Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 6 maart 2014, nr. IENM/BSK-2014/52716, tot wijziging van diverse regelingen betreffende de luchtwaardigheid van luchtvaartuigen ter uitvoering van enkele Europese verordeningen inzake luchtvaartveiligheid

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op de artikelen 1.5, 1.7, 3.24 en 3.25 van de Wet luchtvaart, 6, 8, derde lid, 12, derde lid, 13, 16, 18, tweede lid, 20, van het Besluit luchtvaartuigen 2008, en de artikelen 14, vierde lid, 15, tweede lid, en 16, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling onderhoud luchtvaartuigen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt het onderdeel minister vervangen door:

minister:

Minister van Infrastructuur en Milieu;.

B

Artikel 1a komt te luiden:

Deze regeling berust op artikel 1.5 van de Wet luchtvaart en de artikelen 8, derde lid, 12, derde lid, en 13, onderdeel d, van het Besluit luchtvaartuigen 2008.

C

Artikel 1b, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen a en b komen te luiden:

  • a. Nederlandse luchtvaartuigen, als bedoeld in bijlage II bij de basisverordening die niet onder een AOC vliegen en zijn voorzien van een speciaal-BvL, met dien verstande dat paragraaf 6 niet van toepassing is op MLA’s, MLH’s, schermvliegtuigen en amateurbouwluchtvaartuigen;

  • b. Nederlandse luchtvaartuigen, als bedoeld in onderdeel a of d van bijlage II bij de basisverordening die niet onder een AOC vliegen en zijn voorzien van een ICAO-standaard-BvL;.

2. Onder verlettering van de onderdelen c tot en met e tot d tot en met f wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

c. Nederlandse luchtvaartuigen die volledig worden ingezet voor niet-militaire staatsactiviteiten of diensten dan wel Nederlandse luchtvaartuigen als bedoeld in onderdeel b van bijlage II bij de basisverordening die zijn voorzien van een ICAO-standaard-BvL;.

3. In onderdeel d (nieuw) wordt ‘Verordening (EG) nr. 216/2008’ vervangen door: de basisverordening.

D

Aan artikel 2 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 10. Voor luchtvaartuigen als bedoeld in artikel 1b, onderdeel c, is het aanvullend onderhoud als bedoeld in het zesde lid te onderscheiden ten opzichte van het onderhoudsprogramma.

E

Artikel 4a komt te luiden:

Artikel 4a

Het onderhoudsprogramma van een luchtvaartuig als bedoeld in artikel 1b, onderdelen b en c, en wijzigingen daarop worden goedgekeurd door de minister of door een daartoe erkende CAMO die tevens de uitvoering van het onderhoud aanstuurt.

F

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het zesde en zevende lid tot achtste en negende lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

  • 6. Het onderhoud van een luchtvaartuig als bedoeld in artikel 1b, onderdeel c, wordt uitgevoerd door een daartoe erkend onderhoudsbedrijf.

  • 7. Indien het onderhoudsbedrijf bedoeld in het zesde lid, een volgens bijlage II bij verordening (EG) nr. 2042/2003 erkende organisatie betreft, wordt het aanvullend onderhoud vrijgegeven met de volgende verklaring:

    ‘Certificaat van vrijgave voor gebruik, afgegeven ingevolge de bevoegdheid op grond van het door de Minister van Infrastructuur en Milieu afgegeven bewijs van toestemming nr ....’, dan wel

    ‘Certificate of release to service, released in accordance with the approval by the Minister of Infrastructure and the Environment of the Netherlands reference degree no. ...’.

2. In het negende lid (nieuw) wordt ‘zesde lid’ vervangen door: achtste lid.

G

Artikel 14, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Met het ontwerp van een wijziging van een luchtvaartuig wordt ingestemd nadat is aangetoond dat het gewijzigde luchtvaartuig voldoet aan de luchtwaardigheidsvoorschriften die toegepast zijn bij de toelating in Nederland van het type luchtvaartuig zoals die van kracht zijn op de datum van het verzoek om instemming.

H

In artikel 16, eerste lid, onderdeel a, vervalt de zinsnede ‘als typewijziging’.

ARTIKEL II

De Regeling aanvullende type-certificatie luchtwaardigheid wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt het onderdeel Minister vervangen door:

minister:

Minister van Infrastructuur en Milieu;.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De minister neemt een aanvraag voor een aanvullend type-certificaat voor het inbouwen van een wijziging in een Nederlands luchtvaartuig dat volledig wordt ingezet voor niet-militaire staatsactiviteiten of diensten, of een in bijlage II bij de basisverordening genoemd Nederlands luchtvaartuig voorzien van een ICAO-standaard-BvL, in behandeling, indien de aanvrager naar het oordeel van de minister over voldoende kennis en ervaring beschikt om het ontwerp en de blijvende luchtwaardigheid daarvan te ondersteunen.

2. In het tweede en derde lid wordt ‘verordening (EG) nr. 1702/2003’ telkens vervangen door: verordening (EU) nr. 748/2012.

3. In het vierde lid wordt ‘Minister’ vervangen door: minister.

C

In de artikelen 3 en 4 wordt ‘Minister’ respectievelijk ‘verordening (EG) nr. 1702/2003’ telkens vervangen door: minister respectievelijk verordening (EU) nr. 748/2012.

D

In de artikelen 5, 6 en 7 wordt ‘Minister’ telkens vervangen door: minister.

ARTIKEL III

De Regeling bewijzen van luchtwaardigheid wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het onderdeel ELA 1-luchtvaartuig vervalt.

2. Het onderdeel minister wordt vervangen door:

minister:

Minister van Infrastructuur en Milieu;.

B

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd luidende:

Artikel 1a

Deze regeling berust op artikel 1.5 en 3.24 van de Wet luchtvaart en de artikelen 8, derde lid, 12, derde lid, en 13 van het Besluit luchtvaartuigen 2008.

C

Het opschrift van paragraaf 3 komt te luiden:

§ 3. EASA-standaard-BvL en EASA-beperkt-BvL

D

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

Bij een aanvraag voor een EASA-standaard-BvL en een EASA-beperkt-BvL wordt een volledig ingevuld en ondertekend acceptatierapport conform het model als opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling betreffende de BvL-acceptatiekeuring gevoegd.

E

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede en vierde lid vervallen.

2. Het derde en vijfde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.

F

Aan artikel 12 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Voor een Nederlands luchtvaartuig dat volledig wordt ingezet voor niet-militaire staatsactiviteiten of diensten wordt het ICAO-standaard-BvL voor ten hoogste 3 jaar geldig gehouden door telkens na 1 en 2 jaar een eenvoudige AR inspectie overeenkomstig Part M.A.901 (f) van verordening (EG) nr. 2042/2003 uit te voeren.

G

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt.

2. Het derde tot en met zesde lid worden vernummerd tot tweede tot en met vijfde lid.

3. Het tweede lid (nieuw) komt te luiden:

  • 2. Wanneer bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven kan de minister een BvL-acceptatiekeuring, een BvL-verlengingsinspectie, een exportinspectie dan wel een AR uitvoeren.

ARTIKEL IV

De Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de alfabetische rangschikking worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:

MOA:

erkenning voor het onderhoud van vliegtuigen, helikopters en luchtschepen of onderdelen daarvan, als bedoeld in bijlage II bij verordening (EG) nr. 2042/2003, (Maintenance Organisation Approval);

MOA-F:

erkenning voor het onderhoud van vliegtuigen, helikopters en ballonnen of onderdelen daarvan, als bedoeld in verordening (EG) nr. 2042/2003, Part M, section A, subpart F (Maintenance Organisation Approval-F);

CAMO-erkenning:

erkenning voor het beheren van de blijvende luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en de onderdelen daarvan, als bedoeld in verordening (EG) nr. 2042/2003, Part M, section A, subpart G;

2. Het onderdeel kleine luchtvaart vervalt.

3. Het onderdeel Minister wordt vervangen door:

minister:

Minister van Infrastructuur en Milieu;.

4. Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van het onderdeel orphan aircraft door een punt, vervalt het onderdeel verordening (EG) nr. 216/2008.

B

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

Deze regeling is gebaseerd op de artikelen 1.5 en 3.25 van de Wet luchtvaart en de artikelen 18, tweede lid, 19, tweede lid, onderdelen c en g, en 20 van het Besluit luchtvaartuigen 2008.

C

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid vervalt.

2. Het tweede en derde lid worden vernummerd tot eerste en tweede lid.

3. Het eerste lid (nieuw) komt te luiden:

  • 1. De aanvraag voor een erkenning als bedoeld in verordening (EG) nr. 2042/2003 en verordening (EU) nr. 748/2012 wordt ingediend door de functionaris van het bedrijf, die de eindverantwoordelijkheid draagt ten aanzien van het door het bedrijf gevoerde beleid.

D

In artikel 5, tweede lid, wordt ‘Minister’ vervangen door: minister.

E

In artikel 6 wordt ‘verordening (EG) nr. 1702/2003’ vervangen door: verordening (EU) nr. 748/2012.

F

In artikel 6a wordt de zinsnede ‘voor een EASA luchtvaartuig’ vervangen door: voor een, in Nederland geregistreerd, luchtvaartuig als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de basisverordening.

G

In de artikelen 9, 11, 14, 15, 17, 35, 37, 38, 40, 41, 42, 46, 47, 49, 50, 52, 53, en 54 wordt ‘Minister’ telkens vervangen door: minister.

H

Bijlage A wordt als volgt gewijzigd:

1. In de artikelen 2 en 4 wordt ‘Minister’ telkens vervangen door: minister.

2. In artikel 3 wordt ‘de Inspectie Verkeer en Waterstaat’ vervangen door: de Inspectie Leefomgeving en Transport.

3. In artikel 8, derde lid, onderdeel a, wordt ‘de Minister van Verkeer en Waterstaat’ respectievelijk ‘the Ministry of Transport, Public Works and Water Management of the Netherlands’, vervangen door: de Minister van Infrastructuur en Milieu respectievelijk the Ministry of Infrastructure and the Environment of the Netherlands.

I

Bijlage C wordt als volgt gewijzigd:

1. In de artikelen 2 en 4 wordt ‘Minister’ telkens vervangen door: minister.

2. In Bijlage C wordt in artikel 14, vijfde lid, onderdeel a, ‘de Minister van Verkeer en Waterstaat’ respectievelijk ‘the Ministry of Transport, Public Works and Water Management of the Netherlands’, vervangen door: de Minister van Infrastructuur en Milieu respectievelijk the Ministry of Infrastructure and the Environment of the Netherlands.

J

Bijlage D wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 13 wordt ‘Minister’ vervangen door: minister.

2. In Bijlage D wordt in artikel 11, derde lid, onderdeel a, ‘de Minister van Verkeer en Waterstaat’ respectievelijk ‘the Ministry of Transport, Public Works and Water Management of the Netherlands’, vervangen door: de Minister van Infrastructuur en Milieu respectievelijk the Ministry of Infrastructure and the Environment of the Netherlands.

ARTIKEL V

De Regeling opleiding en examen AML en Part-66 ML wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt het onderdeel Minister vervangen door:

minister:

Minister van Infrastructuur en Milieu;.

B

Het opschrift van Hoofdstuk 3. komt te luiden:

HOOFDSTUK 3. EXAMINATOREN

C

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

De ingevolge artikel 15, tweede lid, van het Besluit bewijzen van bevoedheid voor de luchtvaart benoemde examinatoren en examinatoren in dienst van erkende opleidingsinstellingen zijn bevoegd tot het afnemen van het examen waarmee wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de eisen inzake basiskennis of typekennis voor de afgifte van de bijzondere bevoegdverklaringen die kunnen worden vermeld op een AML of een Part-66 AML conform respectievelijk de Regeling bijzondere bevoegdverklaringen AML en Part-66 AML en bijlage II bij verordening (EG) nr. 2042/2003.

D

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘Minister’ respectievelijk ‘erkende opleidingsinstellingen, examinatoren en de voorzitter’, wordt vervangen door: minister respectievelijk erkende opleidingsinstellingen en examinatoren.

2. In het tweede lid wordt ‘Minister’ respectievelijk ‘autoriseren’ vervangen door: minister respectievelijk benoemen.

3. Het derde en vierde lid vervallen.

E

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid vervalt.

2. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid.

3. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op de examinator die rijksambtenaar is en de betreffende werkzaamheden verricht tijdens diensttijd.

F

In artikel 7 wordt ‘De autorisatie’ telkens vervangen door: De benoeming tot examinator.

G

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘de voorzitter’ vervangen door: de minister.

2. Het derde lid vervalt.

H

Artikel 12, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Aanmelding van het examen vindt plaats bij de minister.

I

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede ‘bedoeld in artikel 8, eerste lid’ vervangen door: bedoeld in hoofdstuk 4 van deze regeling.

2. In het tweede lid wordt ‘De voorzitter’ vervangen door: De minister.

J

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid komt de tweede volzin te luiden:

De minister kan een andere examinator voor de beoordeling van het examenresultaat aanwijzen.

2. In het tweede lid komt de eerste volzin te luiden:

De uitslag van het examen wordt namens de minister vastgesteld door de beoordelende examinator.

K

In bijlage 2 wordt in de korte omschrijving van de Module Elektrische installaties na onderdeel 5 een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • 6. Motorinstallatie

    • werking van:

      • a. startmotor;

      • b. generator;

      • c. natte accu;

      • d. verschillende relais.

ARTIKEL VI

In de Regeling geluidscertificaten en geluidverklaringen luchtvaart wordt in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, ‘artikel 3.19b van de Wet luchtvaart’ vervangen door: artikel 3.19a van de Wet luchtvaart.

ARTIKEL VII

De Regeling tarieven luchtvaart 2008 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel d wordt ‘vast tarief’ vervangen door: vast tarief.

2. In onderdeel e wordt ‘uurtarief’ vervangen door: uurtarief.

3. De onderdelen f tot en met h vervallen.

4. De aanduidingen ‘a’ tot en met ‘e’ vervallen waarna de onderdelen in alfabetische rangschikking worden geplaatst.

5. In de alfabetische rangschikking wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

verordening (EU) nr. 965/2012:

verordening van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 296).

B

In artikel 11, derde lid, wordt de zinsnede ‘nader te bepalen’, vervangen door: per geval te bepalen.

C

Aan artikel 12 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Voor de behandeling van een aanvraag voor de afgifte van een erkenning van een opleidingsorganisatie ten behoeve van opleidingen voor platforminspecteurs op basis van ARO.RAMP.120 van bijlage II bij verordening (EU) nr. 965/2012 is een door de Minister van Infrastructuur en Milieu per geval te bepalen tarief verschuldigd.

ARTIKEL VIII

Deze regeling treedt in werking op het moment dat artikel I, onderdelen D, F tot en met O en W tot en met AA van de Wet van 28 maart 2013 tot wijziging van de Wet luchtvaart in verband met de uitvoering van verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (Stb. 2013, 140) in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld.

TOELICHTING

De onderhavige regeling wijzigt een aantal regelingen in verband met verordening (EG) nr. 216/2008, de zogenaamde basisverordening van EASA1, en enkele hierop gebaseerde uitvoeringsverordeningen inzake de luchtwaardigheid van luchtvaartuigen, te weten verordening (EG) nr. 2042/20032 en verordening (EU) nr. 748/20123.

Het deel van de basisverordening dat ziet op luchtwaardigheid en de desbetreffende uitvoeringsverordeningen zijn reeds enige jaren terug in werking getreden. Ter uitvoering daarvan is de Wet luchtvaart in 2006 gewijzigd, gevolgd door wijziging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart en de vaststelling van het Besluit luchtvaartuigen 2008. Een aantal ministeriële regelingen betreffende de luchtwaardigheid van luchtvaartuigen is daaropvolgend aangepast.

Mede ter uitvoering van enkele gewijzigde onderdelen van de luchtwaardigheidsverordeningen is de Wet luchtvaart door de Wet van 28 maart 2013 tot wijziging van de Wet luchtvaart in verband met de uitvoering van verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, de zogenaamde ‘EASA-wet’ (Stb. 2013, 140) aangepast en zijn met het Besluit van 11 december 2013 tot wijziging van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart en het Besluit luchtvaartuigen 2008 in verband met de uitvoering van verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (PbEU L 79) en diverse uitvoeringsverordeningen omtrent luchtvaartveiligheid, het ‘EASA wijzigingsbesluit’ (Stb. 2013, 554) het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart en het Besluit luchtvaartuigen 2008 gewijzigd. Onderhavige regeling geeft waar nodig nadere uitwerking daarvan. Zo zijn voor luchtvaartuigen die worden ingezet voor niet-militaire staatsactiviteiten en diensten enkele aanpassingen doorgevoerd.

Met de EASA-wet wordt ook een omslag beoogd in de wijze waarop in de luchtvaartregelgeving wordt omgegaan met de onderwerpen die bij of krachtens de basisverordening worden geregeld.

Tot de inwerkingtreding van de EASA-wet bevat de Wet luchtvaart de meest essentiële normen uit de verordeningen ten behoeve van uitvoering, toezicht en handhaving. Op een aantal punten, met name voor wat betreft procedurele voorschriften, laten de verordeningen ruimte aan de lidstaten om voorschriften te stellen. In de EASA-wet is een grondslag opgenomen (artikel 1.5) die de minister de mogelijkheid geeft om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling aan deze voorschriften invulling te geven. De onderhavige wijzigingsregeling laat waar nog nodig bepalingen vervallen die ook al in de verordeningen staan, die strijdig met de verordeningen zijn of die niet langer relevant zijn.

Met deze wijzigingsregeling wordt daarnaast de status van de examencommissie voor vliegtuigonderhoudstechnici als zelfstandig bestuursorgaan (zbo) beëindigd.

Verder wordt in verband met de inwerkingtreding van verordening (EU) nr. 965/2012 inzake technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering4 de Regeling tarieven luchtvaart 2008 op een onderdeel aangepast.

Van de gelegenheid is tenslotte gebruik gemaakt om enkele omissies te herstellen.

In de artikelgewijze toelichting zal op de wijzigingen nader worden ingegaan.

Administratieve lasten

Deze regeling brengt geen wijziging in de administratieve lasten met zich mee en heeft geen bedrijfseffecten. De aanpassingen ten aanzien van de afgifte van het ICAO-standaard-BvL voor luchtvaartuigen die volledig worden ingezet voor niet-militaire staatsactiviteiten en diensten en de wijzigingen betreffende het onderhoud van deze luchtvaartuigen zijn dusdanig opgezet dat deze voor de sector geen extra kosten met zich brengen. Ook de wijzigingen ten aanzien van de examinering levert geen extra lasten op voor de betreffende sector.

Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking op het moment dat de relevante bepalingen van de Wet luchtvaart in werking treden. Aangezien deze regeling de uitvoering van verordeningen betreft, wordt afgeweken van de vaste verandermomenten. Tevens is de regeling om deze reden niet op het internet ter consultatie aangeboden. Voor wat betreft de opheffing van de examencommissie voor vliegtuigonderhoudstechnici als zbo wordt eveneens afgeweken van de vaste verandermomenten. Omdat het voornemen van de voormalig minister van Verkeer en Waterstaat tot het opheffen van een aantal luchtvaartexamencommissies als zbo reeds uit 2008 stamt is het wenselijk op zo kort mogelijke termijn de regelgeving voor wat betreft de examencommissie voor vliegtuigonderhoudstechnici hierop aan te passen. Voor de betrokken sector zal dat geen nadelige gevolgen met zich brengen.

Artikelsgewijs

Artikel I (wijziging Regeling onderhoud luchtvaartuigen)

Luchtvaartuigen die volledig worden ingezet voor niet-militaire staatsactiviteiten of diensten, zoals douane-, politie-, kustbewakings- of soortgelijke activiteiten of -diensten, vallen niet onder de werking van de basisverordening. Dit betekent dat de nationale regelgeving van toepassing is. Voorheen werd de Europese luchtwaardigheidsregelgeving overeenkomstig van toepassing verklaard op deze luchtvaartuigen. De EASA heeft na een luchtvaartaudit in Nederland geoordeeld dat met deze constructie onvoldoende tot uitdrukking werd gebracht dat het hier niet ging om Europese regelgeving, temeer daar in de praktijk Europese bewijzen van luchtwaardigheid werden afgegeven in plaats van een nationaal bewijs van luchtwaardigheid, het zogenaamde ICAO-BvL. Om onduidelijkheid te voorkomen is er voor gekozen om deze luchtvaartuigen geheel onder het toepassingsbereik van de Regeling onderhoud luchtvaartuigen te brengen. Waar mogelijk worden onderdelen van de Europese verordeningen van overeenkomstige toepassing verklaard. In (onder meer) deze regeling is de term ‘niet-militaire staatsluchtvaartuigen’ vervangen door ‘luchtvaartuigen volledig ingezet voor niet-militaire staatsactiviteiten of diensten’ waarmee aansluiting is gezocht bij de formulering in de basisverordening en waarmee beter tot uitdrukking wordt gebracht dat het gebruik van het luchtvaartuig bepalend is voor welke regelgeving van toepassing is en niet het type luchtvaartuig.

Voor deze luchtvaartuigen is het uitgangspunt dat de niet-gemodificeerde (‘kale’) toestellen civiele luchtvaartuigen zijn dus luchtvaartuigen die, als ze niet worden ingezet voor niet-militaire staatactiviteiten of diensten, wel onder de werking van de basisverordening vallen zodat de onderhoudsbepalingen uit de luchtwaardigheidsverordeningen van toepassing zijn. Op het moment dat ze worden aangepast (gemodificeerd) voor het uitvoeren van niet-militaire staatsactiviteiten of diensten zijn het luchtvaartuigen die vallen onder de nationale luchtwaardigheidsregelgeving. Zoals eerder aangegeven is de nationale onderhoudsregelgeving dan van toepassing. Voor een aantal luchtvaartuigen die niet onder de werking van de basisverordening vallen en staan vermeld in bijlage II bij de basisverordening (de zogenaamde Annex II luchtvaartuigen), waaronder de researchluchtvaartuigen, geldt hetzelfde. Deze luchtvaartuigen komen om die reden ook geheel onder toepassing van de nationale luchtwaardigheidsregelgeving te vallen.

Omdat de hierboven genoemde luchtvaartuigen doorgaans moderne luchtvaartuigen zijn (en niet bijvoorbeeld historische luchtvaartuigen) wordt ook onder het nationale regiem zo veel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande door de EU en de EASA goedgekeurde data, hoewel onder Nederlandse verantwoordelijkheid. Het ‘basis’ onderhoudsprogramma (onderhoudsprogramma dat wordt gevolgd voor het luchtvaartuig zonder het (aanvullend) onderhoud voor de modificaties als hier bedoeld) is dan ook gelijk aan het programma voor vergelijkbare luchtvaartuigen die onder de basisverordening vallen. De aanpassingen van de luchtvaartuigen benodigd voor de specifieke activiteiten of diensten waarvoor zij worden ingezet vragen ook aanpassingen aan het onderhoudsprogramma. Er zullen extra taken zijn of mogelijk taken vervallen. Deze aanpassingen worden ‘het aanvullend onderhoud’ genoemd en zijn gebaseerd op door de minister goedgekeurde data. Om ook bij de uitvoering van het onderhoud gebruik te kunnen maken van voor deze type luchtvaartuigen Europees erkende onderhoudsorganisaties is dit aanvullend onderhoud te onderscheiden van het basis onderhoud. Deze organisaties kunnen onder de Europese erkenning het onderhoud gebaseerd op Europees goedgekeurde data uitvoeren en vrijgeven, voor het aanvullende onderhoud gebaseerd op nationaal goedgekeurde data is een aanvullende toestemming of erkenning van de minister nodig en dit wordt dan ook met een andere verklaring vrijgegeven.

Ook bij een eventuele later verkoop van deze luchtvaartuigen op de civiele markt is dan ook altijd te traceren welke aanpassingen van het luchtvaartuig en het onderhoud buiten het Europese regiem van de basisverordening vallen en waarvoor mogelijk aanvullende certificatie of modificaties nodig zijn om aan de vereisten van de basisverordening en de betreffende uitvoeringsverordeningen te voldoen.

Omdat er geen onderscheid meer wordt gemaakt (voor wat betreft nieuwe aanvragen) in typewijziging met rechten voor meerdere toestellen, ook van andere eigenaren, of een enkele toestemming voor een luchtvaartuig, is de term typewijziging komen te vervallen in de artikelen 14 en 16. De minister stemt stilzwijgend in met het ontwerp van een wijziging van een luchtvaartuig indien hij reeds eerder met het ontwerp van de wijziging heeft ingestemd middels een typewijziging voor het luchtvaartuig (artikel 15).

Artikel II (wijziging Regeling aanvullende typecertificatie)

In deze regeling wordt ‘niet-militaire staatsluchtvaartuigen’ vervangen door ‘luchtvaartuigen volledig ingezet voor niet-militaire staatsactiviteiten of diensten’ waarmee aansluiting is gezocht bij de formulering in de basisverordening. Hiermee komt tot uiting dat het gebruik van het toestel bepalend is en niet het type luchtvaartuig.

Artikel III (wijziging Regeling bewijzen van luchtwaardigheid)

In deze regeling vervallen enkele bepalingen waarvan de inhoud al in de basisverordening of in verordening (EG) nr. 2042/2003 of verordening (EU) nr. 748/2012 staat.

Het ICAO-BvL voor een Nederlands luchtvaartuig dat volledig wordt ingezet voor niet-militaire staatsactiviteiten of diensten heeft een geldigheidsduur van maximaal 3 jaren. Voor de verlenging van de geldigheidsduur moet een keer per 3 jaar een rapport van een volledige Airworthiness Review (AR) dan wel een BvL-verlengingsinspectie bij de minister worden ingediend. Hiermee wordt voor deze luchtvaartuigen aangesloten bij het systeem gehanteerd in de Europese verordeningen. In de tussenliggende jaren moet de Continuing Airworthiness Management Organisation (CAMO) die de blijvende luchtwaardigheid beheert zekerstellen dat het geheel en het luchtvaartuig aan alle voorwaarden blijven voldoen, Hiertoe volgt de CAMO zelf een vergelijkbare vereenvoudigde AR procedure als in verordening (EG) nr. 2042/2003 staat beschreven. Er wordt dan ook naar de desbetreffende paragraaf van deze verordening verwezen.

Artikel IV (wijziging Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008)

In deze regeling vervallen enkele bepalingen waarvan de inhoud al in eerder genoemde Europese verordeningen staan en worden enkele definities toegevoegd. Daarnaast worden waar nodig verwijzingen aangepast. De regeling ondergaat geen inhoudelijke wijzigingen.

Artikel V (wijziging Regeling opleiding en examen AML en Part-66 AML)

In de mededeling op grond van artikel 42 Kaderwet (d.d. 17 januari 2008) heeft de voormalige Minister van Verkeer en Waterstaat, aangegeven dat een aantal van de onder hem ressorterende zelfstandige bestuursorganen (zbo’s) de zbo-status zal worden beëindigd. De examencommissie vliegtuigonderhoud is ingesteld door de minister op grond van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, en is één van de examencommissies waarvan de formele zbo-status nog moest worden beëindigd. De overige examencommissies luchtvaart waar de eerdergenoemde mededeling op zag zijn al geruime tijd terug afgeschaft. Voor wat betreft de examencommissie vliegtuigonderhoud is bij het ‘EASA wijzigingsbesluit’ het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart in verband hiermee aangepast. Met onderhavige regeling wordt op het niveau van lagere regelgeving een laatste stap gezet naar afschaffing van de examencommissie als zbo. Het examenreglement ingevolge het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart blijft onderdeel uitmaken van de Regeling opleiding en examen AML en Part-66 AML. In verband met het bovenstaande is de regeling gewijzigd. Ongewijzigd blijft dat de examenuitslagen door de examinatoren namens de minister worden vastgesteld.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om een omissie in bijlage 2 bij de regeling inzake basiskenniseisen bevoegdverklaring B te herstellen. In de Module Elektrische installaties is abusievelijk een onderdeel Motorinstallaties weggevallen. Omdat de kandidaat voor een bevoegdverklaring B eveneens moet weten hoe de elektrische installatie van een motorzwever werkt is dit onderdeel toegevoegd.

Artikel VII (Wijziging Regeling tarieven luchtvaart 2008)

Ingevolge bijlage II bij verordening (EU) nr. 965/2012 betreffende technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering worden platforminspecteurs opgeleid door een erkende opleidingsinstelling die gepaste specifieke opleidingen verzorgd op basis van opleidingsmateriaal van EASA ter uitvoering van platforminspecties. De behandeling van de aanvraag kan door de lidstaat of door EASA worden uitgevoerd. Nederland wordt bijgestaan door EASA. Voor de behandeling van de aanvraag voor de afgifte van een erkenning aan een opleidingsinstelling voor het verzorgen van deze opleidingen is een tarief verschuldigd. Aangezien dit tarief kan variëren afhankelijk van de door EASA conform bijlage II geleverde bijstand wordt het tarief dan ook per aanvraag bepaald.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld.


X Noot
1

Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (PB L 79)

X Noot
2

Verordening (EG) nr. 2042/2003 van de Commissie van 20 november 2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PB L 315)

X Noot
3

Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (PB L 224)

X Noot
4

Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 296)

Naar boven