Advies Raad van State betreffende besluit van 1 maart 2014 houdende wijziging van het Besluit paspoortgelden in verband met de aanpassing van de tarieven per 9 maart 2014

Nader Rapport

20 februari 2014

Nr. 2014-0000077230

Constitutionele Zaken en Wetgeving

Aan de Koning

Nader rapport inzake het ontwerpbesluit wijziging van het Besluit paspoortgelden in verband met de aanpassing van de tarieven per 9 maart 2014

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 11 december 2013, no. 2013002536, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk haar advies inzake bovenvermelde ontwerpbesluit rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 8 januari 2014, nr. W04.13.0440/I/K, bied ik u hierbij aan.

De Afdeling Advisering van de Raad van State van het Koninkrijk merkt in haar advies op dat de in de toelichting gegeven kostenspecificatie niet geheel duidelijk is. Zij acht het wenselijk dat in de toelichting nauwkeurig inzicht wordt gegeven in de samenstelling van de te maken kosten, zowel wat betreft het Rijk als de gemeenten en adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.

Naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering is in de nota van toelichting op de wijziging van het Besluit paspoortgelden nader verduidelijkt uit welke kostenposten het rijkstarief is opgebouwd.

Het deel van de tarieven dat voor de gemeenten bestemd is, betreft een maximumtarief. De hoogte hiervan is gebaseerd op een in 2010 bij gemeenten uitgevoerd onderzoek naar de kosten van het aanvraag- en uitgifteproces van reisdocumenten. De gemeenten dienen met inachtneming dit maximum zelf een tarief vast te stellen. Het is de verantwoordelijkheid van de gemeenten om de hoogte daarvan te onderbouwen.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk.

Advies Raad van State

No. W04.13.0440/I/K

’s-Gravenhage, 8 januari 2014

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 11 december 2013, no.2013002536, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit paspoortgelden in verband met de aanpassing van de tarieven per 10 februari 2014, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit strekt tot aanpassing van de tarieven van de paspoorten en identiteitskaarten.

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt daarbij de volgende kanttekening.

In de toelichting wordt uiteengezet dat om vijfjaarlijkse schommelingen in de tarieven te voorkomen, tarieven worden gehanteerd die voor de komende tien jaar gemiddeld kostendekkend zijn. In de aanloop naar het voorjaar van 2014 zal worden bezien op welke manier de opslag ten behoeve van het opvangen van de schommelingen in de tarieven technisch verwerkt wordt, zodanig dat de kosten in de jaren met weinig aanvragen deels wordt gecompenseerd in de jaren met veel aanvragen, aldus de toelichting.

De Afdeling merkt op dat de in de toelichting gegeven kostenspecificatie niet geheel duidelijk is. Uitgangspunt bij leges is dat de tarieven die worden berekend voor paspoorten en identiteitsbewijzen niet hoger kunnen zijn dan de daadwerkelijk gemaakte kosten. In verband hiermee is het wenselijk dat in de toelichting nauwkeurig inzicht wordt gegeven in de samenstelling van de te maken kosten, zowel wat betreft het Rijk als de gemeenten.

De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk, J.P.H. Donner.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Besluit van ... houdende wijziging van het Besluit paspoortgelden in verband met de aanpassing van de tarieven per 10 februari 2014

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en koninkrijksrelaties van 4 december 2013, nr. 2013-0000734478 CZW/S&B.

Gelet op artikel 7, eerste en derde lid, van de Paspoortwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van .... 2013, nr. ..);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van .... 2013, nr. 2013-.. CZW/S&B;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit paspoortgelden wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste tot en met derde lid komen te luiden:

  • 1. De aan het Rijk verschuldigde kosten bedragen:

    • a. voor een nationaal paspoort, een nationaal paspoort dat een groter aantal bladzijden bevat (zakenpaspoort) of een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander wordt behandeld (faciliteitenpaspoort):

      • 1°. ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt:

        37,11

        USD

        48,78

        ANG

        87,30

        AWG

        87,30;

      • 2°. ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt:

        21,20

        USD

        27,87

        ANG

        49,90

        AWG

        49,90;

    • b. voor een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen:

      21,20

      USD

      27,87

      ANG

      49,90

      AWG

      49,90;

    • c. voor een Nederlandse identiteitskaart:

      • 1°. ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt:

        29,89;

      • 2°. ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt:

        5,30;

    • d. voor de spoedlevering van een reisdocument als bedoeld in onderdeel a en b of van een Nederlandse identiteitskaart, zijnde een toeslag op de in de onderdelen a tot en met c genoemde bedragen:

      47,07.

  • 2. De van de aanvrager op grond van de toepasselijke gemeentelijke verordening of eilandsverordening ten hoogste te heffen rechten bedragen:

    • a. voor een nationaal paspoort of een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander wordt behandeld:

      • 1°. ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt:

        66,96 in een gemeentelijke verordening

        USD

        117,28 in een eilandsverordening;

      • 2°. ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt:

        51,05 in een gemeentelijke verordening

        USD

        96,37 in een eilandsverordening;

    • b. voor een nationaal paspoort dat een groter aantal bladzijden bevat dan een nationaal paspoort als bedoeld in onderdeel a (zakenpaspoort):

      • 1°. ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt:

        66,96 in een gemeentelijke verordening

        USD

        141,75 in een eilandsverordening;

      • 2°. ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt:

        51,05 in een gemeentelijke verordening

        USD

        120,84 in een eilandsverordening;

    • c. voor een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen:

      51,05 in een gemeentelijke verordening

      USD

      96,37 in een eilandsverordening;

    • d. voor een Nederlandse identiteitskaart:

      • 1°. ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt:

        52,95;

      • 2°. ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt:

        28,36;

    • e. voor de versnelde uitreiking van een reisdocument als bedoeld in de onderdelen a tot en met c, of van een Nederlandse identiteitskaart zijnde een toeslag op de in de onderdelen a tot en met d genoemde bedragen:

      47,07.

  • 3. In afwijking van het tweede lid bedragen de op grond van de toepasselijke gemeentelijke verordening ten hoogste te heffen rechten voor een aanvrager die niet in de basisadministratie persoonsgegevens van een gemeente is ingeschreven:

    • a. voor een nationaal paspoort of een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander wordt behandeld:

      • 1°. ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt:

        101,75;

      • 2°. ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt:

        85,84;

    • b. voor een nationaal paspoort dat een groter aantal bladzijden bevat dan een nationaal paspoort als bedoeld in onderdeel a (zakenpaspoort):

      • 1°. ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt:

        101,75;

      • 2°. ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt:

        85,84;

    • c. voor een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen:

      85,84;

    • d. voor een Nederlandse identiteitskaart:

      • 1°. ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt:

        90,65;

      • 2°. ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt:

        65,42.

2. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. De toeslag, genoemd in het tweede lid, onderdeel e, wordt niet in rekening gebracht bij een aanvrager als bedoeld in het derde lid.

B

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste en tweede lid komen te luiden:

  • 1. De rechten die ten bate van het Rijk van een aanvrager binnen het Koninkrijk kunnen worden geheven, bedragen:

    • a. voor de verstrekking van een nationaal paspoort, een nationaal paspoort dat een groter aantal bladzijden bevat (zakenpaspoort) of een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander wordt behandeld (faciliteitenpaspoort):

      • 1°. ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt:

        77,04

        ANG

        181,25

        AWG

        181,25;

      • 2°. ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt:

        61,13

        ANG

        143,80

        AWG

        143,80;

    • b. voor de verstrekking van een reisdocument voor vluchtelingen, een reisdocument voor vreemdelingen, een diplomatiek paspoort of een dienstpaspoort:

      61,13

      ANG

      143,80

      AWG

      143,80;

    • c. voor de verstrekking van een noodpaspoort of een laissez-passer:

      46,61

      USD

      61,27

      ANG

      109,65

      AWG

      109,65.

  • 2. De rechten die ten bate van het Rijk van een aanvrager buiten het Koninkrijk kunnen worden geheven, bedragen:

    • a. voor de verstrekking van een nationaal paspoort, een nationaal paspoort dat een groter aantal bladzijden bevat (zakenpaspoort) of een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander wordt behandeld (faciliteitenpaspoort):

      • 1°. ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt:

        131,11;

      • 2°. ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt:

        115,20;

    • b. voor de verstrekking van een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen,

      115,20;

    • c. voor een Nederlandse identiteitskaart:

      • 1°. ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt:

        118,25;

      • 2°. ten behoeve van een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt:

        93,66;

    • d. voor de verstrekking van een noodpaspoort of een laissez-passer:

      46,61.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 10 februari 2014.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Afkondigingsblad van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten zal worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

De onderhavige wijziging van het Besluit paspoortgelden betreft een aanpassing van de op basis van artikel 7 van de Paspoortwet vast te stellen kosten voor reisdocumenten. Het gaat daarbij om:

  • de in artikel 7, eerste lid, onder a, van die wet bedoelde kosten die een gemeente, de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, dan wel Aruba, Curaçao en Sint Maarten aan het Rijk zijn verschuldigd voor de productie van reisdocumenten;

  • de in artikel 7, eerste lid, onder b, van die wet genoemde rechten die een aanvrager aan het Rijk moet voldoen; en

  • de maximumtarieven die een gemeente of openbaar lichaam ingevolge artikel 7, derde lid, van die wet ten hoogste aan een aanvrager van een reisdocument in rekening mag brengen.

2. Toelichting op tariefswijzigingen

Op 10 februari 2014 treedt het bij Koninklijke boodschap van 13 oktober 2012 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Paspoortwet in verband met onder meer de status van de Nederlandse identiteitskaart (Kamerstukken 33 440 (R 1990)) in werking. Daarmee wordt de maximale geldigheidsduur van nieuw uitgegeven nationale paspoorten, zakenpaspoorten, faciliteitenpaspoorten en Nederlandse identiteitskaarten voor personen van achttien jaar en ouder verlengd van vijf tot tien jaar. Voor personen tot achttien jaar blijft de geldigheid van deze documenten gehandhaafd op vijf jaar. Dit heeft gevolgen voor de in de artikelen 6, eerste tot en met derde lid, onderscheidenlijk artikel 12, eerste lid, van het Besluit paspoortgelden vermelde tarieven.

Omdat op grond van de Paspoortwet zoals die komt te luiden na de inwerkingtreding van artikel I, onderdelen F en G, van voornoemde wijzigingswet, nationale paspoorten, zakenpaspoorten en faciliteitenpaspoorten en Nederlandse identiteitskaarten (maximaal) vijf jaar geldig zijn indien de aanvrager minderjarig is en (maximaal) tien jaar indien de aanvrager meerderjarig is, is er onderscheid gemaakt in de tarieven voor deze documenten. Reisdocumenten voor vreemdelingen en reisdocumenten voor vluchtelingen blijven (maximaal) vijf jaar geldig. Voor deze documenten worden daarom dezelfde tarieven in rekening gebracht als voor paspoorten voor minderjarigen.

2.1. Verlenging geldigheidsduur

De aan het Rijk verschuldigde kosten, bedoeld in artikel 6, eerste lid, zijn samengesteld uit de productiekosten van de documenten en de kosten die het Rijk in verband met de uitgifte van die documenten in 2014 maakt. Door de verlenging van de geldigheidsduur van paspoorten en Nederlandse identiteitskaarten voor meerderjarigen tot tien jaar, ontstaat er een patroon van perioden van sterk wisselende aantallen aanvragen van deze documenten. De komende vijf jaar blijft het aantal aanvragen naar verwachting op het huidige niveau van circa drie miljoen documenten per jaar, maar gedurende de vijf volgende jaren valt dit terug tot een aanzienlijk lager niveau. Paspoorten en identiteitskaarten die meerderjarigen tussen 2014 en 2018 hebben aangevraagd, hoeven in de vijf jaar daarna immers nog niet vernieuwd te worden. Doordat in de jaren met weinig aanvragen de vaste kosten (zoals de kosten van aanschaf en onderhoud van apparatuur) over weinig documenten verdeeld kunnen worden, zou dit betekenen dat de tarieven voor deze documenten in die jaren fors zouden moeten stijgen. Dit patroon van vijf jaren met veel aanvragen en vijf jaren met weinig aanvragen blijft zich herhalen. Om vijfjaarlijkse schommelingen in de tarieven te voorkomen, worden tarieven gehanteerd die voor de komende tien jaar gemiddeld kostendekkend zijn. In aanloop naar het voorjaar van 2014 zal worden bezien op welke manier de opslag ten behoeve van het opvangen van de schommelingen in de tarieven technisch verwerkt wordt, zodanig dat de kosten in de jaren met weinig aanvragen deels worden gecompenseerd in de jaren met veel aanvragen.

In de nieuwe tariefstructuur hebben alle jongeren tot achttien jaar een goedkoper document dan personen van achttien jaar en ouder; het aparte tarief voor een identiteitskaart voor jongeren tot veertien jaar komt te vervallen. De lagere tarieven voor alle jongeren worden mogelijk gemaakt door een additionele opslag op de tarieven voor tien jaar geldige documenten voor meerderjarigen.

Op grond van onder meer artikel 1 van de Grondwet en artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke rechten (IVBPR) zijn leeftijdsgrenzen in regelgeving niet toegestaan tenzij daar een objectieve rechtvaardiging voor is. In dit geval is de objectieve rechtvaardiging gelegen in het feit dat de meerkosten die voortvloeien uit de invoering van de tien jaar geldige paspoorten en identiteitskaarten alleen in rekening worden gebracht aan degenen die tien jaar geldige documenten krijgen.

2.2 Wijzigingen met betrekking tot het opnemen van vingerafdrukken

Als gevolg van de voornoemde wijziging van de Paspoortwet hoeven er voor identiteitskaarten geen vingerafdrukken meer te worden opgenomen. Omdat dit bij gemeenten tot een tijdsbesparing in het aanvraagproces leidt, wordt het maximumtarief voor het gemeentelijke deel van de leges voor identiteitskaarten naar rato van deze tijdsbesparing (14% van de totale doorlooptijd van het aanvraag- en uitgifteproces) aangepast. Het gemeentelijke deel van de leges voor de identiteitskaart bedraagt daarmee € 23,06.

Een vergelijkbare korting is toegepast op de (maximum-)tarieven die de minister van Buitenlandse Zaken voor aanvragen in het buitenland en de grensgemeenten voor identiteitskaarten in rekening brengt (hier bedraagt de tijdbesparing circa 6% van de totale doorlooptijd van het aanvraag- en uitgifteproces (doordat deze doorlooptijd langer is dan voor aanvragen bij gemeenten)).

2.3 Aanvragen in het buitenland

Op 30 oktober 2012 is door de minister van Buitenlandse Zaken aan de Tweede Kamer gemeld dat er voor aanvragen in het buitenland kostendekkende tarieven zouden worden gehanteerd zodra de tien jaar geldige paspoorten en identiteitskaarten zouden worden ingevoerd (Kamerstukken II 2012/2013, 25 764, nr. 69). Met dit wijzigingsbesluit wordt dit onderscheid aangebracht. Zoals in de brief is aangekondigd, wordt er voortaan onderscheid gemaakt tussen aanvragen die in het buitenland worden ingediend en aanvragen die bij daartoe aangewezen gemeenten in Nederland worden ingediend. Het deel van de leges voor de buitenlandse posten bedraagt in 2014 € 94,00 voor een paspoort en € 88,36 voor een Nederlandse identiteitskaart en voor een aangewezen gemeente in Nederland € 64,64 voor een paspoort en € 60,76 voor een Nederlandse identiteitskaart. Deze prijsstijging is dus niet het gevolg van de invoering van de tien jaar geldige paspoorten en identiteitskaarten.

Met dit wijzigingsbesluit wordt ook geregeld dat aangewezen gemeenten in Nederland geen extra leges meer in rekening mogen brengen voor de versnelde uitreiking van een reisdocument of een Nederlandse identiteitskaart. De reden daarvan is dat in deze gemeenten de door niet-ingezetenen aangevraagde documenten standaard versneld worden geleverd. Het tarief voor versnelde uitreiking als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder e, wordt om deze reden door het Rijk niet bij de aangewezen gemeenten in rekening gebracht. De betreffende gemeenten mogen daarom ook geen extra kosten voor versnelde uitreiking aan de aanvrager in rekening brengen. Opgemerkt wordt nog dat bij de ‘reguliere’ gemeenten de extra leges voor een versnelde uitreiking (artikel 6, tweede lid, onder e) gelijk zijn aan het bedrag dat zij bij een versnelde uitreiking aan het Rijk moeten afdragen. Deze gemeenten hebben derhalve ook geen extra inkomsten bij een aanvraag voor een spoedlevering.

2.4 Indexering tarieven

De maximumtarieven die aan een aanvrager in rekening mogen worden gebracht op grond van artikel 6, tweede lid, zijn geïndexeerd. Deze tarieven bestaan uit twee componenten. Het ene deel betreft de aan het Rijk af te dragen kosten, bedoeld in artikel 6, eerste lid. De tweede component heeft betrekking op de kosten die de uitgevende instanties maken. Deze zijn voor zover het de gemeenten betreft geïndexeerd met het indexcijfer voor de prijsmutatie van de overheidsconsumptie, zoals dat door het Centraal Planbureau (CPB) is gepubliceerd in het Centraal economisch plan 2013. Dit indexcijfer bedraagt 1,0%. Het CPB stelt echter geen indexcijfer vast voor de prijsmutatie van de overheidsconsumptie op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Voor de in de openbare lichamen uitgegeven reisdocumenten wordt daarom uitgegaan van de consumentenprijsindex Caribisch Nederland zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Voor elk van de openbare lichamen publiceert het CBS een indexcijfer. Omdat het maximaal te heffen rechten zijn, wordt voor alle drie openbare lichamen uitgegaan van het hoogste van de drie indexcijfers over 2012. Dat bedraagt 5,3%.

Voor de door de Minister van Buitenlandse Zaken, de commandanten van de Koninklijke Marechaussee en de Gouverneurs op Sint Maarten, Aruba en Curaçao uitgegeven reisdocumenten wordt ook het indexcijfer voor de prijsmutatie van de overheidsconsumptie gehanteerd, te weten 1,0%.

2.5 Gehanteerde wisselkoersen

Alle bedragen in euro’s zijn, waar van toepassing, omgerekend naar Antilliaanse gulden en Arubaanse florin aan de hand van de administratiekoers van het ministerie van Buitenlandse Zaken zoals deze gold op 1 augustus 2013. Deze bedroeg toen € 0,425 voor een Antilliaanse gulden respectievelijk Arubaanse florin. De aldus berekende bedragen zijn op 5/100 afgerond. De aan het Rijk verschuldigde bedragen in Amerikaanse dollars voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn berekend door de in Antilliaanse guldens luidende bedragen te delen door 1,790 en vervolgens rekenkundig af te ronden op twee cijfers achter de komma. De waarde van 1,790 sluit aan bij de sinds 1971 geldende vaste wisselkoers tussen de Antilliaanse gulden en de Amerikaanse dollar (USD 1,00 = ANG 1,790).

3. Administratieve lasten

Dit besluit heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten. De tarifering van de tien jaar geldige documenten leidt echter wel tot een relatieve afname van de kosten voor de aanvragers van deze documenten. Weliswaar zijn de maximumtarieven van deze documenten hoger dan de tarieven zoals die in de huidige situatie gelden; daar staat echter een verdubbeling van de geldigheidsduur tegenover.

4. Vaste verandermomenten

Dit besluit treedt in werking op 10 februari 2014. Deze datum wijkt af van de vaste verandermomenten. De reden van deze afwijking is gelegen in het feit dat de aanpassing van de tarieven moet samenvallen met het moment dat de tien jaar geldige nationale paspoorten, zakenpaspoorten, faciliteitenpaspoorten en Nederlandse identiteitskaarten op grond van de Paspoortwet kunnen worden aangevraagd. Zou dit niet samenvallen, dan kunnen er geen kostendekkende tarieven worden geheven. Er is dan ook voor gekozen om de onderhavige wijziging van het Besluit Paspoortgelden op hetzelfde moment in werking te laten treden als voornoemde wijziging van de Paspoortwet.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Naar boven