Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 11 februari 2014, nr. IENM/BSK-2014/34535, houdende wijziging van de Regeling gebruik boordcomputer en boordcomputerkaarten

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 83, achtste lid, onderdeel d, van het Besluit personenvervoer 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 10 van de Regeling gebruik boordcomputer en boordcomputerkaarten wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De chauffeurskaart en de chauffeurskaart onder beperkingen worden ingetrokken:

    • a. in de gevallen, bedoeld in artikel 8, tweede lid;

    • b. indien niet langer wordt voldaan aan de eisen op grond waarvan deze werden verstrekt;

    • c. indien na verstrekking blijkt dat de kaart is verkregen op grond van onjuiste gegevens;

    • d. indien de bestuurder niet of niet tijdig ingevolge artikel 82, zesde lid, van het Besluit een nieuwe geneeskundige verklaring of een nieuwe verklaring omtrent het gedrag overlegt als bedoeld in artikel 82, eerste lid, onder b, onderscheidenlijk c van het Besluit;

    • e. indien de kaart door een andere persoon dan de houder wordt gebruikt; of

    • f. indien is gehandeld in strijd met het bij artikel 4, onder a en b, dan wel het bij of krachtens het Besluit bepaalde omtrent de chauffeurskaart.

2. Het derde lid vervalt.

3. Het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.

4. In het derde lid (nieuw) wordt ‘danwel bij vermoeden van een geval als bedoeld in het derde lid’ vervangen door: danwel bij vermoeden van een geval als bedoeld in het eerste lid, onder b, d, e of f.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

TOELICHTING

Deze regeling strekt tot wijziging van artikel 10 van de Regeling gebruik boordcomputer en boordcomputerkaarten in die zin, dat de chauffeurskaart onvoorwaardelijk wordt ingetrokken indien de houder geen verklaring omtrent het gedrag (vog) of geneeskundige verklaring kan overleggen indien de minister dit verlangt.

Tot nu toe bevat het betreffende artikel in dit opzicht een zgn. ‘kan-bepaling’.

Boordcomputerkaarten, waaronder de chauffeurskaart, hebben op grond van artikel 83, tweede lid, van het Besluit personenvervoer 2000 (Bp2000) een geldigheidsduur van vijf jaar. De kan-bepaling’ was vooral ingevoerd om de minister de mogelijkheid te bieden om ingeval van verschoonbare niet tijdige ontvangst van bovengenoemde verklaringen tot verlenging van de chauffeurskaart te besluiten.

Artikel 82, zesde lid, van het Bp2000 geeft de minister de bevoegdheid om bij een vermoeden dat een taxichauffeur niet meer voldoet aan de eisen voor het afgeven van een geneeskundige verklaring of een vog van hem te verlangen dat deze zich binnen een door hem vast te stellen termijn aan een nieuw geneeskundig onderzoek onderwerpt, respectievelijk opnieuw verzoekt om afgifte van een vog.

Vooral wat dit laatste betreft hebben zich ontwikkelingen voorgedaan, waardoor van deze bevoegdheid steeds meer gebruik wordt gemaakt.

Op 24 september 2009 werden in de Tweede Kamer twee moties ingediend.

In de eerste motie, afkomstig van het lid De Mos, werd de regering verzocht om te komen met een waterdicht systeem tussen justitie en de Inspectie van Verkeer en Waterstaat dat ervoor zorg draagt dat taxichauffeurs die zich misdragen direct uit de taxi worden geweerd (Kamerstukken II, 2009–2010, 31 521, nr. 26).

In de tweede motie, afkomstig van de leden Aptroot en Van Gent, werd de regering verzocht om in overleg met gemeenten en de Inspectie Verkeer en Waterstaat (thans: Inspectie Leefomgeving en Transport, ILT) een regeling op te stellen waarbij door de Inspectie, al dan niet op verzoek van de gemeente, na een zware misdraging of herhaalde kleine misdragingen de chauffeurspas of de ondernemersvergunning wordt afgenomen, en daarbij tevens te regelen dat de betrokken chauffeur of ondernemer niet meer voor een chauffeurspas of ondernemersvergunning in aanmerking komt (Kamerstukken II, 2009–2010, 31 521, nr. 32). (N.b. met ingang van 1 oktober 2011 werd in het kader van de invoering van de boordcomputer de chauffeurspas vervangen door de chauffeurskaart).

Bij brieven van 16 maart 2010 en 12 november 2010 (Kamerstukken II, 2009–2010, 31 521, nr. 47, onderscheidenlijk 2010–2011, 31 521, nr.57) heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie de Tweede Kamer geïnformeerd over de ontwikkelingen rond de vog, welke tot doel hebben om continue screening in te voeren. Ook in andere branches, zoals onderwijs en kinderopvang, is hieraan behoefte.

Bij brief van 20 juli 2011 (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 500, nr. 120) heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aan de Tweede Kamer meegedeeld dat op 1 juli 2011 is gestart met de continue screening van taxichauffeurs.

Dit is een innovatieve nieuwe systematiek, die het mogelijk maakt om direct actie te ondernemen op het moment dat een taxichauffeur met justitie in aanraking komt wegens een relevant strafbaar feit. Deze actie houdt onder meer in dat ILT hiervan op de hoogte wordt gesteld, waarna ILT op haar beurt van de houder van de chauffeurskaart een nieuwe vog kan verlangen.

De voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven heeft meerdere malen overwogen dat de ‘kan-bepaling’ van artikel 10 van de Regeling gebruik boordcomputer en boordcomputerkaarten de minister in feite dwingt om ingeval van weigering van een vog nog andere overwegingen aan te voeren om de chauffeurskaart in te trekken. Een verklaring dat niet gebleken is van bijzondere omstandigheden om niet tot intrekking over te gaan, wordt door de rechter onvoldoende geacht. Zie onder meer uitspraken van 30 november 2012 (ECLI:NL:CBB2012:BY4822) en 14 oktober 2013 (ECLI:NL:CBB:2013:192). In enkele gevallen is om die reden een verzoek om voorlopige voorziening gehonoreerd, waardoor een taxichauffeur zijn beroep kon blijven uitoefenen zonder in het bezit te zijn van de ingevolge artikel 82, eerste lid, onder c, van het Bp2000 vereiste vog. In feite wordt het beleid van continue screening hiermee ondermijnd.

Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om de onvoorwaardelijke intrekking eveneens in te voeren als de houder van een chauffeurskaart desverlangd geen geneeskundige verklaring kan overleggen. Denkbaar is dat een chauffeur als gevolg van gebleken lichamelijke onbekwaamheid een risico vormt voor de veiligheid van passagiers en medeweggebruikers.

Van het systeem van vaste verandermomenten wordt afgeweken omdat het spoed- en noodregelgeving betreft die noodzakelijk is in verband met de effectieve rechtshandhaving, en omdat rechterlijke uitspraken hiertoe nopen (Kamerstukken II, 2009–2010, 29 515, nr. 309, paragraaf 2.4 en 3.1).

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

Naar boven