Regeling van de Minister van Economische Zaken van 10 februari 2014, nr. WJZ/13184945, houdende wijziging van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 56, tweede en derde lid, van het Besluit stimulering duurzame energieproductie;

Besluit:

ARTIKEL I

De Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

  • 1. Het plan, bedoeld in artikel 56, tweede lid, onderdeel d, van het besluit bevat in ieder geval:

    • a. een uitgewerkt tijdschema betreffende de ingebruikname van de productie-installatie dat de volgende gedateerde ijkmomenten bevat:

      • 1°. het verstrekken van de opdrachten voor de levering van onderdelen voor de bouw van de productie-installatie;

      • 2°. de aanvang van de bouw van de productie-installatie;

      • 3°. de aanvang van de productie van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbare warmte of hernieuwbaar gas;

      • 4°. de datum waarop de periode waarover subsidie wordt verstrekt moet aanvangen;

    • b. een exploitatieberekening die ten minste bevat:

      • 1°. een specificatie van de investeringskosten per component van de productie-installatie;

      • 2°. een overzicht van alle kosten- en baten van de productie-installatie; en

      • 3°. een berekening van het projectrendement over de subsidielooptijd.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid bevat het plan:

    • a. indien de aanvraag wordt ingediend voor een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare energie uit wind, waterkracht, biomassa of afvalverbranding, een energieopbrengstberekening;

    • b. indien de aanvraag wordt ingediend voor een productie-installatie voor de productie van hernieuwbaar gas, een verklaring met prijsindicatie van de netbeheerder voor het invoeden van hernieuwbaar gas;

    • c. indien de aanvraag wordt ingediend voor een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare warmte, een onderbouwing van de warmteafzet;

    • d. indien de aanvraag wordt ingediend voor een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare warmte door middel van geothermie, een geologisch rapport dat voldoet aan:

      • 1°. het Model Geologisch Onderzoek SDE+, dat wordt opgesteld met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 7, of

      • het Model Geologisch Onderzoek, dat wordt opgesteld met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in bijlage D, behorende bij het Aanvraagformulier Subsidieregeling Energie en Innovatie Risico’s dekken voor aardwarmte, opgenomen in bijlage 3.4.1. van de Subsidieregeling energie en innovatie.

  • 3. De financiële onderbouwing, bedoeld in artikel 56, tweede lid, onderdeel e, van het besluit voldoet ten minste aan de volgende eisen:

    • a. het bevat een financieringsplan voor de productie-installatie waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • b. het biedt inzicht in het eigen vermogen van de aanvrager;

    • c. indien het aandeel van het eigen vermogen minder dan 20% van de investering in de productie-installatie bedraagt, bevat het een intentieverklaring van een financier voor de financiering van de productie-installatie waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

B

Artikel 6, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Een subsidie-ontvanger kan door middel van certificaten, afgegeven op basis van een certificeringsysteem waarvan de Europese Commissie op grond van artikel 18, vierde lid, van de richtlijn hernieuwbare energie heeft besloten dat deze accurate gegevens bevat met het oog op de toepassing van artikel 17 van de richtlijn hernieuwbare energie, aantonen dat vloeibare biomassa voldoet aan de duurzaamheidscriteria, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de richtlijn hernieuwbare energie.

C

In de bijlagen 1, 2, 3, 5 en 6, wordt het tekstgedeelte:

‘Dit formulier is te vinden op www.agentschapnl.nl/sde

Dit formulier is verstrekt door en moet worden ingediend bij:

Agentschap NL

NL Energie en Klimaat

Postbus 10073

8000 GB Zwolle

T. (088) 602 34 50

 

Bezoekadres

Agentschap NL

Hanzelaan 310

8017 JK Zwolle

T. (088) 602 30 00 (receptie)’

vervangen door:

Dit formulier is te vinden op www.rvo.nl/sde

 

Dit formulier is verstrekt door en moet worden ingediend bij:

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Postbus 10073

8000 GB Zwolle

T 088 042 42 42

 

Bezoekadres

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Hanzelaan 310

8017 JK Zwolle.

D

Bijlage 1, behorende bij artikel 3, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. Onder ‘Toelichting’, tweede tekstgedeelte, wordt ‘Agentschap NL’ vervangen door: Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

b. Onder ‘Model Accountantsverklaring’, eerste tekstgedeelte en onder ‘Controle-protocol’, onderdeel ‘4. Review van de accountantscontrole’, wordt ‘het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie’ telkens vervangen door: het Ministerie van Economische Zaken.

c. Onder ‘Controle-protocol’, onderdeel ‘1. Doelstelling’, eerste tekstgedeelte, wordt ‘de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I)’ vervangen door: de Minister van Economische Zaken (EZ).

d. Onder ‘Controle-protocol’, onderdeel ‘2. Toleranties en gewenste zekerheid’, laatste tekstgedeelte, wordt ‘EL&I’ vervangen door: EZ.

e. Onder ‘Model Accountantsverklaring’, onderdeel ‘Opdracht’, tweede tekstgedeelte, en onder ‘Controle-protocol’, onderdeel ‘5. Verslaglegging’, tweede tekstgedeelte, wordt ‘de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie’ vervangen door: de Minister van Economische Zaken.

E

Bijlage 1a vervalt.

F

Bijlage 2, behorende bij artikel 6, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. Onder ‘3. Dossiergegevens’ vervalt het tekstgedeelte: ‘Indien de gebruikte vloeibare biomassa vervaardigd is uit niet van landbouw, aquacultuur, visserij of bosbouw afkomstige afvalstoffen en residuen en in bijlage V van de richtlijn hernieuwbare energie voor de betreffende soort biomassa een standaardwaarde is vastgesteld, kunt u volstaan door in tabel 2, in de kolom Opmerkingen ‘bijlage V’ en de vastgestelde standaardwaarde in te vullen.’

b. In de tabel onder ‘4. Dossiergegevens’, laatste regel, wordt ‘www.agentschapnl.nl/sde ’ vervangen door: www.rvo.nl/sde .

G

Bijlage 3, behorende bij artikel 7, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. Onder ‘Assurance rapport productie hernieuwbare warmte of hernieuwbaar gas uit biomassa’, wordt het onderdeel ‘Reviewbeleid Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie’, vervangen door: Reviewbeleid Ministerie van Economische Zaken.

b. Onder ‘Assurance rapport productie hernieuwbare warmte of hernieuwbaar gas uit biomassa’, onderdeel ‘Reviewbeleid Ministerie van Economische Zaken’ (nieuw), wordt ‘het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie’ vervangen door: het Ministerie van Economische Zaken.

H

In bijlage 5, behorende bij artikel 10, wordt onder ‘5. Wijzigingen’, eerste en derde tekstgedeelte, en onder ‘6. Algemene informatie’, tweede tekstgedeelte, ‘Agentschap NL’ telkens vervangen door: Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

I

In bijlage 6, behorende bij artikel 7e, eerste lid, wordt onder ‘Toelichting’, eerste tekstgedeelte, ‘de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie’ vervangen door: de Minister van Economische Zaken.

J

Na bijlage 6, behorende bij artikel 7e, eerste lid, wordt een bijlage 7 ingevoegd, luidende als de bijlage behorende bij deze regeling.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 10 februari 2014

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

BIJLAGE, BEHORENDE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL J

Bijlage 7 behorende bij artikel 2, tweede lid, onder d, van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie

Stimuleringsregeling duurzame energieproductie (SDE)

Model Geothermisch Onderzoek SDE+

Bijlage 7 behorende bij artikel 2, tweede lid, onder d, van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie.

Dit model is te vinden op www.rvo.nl/sde

Toelichting

Bij uw SDE+ subsidieaanvraag in de categorieën Geothermie moet u als bijlage bij het aanvraagformulier een geologisch onderzoek toevoegen.

In dit Model Geologisch Onderzoek SDE+ staat aangegeven welke aspecten u daarin dient te behandelen.

Het geologisch onderzoek concentreert zich uiteraard op het inschatten van de geologische parameters. Met deze parameters en met de niet-geologische parameters (doublet, put- en pompspecificatie) berekent u de P50 waarde. Het resultaat presenteert u eveneens in het geologisch onderzoek.

Voor het geologisch onderzoek geldt een verplichte hoofdstukindeling. Belangrijk is dat u telkens motiveert waarom u een bepaalde keuze gemaakt heeft. Als het onderwerp van een bepaalde paragraaf niet relevant is voor uw situatie, dan moet u dit met een korte motivatie noemen.

TNO faciliteert het samenstellen van het geologisch onderzoek door via www.nlog.nl de volgende hulpmiddelen beschikbaar te stellen:

  • Het softwarepakket ‘DoubletCalc’, waarmee op eenvoudige wijze het P50 vermogen te berekenen is.

  • Een handleiding/documentatie van DoubletCalc, die ingaat op het werken met DoubletCalc maar ook op te gebruiken methodiek om het P50-vermogen te berekenen.

Een uitgebreide toelichting op de verplichte hoofdstukindeling voor de SDE+ projecten vindt u via www.rvo.nl/sde .

Verplichte inhoudsopgave ‘Geologisch Onderzoek’

1

Samenvatting gepland doublet, gebruikte parameters en overschrijdingskansgrafiek

 

1.1

Gepland doublet en gebruikte parameters

 

1.2

Verwacht vermogen en overschrijdingskansgrafiek

   

zie volgende bladzijde voor verplichte onderdelen van de samenvatting

     

2

Beoogde locatie

     

3

Geologische setting

 

3.1

Lokale geologie

 

3.2

(Risico op het aantreffen van) koolwaterstoffen

     

4

Beschikbare en gebruikte putten en seismische data

 

4.1

Keuze van de referentieputten

 

4.2

Seismische gegevens

 

4.3

Coördinaatsysteem

     

5

Seismische interpretatie en dieptemodel

 

5.1

Methode beschrijving

 

5.2

Additionele gegevens

 

5.3

Well to seismic ties

 

5.4

Seismische interpretatie

 

5.5

Gridding algoritme

 

5.6

Tijd-diepte conversie

 

5.7

Dieptekaart van top/basis aquifer

 

5.8

Discussie van onzekerheid in top/basis aquiferkaart

     

6

Karakterisering en model van de aquifer

 

6.1

Stratigrafische correlatie en laterale diktevariatie van de aquifer

 

6.2

Schatting van de permeabiliteit van de aquifer

 

6.3

Resultaten en discussie over onzekerheid

     

7

Waterevaluatie

 

7.1

Temperatuur

 

7.2

Evaluatie van het formatiewater

     

8

Doublet performance

 

8.1

Doublet configuratie in de ondergrond

 

8.2

Putarchitectuur

 

8.3

Operationele instellingen

     

9

Referenties

     

Bijlagen

 
Verplichte onderdelen samenvatting ‘geologisch onderzoek’
1.1 Gepland doublet en gebruikte parameters
  • Locatie en toepassing van het doublet.

  • De aardwarmtevergunnning waar het doublet in geplaatst wordt.

  • Parameters die gebruikt zijn in de berekening van het indicatieve geothermisch vermogen. Dit dient te gebeuren door onderstaande tabellen in te vullen of een leesbare screendump van het invoerscherm van DoubletCalc 1.4 bij te voegen (Figuur 1). Deze parameters zijn nodig om een kansverdeling van het indicatieve geothermische vermogen te maken.

Tabel: Geologische en niet-geologische parameters (doublet, put- en pompspecificatie) per aquifer

Aquifer laagpakketnaam of -namen

 

A1) Aquifereigenschappen (met spreiding)

Min

verwacht

max

dimensie

Permeabiliteit

     

mD

Netto/bruto percentage watervoerende pakket met spreiding

     

%

Bruto dikte watervoerende pakket met spreiding

     

m

Diepte top aquifer injectieput

 

m

Diepte top aquifer productieput

 

m

Zoutgehalte (Total Dissolved Solids)

     

ppm

A2) Aquifereigenschappen (zonder spreiding)

Waarde

 

kv/khratio van de aquifer

 

Gemiddelde oppervlaktetemperatuur

 

°C

Geothermische gradiënt

 

°C/m

B) Doublet- en pompspecificatie

   

Injectietemperatuur

 

°C

Afstand tussen productie- en injectieput op aquiferniveau

 

m

Pompefficiëntie

 

fractie

Afhangdiepte pomp in de productieput

 

m

Opgelegd drukverschil pomp

 

bar

C) Specificatie productie- en injectieputten

   

Buitendiameter boorgat in reservoir

 

inch

Skin

0 (vaste waarde)

Penetratiehoek in reservoir

 

°

     

Verbuizingsschema productieput;

dieptes van de segmenten in mAH en mTVD

 

m

Binnendiameter opvoerbuis per segment

 

inch

Ruwheid opvoerbuis per segment

 

milli-inch

1.2 Verwacht vermogen en overschrijdingskansgrafiek

Hier geeft u aan voor welk vermogen u aanspraak wilt maken op ondersteuning uit de SDE+ 2014 (het P50 vermogen).

U presenteert:

  • De resultaten van uw berekeningen in cijfers als DoubletCalc ‘output table’ of een vergelijkbare vorm van presenteren.

  • De overschrijdingskansgrafiek, waaruit het P50 vermogen is af te lezen, zie onderstaand voorbeeld.

  • Het aangevraagd vermogen.

Figuur 1: Voorbeeld van overschrijdingskansgrafiek

Figuur 1: Voorbeeld van overschrijdingskansgrafiek

TOELICHTING

1. Doel en aanleiding

Met deze regeling wordt de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie (hierna: Algemene uitvoeringsregeling) gewijzigd. Met de wijzigingen worden de indieningseisen aangescherpt met een haalbaarheidsstudie, wordt het aantonen dat aan de duurzaamheidscriteria voor vloeibare biomassa is voldaan geharmoniseerd en worden er enkele wijzigingen in de formulieren aangebracht.

2. Haalbaarheidsstudie

Om de productie van duurzame energie te stimuleren, kunnen producenten van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas en hernieuwbaar warmte subsidie aanvragen op grond van het Besluit stimulering duurzame energieproductie (Besluit SDE). Het is daarbij gewenst dat zoveel mogelijk SDE+ projecten met een verleningsbeschikking tot realisatie komen. Voor SDE+ projecten met een verleningsbeschikking is budget gereserveerd. Door de indieningseisen aan te scherpen kan worden voorkomen dat onrealistische projecten ten onrechte budget vasthouden. Daarom wordt met ingang van de SDE+ 2014, in ieder geval wanneer dit op het aanvraagformulier vermeld staat, van de subsidie-aanvrager verwacht dat deze een haalbaarheidsstudie verricht voor de productie-installatie en deze overlegt bij het indienen van de aanvraag. In artikel 2 van deze regeling wordt aangegeven uit welke informatie een dergelijke haalbaarheidsstudie ten minste dient te bestaan om voldoende zekerheid te geven over de haalbaarheid van het project.

De haalbaarheidsstudie moet in ieder geval een exploitatieberekening bevatten en een onderbouwing van het eigen vermogen en de financiering. Het eigen vermogen kan worden onderbouwd met stukken uit de jaarrekening of bedrijfsbalans, of stukken waaruit blijkt dat er sprake is van gecontracteerd vermogen van derden dat kan worden gelijkgesteld aan eigen vermogen of een beschikking van een andere subsidie verleend voor dezelfde productie-installatie als waarvoor de aanvraag wordt ingediend. Projecten die over minder dan 20% eigen vermogen beschikken dienen een intentieverklaring van een financier te overleggen dat deze bereid is om het project te financieren in geval van een positieve SDE+ beschikking. Bij projecten voor de productie van duurzame warmte is ook een onderbouwing van de warmteafzet met zicht op afnemers vereist.

3. Geologisch onderzoek

Het is gebleken dat het vermogen van de productie-installatie in de aanvraag sterk afhankelijk is van de grondlagen van de locatie. Om een betere inschatting van de energieproductie te krijgen wordt een geologisch rapport ter onderbouwing van de budgetclaim gevraagd. Met ingang van de SDE+ 2014 zijn nadere eisen gesteld aan het geologisch onderzoek. Het geologisch onderzoek dient te voldoen aan het Model geologisch onderzoek SDE+ in bijlage 7 van deze regeling of aan het Model geologisch onderzoek van de Subsidieregeling Energie en Innovatie, programma Risico’s dekken voor aardwarmte.

Het geologisch onderzoek dient als verplichte bijlage meegestuurd te worden met de subsidieaanvraag. Het geologisch onderzoek zal worden getoetst door experts van TNO.

4. Duurzaamheidscriteria vloeibare biomassa

In deze regeling is uitgewerkt hoe kan worden aangetoond dat wordt voldaan aan de duurzaamheidscriteria voor vloeibare biomassa die ingeval er subsidie wordt verstrekt verplicht zijn gesteld in richtlijn nr. 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PbEU 2009, L 140) (hierna: richtlijn hernieuwbare energie). Op grond van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2014 (SDE+) kan alleen subsidie worden verkregen voor thermische conversie van vloeibare biomassa indien wordt voldaan aan de duurzaamheidscriteria.

De afgelopen periode heeft de Europese Commissie veel duurzaamheidsystemen erkend. Binnen deze systemen wordt onderscheid gemaakt tussen eisen gesteld aan rest- en nevenstromen en hoofdstromen, zoals weergegeven in artikel 17, lid 2, van de richtlijn hernieuwbare energie. Het biobrandstoffenbeleid in Nederland is zo vormgegeven dat bij deze duurzaamheidsystemen wordt aangesloten. Vloeibare biomassa kan zowel worden ingezet voor de productie van biobrandstoffen als voor de productie van duurzame elektriciteit en warmte. Het is daarvoor van belang wetgeving op dit terrein te harmoniseren. Artikel 6, derde lid van deze regeling is hierop aangepast. Bijlage 2, behorende bij dit artikel, is overeenkomstig aangepast.

Voor deze wijziging waren er in de Algemene uitvoeringsregeling twee mogelijkheden om aan te tonen dat aan de duurzaamheidscriteria wordt voldaan. De mogelijkheid die werd geboden door aan te tonen dat voor de gebruikte vloeibare biomassa die vervaardigd is uit niet van landbouw, aquacultuur, visserij of bosbouw afkomstige afvalstoffen en residuen, door enkel een standaardwaarde te overleggen voor de broeikasgasemissiereductie met betrekking tot de productieketen is vastgesteld in bijlage V van de richtlijn hernieuwbare energie, vervalt met deze wijziging. Dat wordt voldaan aan de duurzaamheidscriteria kan enkel nog worden aangetoond door certificaten te overleggen die zijn afgegeven op basis van een certificeringsysteem dat door de Europese Commissie is goedgekeurd. Het vervallen van de eerste mogelijkheid heeft geen consequenties voor lopende SDE+ projecten of nieuwe aanvragen die op korte termijn zullen binnenkomen. Binnen de bestaande certificeringssystemen is het namelijk al mogelijk om een lichter regime te doorlopen voor gebruikte vloeibare biomassa die vervaardigd is uit niet van landbouw, aquacultuur, visserij of bosbouw afkomstige afvalstoffen en residuen. Daarnaast zijn er momenteel in bijlage V van de richtlijn hernieuwbare energie alleen standaardwaarden opgenomen voor biobrandstoffen en niet voor vloeibare biomassa. Binnen de certificeringsssystemen zullen dus de emissiereductieberekeningen moeten worden gemaakt. Bijlage V van de richtlijn hernieuwbare energie bevat daarvoor algemene regels die het mogelijk maken onderscheid te maken tussen duurzame en niet duurzame vloeibare biomassa. Het enkel opnemen van de mogelijkheid aan te tonen dat aan de duurzaamheidscriteria is voldaan door middel van een certificeringssysteem wordt daarom als voldoende geacht.

5. Fusie Agentschap NL en Dienst Regelingen

Met ingang van 1 januari 2014 zijn Agentschap NL en de Dienst Regelingen samengevoegd tot een nieuwe organisatie, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Vanwege deze fusie zijn in de bijlagen bij deze regeling, waarin de formulieren zijn opgenomen waarmee de aanvraag kan worden ingediend, de naam, adresgegevens en de website van de instantie waarbij deze formulieren moeten worden ingediend, gewijzigd.

6. Overige aanpassingen

Bijlage 1a vervalt. Deze bevat een vereenvoudigd aanvraagformulier voor zon-PV kleiner dan 3,5 kWp. Sinds 2011 is de kleine zon-PV geen aparte categorie meer in de SDE regelingen.

7. Administratieve lasten

Bij de publicatie van de Algemene uitvoeringsregeling (Stcrt. 2008, 44) en een wijziging van de Algemene uitvoeringsregeling (Stcrt. 2009, 60) zijn de administratieve lasten zoals die samenhangen met het Besluit SDE en de onderliggende regelgeving die daarop is gebaseerd uitgebreid toegelicht. De administratieve lasten zijn destijds per € 100 miljoen open te stellen subsidiebudget bepaald, zodat de daadwerkelijke hoogte van de administratieve lasten die samenhangen met de openstelling van de subsidieregelingen eenvoudig per openstelling bepaald konden worden. Omdat zon-pv projecten qua investeringskosten en administratieve lasten over het algemeen sterk afwijken van projecten uit de andere categorieën, zijn voor zon-pv projecten de administratieve lasten afzonderlijk bepaald. De administratieve lasten behorende bij de SDE+ bedroegen voorafgaand aan de wijzigingen die met onderhavige regeling worden doorgevoerd:

  • € 38.270 per € 100 miljoen subsidiebudget (=0,04%) voor alle opties behalve zon-pv;

  • € 553.000 per € 100 miljoen subsidiebudget (=0,55%) voor zon-pv.

In het vervolg zullen de administratieve lasten worden uitgedrukt als totaal bedrag en percentage van het totale subsidiebudget (en niet meer als bedrag per 100 miljoen subsidiebudget).

Als gevolg van de onderhavige wijzigingsregeling veranderen de administratieve lasten.

Geothermie

Voor de categorie geothermie wordt met ingang van 2014 om een geologisch onderzoek van de projecten gevraagd. Een geologisch onderzoek is echter altijd noodzakelijk om een geothermie-project uit te kunnen voeren, ongeacht of hiervoor subsidie wordt aangevraagd. Omdat de kosten daardoor niet omhoog gaan als gevolg van de subsidieregeling, wordt het verplichte geologisch onderzoek dus niet gerekend als extra administratieve lasten.

Hogere lasten als gevolg van haalbaarheidsstudies

Voor productie-installaties, waarvan dit op de aanvraagformulieren wordt aangegeven, dienen per ingang van 2014 haalbaarheidstudies bij de indiening van de aanvraag worden bijgevoegd. Dit zal voor de meeste projecten gelden. De verplichte haalbaarheidsstudies betekenen extra administratieve lasten.

Voor niet-zon-pv-projecten (dus alle categorieën behalve zon-pv) worden de kosten van een haalbaarheidsstudie gemiddeld geraamd op € 10.000. In 2013 was voor deze projecten het gemiddelde subsidiebudget per aanvrager € 13,7 miljoen. De extra administratieve lasten als gevolg van een haalbaarheidsstudie zijn voor deze projecten percentueel dus vast te stellen op 0,07% (€ 10.000 gedeeld op € 13,7 miljoen).

Voor zon-pv projecten wordt een haalbaarheidsstudie gevraagd bij projecten die groter zijn dan 500 kWp. Dit is ongeveer 10% van de zon-pv projecten. Voor zon-pv kost een haalbaarheidsstudie ongeveer € 2.000 per project. In 2013 was het gemiddelde subsidiebudget per aanvrager voor zon-pv € 27.000. De extra administratieve lasten, indien een haalbaarheidsstudie vereist is, zijn voor een zon-pv project dus gemiddeld € 2.000 op een budget van € 27.000, hetgeen neerkomt op 7%. Aangezien deze extra lasten slechts in 10% van de gevallen gemaakt worden, zijn de extra lasten voor de totale populatie van zon-pv projecten dus 0,1 x 7% = 0,7%.

Nieuwe administratieve lastenpercentages als gevolg van deze wijzigingsregeling

Met onderhavige wijzigingsregeling veranderen de administratieve lasten van de SDE+. Hieronder worden de nieuwe administratieve lastenpercentages vermeld.

Voor alle opties behalve zon-pv wordt het nieuwe administratieve lastenpercentage 0,11%. Dit is de optelsom van 0,04% administratieve lasten op grond van de al bestaande informatieverplichtingen plus 0,07% in verband met de nieuwe verplichting van de haalbaarheidsstudies.

Voor zon-pv projecten wordt het nieuwe administratieve lastenpercentages 1,25%. Dit is de optelsom van 0,55% op grond van de al bestaande informatieverplichtingen plus 0,7% in verband met de nieuwe verplichting van de haalbaarheidsstudies.

Absolute bedragen met betrekking tot de administratieve lasten kunnen in deze regeling niet worden genoemd. Deze regeling is een doorlopende regeling zonder einddatum. De bepalingen in deze regeling gelden voor verschillende openstellingrondes van de SDE+. Deze rondes worden in jaarlijkse aanwijzingsregelingen opengesteld. In de aanwijzingsregelingen wordt het subsidiebudget bepaald en de bijbehorende absolute bedragen van administratieve lasten (in euro’s). De absolute lasten worden dan bepaald met behulp van de in onderhavige uitvoeringsregeling vastgestelde administratieve lastenpercentages.

8. Vaste verandermomenten

Bij de inwerkingtreding van deze regeling wordt afgeweken van het kabinetsstandpunt inzake de vaste verandermomenten. De regeling treedt niet in werking op een vast verandermoment (1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober) en is niet de vereiste twee maanden van tevoren gepubliceerd. Afwijking van het kabinetsstandpunt is in dit geval toegestaan omdat er sprake is van private voordelen bij een eerdere de invoering (uitzonderingsgrond 1). De doelgroep van de subsidie voor duurzame energieproductie is gebaat bij een spoedige inwerkingtreding, omdat er dan sneller zekerheid is over eventuele eisen die worden gesteld aan een subsidieaanvraag. Er wordt wel voldoende tijd gelaten tussen het moment van publicatie van deze regeling en het eerste moment waarop subsidie in 2014 kan worden aangevraagd, zodat potentiële subsidieaanvragers voldoende gelegenheid hebben om de aanvraag voor te bereiden.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven