in verordening (EG) nr. 216/2008. Als luchtvaartuigen die worden ingezet voor niet-militaire staatsoperaties worden aangemerkt luchtvaartuigen die volledig worden ingezet voor douane-, politie-, kustbewakings- of soortgelijke activiteiten of -diensten. Het betreft luchtvaartuigen die in de basis civiele luchtvaartuigen zijn: uitgangspunt is dat het niet-gemodificeerde toestel een civiel luchtvaartuig is en daarmee onder de werking van de verordening valt. Dat betekent dat het (civiele) luchtvaartuig Europees is gecertificeerd door middel van de afgifte van een typecertificaat. Voor het inzetten van deze luchtvaartuigen voor niet-militaire staatsactiviteiten of diensten zullen deze toestellen gemodificeerd moeten worden voor dat specifieke gebruik. Middels een aanvullend type-certificaat kan de Minister daarna de voor het specifieke gebruik van het luchtvaartuig noodzakelijke wijzigingen van het betreffende luchtvaartuig goedkeuren.

Onderdeel O

Ter uitwerking van artikel 7.6 van de Wet luchtvaart betreffende de vergoedingen ter uitvoering van internationale verplichtingen is in artikel 22 een onderdeel toegevoegd, waarmee het mogelijk wordt vergoedingen te vragen van de kosten voor handelingen die voorvloeien uit internationale overeenkomsten, gesloten door de Europese Unie, als wel uit internationale overeenkomsten, gesloten door Nederland met derde landen, voor zover hier nog niet in is voorzien in de Wet luchtvaart of dit besluit.

Artikel III

Met betrekking tot de inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit zal worden aangesloten bij de inwerkingtreding van de relevante onderdelen van de EASA-wet. Het moment van inwerkingtreding zal worden afgestemd met de toezichthoudende en handhavende instanties. Om de tarifering van activiteiten ter uitvoering van internationale verplichtingen mogelijk te maken, treedt artikel II, onderdeel O, op 1 januari 2014 inwerking.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven