31 521
Taxibeleid

nr. 47
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 maart 2010

1. Inleiding

Door leden van uw Kamer zijn diverse schriftelijke vragen1 gesteld over hoe te voorkomen dat een taxichauffeur die een ernstig delict heeft gepleegd nog langer werkzaam kan blijven in dit beroep. Hierbij is – samengevat– gevraagd om na te gaan of het (in de toekomst) mogelijk is een reeds afgegeven Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) te herbeoordelen op het moment dat bekend wordt dat er sprake is van een nieuw (ernstig) strafbaar feit. In mijn beantwoording van bovengenoemde kamervragen heb ik toegezegd hier een onderzoek naar te doen.

In deze brief ga ik eerst in op de huidige situatie. Daarna licht ik toe hoe ik voornemens ben de screening in de taxibranche op korte termijn te verbeteren en tenslotte schets ik u de vervolgstappen teneinde de de screening in de toekomst ook voor andere beroepsgroepen te kunnen optimaliseren.

2. De huidige situatie – algemeen

Aanvragen voor een VOG worden behandeld door het Centraal Orgaan Verklaring Omtrent het Gedrag (COVOG) van de dienst Justis. In 2009 zijn er ruim 450 000 VOG-aanvragen ingediend. Met de afgifte van de VOG wordt verklaard dat op dat moment geen bezwaren bestaan tegen uitoefening van de functie waarvoor de VOG is aangevraagd.

Bij de beoordeling van een aanvraag voor een VOG wordt – samengevat – bekeken of er, voor de beoogde functie, relevante justitiële gegevens in de Justitiële Documentatie (JD) worden aangetroffen. Wanneer er binnen de van toepassing zijnde terugkijktermijn (in beginsel vier jaren) geen sprake is van relevante justitiële gegevens wordt de VOG afgegeven. Voor sommige strafbare feiten (bijvoorbeeld zedendelicten) of ten behoeve van bepaalde beroepsgroepen, waaronder de taxichauffeurs, wordt van de standaard terugkijktermijn van vier jaren afgeweken. Worden er binnen deze termijn wel relevante justitiële gegevens aangetroffen, dan wordt de VOG in beginsel geweigerd. Enkel indien er sprake is van bijzondere omstandigheden wordt de VOG alsnog afgegeven. Hierin speelt de aard en ernst van het strafbare feit, het tijdsverloop en het aantal strafbare feiten een rol. Strafbare feiten waar naar wettelijke omschrijving meer dan 12 jaren gevangenisstraf op staat en die buiten de van toepassing zijnde terugkijktermijn vallen kunnen in bijzondere gevallen ook reden zijn de VOG te weigeren. Het gevolg van de weigering van de VOG kan zijn dat de door de aanvrager beoogde functie niet wordt verkregen.

Het COVOG heeft na het verstrekken van een VOG noch een wettelijke basis om te controleren of er nieuwe strafbare feiten zijn die een heroverweging noodzakelijk maken, noch een wettelijke bevoegdheid om een VOG in te trekken. Wel kan de werkgever, wanneer hij twijfels heeft over de integriteit van zijn één van zijn werknemers, deze persoon verzoeken een (nieuwe) VOG over te leggen. De VOG wordt in de praktijk echter in vrijwel alle gevallen alleen gevraagd bij een aanstelling. Doordat veelal geen periodieke screening plaatsvindt, bestaat het risico dat iemand na het verkrijgen van de VOG een voor zijn functie relevant strafbaar feit pleegt en desondanks werkzaam blijft in zijn functie.

3. Screening in de taxibranche

Mede in het licht van door leden van uw Kamer gestelde vragen over de screening van taxichauffeurs, de preventieve doorlichting van de taxibranche1 en de huidige wijze van toezicht op de taxibranche, heb ik mij in eerste instantie gericht op mogelijkheden om in deze branche op korte termijn aanpassingen aan de screening te realiseren. Deze aanpassingen zijn mogelijk aangezien de wetgeving in de taxibranche zo is ingericht, dat gemakkelijker aan de in paragraaf 2 genoemde belemmeringen tegemoet kan worden gekomen.

Zo kent de taxibranche reeds een (vijfjaarlijkse) periodieke screening in verband met het verlengen van de chauffeurspas. Door de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) wordt ook een register bijgehouden van personen aan wie een chauffeurspas is verstrekt. Naast de vijfjaarlijkse beoordeling van de betrouwbaarheid van de taxichauffeur, kan de minister van Verkeer en Waterstaat – indien hij vermoedt dat een taxichauffeur niet langer voldoet aan de eisen van betrouwbaarheid – op grond van het Besluit personenvervoer 2000 ook tussentijds verlangen dat een nieuwe VOG wordt overgelegd. In tegenstelling tot in andere branches, kunnen op grond van dit besluit ook consequenties aan het niet (kunnen) overleggen van de VOG worden verbonden. De minister van Verkeer en Waterstaat heeft immers – indien de gevraagde VOG niet door de taxichauffeur wordt overgelegd – de bevoegdheid de chauffeurspas in te trekken.

Het voorgaande maakt het mogelijk om voor deze branche op korte termijn een screening in te voeren, waarin ook relevante strafbare feiten, die zijn gepleegd na het verkrijgen van de VOG, worden betrokken. In de oplossing die ik voor de taxibranche voor ogen heb, wordt automatisch bekeken of op de naam van een taxichauffeur een nieuw strafbaar feit in de JD is bijgeschreven. Wanneer dit een «hit» oplevert, beoordeelt het COVOG deze nieuwe gegevens marginaal om te bezien of het wenselijk is dat een nieuwe VOG wordt aangevraagd. Door gebruik te maken van deze marginale toetsing middels de screeningservaring die bij het COVOG is opgebouwd, kan worden voorkomen dat onnodig om een nieuwe VOG wordt gevraagd. Indien het aanvragen van een nieuwe VOG gelet op het risico dat uit de toetsing blijkt wel nodig is, wordt de IVW hier op geobjectiveerde wijze over geïnformeerd. Vervolgens kan de IVW de bewuste taxichauffeur op grond van het Besluit personenvervoer 2000 verzoeken om een nieuwe VOG te overleggen. Indien betrokkene geen gehoor kan of wil geven aan dit verzoek, kan de chauffeurspas door de IVW worden ingetrokken. Met bovenstaande oplossing vindt, anders dan in de huidige situatie, op gerichte en structurele wijze informatie-uitwisseling plaats tussen JustID, COVOG en de IVW.

Deze situatie kan worden gerealiseerd zonder dat daartoe een wetswijziging nodig is. De verstrekking uit de JD aan het COVOG, het informeren van de IVW door het COVOG en de bevoegdheid van het COVOG om nieuwe justitiële gegevens marginaal te beoordelen dienen te worden geregeld, waarvoor een aanpassing van het Besluit justitiële gegevens voldoende is. Tevens dient de technische koppeling tussen JustID en het COVOG te worden gemaakt. Ik streef ernaar dit voor 1 januari 2011 te hebben geoperationaliseerd. In de fase dat het aangepaste besluit nog niet van kracht is, zal ik – indien mij bekend raakt dat een taxichauffeur een ernstig strafbaar feit heeft gepleegd na het verkrijgen van de VOG – gebruik maken van de mogelijkheid van artikel 14 Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, dat de mogelijkheid biedt met het oog op een zwaarwegend algemeen belang gegevens te verstrekken aan de IVW.

4. Vervolgstappen

Alhoewel mijn onderzoek thans met name gericht is op het genereren van een oplossing voor de taxibranche, heb ik ook geconstateerd dat de maatschappij steeds hogere eisen stelt aan de integriteit van personen waarvan anderen afhankelijk zijn. Dit leidt ertoe dat de wens bestaat dat personen niet alleen bij de aanstelling worden gescreend, maar dat deze screening daarna ook wordt gecontinueerd. Derhalve onderzoek ik tevens of het in de toekomst mogelijk is de screening ook voor andere beroepsgroepen te kunnen optimaliseren, zodat kan worden voorkomen dat iemand die een strafbaar feit heeft gepleegd nog langer in een bepaalde functie werkzaam kan blijven. In dit onderzoek zal ook de vraag worden betrokken hoe een dergelijke screening wettelijk het beste kan worden vormgegeven en welke technische en uitvoeringsaspecten hieraan zijn verbonden. Naar verwachting zullen dan zowel de Wjsg als ook de systemen bij het COVOG en JustID ingrijpend moeten worden aangepast en moet de financiering van deze nieuwe systematiek worden bezien. Indien blijkt dat het mogelijk en wenselijk is om een dergelijk systeem ook generiek aan te bieden, zal bovenbeschreven oplossing voor de taxibranche hierin worden geïncorporeerd. Ik zal u in het derde kwartaal 2010 over de uitkomsten van dit onderzoek nader informeren.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, nummers 2860, 3414 en 3724, Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, nummer 432.

XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 29 911, nummer 25.

Naar boven