Advies Raad van State betreffende het voorstel van wet, houdende regels met betrekking tot de productie en de distributie van elektriciteit en drinkwater op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet elektriciteit en drinkwater BES)

Nader Rapport

’s-Gravenhage, 20 november 2014

Nr. WJZ / 14172530

Aan de Koning

Nader rapport inzake het voorstel van wet, houdende regels met betrekking tot de productie en de distributie van elektriciteit en drinkwater op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet elektriciteit en drinkwater BES)

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 4 juni 2014, nr. nr. 2014001053, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 22 augustus 2014, nr. nr. W15.14.0174/IV, bied ik U hierbij mede namens mijn ambtgenote van Infrastructuur en Milieu aan.

  • 1. De paragraaf 1.3 van de memorie van toelichting is op het punt van de legislatieve terughoudendheid aangevuld. Legislatieve terughoudendheid staat er niet aan in de weg dat noodzakelijke verbeteringen in wetgeving worden aangebracht. De noodzaak voor wat betreft elektriciteit ligt in de borging van de voorzieningszekerheid en betaalbaarheid. Onder de vigerende wetgeving zijn de voorzieningszekerheid en betaalbaarheid op Bonaire niet geborgd. Voor wat betreft Saba en Sint Eustatius dient het wetsvoorstel gezien te worden als een van de samenhangende noodzakelijke maatregelen na de verzelfstandiging van hun elektriciteitsbedrijven per 1 januari 2014. Dit wordt verder toegelicht in het adviesrapport ‘Hoofdlijnen regulerend kader elektriciteit op Bonaire, Sint Eustatius en Saba’ (Kamerstukken II 2012/2013, 31 568, nr. 125). In de vigerende Wet drinkwater BES zijn de drinkwaterkwaliteit en de leveringszekerheid onvoldoende gewaarborgd. Een goede drinkwatervoorziening is van direct en groot belang voor de volksgezondheid (primaire levensbehoefte). In het wetsvoorstel zijn hiervoor noodzakelijke aanvullingen en verbeteringen opgenomen.

  • 2. Het advies van de Afdeling is grotendeels gevolgd. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) is op de openbare lichamen niet van toepassing. Indien slechts op onderdelen de Awb van overeenkomstige toepassing wordt verklaard, kan aan de overzichtelijkheid van het geldende bestuursrecht afbreuk worden gedaan. Ten aanzien van de subsidiëring door de ministers aan de nutsbedrijven op de openbare lichamen zij echter opgemerkt dat reeds op grond van artikel 2 en 3 juncto 5 van de Kaderwet EZ-subsidies subsidie kan worden verstrekt aan deze bedrijven. Op die subsidiëring zijn de bepalingen van de Awb van toepassing. Indien in het voorliggende wetsvoorstel een vergelijkbare subsidieregeling als in de Kaderwet EZ-subsidies wordt opgenomen wordt de Awb ook van toepassing geacht. Het derde lid waarin werd bepaald dat afdeling 4.2.8 van overeenkomstige toepassing werd verklaard, is om die reden komen te vervallen. Voor subsidiering door de Minister van Infrastructuur en Milieu is voorzien in een overgangsrechtelijke bepaling (7.6) tot het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 4 van de Kaderwet subsidies I en M.

    In hoofdstuk 6 zijn de verwijzingen naar de Awb komen te vervallen. Voor de elementaire bepalingen van het toezicht is hierbij sprake van uitgeschreven bepalingen waarbij aansluiting is gezocht bij het reeds beschikbare instrumentarium op de openbare lichamen.

  • 3. Het advies van de Afdeling om in de toelichting nader in te gaan op de bindende gedragslijn is gevolgd door de toelichting op artikel 6.4 aan te vullen. De bindende gedragslijn is als instrument om naleving te bevorderen geen noviteit. Het is een instrument dat in het kader van Instellingswet Autoriteit Consument en Markt aan de ACM is toegekend. De Elektriciteitswet 1998 (artikel 5a) en de Gaswet (artikel 1b) kennen thans ook de mogelijkheid voor de ACM een bindende gedragslijn op te leggen in verband met de naleving van deze wetten en een aantal Europese verordeningen. Deze bevoegdheid is een voortzetting van de eerder in deze artikelen van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet opgenomen bevoegdheid om een bindende aanwijzing op te leggen. De bindende aanwijzing kon worden gebruikt indien een overtreding was vastgesteld, maar ook zonder dat al een overtreding was vastgesteld. De bindende gedragslijn beoogt bijsturing in een vroegtijdig stadium om niet-naleving te voorkomen. Het is naar zijn aard een individuele instructie om normoverschrijdend gedrag in een concreet geval te voorkomen. Informatie of waarschuwen gaat daar in het algemeen nog aan vooraf, tenzij de vereiste spoed zich daartegen verzet. Geconstateerd kan worden dat er een zekere lacune is tussen lichte middelen als informatieverschaffing of waarschuwen en handhavingsmiddelen met een sanctionerend karakter zoals een last onder dwangsom. In situaties waarin er een risico is van niet naleving kan het opleggen van een bindende gedragslijn passend zijn. Dit is zowel in het belang van betrokkene als een maatschappelijk belang. De toelichting is op dit punt verduidelijkt.

  • 4a. De Afdeling vraagt aandacht voor het lex certa-beginsel. Enerzijds zijn in het wetsvoorstel waar mogelijk artikelen, ook die bij overtreding waarvan een bestuurlijke boete opgelegd kan worden, concreter en meer objectiveerbaar geformuleerd, zoals bijvoorbeeld de concrete eisen waaraan in de verschillende onderdelen van de drinkwaterketen moet worden voldaan door verschillende actoren. Daardoor is minder sprake van vage normen. Onder punt 11 wordt hier nader op ingegaan. In de toelichting is voorts ingegaan op de in het advies genoemde punten. Bij duidelijke normovertredingen kan direct een boete worden opgelegd. In minder duidelijke gevallen zal door middel van voorafgaande informatie, waarschuwingen en het eventueel opleggen van een bindende gedragslijn worden duidelijk gemaakt welke gedragingen concreet ter naleving van de desbetreffende norm worden verwacht.

  • 4b. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling met betrekking tot de bestuurlijke boete is de toelichting bij artikel 6.6 aangevuld met factoren die bepalend zijn voor een passende hoogte van de bestuurlijke boete, zoals genoemd in het advies. In de voorgestelde artikelen 6.3, eerste lid, en 6.7, vijfde lid, is daarnaast bepaald dat de hoogte van de boete wordt gemotiveerd en afhankelijk is van de aard en ernst van de overtreding en de maatschappelijke gevolgen daarvan.

  • 5. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling zijn de delegatiegrondslagen tegen het licht gehouden. Verschillende grondslagen zijn nader geconcretiseerd of zijn komen te vervallen waarbij indien wenselijk de beoogde inhoud van de uitvoeringsregelgeving op het niveau van de wet in formele zin is verankerd. Ten aanzien van de grondslag in artikel 2.2 zij opgemerkt dat een verdere inhoudelijke begrenzing hier minder voor de hand ligt vanwege de aard van de onderwerpen waaromtrent regels kunnen worden gesteld. Verder zijn op andere plaatsen in het wetsvoorstel taken en bevoegdheden geconcretiseerd. Met name de eisen waaraan moet worden voldaan in de drinkwaterketen worden nauwkeuriger omschreven. De daarop betrekking hebbende delegatiegrondslagen zijn mede als gevolg daarvan verduidelijkt en beter afgebakend. Onder punt 11 wordt hier nader op ingegaan.

  • 6. Aan het advies van de Afdeling is gevolg gegeven door in artikel 2.2, derde lid, te expliciteren dat Onze Minister de vergunning kan wijzigingen indien de hoeveelheid elektriciteit of drinkwater die een producent moet produceren, wijzigt.

  • 7. De Afdeling adviseert om in de memorie van toelichting bij voorliggend wetsvoorstel nader in te gaan op de vraag welke middelen nodig zijn om de doelstelling van de subsidie te bereiken. Een cijfermatige onderbouwing zou op dit moment speculatief zijn. Immers, de cijfers hangen nauw samen met de financiële ontwikkeling van de elektriciteits- en drinkwatermarkt op de openbare lichamen. Het wetsvoorstel biedt daarom een subsidiegrondslag waarmee het doel van betaalbaarheid van de voorzieningen nagestreefd kan worden op basis van de meest actuele gegevens.

  • 8. De Afdeling adviseert de terugwerkende kracht van de doorbetalingsregeling te heroverwegen. Aan dit advies is gevolg gegeven door af te zien van de terugwerkende kracht. In artikel 7.3 wordt thans bepaald dat het vaste gebruikstarief nog vijf jaar in rekening wordt gebracht bij afnemers die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet een aansluiting op het net hadden en na die datum op hun verzoek zijn afgesloten en in hun eigen elektriciteit of drinkwater zijn gaan voorzien.

  • 9. Aan het advies van de Afdeling om de toelichting aan te vullen op het punt van consultatie is gevolg gegeven door de memorie van toelichting op dit punt aan te vullen met de paragraaf ‘Consultatie en overleg met de bestuurscolleges van de openbare lichamen’.

  • 10. De redactionele opmerkingen van de Afdeling zijn vrijwel allemaal verwerkt. Op een enkel onderdeel werd de voorgestelde aanpassingen niet als verbetering gezien, zoals bij de opmerkingen ten aanzien van artikel 3.13 (thans 3.14). Ten eerste moet het geen bevoegdheid zijn voor de distributeur om bepaalde tarieven te berekenen, maar een verplichting. Bovendien wordt het onwenselijk geacht om het eerste en tweede lid gedeeltelijk samen te voegen. Dit komt de duidelijkheid niet ten goede. Naar aanleiding van het advies artikel 3.5 te verplaatsen zijn nog enkele wijzigingen gedaan in de volgorde van de artikelen. Ten slotte is in artikel 4.4 naar aanleiding van de redactionele opmerking over het beleidsdocument de verplichting tot het uitbrengen van een apart beleidsdocument vervallen. Het beleid voor de BES wordt vastgesteld in het kader van de beleidsnota Drinkwaterwet.

  • 11. In aansluiting op de opmerkingen van de Afdeling over het gebruik van open en vage normen in relatie tot het lex certa beginsel (4a) en ruime delegatiegrondslagen (5) is het wetsvoorstel in zijn algemeenheid bezien op mogelijkheden tot verdere concretisering en uitwerking aan de hand van objectiveerbare parameters, met het oog op de rechtszekerheid en voorspelbaarheid. Hierbij is ook voor de drinkwaterketen een verduidelijking van taken, bevoegdheden en eisen in het voorstel verwerkt. Deze verduidelijkingen werken direct door in de inhoud en begrenzing van de betrokken delegatiegrondslagen. Tevens en in samenhang hiermee is een aantal noodzakelijke aanvullingen en verbeteringen toegevoegd voor verschillende onderdelen en actoren in de keten, om de bescherming van de volksgezondheid door de keten heen beter te borgen. Deze bepalingen waren voorzien in onderliggende regelgeving. Concreet gaat het om de volgende, hoofdzakelijk technische of redactionele wijzigingen of aanvullingen:

    • a. In artikel 1 is een aantal begripsomschrijvingen verder uitgewerkt of toegevoegd:

      • in de begripsomschrijving van distributie is verduidelijkt dat dit ook de opslag omvat. Ook het drinkwater in opslag moet aan de kwaliteitseisen blijven voldoen;

      • in de begripsomschrijving is het begrip installatie toegevoegd. Er worden verschillende installaties onderscheiden zoals een productie-installatie woninginstallatie en voorzieningen als bedoeld in het voorgestelde art. 3.13 (nieuw);

      • opgenomen in artikel 1 is voorts een begripsomschrijving van nooddrinkwater, dit met het oog op verduidelijking van de daarop betrekking hebbende verplichtingen;

      • tevens is opgenomen een begripsomschrijving van productie van drinkwater ter verduidelijking, in relatie tot het verbod van art. 2.1 en de voor de producent geldende eisen, van wat hier wel en niet onder valt (m.n. niet de winning en bewerking tot grondstof);

      • opgenomen in art. 1 is het begrip verstoring, dit met het oog op verduidelijking van de verplichtingen onder deze omstandigheden, zoals het leveren van nooddrinkwater of noodelektriciteit;

      • ten slotte is het begrip woninginstallatie gedefinieerd, met het oog op de afbakening van regimes en de eventueel specifiek daarvoor te stellen regels.

    • b. Naar aanleiding van de beoordeling van de delegatiegrondslagen is in artikel 2.3 een grondslag opgenomen (nieuw derde lid) voor het stellen van eisen aan de kwaliteit van het te winnen water (bijvoorbeeld geen verontreinigd zeewater of effluent) of aan de kwaliteit van de grondstof die aan de producent wordt geleverd. Het kunnen stellen van eisen ‘aan de voorkant’ is van belang om de ketenkwaliteit te waarborgen.

    • c. In art. 3.5, tweede lid, onder a, is verduidelijkt dat het door de distributeur geleverde drinkwater aan de kwaliteitseisen moet voldoen. Dit laatste volgde eerder impliciet uit de delegatiegrondslag van artikel 3.9, aanhef en onder a (oud). Ook zijn eisen met betrekking tot hoeveelheid en druk opgenomen, waaromtrent op grond van het vijfde lid nadere concrete regels kunnen worden gesteld. Ook is de verplichting van de distributeur in het derde lid om tweejaarlijks een document op te stellen met onder andere een prognose van de vraag en het voldoen aan de eisen van art. 3.5 uitgebreid met een risicoanalyse en geldt deze ook voor de producent vanwege diens vergelijkbare ketenverantwoordelijkheid indien er sprake is van een geïntegreerd bedrijf. In artikel 3.9 is verder een bepaling ingevoegd op grond waarvan de distributeur bij een onderbreking van levering langer dan twaalf uur langs andere weg drinkwater moet leveren.

    • d. In artikel 3.5, eerste lid, onder f, is de verplichting opgenomen voor een distributeur om een voorraad drinkwater voor ten minste tien dagen aan te houden.

    • e. In artikel 3.6 (oud 3.7) is vanwege het belang van de volksgezondheid (beschikbaarheid voor de gehele bevolking van schoon drinkwater) de uitzonderingsgrond voor de leveringsplicht via as (verplicht indien een aansluiting op het net bedrijfseconomisch onverantwoord is) vervallen. De distributeur van drinkwater moet dus in alle gevallen zorgdragen voor levering: hetzij via het net, hetzij via as.

    • f. Het oude artikel 4.4, tweede lid, betrof een grondslag tot het stellen van regels aan een collectieve watervoorziening. Deze regels zijn thansopgenomen in het voorgestelde artikel 3.13. Een collectieve leidinginstallatie is een op het drinkwaternet van een producent of distributeur aangesloten installatie waarmee drinkwater ter beschikking wordt gesteld, bijvoorbeeld in een appartementencomplex. Aan het tappunt moet aan de kwaliteitseisen worden voldaan en de installatie moet met het oog daarop aan bepaalde eisen voldoen. Een collectieve drinkwatervoorziening is een voorziening voor de productie van drinkwater voor eigen gebruik, waarmee ook aan anderen drinkwater ter beschikking wordt gesteld (gasten, bezoekers, medewerkers etc.). Sommige hotels beschikken hier bijvoorbeeld over. Het drinkwater moet aan de reguliere eisen voldoen en mag niet worden ingevoed op het drinkwaternet; dan zou sprake zijn van vergunningplichtige productie als bedoeld in artikel 2.1.

    • g. In de artikelen 6.3 en 6.7 zijn de taken van ACM en de minister van Infrastructuur en Milieu met betrekking tot het toezicht en de handhaving beter onderling afgebakend en verduidelijkt. In het artikel is voorts verduidelijkt dat de toezichthoudende taak van de minister ook de leveringszekerheid (ook bij verstoring en nooddrinkwatervoorziening) omvat.

    • h. In artikel 6.9 (nieuw) is een delegatiegrondslag opgenomen voor een tijdelijke ontheffingverlening van de kwaliteitseisen voor stoffen, voor zover geen gevaar vormend voor de volksgezondheid. Hieraan bestaat in de praktijk behoefte bij kortdurende overschrijdingen van met name chemische parameters (voor bacteriologische parameters kan geen ontheffing worden verleend). Zonder ontheffingsmogelijkheid zou de productie direct moeten worden stilgelegd.

    • i. In de artikelen 2.1, 2.2, 2.3, 3.2, 3.5, 3.6, 3.9, 5.1, 6.1, 6.2, 6.3, 6.7 en 6.8 zijn hiermee samenhangende wijzigingen en verder enkele technische en redactionele aanpassingen aangebracht.

    • j. Ten slotte is een nieuw artikel 7.6 ingevoegd dat een afbakeningsregeling omvat voor leidingen binnen een bouwwerk als bedoeld in de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES.

Ik moge U verzoeken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp.

Advies Raad van State

No. W15.14.0174/IV

’s-Gravenhage, 22 augustus 2014

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 4 juni 2014, no.2014001053, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Economische Zaken, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de productie en de distributie van elektriciteit en drinkwater op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet elektriciteit en drinkwater BES), met memorie van toelichting.

Het voorstel voorziet in een nieuw reguleringskader voor de elektriciteits- en drinkwatervoorziening op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: BES). De Wet drinkwater BES en de Wet elektriciteitsconcessies BES worden ingetrokken. Het voorstel stelt onder andere regels over de taken, eisen en verplichtingen van water- en elektriciteitsbedrijven. Daarnaast voorziet het voorstel in regulering van de tarieven van de productie en distributie van water en elektriciteit. Voorts wordt voorzien in een terugleververgoeding. Om de water- en elektriciteitsvoorziening voor de afnemers, waaronder consumenten, betaalbaar te houden wordt tevens een subsidieregeling voorgesteld. Het toezicht op de water- en elektriciteitsbedrijven wordt in het voorstel opgedragen aan de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) en de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT).

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het voorstel, maar adviseert onder meer toe te lichten hoe het wetsvoorstel zich verhoudt tot het uitgangspunt van legislatieve terughoudendheid. Tevens adviseert zij af te zien van het van overeenkomstige toepassing verklaren van onderdelen van de Awb en het voorstel zo nodig aan te vullen met specifiek op de BES-eilanden toegesneden bestuursrechtelijke bepalingen. Voorts adviseert de Afdeling te verduidelijken hoe de regeling over de bestuurlijke boete zich verhoudt tot het lex certa-beginsel en adviseert zij de terugwerkende kracht van de doorbetalingsregeling dragend te motiveren en en anders daarvan af te zien. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is.

1. Legislatieve terughoudendheid

Het voorstel richt zich op het inrichten van een betaalbare, duurzame en betrouwbare elektriciteits- en drinkwatervoorziening. Volgens de toelichting laten die voorzieningen op de BES-eilanden thans te wensen over.1 Zo kan een betrouwbare energievoorziening tegen redelijke prijzen voor de bevolking onder de huidige omstandigheden niet worden gegarandeerd, zien de eilandbesturen zich op dit punt voor een opgave gesteld staan die hun bestuurlijke capaciteiten en middelen te boven gaan en voorzien de geldende Wet elektriciteitsconcessies BES en de Wet drinkwater BES volgens de toelichting niet in directe bevoegdheden van de ministers, terwijl zij wel de verantwoordelijkheid dragen voor de energie- en drinkwatervoorziening.

De Afdeling begrijpt het belang van een betrouwbare, betaalbare en duurzame elektriciteit- en drinkwatervoorziening. Het gaat hier om vitale voorzieningen die voor het dagelijkse leven van de inwoners, voor de volksgezondheid en voor de economie van de eilanden van cruciale betekenis zijn. Zij onderschrijft dan ook het doel van het voorstel om de gesignaleerde problemen op te lossen. Tegelijkertijd merkt de Afdeling op dat in de Slotverklaring van de Miniconferentie over de toekomstige staatkundige positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van oktober 2006 is afgesproken dat ‘de Nederlands-Antilliaanse wetgeving van kracht zou blijven’ en bij de uitwerking van de Slotverklaring het uitgangspunt is gehanteerd dat – gedurende een periode van vijf jaar na de staatkundige hervormingen op 10 oktober 2010 – legislatieve terughoudendheid in acht moet worden genomen.2 De gedachte hiervan is dat er niet te veel in één keer verandert op de BES-eilanden.

Nu de toelichting vermeldt dat gestreefd wordt naar een inwerkingtreding van het voorstel op 1 januari 2015, is het voorstel een uitzondering op het uitgangspunt van de legislatieve terughoudendheid.3 De periode van vijf jaar is echter niet absoluut en betekent niet dat de op 10 oktober 2010 bestaande situatie volledig is bevroren. Er zijn verschillende categorieën van gevallen waarin reeds vanaf 10 oktober 2010 (soms vergaande) aanpassing van de in oorsprong Nederlands-Antilliaanse wetgeving mogelijk wordt geacht.4 In de toelichting wordt niet ingegaan op de vraag hoe het wetsvoorstel zich tot het uitgangspunt van legislatieve terughoudendheid verhoudt.

De Afdeling adviseert de toelichting in die zin aan te vullen.

2. Toepassing Algemene wet bestuursrecht

De artikelen 5.1, derde lid, 6.5, vierde lid, en 6.6, vierde lid, van het voorstel verklaren delen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), met name afdeling 4.2.8 en hoofdstuk 5, van overeenkomstige toepassing. Het uitgangspunt van de Invoeringswet openbare lichamen BES is echter, in lijn met de afspraak dat Nederlands-Antilliaanse wetgeving van kracht blijft, dat de Awb niet van toepassing is op besluiten aangaande de BES-eilanden van bestuursorganen met een zetel in het Europese deel van Nederland.5 Dat uitgangspunt geldt ook voor het onderhavige voorstel.6 Meer in het bijzonder is de reden voor de niet-toepasselijkheid van de Awb gelegen in de noodzaak tot behoud van de overzichtelijkheid van het bestuursrecht op de BES-eilanden.7 De voorgestelde artikelen 5.1, derde lid, artikel 6.5, vierde lid, en 6.6, vierde lid, wijken af van dit uitgangspunt. Hierdoor ontstaat het risico dat aan die overzichtelijkheid afbreuk wordt gedaan.

Dat risico wordt verder vergroot door de Awb slechts gedeeltelijk van toepassing te verklaren. Afdeling 4.2.8 en hoofdstuk 5 van de Awb zijn ingebed in de Awb. Zo wordt in verschillende artikelen van afdeling 4.2.8 en hoofdstuk 5 verwezen naar artikelen van andere titels, afdelingen en hoofdstukken van de Awb. Door alleen afdeling 4.2.8 en hoofdstuk 5 van de Awb van toepassing te verklaren, worden die titel en dat hoofdstuk uit hun verband gehaald en wordt de wetssystematiek van de Awb doorbroken. Bovendien wordt in hoofdstuk 5 van de Awb verwezen naar artikelen uit het Nederlandse Wetboek van Strafrecht, het Burgerlijk Wetboek en de Algemene wet op het binnentreden. Die wetten zijn niet van toepassing op de BES-eilanden. Hierdoor ontstaan onduidelijkheden omtrent de verhouding tussen diverse wetten. Dat gaat ten koste van de overzichtelijkheid van het bestuursrecht op de BES-eilanden. Voorts rijzen vragen over de verhouding tussen de toepasselijke onderdelen van de Awb en de regeling zelf. Zo is onduidelijk hoe afdeling 4.2.8 van de Awb zich verhoudt tot het voorgestelde artikel 5.1 waarin deels dezelfde zaken worden geregeld.

De toelichting geeft geen onderbouwing voor de keuze om afdeling 4.2.8 van de Awb van overeenkomstige toepassing te verklaren op de te verlenen subsidiebeschikkingen noch wordt ingegaan op de parallelle werking van afdeling 4.2.8 van de Awb en het voorgestelde artikel 5.1. Over de keuze om hoofdstuk 5 van de Awb van toepassing te verklaren op de toezichthoudende bevoegdheden van de ILT, vermeldt de toelichting niet veel meer dan dat dit doelmatiger is dan het uitschrijven van de bepalingen.8 Deze motivering is, gelet op het risico dat de overzichtelijkheid van het bestuursrecht op de BES-eilanden verloren gaat, ontoereikend.

Gelet op het voorgaande, adviseert de Afdeling af te zien van het van overeenkomstige toepassing verklaren van onderdelen van de Awb en het voorstel zo nodig aan te vullen met specifiek op de BES-eilanden toegesneden bestuursrechtelijke bepalingen.

3. Bindende gedragslijn

Ingevolge het voorgestelde artikel 6.2, eerste lid, kan de ACM een bindende gedragslijn opleggen ten behoeve van naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet. De toelichting op artikel 6.2 geeft aan dat de bindende gedragslijn een normconcretiserende last is die niet vanwege een overtreding wordt opgelegd.9 Het opleggen van een bindende gedragslijn is als instrument om naleving te bevorderen een noviteit. Veelal wordt – ook in de BES-wetgeving – het instrument aanwijzing gehanteerd.10 Aanwijzingen worden echter pas gegeven na vermoeden van een overtreding. Dit laatste is volgens de toelichting bij de bindende gedragslijn niet het geval. Dit roept de vraag op wat voor soort instrument de bindende gedragslijn is. In het bijzonder is van belang of het gaat om een op het individuele geval gerichte instructie of een algemene regel die geldt voor een onbepaald aantal gevallen.

De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt te verduidelijken.

4. Bestuurlijke boete

a. Lex certa-beginsel

Het voorstel bevat een aantal vage normen. Zo heeft de distributeur, op grond van het voorgestelde 3.6 in het kader van transport onder meer tot taak zijn net te beheren, te onderhouden en te ontwikkelen op een wijze die de veiligheid, betrouwbaarheid en doelmatigheid van zijn net waarborgt. Voorts heeft de distributeur – voor zover hier relevant – tot taak zorg te dragen voor ‘een betrouwbare levering van elektriciteit of drinkwater van goede kwaliteit’. Deze termen – en daarmee de taken van de distributeur – worden in het voorstel noch in de toelichting nader ingevuld.

Op grond van de voorgestelde artikelen 6.3 en 6.6 kan in de daar genoemde gevallen een bestuurlijke boete worden opgelegd. Een bestuurlijke boete kan ook worden opgelegd bij niet-naleving van de vage wettelijke normen van het voorgestelde artikel 3.6. De vraag is hoe deze bepaling zich verhoudt tot het lex certa-beginsel. Dit beginsel houdt in dat een voorschrift dat door punitieve sancties wordt gehandhaafd, voldoende duidelijk, voorzienbaar en kenbaar moet zijn.11 In de toelichting wordt op dit beginsel onvoldoende ingegaan.

Evenmin wordt in de toelichting aangegeven op welke wijze eventuele nadere regels12, richtsnoeren en gedragscodes van het ACM en de ILT aan die vage normen invulling zullen geven en in welke mate daarmee aan het lex certa-beginsel zal worden voldaan. Daarbij is, zoals hierboven opgemerkt, de rol van het instrument van de bindende gedragslijn als bedoeld in het voorgestelde artikel 6.2 in dit verband niet duidelijk.

De Afdeling adviseert de wijze waarop de door punitieve sancties te handhaven normen worden geconcretiseerd in de toelichting uiteen te zetten en het voorstel zo nodig aan te passen.

b. Hoogte bestuurlijke boete

Ingevolge de artikelen 6.3, eerste lid, en 6.6, derde lid, van het voorstel kunnen de ACM en de ILT een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste USD 50.000.– Een onderbouwing van de hoogte van de bestuurlijke boete ontbreekt in de toelichting. Dientengevolge is onduidelijk of rekening is gehouden met factoren die bepalend zijn voor een passende hoogte van de bestuurlijke boete, zoals de aard van de persoon, het met de overtreding te behalen profijt, de ernst van de overtreding, het effect van de sanctie, de wenselijkheid van een afzonderlijk boetemaximum bij recidive en de bijzondere kenmerken van het betrokken beleidsterrein en het wettelijk stelsel.13

De Afdeling adviseert de toelichting aan te vullen.

5. Delegatie

Het voorstel bevat veel delegatiegrondslagen, onder andere voor de vergunningverlening, de eisen, de taken en de verplichtingen van de producenten en distributeurs en de tariefregulering.14 In het bijzonder over het voorgestelde artikel 2.2 maakt de Afdeling de volgende opmerking.

Het voorgestelde artikel 2.2, vierde lid, bepaalt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (hierna: amvb) nadere regels kunnen worden gesteld over de procedure en de criteria voor vergunningverlening, de inhoud van de vergunning en de voorschriften en beperkingen. Deze delegatiebepaling is ruim, wordt nauwelijks door inhoudelijke normstelling begrensd en staat bovendien subdelegatie toe. Elke delegatie van regelgevende bevoegdheid dient in de delegerende regeling zo concreet en nauwkeurig mogelijk te worden begrensd.15

Dit geldt vooral voor het voorgestelde artikel 2.2, nu dat ziet op vergunningverlening. Voor de begrenzing kan worden gedacht aan het concretiseren van de omstandigheden waarin van de bevoegdheid gebruik mag worden gemaakt, van de te regelen onderwerpen en van de doeleinden waartoe de bevoegdheid mag worden gebruikt.

De Afdeling adviseert in het voorgestelde artikel 2.2, vierde lid, de te delegeren regelgevende bevoegdheid nader inhoudelijk te begrenzen.

6. Wijziging vergunningvoorschriften

Ingevolge artikel 2.3 van het voorstel voorzien producenten, indien meer producenten een vergunning hebben, gezamenlijk in de vraag naar elektriciteit of drinkwater en voorziet iedere producent ten minste in de hoeveelheid die bij zijn vergunning is bepaald. De toelichting vermeldt dat de vergunningvoorschriften over de te produceren hoeveelheid elektriciteit of drinkwater kunnen worden gewijzigd.16 Aangenomen moet worden dat een zodanige wijziging een nieuw besluit van de minister zal vergen. Een daartoe strekkende bepaling ontbreekt echter in het voorstel. Daarmee wordt niet voldaan aan het vereiste dat, indien wijziging van een op een regeling berustende beschikking mogelijk moet zijn, de bevoegdheid daartoe uitdrukkelijk wordt geregeld.17

De Afdeling adviseert het voorstel aan te passen.

7. Kosten en terminologie subsidiëring

Het voorgestelde artikel 5.1 bevat een subsidieregeling voor de drinkwater- en elektriciteitsvoorzieningen. Ingevolge artikel 5.1, eerste lid, van het voorstel kan de minister per boekjaar subsidie verlenen aan een aangewezen distributeur met als doel een deel van de kosten te dekken die worden verdisconteerd in het vaste gebruikstarief en het wegtransporttarief. Volgens de toelichting is het doel van de subsidie de kosten te mitigeren die in de tarieven worden verdisconteerd zodat de kosten voor de afnemers betaalbaar worden. Een becijfering in de toelichting waaruit blijkt hoeveel het gaat kosten om deze doelstelling te realiseren, ontbreekt echter.

De toelichting vermeldt voorts dat het de verwachting is dat verdergaande efficiencyverbeteringen tot een daling van de subsidie leiden en dat deze subsidie in tien jaar kan worden afgebouwd.18 Ook op dit punt ontbreekt een becijfering, zodat onduidelijk is waarop deze verwachtingen zijn gestoeld. De Afdeling acht op voorhand niet zonder meer aannemelijk dat – mede gelet op de bijzondere omstandigheden op de eilanden – zodanige efficiencyvoordelen kunnen worden behaald dat de subsidieverlening op afzienbare termijn geheel kan worden beëindigd. Volledige beëindiging ligt ook niet in de rede, nu de financiële bijdrage uiteindelijk is bedoeld om de drinkwater- en elektriciteitsvoorziening voor de bewoners op de BES-eilanden betaalbaar te houden en het gaat om voor de volksgezondheid en het welzijn van de bevolking essentiële basisvoorzieningen.

Gelet op deze omstandigheden is de vraag in hoeverre daadwerkelijk van een subsidie kan worden gesproken en of de terminologie in het wetsvoorstel op dat punt niet moet worden aangepast.

De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan.

8. Terugwerkende kracht doorbetaling

Artikel 7.3 van het voorstel regelt dat bepaalde groepen afnemers19 vanaf 1 januari 2013, dus met terugwerkende kracht, gedurende een periode van vijf jaren het vaste gebruikstarief moeten doorbetalen, ook al zijn ze na die datum afgesloten van het net. Aan een regeling wordt slechts terugwerkende kracht verleend indien daarvoor een bijzondere reden bestaat.20 Aan belastende maatregelen, zoals de voorliggende verplichting, wordt, behoudens in uitzonderlijke gevallen, geen terugwerkende kracht toegekend.

Het voorgestelde artikel 7.3 wordt in de toelichting gemotiveerd door erop te wijzen dat de kosten die in het tarief worden verdisconteerd ook voor de betreffende afnemers zijn gemaakt.21 Er is volgens de toelichting gekozen voor de datum van 1 januari 2013, omdat op dat moment de hoofdlijnen van regulering vast lagen door de brief van 17 december 2012 aan de Tweede Kamer.22 Weliswaar wordt in deze brief verwezen naar een advies dat het kader heeft geboden voor de voorbereiding van het onderhavige wetsvoorstel, maar in dat advies zijn nog geen concrete verplichtingen voor de afnemers zoals thans in artikel 7.3 wordt voorgesteld, aangegeven. Aldus is vooralsnog niet gebleken van een uitzonderlijk geval dat terugwerkende kracht rechtvaardigt.

De Afdeling adviseert de terugwerkende kracht van de doorbetalingsregeling dragend te motiveren en anders daarvan af te zien.

9. Consultatie

In de Wet openbare lichamen BES is de zogenoemde consultatieplicht opgenomen.23 Op basis daarvan dient de regering de bestuurscolleges van Bonaire, Sint Eustatius en Saba te informeren over haar standpunten en voornemens met betrekking tot aangelegenheden die voor het openbaar bestuur van belang zijn, tenzij het openbaar belang zich daartegen verzet. Tevens dient zij de bestuurscolleges de gelegenheid te bieden daarover overleg te plegen.

De Afdeling merkt op dat de toelichting niet ingaat op de wijze waarop de bestuurscolleges zijn geraadpleegd. Evenmin is vermeld welke opmerkingen door de bestuurscolleges naar voren zijn gebracht, wat daarop de reactie is van de regering en in hoeverre en op welke wijze de opmerkingen zijn verwerkt in het voorstel.24

De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.25

10. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State, J.P.H. Donner.

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no. W15.14.0174/IV

  • In artikel 1.1 omschrijven wat moet worden verstaan onder ‘kapitaalslasten’, ‘transport’, ‘levering’ en ‘leveringszekerheid’. Eventueel kunnen deze begrippen in de toelichting nader worden ingevuld.

  • In artikel 2.2, vierde lid, de verwijzing naar het vierde lid schrappen.

  • In artikel 2.3, eerste lid, onderdeel b, en in artikel 3.6, eerste lid, onderdeel a, ‘continu’ vervangen door: ononderbroken. Deze term is meer afgebakend.

  • In artikel 2.4, eerste lid, schrappen ‘en op een inzichtelijke wijze vorm gegeven’. Dit zinsdeel is overbodig, gelet op artikel 2.4, tweede lid.

  • In artikel 2.5, het vierde lid vervangen door: Bij een geïntegreerd bedrijf vindt interne verrekening plaats op basis van de productieprijs.26

  • In artikel 3.2, eerste lid, onderdeel b, ‘als opgenomen in dit hoofdstuk’, vervangen door ‘bedoeld in paragraaf 3.2’.27 De toelichting aanvullen met een verduidelijking wie de aanwijzing kan aanvragen.

  • In artikel 3.2, derde lid, ‘die bij of krachtens dit hoofdstuk zijn gesteld’, vervangen door ‘als bedoeld in paragraaf 3.2’.

  • In artikel 3.2, vanwege de leesbaarheid, het vierde lid vervangen door:

  • ‘In afwijking van het eerste lid wijst Onze Minister, indien in het openbaar lichaam geen drinkwaternet aanwezig is, ten minste één rechtspersoon aan als distributeur die de taak heeft te voorzien in de distributie van drinkwater via tankauto’s, tankschepen of andere transportvoorzieningen. Het tarief daarvoor wordt vastgesteld overeenkomstig de artikelen 3.13 en 3.17. De eisen gesteld krachtens de artikelen 3.9, onderdelen a, b en c, zijn van toepassing. De overige artikelen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing.’

  • In artikel 3.4, het tweede lid, als volgt formuleren: 2. De benoeming of het ontslag van een lid van de raad van commissarissen behoeft de instemming van onze Minister.

  • Artikel 3.5 invoegen na artikel 3.11 en vernummeren tot artikel 3.12.

  • De artikelen 3.12 tot en met 3.17 vernummeren tot 3.13 tot en met 3.18.

  • Artikel 3.5 betreft een verplichting voor de distributeur, hetgeen wordt geregeld in paragraaf 3.2 van het voorstel.

  • In artikel 3.5 (vernummerd tot artikel 3.11), het eerste lid vervangen door: De distributeur voert een goed financieel beheer waardoor hij langdurig in staat is de taken en verplichtingen, bedoeld in deze paragraaf, uit te voeren en na te komen. Hij bezit voldoende eigen vermogen voor de noodzakelijke investeringen in netten.

  • In artikel 3.6, eerste lid, onderdeel b, ‘met in achtneming van het milieu of de volksgezondheid’ vervangen door: met in achtneming van het milieu en de volksgezondheid.

  • In artikel 3.6, tweede lid, aanhef, na ‘in het kader van levering’ invoegen: van elektriciteit of water. Deze termen schrappen in de onderdelen a, c en d.

  • In artikel 3.6, tweede lid, onderdeel d, de woorden ‘toereikende wijze’ schrappen.

  • In artikel 3.10, vierde lid, na ‘Bij ministeriële regeling worden’ invoegen: nadere.28

  • In artikel 3.11, derde lid, schrappen ‘en kan invulling worden gegeven aan het begrip ernstige storing’. Dit zinsdeel is overbodig, gelet op het daaraan voorafgaande zinsdeel.

  • In artikel 3.13, eerste lid, ‘zal berekenen’ vervangen door: kan berekenen. Aan het eerste lid toevoegen: Het tarief betreft een:

    • a. aansluitingstarief;

    • b. vast gebruikstarief;

    • c. variabel gebruikstarief of

    • d. een wegtransporttarief voor drinkwater.

  • In artikel 3.13, het tweede lid vervangen door: De tarieven kunnen verschillen voor verschillende categorieën afnemers.

  • In artikel 3.16, vanwege de leesbaarheid, het vierde lid vervangen door:

  • In afwijking van het eerste lid en artikel 3.15, tweede en derde lid, kan, indien sprake is van een systeem waarbij vooraf voor een bepaalde hoeveelheid elektriciteit of drinkwater wordt betaald, door de distributeur bij een afnemer een door de Autoriteit Consument en Markt vast te stellen variabel gebruikstarief in rekening worden gebracht. In dit variabel gebruikstarief wordt het vaste gebruikstarief, bedoeld in 3.15, eerste lid, verdisconteerd waarbij wordt uitgegaan van een bij ministeriële regeling vast te stellen jaarverbruik van elektriciteit of drinkwater.

  • In artikel 4.3, tweede lid, ‘een ononderbroken drinkwater’ vervangen door: een betrouwbare en duurzame voorziening. De termen doen meer recht aan het doel van het voorstel. De voorgestelde beperking tot een drinkwatervoorziening stemt niet overeen met het voorstel en dan met name met de artikelen 2.3 en 3.6.

  • In artikel 4.3, vijfde lid: ‘toepassing’ vervangen door: oplegging.29

  • In artikel 4.5, eerste lid, en artikel 7.5 ‘beleidsdocument’ vervangen door: beleid. De term beleidsdocument is niet gebruikelijk in (BES-)wetgeving.

  • In artikel 4.5, tweede lid, ‘beleidsdocument’ vervangen door: beleid. De laatste volzin schrappen. De toepassing van artikel 6, derde, vierde en vijfde lid, van de Drinkwaterwet volgt uit de eerste volzin. Ter toelichting van artikel 4.5 kan naar deze bepalingen worden verwezen.

  • In artikel 5.1, tweede lid, de aanhef als volgt formuleren (onverminderd de adviesopmerking onder 7): ‘De subsidiebeschikking vermeldt:’ Het is niet mogelijk om – zoals thans is bepaald – in een subsidiebeschikking (algemeen verbindende) regels te stellen. Daarbij in de toelichting30 de zin schrappen dat de hoogte van de subsidie bij ministeriële regeling wordt vastgesteld, nu het voorgestelde artikel 5.1 daartoe geen delegatiegrondslag bevat en de toelichting in zoverre niet overeenstemt met de tekst van het voorstel.

  • In artikel 6.1 het zesde lid vernummeren tot het vijfde lid.

  • In artikel 6.3, eerste lid, na ‘met uitzondering van’ schrappen: de.

  • In artikel 6.4 zo nodig voorzien in afstemming met de Wet van 25 juni 2014 tot wijziging van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt en enige andere wetten in verband met de stroomlijning van het door de Autoriteit Consument en Markt te houden markttoezicht (Stb. 2014, 207), nu deze wet nog niet in werking is getreden.

  • In artikel 6.7, tweede lid, voorzien in een termijn en een locatie.

  • In artikel 7.3, na ‘afsluiting’ de komma schrappen en na ‘108 A of’ invoegen: bij de afnemers met.

  • In artikel 7.5 de verwijzing naar ‘artikel 4.4, eerste lid’ vervangen door artikel 4:5, eerste lid.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de productie en de distributie van elektriciteit en drinkwater op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet elektriciteit en drinkwater BES)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, om, gelet op het belang van het betrouwbaar, duurzaam en doelmatig functioneren van de elektriciteits- en de drinkwatervoorziening in Caribisch Nederland, regels te stellen inzake de productie en de distributie van elektriciteit en drinkwater;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

aansluiting:

een of meer verbindingen tussen een elektriciteitsnet of een drinkwaternet en een installatie van een afnemer;

afnemer:

een natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit of drinkwater afneemt voor eigen gebruik;

Autoriteit Consument en Markt:

de Autoriteit Consument en Markt, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt;

distributie:

het transport en de levering van elektriciteit of drinkwater aan afnemers via netten of via transportmiddelen als bedoeld in artikel 3.8;

distributeur:

een distributeur van elektriciteit of drinkwater die op grond van artikel 3.2 als zodanig is aangewezen;

drinkwater:

water dat is bestemd voor drinken, koken of voedselbereiding;

drinkwaternet:

een leiding of een samenstel van leidingen en daarmee verbonden koppelingen, kleppen en andere technische voorzieningen voor het transport en de levering van drinkwater, behoudens voor zover deze leidingen en daarmee verbonden koppelingen, kleppen en andere technische voorzieningen binnen de installatie van een afnemer liggen;

elektriciteitsnet:

één of meer verbindingen bestemd voor het transport van elektriciteit en de daarmee verbonden transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations en andere hulpmiddelen, behoudens voor zover deze verbindingen en hulpmiddelen binnen de installatie van een afnemer liggen;

geïntegreerd bedrijf:

bedrijf of groep van bedrijven waarin zowel productie van elektriciteit of drinkwater als distributie van elektriciteit of drinkwater plaatsvindt;

hernieuwbare elektriciteit:

elektriciteit, opgewekt in een productie-installatie die uitsluitend gebruik maakt van wind, zonne-energie, omgevingslucht, oppervlaktewater en aardwarmte, energie uit de oceanen, waterkracht, biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas of biogas;

net:

een elektriciteitsnet of een drinkwaternet;

Onze Minister:

Onze Minister van Economische Zaken voor zover het elektriciteit betreft of Onze Minister van Infrastructuur en Milieu voor zover het drinkwater betreft;

openbare lichamen:

de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

producent:

een producent van elektriciteit of drinkwater die op grond van artikel 2.2 een vergunning heeft gekregen.

Artikel 1.2

Deze wet is van toepassing in de openbare lichamen.

Artikel 1.3

Deze wet is niet van toepassing op het verhandelen, bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Warenwet BES, van drinkwaren in klein verpakkingsmateriaal.

HOOFDSTUK 2. PRODUCTIE VAN ELEKTRICITEIT EN DRINKWATER

§ 2.1 Vergunningverlening en inrichting producent
Artikel 2.1
  • 1. Het is verboden zonder vergunning elektriciteit of drinkwater te produceren ten behoeve van de distributie aan afnemers.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is geen vergunning nodig:

    • a. voor het produceren van hernieuwbare elektriciteit met behulp van een installatie die hoofdzakelijk produceert voor eigen gebruik van een afnemer en de geproduceerde elektriciteit die niet wordt verbruikt invoedt op het net, met inachtneming van artikel 4.1,

    • b. voor het produceren van drinkwater voor eigen gebruik dat niet wordt ingevoed of kan worden ingevoed op het net,

    • c. indien de producent is aangewezen als noodproducent als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid.

Artikel 2.2
  • 1. Onze Minister verleent op aanvraag een vergunning voor de periode van vijftien jaar aan een rechtspersoon die:

    • a. beschikt over de benodigde organisatorische, financiële en technische kwaliteiten voor een goede uitvoering van zijn taken;

    • b. redelijkerwijs in staat kan worden geacht de verplichtingen na te komen en de taken uit te voeren, als opgenomen in dit hoofdstuk.

  • 2. Onze Minister kan voorschriften en beperkingen verbinden aan de vergunning, waarbij in ieder geval een voorschrift wordt verbonden omtrent de hoeveelheid elektriciteit of drinkwater die ten minste wordt geproduceerd. Onze Minister kan de vergunning wijzigen indien de hoeveelheid elektriciteit of drinkwater die een producent moet produceren, wijzigt.

  • 3. Onze Minister kan de vergunning intrekken indien de producent de verplichtingen niet kan nakomen of de taken niet kan uitvoeren, die bij of krachtens dit hoofdstuk zijn gesteld of op verzoek van de producent.

  • 4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de procedure voor vergunningverlening, de criteria, bedoeld in het eerste lid, en de voorschriften en beperkingen, bedoeld in het tweede lid.

§ 2.2 Taken en verplichtingen producent
Artikel 2.3
  • 1. Een producent heeft tot taak om, met inachtneming van de vergunning:

    • a. te zorgen voor betrouwbare productie van goede kwaliteit;

    • b. te waarborgen dat ononderbroken aan de vraag naar elektriciteit of drinkwater kan worden voldaan. Indien er meerdere producenten een vergunning hebben, voorzien zij gezamenlijk in deze vraag en voorziet iedere producent ten minste in de hoeveelheid die bij zijn vergunning is bepaald;

    • c. de installaties en materialen die worden gebruikt voor de productie te beheren, te onderhouden en te ontwikkelen op een wijze die de veiligheid, doelmatigheid en betrouwbaarheid van de productie waarborgt, met inachtneming van het milieu en de volksgezondheid.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de taken, genoemd in het eerste lid, waarbij ten aanzien van drinkwater ten minste regels worden gesteld over:

    • a. de kwaliteit, waaronder minimumkwaliteitseisen aan drinkwater ten aanzien van micro-organismen, parasieten of andere stoffen in hoeveelheden of concentraties die een gevaar kunnen opleveren voor de volksgezondheid;

    • b. de kwaliteitscontrole en rapportage door de producent.

Artikel 2.4
  • 1. De boekhouding van een producent bevat betrouwbare informatie over de integrale kosten en opbrengsten die verband houden met de productie van elektriciteit of drinkwater.

  • 2. De boekhouding bevat:

    • a. een balans en een winst- en verliesrekening;

    • b. een specificatie van de toerekening van de activa en de passiva en de lasten en baten aan de productie van elektriciteit of drinkwater, waarbij, indien van toepassing, een onderscheid wordt gemaakt in de toerekening aan elektriciteit of drinkwater;

    • c. een toelichting op de gebruikte regels voor de afschrijving.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.

§ 2.3 Tariefregulering producent
Artikel 2.5
  • 1. De Autoriteit Consument en Markt stelt op 1 januari en 1 juli van ieder jaar, op voorstel van een producent, de productieprijs vast die deze producent ten hoogste zal berekenen aan de distributeur voor de geproduceerde elektriciteit of voor het geproduceerde drinkwater.

  • 2. De productieprijs voor elektriciteit en drinkwater is gebaseerd op de werkelijke kosten van de productie met inachtneming van een redelijk rendement en omvat de operationele- en onderhoudslasten, de energiekosten en de kapitaalslasten.

  • 3. De Autoriteit Consument en Markt hanteert voor de vaststelling van de tarieven een methode ter bevordering van een doelmatige bedrijfsvoering.

  • 4. Indien er sprake is van een geïntegreerd bedrijf vindt op basis van de in het eerste lid bedoelde prijs interne verrekening plaats.

  • 5. Indien op 1 januari of op 1 juli de productieprijs nog niet is vastgesteld, geldt de laatst vastgestelde productieprijs tot de datum van inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van de productieprijs.

  • 6. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de procedure en de elementen en de wijze van berekening van de productieprijs, bedoeld in dit artikel.

HOOFDSTUK 3. DISTRIBUTIE VAN ELEKTRICITEIT EN DRINKWATER

§ 3.1 Aanwijzing en inrichting distributeur
Artikel 3.1

Het is verboden zonder een aanwijzing als bedoeld in artikel 3.2 elektriciteit of drinkwater te distribueren.

Artikel 3.2
  • 1. Onze Minister wijst op aanvraag voor ieder openbaar lichaam één rechtspersoon aan als distributeur, indien de distributeur:

    • a. beschikt over de benodigde organisatorische, financiële en technische kwaliteiten voor een goede uitvoering van zijn taken;

    • b. redelijkerwijs in staat kan worden geacht de verplichtingen na te komen en de taken uit te voeren, als opgenomen in paragraaf 3.2.

  • 2. Onze Minister kan voorschriften en beperkingen verbinden aan de aanwijzing.

  • 3. Onze Minister kan de aanwijzing intrekken indien de distributeur de verplichtingen niet kan nakomen of de taken niet kan uitvoeren, die bij of krachtens dit hoofdstuk zijn gesteld.

  • 4. In afwijking van het eerste lid wijst Onze Minister, indien in het openbaar lichaam geen drinkwaternet aanwezig is, ten minste een rechtspersoon aan als distributeur die de taak heeft te voorzien in de distributie van drinkwater via tankauto’s, tankschepen of andere transportvoorzieningen. Het tarief daarvoor wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 3.13 en 3.17. De eisen gesteld krachtens 3.8, onderdelen a, b en c, zijn van toepassing. De overige artikelen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing.

Artikel 3.3
  • 1. Een distributeur beschikt over het eigendom van het door hem beheerde net.

  • 2. De aandelen van een distributeur berusten direct of indirect bij de staat, provincies, gemeenten of de openbare lichamen.

Artikel 3.4

De benoeming of het ontslag vaan een lid van de raad van commissarissen behoeft de instemming van Onze Minister.

§ 3.2 Taken en verplichtingen distributeur
Artikel 3.5
  • 1. De distributeur heeft in het kader van transport tot taak:

    • a. te waarborgen dat het net ononderbroken kan voldoen aan de vraag naar het transport van elektriciteit of drinkwater en dit transport uit te voeren;

    • b. zijn net te beheren, te onderhouden en te ontwikkelen op een wijze die de veiligheid, betrouwbaarheid en doelmatigheid van zijn net waarborgt, met inachtneming van het milieu en de volksgezondheid;

    • c. afnemers te voorzien van een aansluiting op het net, indien dit bedrijfseconomisch verantwoord is;

    • d. zorg te dragen voor het installeren van een meetinrichting en voor het beheer en onderhoud van de meetinrichting bij afnemers;

    • e. de afgenomen hoeveelheid elektriciteit of drinkwater te meten.

  • 2. De distributeur heeft in het kader van levering van elektriciteit of drinkwater tot taak:

    • a. zorg te dragen voor een betrouwbare levering van elektriciteit of drinkwater van goede kwaliteit;

    • b. de afnemers ten minste eenmaal per jaar een volledige en voldoende gespecificeerde nota met betrekking tot de door hem geleverde diensten te verstrekken;

    • c. redelijke voorwaarden voor de levering van elektriciteit of drinkwater op te stellen;

    • d. de afnemers ten minste jaarlijks in kennis te stellen van elke wijziging van de tarieven voor distributie van elektriciteit en drinkwater en van elk voornemen tot wijziging van de voorwaarden.

  • 3. De distributeur zendt iedere twee jaar de Autoriteit Consument en Markt een document waarin hij:

    • a. een vijfjarige prognose van de vraag naar elektriciteit of drinkwater opneemt;

    • b. aannemelijk maakt dat hij over voldoende capaciteit beschikt om te voorzien in de totale behoefte aan het transport van elektriciteit of drinkwater en aangeeft welke capaciteitsknelpunten in de door hem beheerde netten eventueel te verwachten zijn en welke maatregelen hij zal nemen om deze op te heffen;

    • c. aangeeft welk kwaliteitsniveau hij nastreeft en aannemelijk maakt dat hij beschikt over een doeltreffend kwaliteitsbeheersingssysteem.

Artikel 3.6
  • 1. De distributeur onthoudt zich van discriminatie tussen afnemers of categorieën afnemers.

  • 2. Indien de distributeur bij de uitvoering van zijn taken de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, is hij verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taken de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

Artikel 3.7

Indien een aansluiting op het drinkwaternet bedrijfseconomisch onverantwoord is, heeft een distributeur tot taak om, op verzoek van een afnemer, het transport van drinkwater uit te voeren via tankauto’s, tankschepen of andere transportvoorzieningen, tenzij hij voor het gevraagde transport redelijkerwijs geen capaciteit ter beschikking heeft.

Artikel 3.8

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de taken, genoemd in de artikelen 3.5 en 3.7, waarbij ten aanzien van drinkwater ten minste regels worden gesteld over:

  • a. het waarborgen van de kwaliteitseisen gesteld krachtens artikel 2.3, tweede lid, onderdeel a, tot aan de aansluiting;

  • b. de kwaliteitscontrole en rapportage door de distributeur, bedoeld in 3.5, derde lid, onder c;

  • c. de leveringszekerheid.

Artikel 3.9
  • 1. De distributeur stelt al hetgeen redelijkerwijs in zijn vermogen ligt in het werk om afsluiting of onderbreking van de distributie van elektriciteit of drinkwater te voorkomen en indien een onderbreking optreedt, deze zo snel mogelijk te verhelpen.

  • 2. De distributeur stelt een afnemer ten minste drie dagen van tevoren op de hoogte van door hem geplande werkzaamheden waarbij de distributie moet worden onderbroken.

  • 3. De distributeur brengt een door de Autoriteit Consument en Markt vast te stellen forfaitair bedrag in rekening bij de afnemer voor het heraansluiten van die afnemer, indien de onderbreking te wijten is aan een verzuim van de afnemer.

  • 4. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over het beëindigen van de distributie van elektriciteit of drinkwater, de heraansluiting en de hoogte van het forfaitaire bedrag, alsmede over preventieve maatregelen om beëindiging zoveel mogelijk te voorkomen.

Artikel 3.10
  • 1. De distributeur voorziet in een transparante, eenvoudige en goedkope procedure:

    • a. voor het melden van storingen en

    • b. voor de behandeling van klachten van afnemers.

  • 2. De distributeur registreert van de gemelde storing de datum en het tijdstip van het begin van de onderbrekingen, de duur van de onderbrekingen, de locatie, aard en oorzaak van de onderbrekingen alsmede het aantal getroffen afnemers.

  • 3. Bij ministeriële regeling kan de hoogte worden vastgesteld van de compensatie bij een ernstige storing in de levering van elektriciteit, die voor storingen van verschillende tijdsduur, verschillend kan worden vastgesteld.

  • 4. De in het eerste lid, onder b, bedoelde procedure voorziet er in dat:

    • a. de behandeling van de klacht geschiedt door een persoon die niet bij de gedraging waarop de klacht betrekking heeft, betrokken is geweest,

    • b. de klager schriftelijk en gemotiveerd in kennis wordt gesteld van de bevindingen naar aanleiding van de klacht en van de conclusies die daaraan worden verbonden en

    • c. de klacht zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen acht weken na dagtekening wordt afgehandeld.

Artikel 3.11
  • 1. De boekhouding van de distributeur bevat betrouwbare en op een inzichtelijke wijze vormgegeven informatie over de integrale kosten en opbrengsten die verband houden met de distributie van elektriciteit of drinkwater.

  • 2. Het toerekenen van kosten aan activiteiten die verband houden met de distributie van elektriciteit of drinkwater geschiedt in overeenstemming met het daadwerkelijk gebruik van financiële of andere middelen voor die activiteiten.

  • 3. In de toelichting op de jaarrekening wordt ieder bedrijf waarmee de distributeur een overeenkomst heeft gesloten waarvan de opbrengst of de kosten een bedrag van USD 100.000 te boven gaat, vermeld.

  • 4. De distributeur voegt jaarlijks bij zijn boekhouding een overzicht waaruit blijkt dat hij voldoet aan artikel 3.12, tweede lid.

  • 5. De distributeur legt zijn jaarrekening voor een ieder ter inzage op het kantoor van zijn hoofdvestiging op het betreffende openbaar lichaam.

  • 6. Titel 5, Afdeling 4, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek BES is van toepassing op een distributeur.

  • 7. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.

Artikel 3.12
  • 1. De distributeur voert een goed financieel beheer waardoor hij langdurig in staat is om zijn taken en verplichtingen, bedoeld in deze paragraaf, te vervullen en na te komen. Hij bezit voldoende eigen vermogen voor noodzakelijke investeringen in netten.

  • 2. De totale schuld gedeeld door de som van de totale schuld en het eigen vermogen inclusief minderheidsbelangen en preferente aandelen is maximaal 0,7.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.

§ 3.3 Tariefregulering distributeur
Artikel 3.13
  • 1. De Autoriteit Consument en Markt stelt, op voorstel van de distributeur, de tarieven vast die een distributeur ten hoogste kan berekenen aan de afnemers voor de distributie van elektriciteit of drinkwater. De traieven worden onderscheiden in een:

    • a. aansluittarief;

    • b. vast gebruikstarief;

    • c. variabel gebruikstarief;

    • d. wegtransporttarief voor drinkwater.

  • 2. De tarieven kunnen verschillen voor verschillende categorieën afnemers.

  • 3. De tarieven zijn niet-discriminerend, transparant en gebaseerd op de werkelijke kosten met inachtneming van een redelijk rendement en met inachtneming van de subsidie, bedoeld in artikel 5.1.

  • 4. De Autoriteit Consument en Markt hanteert voor de vaststelling van de tarieven een methode ter bevordering van een doelmatige bedrijfsvoering.

  • 5. De tarieven treden in werking op een door de Autoriteit Consument en Markt te bepalen datum en gelden tot 1 januari van het jaar volgend op de datum van inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van de tarieven met uitzondering van het variabel gebruikstarief dat op 1 januari en 1 juli van ieder kalenderjaar wordt vastgesteld.

  • 6. Indien op 1 januari de tarieven voor dat jaar nog niet zijn vastgesteld, gelden de laatst vastgestelde tarieven tot de datum van inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van de tarieven voor het volgende jaar.

  • 7. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de procedure en de elementen en wijze van berekening van de tarieven, bedoeld in dit artikel.

Artikel 3.14
  • 1. Het aansluittarief verdisconteert de kosten die verband houden met de taak, bedoeld in artikel 3.5, eerste lid, onderdeel c.

  • 2. Het aansluittarief wordt eenmalig in rekening gebracht bij iedere afnemer die door de distributeur wordt aangesloten op een net.

  • 3. De hoogte van het aansluittarief is afhankelijk van de grootte van de aansluitcapaciteit en indien de lengte van de verbinding groter is dan 25 meter, van de lengte van de verbinding, en wordt uitgedrukt in een vast bedrag in USD.

  • 4. Indien op een aansluiting van een afnemer die een lengte heeft van meer dan 25 meter een nieuwe aansluiting wordt aangelegd voor een andere afnemer, dan wordt de afnemer die betaald heeft voor de bestaande aansluiting daarvoor deels gecompenseerd door de distributeur.

Artikel 3.15
  • 1. Het vaste gebruikstarief verdisconteert de kosten die verband houden met de taken, bedoeld in artikel 3.5, eerste lid, onderdelen a, b, d en e.

  • 2. Het vaste gebruikstarief wordt in rekening gebracht bij iedere afnemer die elektriciteit of drinkwater ontvangt op een aansluiting en bij ieder afnemer die elektriciteit invoedt op het net.

  • 3. De hoogte van het vaste gebruikstarief is afhankelijk van de grootte van de aansluitcapaciteit, wordt berekend per aansluiting en wordt uitgedrukt in een vast bedrag in USD.

  • 4. In afwijking van artikel 3.13, derde lid, kan voor bepaalde categorieën afnemers een lager vast gebruikstarief worden vastgesteld. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat voor afnemers met een lage aansluitcapaciteit een korting wordt gegeven op het vaste gebruikstarief, waarbij in de regeling het kortingspercentage wordt vastgesteld.

  • 5. Kosten die verband houden met moedwillige vernielingen door een afnemer worden individueel bij die afnemer in rekening gebracht.

Artikel 3.16
  • 1. Het variabele gebruikstarief verdisconteert de kosten die verband houden met de taken en verplichtingen, bedoeld in artikel 3.5, tweede lid, en 3.8 tot en met 3.12 en de productieprijs, bedoeld in artikel 2.5, tweede lid.

  • 2. Het variabele gebruikstarief wordt per geleverde kWh of kubieke meter water in rekening gebracht bij iedere afnemer die elektriciteit of drinkwater ontvangt.

  • 3. Het variabele gebruikstarief wordt uitgedrukt in een bedrag per kWh of per kubieke meter water.

  • 4. In afwijking van het eerste lid en artikel 3.15, tweede en derde lid, kan, indien sprake is van een systeem waarbij vooraf voor een bepaalde hoeveelheid elektriciteit of drinkwater wordt betaald, door de distributeur bij een afnemer een door de Autoriteit Consument en Markt vast te stellen variabel gebruikstarief in rekening worden gebracht. In dit variabel gebruikstarief wordt het vaste gebruikstraief, bedoeld in 3.15, eerste lid, verdisconteerd waarbij wordt uitgegaan van een bij ministeriële regeling vast te stellen jaarverbruik van elektriciteit of drinkwater.

  • 5. Het wegtransporttarief verdisconteert de kosten die verband houden met de taken, bedoeld in artikel 3.8 en wordt verhoogd met de productieprijs, bedoeld in artikel 2.5, tweede lid.

Artikel 3.17
  • 1. Het wegtransporttarief verdisconteert de kosten die verband houden met de taken, bedoeld in artikel 3.8 en wordt verhoogd met de productieprijs, bedoeld in artikel 2.5, tweede lid.

  • 2. Het wegtransporttarief wordt in rekening gebracht bij iedere afnemer die drinkwater ontvangt via een transportmiddel als bedoeld in artikel 3.7.

  • 3. Het wegtransporttarief wordt uitgedrukt in een bedrag in USD per kubieke meter water.

HOOFDSTUK 4. BIJZONDERE BEPALINGEN TEN AANZIEN VAN ELEKTRICITEIT EN DRINKWATER

§ 4.1 Teruglevering van hernieuwbare elektriciteit door afnemers
Artikel 4.1
  • 1. Voor afnemers die hernieuwbare elektriciteit invoeden op het net, factureert en int de distributeur het variabele gebruikstarief, bedoeld in artikel 3.13, tweede lid, onderdeel c, op basis van de aan het net onttrokken elektriciteit.

  • 2. Voor op het net ingevoede elektriciteit wordt bij ministeriële regeling een terugleververgoeding of een methode tot vaststelling van die vergoeding door de Autoriteit Consument en Markt vastgesteld, die kan verschillen voor categorieën afnemers of naar openbaar lichaam, en die ten minste nul USD per kWh bedraagt en maximaal gelijk is aan de energiekosten van de productieprijs, bedoeld in artikel 2.5, tweede lid.

  • 3. Indien de hoeveelheid op het net ingevoede elektriciteit in de periode van 1 januari tot 1 juli of 1 juli tot en met 31 december van een kalenderjaar groter is dan de aan het net onttrokken elektriciteit in die periode ontvangt de afnemer voor het meerdere geen vergoeding.

  • 4. De distributeur heeft, in aanvulling op artikel 3.6, eerste lid, onderdeel d, tot taak om bij een afnemer als bedoeld in het eerste lid, voor rekening van de afnemer, een meetinrichting te installeren die het actuele elektriciteitsverbruik kan weergeven en die informatie kan geven over daadwerkelijk verbruik en invoeding.

  • 5. Afnemers die gebruik maken van een systeem waarbij vooraf voor een bepaalde hoeveelheid elektriciteit of drinkwater wordt betaald als bedoeld in artikel 3.16, vierde lid, kunnen geen elektriciteit invoeden op het net.

§ 4.2 Bevoegdheden waarborgen voorziening in bijzondere omstandigheden
Artikel 4.2
  • 1. Onze Minister kan een noodproducent aanwijzen die, in het geval de productie of distributie staakt, elektriciteit of drinkwater produceert als noodvoorziening. De noodproducent ontvangt een redelijke vergoeding voor de productie.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de noodvoorziening, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4.3
  • 1. Indien Onze Minister vaststelt dat een producent of een distributeur niet in staat is zijn taken uit te voeren of zijn verplichtingen na te komen, kan hij de producent of de distributeur opdragen voorzieningen of maatregelen te treffen, waaronder het staken van de productie of de distributie.

  • 2. Onze Minister kan in het belang van een betrouwbare en duurzame voorziening en de volksgezondheid geheel of gedeeltelijk voorzien in faciliteiten, middelen en bijstand die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van het bepaalde bij of krachtens deze wet.

  • 3. Onze Minister kan van een producent, een distributeur of een afnemer de gegevens en inlichtingen verzoeken die hij nodig heeft voor de uitvoering van de taken op grond van deze wet.

  • 4. Een producent of distributeur geeft onmiddellijk kennis aan Onze Minister van omstandigheden die het uitvoeren van het bepaalde bij of krachtens deze wet ernstig in gevaar brengen.

  • 5. Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van een opdracht als bedoeld in het tweede lid of een verzoek als bedoeld in het derde lid.

Artikel 4.4

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:

  • a. maatregelen die worden genomen door de distributeur van drinkwater indien het drinkwater niet voldoet aan de eisen, bedoeld in 2.3, tweede lid, onderdeel a, en dit te wijten is aan de drinkwaterinstallatie van een afnemer, waaronder mede een voorziening voor het zuiveren of opslaan van drinkwater wordt begrepen, of het onderhoud daarvan; en

  • b. een voorziening voor drinkwater dat niet afkomstig is van een distributeur, met bijbehorende installatie, die drinkwater levert voor bedrijfsmatige of openbare activiteiten.

§ 4.2 Overige bepalingen
Artikel 4.5
  • 1. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu stelt beleid op met de hoofdlijnen en beginselen van het beleid ter uitvoering van deze wet dat ten minste betrekking heeft op de productie en distributie van drinkwater en de veiligstelling van een betrouwbare en duurzame openbare drinkwatervoorziening.

  • 2. Het beleid maakt onderdeel uit van de beleidsnota, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Drinkwaterwet, en wordt tegelijk met deze beleidsnota vastgesteld.

Artikel 4.6

Onze Minister zendt het bestuurscollege, bedoeld in artikel 36 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, dat het aangaat en de Autoriteit Consument en Markt een afschrift van de besluiten die hij neemt op basis van de hoofdstukken 2, 3 en de artikelen 4.2 en 4.3 van deze wet.

HOOFDSTUK 5. SUBSIDIËRING

Artikel 5.1
  • 1. Onze Minister kan per boekjaar subsidie verlenen aan een aangewezen distributeur, bedoeld in artikel 3.2, met als doel een deel van de kosten te dekken die worden verdisconteerd in het vaste gebruikstarief en het wegtransporttarief, teneinde deze tarieven die in rekening worden gebracht bij afnemers te verminderen.

  • 2. In de subsidiebeschikking vermeldt:

    • a. het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

    • b. de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend;

    • c. de verplichtingen voor de subsidieontvanger;

    • d. de betaling van de subsidie en het verlenen van voorschotten;

    • e. de vaststelling van de subsidie;

    • f. intrekking en wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling;

    • g. de afbouw en evaluatie van de subsidie.

  • 3. Afdeling 4.2.8. van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 6. TOEZICHT EN HANDHAVING

§ 1. Toezicht door de Autoriteit Consument en Markt
Artikel 6.1
  • 1. De Autoriteit Consument en Markt is belast met de haar opgedragen taken ter uitvoering van het bepaalde bij of krachtens deze wet en toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, met uitzondering van het bepaalde ten aanzien van de kwaliteit en veiligheid bij of krachtens de artikelen 2.3, 3.5, 3.7, 3.8, 3.9, 4.2, 4.3 en 4.4.

  • 2. De door de Autoriteit Consument en Markt aangewezen personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:

    • a. alle inlichtingen te vragen;

    • b. inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • c. goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen en deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • d. alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden vergezeld van de door hen aangewezen personen;

    • e. woningen of tot bewoning bestemde gedeelten van vaartuigen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner binnen te treden.

  • 3. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm.

  • 4. Op het binnentreden van woningen of van tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, is Titel X van het Derde Boek van het Wetboek van Strafvordering BES van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 155, vierde lid, 157, tweede en derde lid, 158, eerste lid, laatste zinsnede en 160, eerste lid, en met dien verstande dat de machtiging wordt verleend door de procureur-generaal.

  • 5. Een ieder is verplicht aan de krachtens de door de Autoriteit Consument en Markt aangewezen personen alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.

Artikel 6.2
  • 1. De Autoriteit Consument en Markt kan een bindende gedragslijn opleggen in verband met de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet.

  • 2. De Autoriteit Consument en Markt kan in geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze wet, met uitzondering van het bepaalde ten aanzien van de kwaliteit en veiligheid bij of krachtens de artikelen 2.3, 3.5, 3.7, 3.8, 3.9, 4.2, 4.3, en 4.4, de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

  • 3. De Autoriteit Consument en Markt stelt de dwangsom vast op een bedrag ineens, op een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd of op een bedrag per overtreding van de last. De Autoriteit Consument en Markt stelt tevens een bedrag vast waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd.

  • 4. De Autoriteit Consument en Markt kan op verzoek van de overtreder de last opheffen, de looptijd ervan opschorten voor een bepaalde termijn of de dwangsom verminderen ingeval van blijvende of tijdelijke gehele of gedeeltelijke onmogelijkheid voor de overtreder om aan zijn verplichtingen te voldoen.

  • 5. De Autoriteit Consument en Markt kan van de overtreder bij dwangbevel de verschuldigde dwangsom, verhoogd met de op de invordering vallende kosten, invorderen.

  • 6. Artikel 6.3, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6.3
  • 1. De Autoriteit Consument en Markt kan in geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2.1 tot en met 3.13, met uitzondering van het bepaalde ten aanzien van de kwaliteit en veiligheid, 4.1, 6.1, vijfde lid, en artikel 6b van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt, per overtreding een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste USD 50.000.

  • 2. De Autoriteit Consument en Markt kan een bestuurlijke boete, verhoogd met de op de invordering vallende kosten, bij dwangbevel invorderen.

  • 3. Het dwangbevel levert een executoriale titel op, die met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES kan worden tenuitvoergelegd. De betekening van het dwangbevel geschiedt op kosten van de overtreder.

  • 4. Gedurende een maand na betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de Staat der Nederlanden.

  • 5. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging. Op verzoek van de Staat der Nederlanden kan de rechter de schorsing van de tenuitvoerlegging opheffen.

Artikel 6.4

De artikelen 2, vierde lid, 6b, 7, 8, 9, 10, 12a en 12t van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6.5
  • 1. Een afnemer die een geschil heeft met een distributeur over de wijze waarop deze zijn taken en bevoegdheden bij of krachtens deze wet uitoefent, dan wel aan zijn verplichtingen op grond van deze wet voldoet, kan, nadat de klachtprocedure, bedoeld in artikel 3.11 is doorlopen, een klacht indienen bij de Autoriteit Consument en Markt, of indien het klacht aangaande kwaliteit en veiligheid betreft bij Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.

  • 2. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu of de Autoriteit Consument en Markt beslist op een klacht binnen twee maanden na ontvangst van die klacht. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu of de Autoriteit Consument en Markt kan deze termijn met twee maanden verlengen als zij aanvullende gegevens van de indiener van de klacht of van de distributeur nodig heeft. Indien de klager daarmee instemt, is verdere verlenging mogelijk.

  • 3. De beslissing van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu of de Autoriteit Consument en Markt is bindend.

  • 4. Artikel 2.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op een ingezonden klacht.

  • 5. Het indienen van een klacht, bedoeld in het eerste lid, laat onverlet elke mogelijkheid voor de desbetreffende partij een hem ter beschikking staand rechtsmiddel aan te wenden.

§ 2. Bevoegdheden van de technisch toezichthouder
Artikel 6.6
  • 1. Bij besluit van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu aangewezen ambtenaren zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde ten aanzien van de kwaliteit en veiligheid bij of krachtens de artikelen 2.3, 3.6, 3.8, 3.9, 3.10, 4.2, 4.3, 4.4, laatste volzin.

  • 2. Ambtenaren, ressorterende onder een openbaar lichaam, worden aangewezen en er worden regels gesteld betreffende de vervulling van hun in het eerste lid bedoelde taak, in overeenstemming met het openbaar lichaam dat het aangaat.

  • 3. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu kan in geval van overtreding van het bepaalde ten aanzien van kwaliteit en veiligheid bij of krachtens de artikelen 2.3, 3.6, 3.8, 3.9, 3.10 en 4.2 tot en met 4.4 de overtreder een last onder bestuursdwang, een last onder dwangsom of per overtreding een bestuurlijke boete van ten hoogste USD 50.000 opleggen.

  • 4. Hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing op de door Onze Minister van Infrastructuur en Milieu aangewezen ambtenaren, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs noodzakelijk is, met dien verstande dat:

    • a. in artikel 5:16a van die wet voor ‘identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de wet op de identificatieplicht’ wordt gelezen ‘identiteitsdocument als bedoeld in artikel 2 van de Wet identificatieplicht BES’;

    • b. in artikel 5:47 van die wet voor ‘artikel 12i van het Wetboek van Strafvordering’ wordt gelezen ‘artikel 25 van het Wetboek van Strafvordering BES’;

    • c. in artikel 5:48, vierde lid, van die wet voor ‘artikel 152 van het Wetboek van Strafvordering’ wordt gelezen ‘artikel 186 van het Wetboek van Strafvordering BES’.

  • 5. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

§ 3. Coördinatie handhaving
Artikel 6.7
  • 1. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu stelt een handhavingsplan vast waarin gemotiveerd wordt aangegeven welke doelen met de handhaving nagestreefd worden, welke activiteiten hij daartoe zal uitvoeren en welke afspraken hij heeft gemaakt met andere betrokken organen die zijn belast met handhaving. Bij de voorbereiding van het handhavingsbeleid worden het bestuurscollege en de Autoriteit Consument en Markt geraadpleegd.

  • 2. Onze Minister legt een handhavingsplan, bedoeld in het eerste lid, ter inzage, op ....

HOOFDSTUK 7. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 7.1

In het Wetboek van Strafrecht BES komen de artikelen 178 en 179 te luiden:

Artikel 178

Hij die opzettelijk en wederrechtelijk een stof in een inrichting ten behoeve van de drinkwatervoorziening of in een tot gezamenlijk gebruik van of met anderen bestemde waterleiding brengt, dan wel de aanmaak van drinkwater in of de toevoer van drinkwater vanuit de openbare drinkwatervoorziening belemmert, wordt gestraft:

  • 1°. met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien daarvan gevaar voor een ander te duchten is;

  • 2°. met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolg heeft.

  • 2. Hij die opzettelijk enig voor de openbare drinkwatervoorziening bestemd werk vernielt, beschadigt of onbruikbaar maakt, stoornis in de gang of in de werking van zodanig werk veroorzaakt, of een ten opzichte van zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel verijdelt, wordt, indien daardoor verhindering of bemoeilijking van de openbare drinkwatervoorziening te duchten is, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie.

Artikel 179

Hij aan wiens schuld te wijten is, dat wederrechtelijk een stof in een inrichting ten behoeve van de drinkwatervoorziening of in een tot gezamenlijk gebruik van of met anderen bestemde waterleiding, wordt gebracht, wordt gestraft:

  • 1°. met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie, indien daarvan gevaar voor de openbare gezondheid of levensgevaar voor een ander te duchten is;

  • 2°. met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.

  • 2. Hij aan wiens schuld te wijten is, dat enig voor de openbare drinkwatervoorziening bestemd werk wordt vernield, beschadigd, of onbruikbaar gemaakt, dat stoornis in de gang of in de werking van een zodanig werk ontstaat of dat een ten opzichte van zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel wordt verijdeld, wordt, indien daardoor verhindering of bemoeilijking van de openbare drinkwatervoorziening te duchten is, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de vierde categorie.

Artikel 7.2

Artikel 20 van Burgerlijk Wetboek BES Boek 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van lid 1 behoort de eigendom van een net, bestaande uit een of meer kabels of leidingen, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie, dat in, op of boven de grond van anderen is of wordt aangelegd, toe aan de bevoegde aanlegger van dat net dan wel aan diens rechtsopvolger.

Artikel 7.3

In aanvulling op artikel 3.15, tweede lid, wordt het vaste gebruikstarief voor een periode van vijf jaar na afsluiting tevens in rekening gebracht bij afnemers voor elektriciteit met een aansluiting waarvan de opgetelde amperages van alle fasen groter of gelijk is aan 108 A of bij de afnemers met een aansluiting voor drinkwater die op 1 juli 2014 een aansluiting op het net hadden en na die datum op hun verzoek zijn afgesloten en in hun eigen elektriciteit of drinkwater zijn gaan voorzien.

Artikel 7.4
  • 1. Producenten en distributeurs die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet reeds elektriciteit en drinkwater produceren of distribueren en op grond van artikel 2.1 vergunningplichtig worden of op grond van artikel 3.1 een aanwijzing nodig hebben, vragen binnen twee jaar na dat tijdstip een vergunning aan als bedoeld in artikel 2.2 of een aanwijzing als bedoeld in artikel 3.2.

  • 2. Onverminderd het eerste lid gelden voor een producent of distributeur, bedoeld in het eerste lid, tot het tijdstip waarop onherroepelijk op de vergunningaanvraag is beslist, de eisen die zijn opgenomen bij of krachtens deze wet.

  • 3. Een distributeur die op het tijdstip van inwerkingtreding van de wet niet voldoet aan de eis, bedoeld in artikel 3.12, tweede lid, voldoet binnen vijf jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aan de betreffende eis.

Artikel 7.5

Het beleid, bedoeld in artikel 4.5, eerste lid, wordt voor de eerste keer vastgesteld op het moment dat de eerstvolgende beleidsnota, bedoeld in artikel 6 van de Drinkwaterwet, na inwerkingtreding van deze wet, wordt vastgesteld.

Artikel 7.6

De Wet elektriciteitsconcessies BES en de Wet drinkwater BES worden ingetrokken.

Artikel 7.7

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 7.8

Deze wet wordt aangehaald als: Wet elektriciteit en drinkwater BES.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

De Minister van Economische Zaken,

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

MEMORIE VAN TOELICHTING

I. Algemeen deel

1. Doel en aanleiding
1.1 Doel

De strekking van dit wetsvoorstel is het reguleren van de elektriciteits- en drinkwatervoorziening op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: Caribisch Nederland) met het oog op een betrouwbare, betaalbare en duurzame dienstverlening. Een goede voorziening is van groot belang voor de volksgezondheid, het welzijn en de welvaart van de samenleving. Het betreft een vitale publieke dienst die onderwerp is van specifieke overheidszorg. Drinkwater en elektriciteit zijn primaire levensbehoeften. Uitval van de levering kan maatschappelijke ontwrichting veroorzaken. Belangrijkste doelstelling van deze wet is een betaalbare voorziening van elektriciteit en drinkwater aan de afnemers te waarborgen.

De doelen van een betrouwbare, betaalbare, duurzame en kwalitatief hoogwaardige dienstverlening wijken niet af van die in Europees Nederland. Dit houdt echter niet in dat Europees Nederlandse wettelijke kaders direct toepasbaar zijn in Caribisch Nederland (CN). De eilanden kennen een comparatief nadeel door een beperkte omvang van de binnenlandse markt. Het insulaire karakter, de kleine oppervlakten ervan, de geringe bevolkingsomvang, en het geaccidenteerde landschap zijn er van invloed op hoe bedrijven en markten kunnen functioneren. Hoe kleiner een markt is, des te moeilijker is het voor bedrijven om naast elkaar concurrerend en efficiënt te opereren. Zo zal het in Caribisch Nederland niet mogelijk zijn een elektriciteitsmarkt naar Europees Nederlands model in te richten waar op de basis van een gereguleerd netwerk verschillende leveranciers concurreren.

Het voorgaande betekent dat de in de drinkwater- en elektriciteitsvoorziening te onderscheiden functies – productie en distributie – in de meeste gevallen monopoliefuncties zullen blijven. Het niet voorhanden zijn van het concurrentiemechanisme als sturingsmiddel ter bevordering van het prestatieniveau van de drinkwater- en elektriciteitsvoorziening, maakt het noodzakelijk op andere wijze te voorzien in de sturing op prestaties.

Vanwege het belang van de kwaliteit van deze voorzieningen is sturing op prestaties zoals het voldoen aan kwaliteitsnormen noodzakelijk. Dit vergt effectieve economische en technische regulering en toezicht. Teneinde te waarborgen dat de uitvoering van en het toezicht op deze regulering plaats vinden op basis van voldoende expertise en voorspelbare, zakelijke afwegingen, wordt in dit wetsvoorstel het toezicht op de bedrijven opgedragen aan twee toezichthouders: de Autoriteit Consument en Markt (ACM) voor het economische en de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) voor het technische toezicht.

1.2 Aanleiding

Sinds 10-10-10 geldt in Caribisch Nederland de Wet drinkwater BES en de Wet elektriciteitsconcessies BES. Deze wetten continueerden de bestaande Nederlands-Antilliaanse regelgeving op het gebied van drinkwater- en elektriciteitsvoorziening met dien verstande dat deze technisch werden aangepast aan de staatsrechtelijke positie van de eilanden binnen Nederland. De inhoud van de toen geldende Nederlands-Antilliaanse regelgeving was zo veel mogelijk gehandhaafd.

Het kader van de Wet drinkwater BES richt zich op de kwaliteit van het drinkwater en geeft het bestuurscollege en de Minister van Infrastructuur en Milieu de bevoegdheid toezichthoudende ambtenaren voor de drinkwaterkwaliteit aan te wijzen. De Minister heeft de Inspectie Leefomgeving en Transport hierbij een reactieve en adviserende rol gegeven. Het bestuurscollege geeft een concessie of vergunning af voor de productie van drinkwater en kan daaraan voorwaarden verbinden in het belang van de volksgezondheid. Daarnaast worden ook bij algemene maatregel van bestuur regels gesteld over de drinkwaterkwaliteit en de bedrijfsvoering van de producent. Ook stelt de Minister eens per vijf jaar een beleidsplan vast ter zake van drinkwater.

De Wet elektriciteitsconcessies BES geeft de bestuurscolleges van de eilanden bevoegdheden om eisen te stellen aan het bouwen, aanleggen of in gebruik hebben van inrichtingen voor de productie van elektriciteit met het doel de elektriciteit te beleveren. De wet geeft aan het bestuurscollege de bevoegdheid om concessies af te geven aan energiebedrijven en via die concessies voorwaarden te stellen aan bedrijven. Ook stelt het bestuurscollege de hoogte van het consumententarief vast.

Genoemde wetten geven de verantwoordelijke ministers geen directe bevoegdheden ten aanzien van de energie- en de drinkwatervoorziening, terwijl zij verantwoordelijkheid dragen voor betrouwbare en betaalbare voorzieningen. In de huidige constructie kunnen zij die verantwoordelijkheid maar beperkt waarmaken. Het omgekeerde geldt eveneens: de eilandbesturen hebben aangegeven dat de vraagstukken rond de drinkwater- en energievoorziening binnen de huidige kaders niet door de eilanden alleen kunnen worden opgelost en dat het bestaande reguleringskader de nodige beperkingen heeft.

Tegen deze achtergrond heeft de toenmalige minister van Economische Zaken op 30 januari 2012 in de Tweede Kamer aangegeven hoe hij zijn verantwoordelijkheid ziet in relatie tot die van de bestuurders van de eilanden en hij heeft aan de Tweede Kamer toegezegd om nog in 2012 de contouren te schetsen van een regulerend kader voor de energievoorziening in Caribisch Nederland. Dit is geschied bij brief van 17 december 2012 (Kamerstukken II 2012/13, 31 568 nr. 125). Daarbij werd als bijlage een rapport meegezonden met daarin de resultaten van een onderzoek naar de mogelijkheden van een regulerend kader voor de elektriciteitsvoorziening.

Uit dit onderzoek blijkt dat de voorzieningen op alle eilanden, wanneer deze worden getoetst aan de belangrijkste doelen van het energie- en het drinkwaterbeleid, betrouwbare levering, betaalbaarheid en duurzaamheid, te wensen over laten. Vooral vanwege de schaalnadelen van de eilanden is niet te verwachten dat zonder steun van de ministers van Infrastructuur en Milieu en van Economische Zaken de bedrijven op korte termijn renderend kunnen opereren. De nodige verbetering op deze terreinen zal leiden tot tariefsverhoging. Daardoor stijgen de tarieven tot een maatschappelijk niet draagbaar niveau. Steun van de ministers is nodig om een aanvaardbaar maatschappelijk niveau te bereiken. Het voorliggende voorstel van wet beoogt voor al deze aspecten een nieuw regulerend kader te stellen.

In 2013 heeft onderzoeksbureau SEO op verzoek van de gezaghebber van Bonaire en de minister van Economische zaken onderzoek gedaan naar de governance van het Water- en Energiebedrijf Bonaire (hierna: WEB) in de periode 2005–2012. De hoofdconclusie van dit rapport was dat er serieuze tekortkomingen zijn geconstateerd in de governance gedurende de periode waarin door WEB het project is uitgevoerd om een nieuwe productie-installatie te realiseren; vrijwel alle actoren die waren betrokken bij dit project (bestuurders, toezichthouders en aandeelhouders) hebben hun rol niet adequaat ingevuld. Voor zover de aanbevelingen van het rapport raken aan de wet- en regelgeving zijn deze in dit wetsvoorstel opgenomen.

2. Huidige inrichting energie- en drinkwatervoorziening Caribisch Nederland

Voor de productie van drinkwater is Caribisch Nederland grotendeels aangewezen op zeewater dat met behulp van elektriciteit wordt ontzilt. Dat is een kostbare methode. Hierdoor is de drinkwaterprijs in Caribisch Nederland vele malen hoger dan in Europees Nederland. Op Saba en Sint Eustatius wordt ook regenwater opgevangen in gesloten reservoirs onder de huizen (cisternen) als bron voor drinkwater. De kwaliteit hiervan voldoet meestal niet aan de drinkwaterkwaliteitseisen. Op Sint Eustatius wordt drinkwater uit zeewater in de waterfabriek van St. Eustatius Utility Company geproduceerd. Vanaf medio 2013 is op Sint Eustatius een drinkwaternet operationeel dat wordt gevuld met drinkwater uit de waterfabriek. Naast het drinkwaternet blijven de tanks onder de huizen, cisternen, op Sint Eustatius in gebruik die naast opgevangen regenwater bevoorraad worden door tankauto’s. Op Saba zijn er twee particuliere waterfabrieken die drinkwater uit zeewater maken. Het drinkwater wordt door derden per tankauto gedistribueerd. WEB produceert, distribueert en levert op Bonaire water. WEB beheert een drinkwaternet waarop nagenoeg alle huishoudens en bedrijven zijn aangesloten. Aan de huishoudens zonder drinkwateraansluiting wordt drinkwater geleverd met tankauto’s. De bestaande regulering van de drinkwatervoorziening is met name gericht op de drinkwaterkwaliteit en minder op de governance van de drinkwatervoorziening.

De elektriciteitsmarkt op Bonaire wordt gekenmerkt door een monopolistische marktstructuur waarop beperkte regulering van toepassing is (Wet elektriciteitsconcessies BES). Contour Global Bonaire (voorheen Ecopower) produceert elektriciteit met oliegeneratoren en windturbines. WEB koopt de elektriciteit en levert deze via het door hem beheerde netwerk aan afnemers. Regulering van marktuitkomsten ontbreekt. Het bestuurscollege stelt een eindgebruikertarief vast dat WEB in rekening dient te brengen. In het tarief is een vaste brandstofclausule opgenomen. Deze is volatiel doordat zij meeschommelt met de wereldmarktprijzen.

De tarieven op Bonaire reflecteerden niet de onderliggende kosten in de energieketen. Doordat jarenlang geen kostendekkende tarieven in rekening werden gebracht is WEB in financiële problemen gekomen. Ondanks een forse toename in de brandstofkosten in de afgelopen jaren zijn de elektriciteitsprijs en daarvan afhankelijke drinkwaterprijs op Bonaire niet verhoogd. WEB betaalde enerzijds hogere prijzen voor de inkoop van elektriciteit maar kon anderzijds aan zijn afnemers geen hogere elektriciteits- en drinkwaterprijs in rekening brengen. Ook was WEB niet in staat om uit de lopende opbrengsten noodzakelijke investeringen te doen in de infrastructuur. Het huidige reguleringskader spoort WEB bovendien niet aan om efficiënt te werken. Een inefficiëntie is het netverlies voor elektriciteit van circa 13,5% wat aanzienlijk hoger is dan in Europees Nederland. Tot slot was de governance van WEB onhelder. Een overheidsbedrijf dat voorziet in een eerste levensbehoefte (elektriciteit en water) en dat vitale infrastructuur beheert, zou volledig transparant moeten zijn. Dit was hier niet het geval, bijvoorbeeld voor wat betreft de (financiële) verslaglegging, gesloten overeenkomsten met derden, de inkomsten en de bezoldiging van bestuurders. Het kader voor corporate governance werd niet toegepast.

Op Saba en Sint Eustatius is de uitgangssituatie anders. Van oudsher was GEBE de producent, leverancier en netbeheerder van Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba voor elektriciteit. De grondslag voor de elektriciteitsconcessie was de oude Antilliaanse wetgeving. Regelgeving die, net als de Wet elektriciteitsconcessies BES, de bevoegdheid gaf om eisen te stellen aan het bouwen, aanleggen of in gebruik hebben van inrichtingen voor de productie van elektriciteit met het doel die elektriciteit te beleveren. De concessie die GEBE een monopolie gaf bevatte ook de bepaling op de drie eilanden dezelfde prijs in rekening te brengen (single tariff structure), na goedkeuring door de eilandbesturen. Eind 2010 is de concessie verlengd voor Sint Maarten, en sindsdien opereerde GEBE op de twee andere eilanden zonder concessie. Tussen Sint Eustatius, Saba en Sint Maarten is in 2011 overeengekomen dat GEBE wordt ontmanteld. De achtergrond hiervan is de wens van Sint Maarten om niet langer mede verantwoordelijk te zijn voor de energievoorziening op Saba en Sint Eustatius. In plaats van GEBE zijn er sinds 1 januari 2014 drie aparte energiebedrijven op de drie eilanden. Het eigendom ligt bij de respectieve openbare lichamen. Per 2014 bestaat dus concrete behoefte aan een reguleringskader. De productie, distributie en levering van elektriciteit op de eilanden zijn geïntegreerd.

3. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

De drinkwater- en elektriciteitsbedrijven voorzien in een primaire levensbehoefte. Hierom is het van belang dat zij hun maatschappelijke verantwoordelijkheid op een juiste manier invullen. Dit voorstel richt zich op het inrichten van een betaalbare en betrouwbare elektriciteits- en drinkwatervoorziening. Tot betrouwbaarheid behoren leveringszekerheid en veiligheid. Onder betaalbaar wordt transparantie, efficiëntie en doelmatigheid verstaan. De inrichting van de bedrijven wordt vormgegeven door het opstellen van taken en verplichtingen van de betrokken bedrijven en eisen aan hen. Taken zijn de activiteiten die de bedrijven opgedragen krijgen om te vervullen jegens andere partijen, voorop uiteraard de afnemers van water en elektriciteit. De bedrijven krijgen verplichtingen opgelegd die zij jegens de overheid hebben. Tot slot worden er eisen aan de bedrijven gesteld over hun eigen functioneren. Hiernaast vult dit voorstel het aspect efficiëntie in door tariefregulering op basis van kosten.

In dit wetsvoorstel wordt de regulering van de drinkwater- en elektriciteitsvoorziening gezamenlijk uitgewerkt vanwege hun verwevenheid en overeenkomsten. Zo verbruikt de drinkwaterproductie uit zeewater veel energie en de prijs van drinkwater is daarmee direct gekoppeld aan de prijs van elektriciteit. Hiernaast worden op Bonaire en Sint Eustatius drinkwater en elektriciteit door hetzelfde bedrijf gedistribueerd. Tot slot lijken de infrastructuur voor het transport via netten en de levering van drinkwater en elektriciteit sterk op elkaar met inbegrip van de beoogde tariefregulering.

De bedrijven waar het wetsvoorstel regels over stelt, ontplooien ten minste één van de volgende activiteiten: productie van elektriciteit, productie van drinkwater, distributie (in de betekenis van zowel transport als levering) van elektriciteit, en distributie van drinkwater. Deze activiteiten kunnen in één bedrijf plaatshebben, zoals op Sint Eustatius. De activiteiten kunnen ook gescheiden zijn, zoals de productie van elektriciteit op Bonaire door Contour Global Bonaire terwijl WEB distributie en levering verzorgt voor elektriciteit en de hele keten voor drinkwater beheert. Het al dan niet gebundeld zijn van activiteiten in bedrijven kan dus per eiland verschillen en kan ook in de tijd veranderen. Transport en levering zijn wel gebundeld in één bedrijf, dat de distributeur wordt genoemd. Er is één distributeur per eiland, met uitzondering van de waterdistributie per tankauto op Saba, terwijl er meerdere producenten kunnen zijn.

Voor de drinkwatervoorziening is openstelling van de infrastructuur vanuit het oogpunt van kwaliteitsborging en juridische aansprakelijkheid voor de drinkwaterkwaliteit ongewenst. Vanuit het oogpunt van kwaliteitsbeheer heeft het overigens de voorkeur dat het eigendom en het beheer van de infrastructuur, de productie en de distributie van drinkwater in één hand zijn. Elke stap in het proces van de drinkwatervoorziening is immers van invloed op de kwaliteit van het geleverde water en daarmee op de volksgezondheid.

3.1 Producenten

In het wetsvoorstel wordt de productie van drinkwater en van elektriciteit voor levering aan derden aan een in beginsel niet-exclusieve vergunning van de minister gebonden. De minister zal de vergunning na overleg met het bestuurscollege verlenen. Er kan aan meerdere bedrijven een vergunning worden verleend, voor elektriciteit of drinkwater. In de praktijk zal de vergunning zich veelal beperken tot één bedrijf, dat de producent van zowel drinkwater als elektriciteit kan zijn. Een producent heeft tot taak bij te dragen aan de continue voorzieningszekerheid. Zijn bedrijfsvoering moet gericht zijn op een betrouwbare, doelmatige en toekomstbestendige voorziening.

Elektriciteitsproductie voor derden is geen zuiver monopolie doordat er meerdere partijen elektriciteit kunnen opwekken, bijvoorbeeld met zonnepanelen. Eigenaren van zonnepanelen produceren gewoonlijk voor eigen verbruik, maar kunnen ook terugleveren aan het net, zodat derden hun elektriciteit gebruiken. Desondanks geldt op alle eilanden dat er in de voorziening van de piekvraag voorzien moet kunnen worden wanneer de zon niet schijnt en er geen wind is. Deze voorziening ligt bij één of meer centrale producenten. Productie van hernieuwbare energie voor hoofdzakelijk eigen gebruik (zonnepanelen) is niet vergunningplichtig.

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels gesteld worden over de productie. Met het oog op de gestelde kwaliteitseisen ten behoeve van de volksgezondheid worden in ieder geval regels gesteld over de kwaliteit en kwaliteitscontrole van de drinkwaterproductie.

Een aangewezen producent dient een boekhouding te voeren waarin de baten en lasten die verband houden met de productie eenvoudig uit te herleiden zijn. De tarieven die door een distributeur in rekening gebracht worden, moeten vooraf vastgesteld worden en voor ten minste één jaar vast staan, zie ook paragraaf 3.2. Om dit voor de distributeur financieel mogelijk te maken moet het tarief dat de producent in rekening brengt aan de distributeur ook voor een periode van één jaar vaststaan. Een uitzondering hierop is het variabele tarief, voor een belangrijk deel gebaseerd op de productieprijs, dat ieder half jaar door de ACM kan worden vastgesteld.

De productieprijs die de producent aan de distributeur in rekening brengt, dient op kosten inclusief een opslag met het oog op een redelijk rendement te zijn gebaseerd. Het toegestane rendement dient enerzijds laag te zijn om de uiteindelijke kosten voor de eindgebruiker te beperken en anderzijds hoog genoeg om investering aantrekkelijk genoeg te maken, waarbij een vergelijking voor de hand ligt met risico en verwacht rendement van vergelijkbare projecten in de energiesector in het Caribisch gebied.

In geval van onvoorziene situaties die het gevolg zijn van een calamiteit kan een noodproducent worden aangewezen voor de productie van elektriciteit en drinkwater. Hiervoor is geen vergunning nodig. Na aanwijzing kan, wanneer de inzet daadwerkelijk nodig is, de Minister de noodproducent om levering aan de distributeur vragen. Slechts bij daadwerkelijke levering ontvangt de noodproducent een vergoeding.

3.2 Distributeurs

Transport van elektriciteit en drinkwater is een monopolistische activiteit omdat het aanleggen van meerdere transportnetten qua totale maatschappelijke kosten ongewenst is. Op de eilanden is ook de levering een monopolie en is het onwenselijk de voorziening te versnipperen door meerdere leveranciers toe te staan. Vanwege de schaalnadelen is er per eiland één geïntegreerd transport- en leveringsbedrijf dat de distributeur wordt genoemd. Voor de distributie is een exclusieve aanwijzing van de Minister vereist (artikel 3.2). Ter voorbereiding op dat besluit zullen de betreffende bestuurscolleges vanzelfsprekend geraadpleegd worden. Kwalitatief goede en efficiënte transportnetwerken zijn een essentiële voorwaarde voor een goede voorziening. De netbeheerder moet een doelmatig en betrouwbaar net inclusief meters aanleggen, exploiteren en onderhouden. Voorts moet hij zijn net vernieuwen en uitbreiden zodat er niet-discrimerende aansluiting en verbruik van elektriciteit of drinkwater mogelijk is. Hij dient zijn net in eigendom te hebben. Als centrale partij in de voorziening dient de distributeur een kwaliteits- en capaciteitsdocument op te stellen waarin hij een inschatting van het toekomstige totale verbruik en van het piekverbruik maakt. Dit zendt hij toe aan de ACM. Op basis hiervan gaat de distributeur contracten aan voor langdurige belevering door een producent, of, in het geval van een geïntegreerd bedrijf investeert hij in productie.

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels gesteld worden over de distributie, in ieder geval worden hierin kwaliteitseisen ten behoeve van de volksgezondheid gesteld voor wat betreft drinkwaterdistributie.

Het uitgangspunt is dat allen die er om vragen aangesloten en beleverd worden. Slechts wanneer de kosten van een uitbreiding van het net disproportioneel groot zijn ten opzichte van de waarde van de extra aansluiting kan de netbeheerder aansluiting weigeren. Een distributeur kan alleen op zwaarwegende gronden de levering beëindigen. Ook dient er een eenduidig beleid te zijn aan de hand van objectieve criteria om al dan niet een aansluiting of levering te weigeren. Het installeren en onderhouden van deugdelijke meters, het instellen van een klachtenprocedure en een procedure bij storing behoren eveneens tot de taken van de distributeur.

Vanwege bedrijfseconomische redenen zijn niet alle afnemers op het drinkwaterleidingnet op Bonaire en Sint Eustatius aangesloten. Op Saba is er geen drinkwaterleidingnet. Zoals boven beschreven is de distributeur niet verplicht een bedrijfseconomisch onrendabele aansluiting aan te leggen. De distributeur is wel verplicht de niet aangesloten afnemers drinkwater per as (gewoonlijk een tankauto) te leveren. Wat de akkers, lokaal bekend als koenoekoes op Bonaire, betreft is de distributeur niet verplicht drinkwater te leveren anders dan tegen transportkosten plus de kosten per kubieke meter geleverd drinkwater. Op Saba wordt drinkwater uitsluitend per as geleverd. De in paragraaf 3.3 genoemde tariefregeling is hier van toepassing.

Omdat de distributeurs monopolistische infrastructuur beheren, dienen zij volledig transparant, niet-discriminerend en kostenefficiënt te opereren. Hierom wordt in het wetsvoorstel het bestuur en de inrichting van de distributeurs geregeld. Aan grote vennootschappen worden in het Burgerlijk Wetboek BES Boek 2, Titel 5, Afdeling 4, specifieke eisen gesteld aan de boekhouding, de jaarrekening, de controle daarop en het openbaar maken daarvan. Aangezien de huidige bedrijven niet zonder meer vallen onder de definitie van grote bedrijven (art. 119, tweede lid, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek BES), wordt in dit voorstel de verplichting opgenomen conform te handelen.

Distributeurs stellen een boekhouding op waarin de wettelijke taken bij elk van beide activiteiten, distributie en levering, afzonderlijk zijn opgenomen, tevens worden elektriciteit en drinkwater afzonderlijk opgenomen. Deze boekhouding dient transparant te zijn voor de toezichthouder. Deze eis geldt in aanvulling op de eisen uit het Burgerlijk Wetboek BES. Het is voor het toezicht en voor de transparantie van belang dat de kosten die verband houden met de productie, met het transport en met de levering helder zijn onderscheiden. Tevens is deze transparantie een voorwaarde voor effectief toezicht op de tarieven. Kosten dienen duidelijk te zijn toegewezen aan activiteiten, in overeenstemming met het daadwerkelijke gebruik van middelen voor die activiteiten. Indien productie en distributie zijn georganiseerd binnen één juridische entiteit dient transparantie in de kosten per activiteit te zijn verzekerd. Daartoe is vereist dat de verschillende functies afzonderlijk financieel worden verantwoord. Binnen geïntegreerde bedrijven kunnen vaste verdelingssleutels van kostenposten die bij meerdere activiteiten horen, gehanteerd worden. De afzondering in aparte posten dwingt transparantie af en voorkomt kruissubsidiëring tussen de verschillende activiteiten. Daarnaast moet, overeenkomstig in Nederland geldende eisen, in de toelichting op de jaarrekening van ieder bedrijf waarmee een overeenkomst is gesloten waarvan de opbrengst of de kosten een bedrag van $ 100.000 te boven gaat, melding worden gemaakt. Het bedrag van $ 100.000 komt in verhouding van de grootte van de bedrijven overeen met een vergelijkbaar bedrag in Europees Nederlandse wetgeving.

De aandelen van de distributeurs die een net in beheer hebben, WEB Bonaire, St. Eustatius Utility Company en Saba Electric Company, dienen direct of indirect in handen te zijn van één of meerdere overheden. In dit geval zijn de aandelen in handen van de betreffende openbare lichamen. Jaarlijks wordt ten minste één algemene vergadering van de aandeelhouder gehouden in het bestuurscollege. De benoeming van een lid van de raad van commissarissen behoeft de instemming van de minister van Economische Zaken en de minister van Infrastructuur en Milieu. De raad van commissarissen houdt toezicht op het bedrijfsbestuur. Bij de vervulling van zijn taak richt de raad zich op het belang van de vennootschap. Het aantal leden van de raad van commissarissen wordt op drie gemaximeerd.

3.3 Tariefregulering

De doelstelling van de tariefregulering is drieledig. Het eerste doel is consumentenbescherming. Omdat de afnemers van netwerkgebonden diensten niet over hun eigen tarieven kunnen onderhandelen, nemen toezichthouders deze rol waar. Het tweede doel is investeerdersbescherming. Een stabiel en voorspelbaar reguleringsklimaat beschermt investeerders, zodat de onderneming in staat is om de noodzakelijke investeringen in de infrastructuur waaronder productiecapaciteit te verrichten. Het derde en laatste doel is productieve efficiëntie van de onderneming. Hierdoor kunnen diensten van voldoende kwaliteit tegen de laagst mogelijke kosten worden geleverd.

Het uitgangspunt voor de tarieven van productie, transport en levering is kostenoriëntatie. Voor het gelopen risico en om investering in de voorziening voldoende aantrekkelijk te maken tegenover andere investeringsmogelijkheden, wordt de producenten en distributeurs toegestaan een winstmarge in de kosten op te nemen. De kostenoriëntatie is ook uitgangspunt voor de distributie van drinkwater per as aan niet aangeslotenen.

Naast een gebruiksafhankelijk tarief schrijft de wet een gebruiksonafhankelijk vast tarief voor. Bij dit tarief geldt dat niet het gebruik, maar de grootte van de aansluiting bepalend is voor de hoogte. Belangrijkste reden hiervoor is het kostenveroorzakingsbeginsel. Netwerkkosten worden immers in hoofdzaak bepaald door de piekvraag die geleverd moet kunnen worden. Een persoon die ook maar een keer per jaar zijn volledige aansluitwaarde benut, heeft een capaciteit nodig die die vraag aankan. Dit tarief kan één keer per jaar aangepast worden. Dit biedt duidelijkheid aan de afnemers en vereenvoudigt het opstellen van de rekening.

De drinkwater- en energiebedrijven weten zich ervan verzekerd dat de efficiënte kosten inclusief een redelijk rendement in het tarief worden gedekt. Gegeven de schaal van de eilanden en publiekprivate verhoudingen op de eilanden wordt de ACM als toezichthouder op de tarieven aangewezen.

De toezichthouder stelt een methode vast waarin beschreven wordt op welke manier de toezichthouder de tarieven vaststelt om een doelmatige bedrijfsvoering te bevorderen. Er zijn verschillende manieren om de bedrijven te prikkelen om efficiëntieverbeteringen door te voeren en eventuele overwinsten af te romen. Zo kan de toezichthouder bijvoorbeeld een korting op de inkomsten uit de tarieven opleggen. Zo’n korting kan de toezichthouder baseren op de dynamische efficiëntieverbetering die van bedrijven verwacht mag worden, de zogenaamde frontier shift. Een andere mogelijkheid is om op basis van onderzoek of vergelijking met andere bedrijven de statische efficiëntie te bepalen en op basis van die vergelijking de inkomsten van de bedrijven vast te stellen op de efficiënte kosten. Weer een andere mogelijkheid die het wetsvoorstel biedt, is dat de toezichthouder de tarieven zo vaststelt dat het voordeel van efficiëntieverbeteringen (kostenbesparingen) tijdelijk ten goede komt aan de bedrijven zelf, om op die manier de bedrijven te prikkelen om kostenbesparingen door te voeren. Uiteindelijk worden die kostenbesparingen in de vorm van lagere tarieven doorgegeven aan de afnemers. Bij het vaststellen van de methode zal de toezichthouder een balans moeten zoeken tussen enerzijds het belang van de bedrijven (zekerheid dat efficiënte kosten terugverdiend kunnen worden) en anderzijds het belang van de consumenten (de betaalbaarheid van de energie- en drinkwatervoorziening door het voorkomen van monopoliewinsten en het stimuleren van efficiëntieverbeteringen).

In de methode zal de toezichthouder ook beschrijven hoe wordt omgegaan met het verschil tussen de kosten in een bepaald jaar en de vastgestelde inkomsten in dat jaar, om op die manier duidelijkheid te verschaffen over hoe omgegaan wordt met nacalculaties.

Een toezichthouder die voorwaarden schept voor een betrouwbare, kwalitatief goede en vooral betaalbare energie- en drinkwatervoorziening dient uiteindelijk het belang van zowel producent, distributeur als consument.

Andere methoden om efficiëntieverbeteringen te bevorderen zijn overwogen. Cost-plus-regulering is eenvoudiger in de uitvoering (alle kosten die de bedrijven maken worden vergoed), maar heeft geen prikkel om efficiëntieverbeteringen door te voeren. Price-cap-regulering is de manier van regulering zoals in Europees Nederland geldt. Deze regulering is complexer omdat vastgesteld moet worden wat het efficiënte kostenniveau is van een bedrijf en omdat het inkomstenniveau voor een langere periode wordt vastgesteld. Voor het vaststellen van het efficiënte kostenniveau worden (Europese) benchmarks gebruikt, maar in theorie kan ook gekozen worden om de prijs vast te stellen op het niveau van de gemiddelde kosten.

Invoering van een capaciteitstarief leidt tot een andere effectieve totale rekening dan de huidige systematiek met slechts gebruiksafhankelijke tarieven. Bij een gebruiksonafhankelijk capaciteitstarief betalen afnemers die weinig gebruiken (bijvoorbeeld omdat ze niet het gehele jaar op het eiland zijn) in gelijke mate aan het net mee als afnemers met dezelfde soort aansluiting (dezelfde piekvraag), maar met een stabieler en dus groter verbruik.

Afnemers met een heel lage piekvraag en een laag verbruik (bijvoorbeeld omdat ze alleen een ijskast hebben) betalen volgens het voorstel ook een vast tarief. Bij ministeriële regeling kan worden vastgelegd hoe het capaciteitstarief voor de afnemers met deze laagste aansluitcapaciteit gelimiteerd wordt. De lagere opbrengsten bij zo’n categorie zal de distributeur compenseren door navenant hogere tarieven bij andere categorieën afnemers.

Er zijn alternatieven overwogen om de verandering in de rekening als gevolg van de invoering van het capaciteitstarief te beperken. Een alternatief is om het aan de distributeur over te laten welke tarieven hij in rekening brengt voor de verschillende categorieën afnemers. De ACM beperkt zich dan bij de goedkeuring van tarieven tot een toets op kostenoriëntatie van de totale opbrengst verwacht uit tarieven. Het nadeel van dit alternatief is dat een distributeur geen kader heeft op basis waarvan hij de tarieven differentieert en geen belang bij de differentiatie heeft. Ook is het alternatief overwogen om geen afwijking van kostenoriëntatie toe te staan. De stijging van de rekening wordt immers al grotendeels gemitigeerd door de subsidie op het transporttarief, zie paragraaf 3.4. Hiernaast geldt voor elektriciteit dat de totale rekening in Caribisch Nederland beperkt blijft in vergelijking met Europees Nederland doordat er geen Energiebelasting wordt geheven. Desondanks zou de invoering van het capaciteitstarief een nadelig effect kunnen hebben op de betaalbaarheid voor de minst draagkrachtige afnemers. Om dit zeer ongewenste effect te voorkomen is in het wetsvoorstel gekozen voor de mogelijkheid het capaciteitstarief voor de afnemers met deze laagste aansluitcapaciteit te limiteren.

In uitzondering op deze tariefmethodologie kan een distributeur ook een tarifering aanbieden waarbij geheel vooraf betaald wordt (pre-paid, pagabon) en er geen gebruiksonafhankelijke component is. Het ligt voor de hand dat de ontbeerde inkomsten voor de gebruiksonafhankelijke component tot een verhoging van het gebruiksafhankelijke tarief leiden. Deze afwijkende tariefmethodologie hoort de distributeur te richten op minder draagkrachtigen met gering verbruik. Bij een hoger verbruik is het financieel niet meer aantrekkelijk pagabon te betalen, omdat het hogere gebruiksafhankelijke tarief van pagabon-afname tot een hogere prijs leidt dan het capaciteitstarief plus het reguliere gebruiksafhankelijke tarief. Het ligt voor de hand dat deze tarieven zo worden vastgesteld dat pagabon slechts voor een gering verbruik aantrekkelijker is dan een regulier afnamecontract.

De terugleververgoeding voor decentrale productie van elektriciteit door andere partijen dan de aangewezen producenten die in paragraaf 3.5 wordt behandeld, vormt de enige uitzondering op kostenoriëntatie.

3.4 Subsidie uit Europees Nederland

De water- en elektriciteitsvoorziening vormt een belangrijke kostenpost voor de inwoners van Caribisch Nederland. De prijs voor een liter water in Caribisch Nederland is vijf tot dertig maal zo hoog als in Europees Nederland (prijspeil 2013). Voor een kilowattuur betaalt men in Caribisch Nederland ongeveer het dubbele ten opzichte van Europees Nederland (prijspeil 2013). De kosten van de water- en elektriciteitsvoorziening in Caribisch Nederland zijn hoog terwijl het gemiddelde inkomensniveau er laag is.

Deze hoge tarieven kunnen door veel inwoners van Caribisch Nederland niet worden opgebracht. Het is echter wenselijk dat de voorziening in een basisbehoefte voor alle afnemers betaalbaar is. Op korte termijn is een acceptabele betaalbaarheid niet mogelijk zonder subsidie. Hierom wordt in dit wetsvoorstel een subsidie ingesteld. De subsidie is bestemd voor de distributeur om een deel van de kosten van transport te dekken. Slechts de niet door subsidie gedekte kosten brengt hij vervolgens in rekening in de tarieven.

De reden om de subsidie op de transportkosten te richten is dat er door de invoering van de gebruiksonafhankelijke tarieven een verandering in de verdeling van de totale rekening tussen afnemers ontstaat. Het effect hiervan wordt beperkt door juist de nieuwe component, het gebruiksonafhankelijk tarief, te verkleinen. Overigens wordt op de effecten van de invoering van het gebruiksonafhankelijk tarief ook gestuurd door het vaststellen van een capaciteitstarief voor de kleinste afnemers, zoals beschreven in paragraaf 3.3.

De verwachting is dat het netbeheer structureel duurder blijft dan in Europees Nederland door de kleine schaal van de eilanden, maar dat er wel efficiencywinsten te behalen zijn. Ook van andere componenten van de rekening mag verwacht worden dat deze dalen. Zo zal door toenemende duurzame opwekking dure olie uitgespaard worden. Diverse onderzoeken wijzen uit dat de productiecomponent van de rekening zal dalen. Op Saba en Sint Eustatius is een investering in duurzame energieproductie voorzien in de nabije toekomst. Op Bonaire worden de financiële problemen uit het verleden afgewikkeld en zullen naar verwachting de kosten en verhoudingen normaliseren. Voor alle drie functies van de voorziening, productie, transport en levering, geldt dat er efficiëntiewinsten behaald kunnen worden. Het totaal van de te dekken kosten zal dan ook dalen. Hierom wordt voorzien dat de subsidie die nodig is om de rekening betaalbaar te houden af zal nemen. De hoogte van de subsidie wordt bij ministeriële regeling vastgesteld. Het voornemen is deze subsidie in tien jaar af te bouwen. In het tweede jaar na inwerkingtreden van dit wetsvoorstel zullen de betaalbaarheid en de subsidie worden geëvalueerd, waarvan de verwachting is dat een verdergaande efficiencyverbetering tot een daling van de subsidie leidt.

3.5 Duurzame decentrale elektriciteitsvoorziening

In Caribisch Nederland schijnt de zon vaak en waait het veel. Dit potentieel voor duurzame elektriciteitsopwekking moet worden benut, ook al omdat de conventionele opwekking olie gebruikt wat een dure fossiele brandstof is in vergelijking met het gas en de kolen die in Europees Nederland worden gebruikt. Naast centrale opwekking met grote windturbines en zonnefarms heeft decentrale opwekking grote potentie. Dit betreft klein- en grootverbruikers die in de eerste plaats voor eigen gebruik eigen opwekking hebben, bijvoorbeeld met een zonnepaneel of een windturbine.

Op momenten dat zij meer produceren dan zelf verbruiken wordt een overschot aan productie door de techniek van de netwerken gewoonlijk vanzelf teruggeleverd op het net, dus aan de distributeur. Hiermee worden zij feitelijk een producent. Het tarief dat zij ontvangen voor deze teruggeleverde elektriciteit heet de terugleververgoeding. Bij gebruikelijke meters loopt de meterstand terug wanneer er elektriciteit aan het net wordt geleverd, tenzij er een teruglooprem op is geïnstalleerd zoals sinds jaren meestal het geval is in Caribisch Nederland. De teruglooprem voorkomt dat verbruik van een eerder tijdstip zonder meer wordt opgeheven door teruglevering op een later tijdstip. Een dergelijke vereffening heet salderen. Effectief is de terugleververgoeding dan gelijk aan de leveringsprijs. De teruglooprem voorkomt dat gesaldeerd wordt. Omdat de teruglevering niet gemeten wordt, voorkomt de teruglooprem ook dat er een terugleververgoeding gegeven kan worden.

Decentrale productie leidt in de eerste plaats tot lagere kosten voor diegenen die investeringen in decentrale elektriciteitsproductie doen. Er is een aantal bijkomende voordelen. Op het gebied van duurzaamheid spelen de verduurzaming van de energievoorziening, de milieueffecten daarvan, het bevorderen van een bewuster gebruik van energie en de groene uitstraling van de eilanden. Technisch is er het voordeel dat het deel van de piekvraag dat overdag ligt, wordt afgeroomd door vooral zonne-energie. Bij de huidige prijs van elektriciteit en het aantal zonuren op de eilanden verdient een investering in duurzame productiecapaciteit zich terug zonder subsidie en tegen een lage terugleververgoeding.

Opwekking en verbruik vallen echter vaak niet samen. Veel afnemers zetten ’s nachts een airconditioning aan, terwijl zij overdag opwekken en minder verbruiken. Hun gebruik van het net lijkt dus voor een deel op een elektriciteitsopslag: overdag wordt meer geproduceerd dan verbruikt en ’s nachts wordt niet geproduceerd en relatief veel verbruikt. Een dergelijk gebruik van het net rechtvaardigt een passende vergoeding voor de distributeur wiens net immers intensief gebruikt wordt, maar die netto minder elektriciteit verkoopt. Deze vergoeding bestaat enerzijds uit het vaste capaciteitstarief dat een afnemer onafhankelijk van netto-verbruik verschuldigd is. Zij nemen minder elektriciteit af maar dragen wel volledig bij aan de vraag op momenten van piekbelasting. Anderzijds bestaat deze vergoeding uit het verschil tussen de productieprijs en de terugleververgoeding.

De hoogte van de terugleververgoeding heeft een direct effect op aantrekkelijkheid van decentrale productie en daarmee op de daadwerkelijke ontwikkeling ervan. Bij een te hoge terugleververgoeding bestaat het risico dat op een eiland te weinig in efficiëntere centrale productie (bijvoorbeeld windturbines of zonnefarms) wordt geïnvesteerd en veel in versnipperde decentrale productie. Veel eigen opwekking kan als maatschappelijk ongewenst effect hebben dat de kosten voor de centrale elektriciteitsvoorziening voor een steeds groter aandeel door de consumenten opgebracht moeten worden die zich geen eigen zonnepanelen kunnen veroorloven. Bij het vaststellen van de terugleververgoeding moeten diverse belangen tegen elkaar afgewogen worden. Deze beleidsmatige afweging wordt dan ook op politiek niveau gemaakt en bij ministeriële regeling vastgelegd. Een evenwicht tussen de verschillende belangen kan er in liggen door de terugleververgoeding voor consumenten vast te stellen op het niveau van de uitgespaarde brandstofkosten van opwekking uit fossiele bron, terwijl grotere afnemers geen terugleververgoeding krijgen omdat bij teruglevering door grotere installaties snel de financieel ongewenste effecten optreden. Voorts heeft de distributeur geen plicht de aansluiting te verzwaren omwille van teruglevering.

De invoering van het capaciteitstarief heeft een stabiliserend effect op de kostenverdeling over de afnemers. Ook partijen die immers veel decentrale elektriciteit voor zichzelf opwekken blijven aan de elektriciteitsvoorziening bijdragen door het gebruiksonafhankelijke capaciteitstarief. In het verlengde hiervan wordt het financieel onaantrekkelijk gemaakt om van het net af te gaan (‘stand alone’). Dit kan als inbreuk op de vrijheid gezien worden, maar op een klein eiland is men in alle opzichten op elkaar aangewezen. Een ontmoediging van onttrekking aan de collectieve voorziening is dan ook een beroep op het nemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid van de voornamelijk kapitaalkrachtigere energieverbruikers op een eiland. Als een partij geheel in de eigen elektriciteit voorziet en ook niet teruglevert, wordt de aansluiting feitelijk niet gebruikt. In het wetsvoorstel ontslaat ook dit een partij er niet van bij te dragen aan de gezamenlijke voorziening. Aan de partijen die al vóór 1 juli 2013 zelfvoorziend waren en geen fysieke aansluiting op het net hadden wordt niet opnieuw het capaciteitstarief in rekening gebracht. Aan partijen die in eigen elektriciteitsbehoefte voorzien en op of na deze datum van het net afgaan, wordt het capaciteitstarief wel in rekening gebracht voor een periode van vijf jaar na de afsluiting.

3.6 Decentrale drinkwatervoorziening

Drinkwaterwinning voor eigen gebruik is toegestaan, zoals de opvang van regenwater in cisternen op Saba en op delen van Bonaire en Sint Eustatius. Levering aan derden (afnemers) en aan het drinkwaternet door anderen dan een aangewezen producent is verboden. Uiteraard is het wel mogelijk om drinkwater te verkopen (bijvoorbeeld in flessen) en te leveren als men voldoet aan de eisen van de Warenwet BES. Decentrale winning komt in beeld bij hen die niet zijn aangesloten op een drinkwaternet vanwege bedrijfseconomische redenen (zie artikel 3.6, eerste lid, onderdeel c). Deze gebruikers zijn vrijgesteld van de betaling van de vaste kosten voor het drinkwaternet. Indien een gebruiker drinkwater afneemt van de distributeur brengt de distributeur daarvoor de productie- en transportkosten in rekening,

3.7 Verwachte effecten voor financiën van bedrijven en de rekening van eindafnemers

Naar verwachting heeft het wetsvoorstel een stabiliserend effect op de financiële situatie van de producenten en distributeurs. De kosten inclusief een redelijk rendement kunnen in de tarieven in rekening gebracht worden. Enerzijds zijn bedrijven hierdoor verzekerd van voldoende inkomsten en anderzijds zijn buitensporig hoge tarieven die tot buitenproportionele winst leiden niet mogelijk. De versterking van de governance van de bedrijven en de introductie van economisch en financieel toezicht door ACM, leiden naar verwachting tot efficiëntere bedrijven. Dit heeft een drukkend effect op de tarieven. De onzekerheid van de ontwikkeling van de wereldolieprijs blijft voortbestaan, maar het aandeel olie in de energiemix wordt kleiner door de verdere verduurzaming van de elektriciteitsvoorziening. Op Bonaire krijgen centrale en decentrale zonne-energie door het wetsvoorstel een sterkere positie. Op Saba en Sint Eustatius zijn voor de recent verzelfstandigde bedrijven diverse subsidies voorzien. Ten eerste een subsidie voor de verduurzaming van de energiemix van € 2.000.000 op Saba en € 5.400.000 op Sint Eustatius waarmee windmolenparken of centrale zonneparken aangelegd worden. Ten tweede een subsidie van € 1.600.000 voor de verplaatsing van de elektriciteitscentrale op Saba waarbij tevens overgestapt wordt op veel zuinigere dieselgeneratoren. Voordat de elektriciteitsvoorziening kan profiteren van de genoemde gesubsidieerde investeringen, worden aanloopverliezen in de exploitatie van de bedrijven verwacht. Deze aanloopverliezen worden door eenmalige subsidies van € 780.000 voor Saba en € 1.100.000 voor Sint Eustatius gedekt. Hoewel deze subsidies niet direct op het wetsvoorstel zijn gebaseerd, zijn toezicht en inrichting van de bedrijven zoals in het wetsvoorstel worden geregeld nodig om de efficiëntie en good governance van de bedrijven en daarmee van de doelmatigheid van de subsidies te waarborgen. Tot slot worden de kosten van netbeheer bestreden door de subsidie zoals beschreven in paragraaf 3.4. In het onderzoeksrapport naar de mogelijkheden van een regulerend kader voor de elektriciteitsvoorziening (Kamerstukken II 2012/13, 31 568 nr. 125) is aanbevolen om het vrijwel gelijke niveau van het Europees Nederlandse nettarief ook tot Caribisch Nederland uit te breiden door middel van een heffing in Europees Nederland op het netgebruik. Het innen van deze heffing bij de netgebruikers in Europees Nederland blijkt echter tot buitenproportionele administratieve lasten te leiden. Daarom is uiteindelijk besloten de subsidie uit de departementale begroting te financieren.

De toenemende efficiëntie van de bedrijven en de door subsidie bestreden kosten leiden ertoe dat de totaal in rekening te brengen kosten bij eindafnemers dalen ten opzichte van een situatie waarin het wetsvoorstel inclusief de subsidies niet zouden worden geïmplementeerd. Gemiddeld daalt de rekening van de eindgebruiker dus. Nu wordt slechts een gebruiksafhankelijk tarief in rekening gebracht. Doordat een tariefstructuur met een vast capaciteitstarief in het wetsvoorstel wordt geïntroduceerd, verandert de opbouw van de rekening van individuele afnemers en daardoor verschilt het effect van het wetsvoorstel op de feitelijke hoogte van de rekening van afnemer tot afnemer. Verhoging van individuele rekeningen van eindgebruikers lijkt onwaarschijnlijk omdat het pagabon-tarief dat op Bonaire in gebruik is, in het wetsvoorstel toegestaan wordt en omdat de aanzienlijke subsidies voor de elektriciteitsvoorziening op Saba en Sint Eustatius de gemiddelde tarieven doen dalen. In het onderzoeksrapport naar de mogelijkheden van een regulerend kader voor de elektriciteitsvoorziening (Kamerstukken II 2012/13, 31 568 nr. 125) is aanbevolen om het vrijwel gelijke niveau van het Europees Nederlandse netgebruiktarief ook tot Caribisch Nederland uit te breiden door middel van een heffing in Europees Nederland op het netgebruik. Het innen van deze heffing bij de netgebruikers in Europees Nederland blijkt echter tot buitenproportionele administratieve lasten te leiden. Daarom is uiteindelijk besloten de subsidie uit de departementale begroting te financieren.

4. Uitvoering en handhaving
4.1 Uitvoering

De omvang van de elektriciteits- en drinkwatervoorziening op de eilanden is zo klein dat het voor de bedrijven ingewikkeld is om kennis en expertise te verwerven en vast te houden. Ook hier liggen mogelijkheden om efficiencyverbeteringen te realiseren. Voor het ontsluiten van kennis en expertise over regulering van de elektriciteits- en drinkwatervoorziening op andere eilanden in het Caribisch gebied kan daarnaast een samenwerkingsverband worden aangegaan. Voor drinkwater hebben Bonaire en Sint Eustatius een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met het drinkwaterbedrijf Vitens Evides Internationaal.

4.2 Handhaving

In dit wetsvoorstel wordt de regulering van de voorzieningen voor de productie, transport en levering van elektriciteit en drinkwater ondergebracht in één wet. Beide publieke voorzieningen hebben veel overlap: voor elektriciteit en drinkwater zijn er productie-installaties en kostbare leidingnetten die binnen een private rechtsvorm worden geëxploiteerd. Voor beide voorzieningen geldt dat de kwaliteit en kwantiteit hiervan zoveel mogelijk gegarandeerd moet zijn vanuit sociaaleconomisch, gezondheids- en veiligheidsoogpunt. In het bijzonder is de volksgezondheid gediend door een goede kwaliteit van het drinkwater.

Het is wenselijk dat burgers en bedrijven bij de handhaving met een eenduidig regiem te maken hebben en niet met een veelheid aan instrumenten of toezichthouders tegemoet worden getreden door de overheid. Ook voor de ambtenaren die zijn belast met handhaving, is eenduidigheid in het toe te passen sanctiearsenaal van belang.

De primaire taak van de aangewezen toezichthouders is het toezien op het in stand houden van een deugdelijke en duurzame voorziening van elektriciteit en drinkwater op Bonaire, Sint Eustatius en Saba die aan de gestelde kwaliteitseisen voldoet. Bij het organiseren van het toezicht en de handhaving moeten de specifieke omstandigheden op de eilanden in ogenschouw worden genomen.

De minister is verantwoordelijkheid voor het verlenen van een vergunning aan een producent en het aanwijzen van een distributeur van elektriciteit en drinkwater. Hierbij kunnen voorschriften gesteld worden ten aanzien van de vergunning, aanwijzing of de productie. In deze gesloten context is bestuursrechtelijke handhaving gewenst, omdat de minister zo op eigen wijze invulling kan geven aan een effectieve handhaving. De huidige regelgeving (Wet drinkwater BES en Wet elektriciteitsconcessies BES) wordt eveneens grotendeels bestuursrechtelijk gehandhaafd. Het gaat dan om het opleggen van een last onder dwangsom, bestuursdwang, de bindende aanwijzing en de bestuurlijke boete. Naast deze bevoegdheden zijn nog bijzondere bevoegdheden noodzakelijk, namelijk het verbieden van de toevoer van drinkwater (bijvoorbeeld bij gevaar voor de volksgezondheid) of het intrekken van een vergunning of aanwijzing. De Minster van Infrastructuur en Milieu en de ACM hebben op grond van deze titels voldoende bevoegdheden om de handhaving te effectueren.

Daarnaast wordt deze wet bestuurlijk gehandhaafd, omdat het organisatorisch goed aansluit op de reeds uitgevoerde handhavingactiviteiten van de ACM (voor de Wet post BES en de Wet telecommunicatievoorzieningen BES) en de meer technisch georiënteerde handhaving van de Minister van Infrastructuur en Milieu (die aansluit op de handhavingactiviteiten voor de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES waarbij lokale toezichthouders een rol hebben).

De Minister van Infrastructuur en Milieu heeft de bevoegdheid om ambtenaren aan te wijzen voor het toezicht op kwaliteit en veiligheid van de elektriciteit- en drinkwatervoorziening. De ACM richt zich op de overige handhaving ten behoeve van de wettelijke bepalingen.

Eerder is al aangegeven dat de ILT door de Minister van Infrastructuur en Milieu zal worden aangewezen als toezichthouder. De wetgeving biedt tevens ruimte om met toestemming van het openbaar lichaam ook lokale toezichthouders aan te wijzen. Hierbij moet worden bezien welke expertise voorhanden is, wat de kosten zijn om dit op te bouwen (opleiding en kennisinfrastructuur) en welk toezicht in dat verlengde lokaal moet worden opgepakt.

Bij het inzetten van toezichthouders is coördinatie nodig om de inzet van middelen voor het toezicht goed af te stemmen. De bevoegdheid voor de coördinatie en regie van het toezicht ligt bij de minister. Bij ministerieel besluit kan een handhavingsplan worden opgesteld. Dat regelt welke prioriteiten worden gesteld en welke middelen worden ingezet om een bepaalde toezichtstaak uit te voeren. Hierbij wordt ook afgestemd met betrokken handhavers zoals het Openbaar Ministerie, het openbaar lichaam, de ILT en de ACM. Vanwege de kleine schaal van het eiland, de beperkte capaciteit en de verscheidenheid aan regelgeving is er behoefte aan goede integrale afspraken met betrekking tot het uitvoeren van het toezicht.

De ACM heeft een uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets (UHT) van een concept-versie uitgevoerd. ACM concludeert dat het voorstel uitvoerbaar en handhaafbaar is, en heeft op enkele onderdelen verbetervoorstellen gedaan. Aan de hand hiervan is het wetsvoorstel verder aangescherpt. De UHT ging in op de volgende aspecten:

  • ACM zal – ten minste tijdelijk – medewerkers in Caribisch Nederland moeten stationeren. Hierbij tekent ACM aan dat zij de taken op basis van het wetsvoorstel in een voor haar nog relatief onbekende omgeving uit zal moeten voeren,

  • Voor wat de efficiëntiebeoordeling in de regulering betreft, is voorgesteld een methode te hanteren die een sterkere efficiëntieprikkel voor een bedrijf oplevert dan eenvoudige ‘cost-plus’-regulering. Dit is in het wetsvoorstel doorgevoerd.

  • De toerekening van kosten aan de verschillende activiteiten van de distributeur bevatte onduidelijkheden en te veel versnippering. Hierop is het wetsvoorstel aangepast.

  • Het voorstel om de eis aan het eigen vermogen van de distributeur te verhogen van 20 tot 30% eigen vermogen, is overgenomen in het wetsvoorstel (artikel 3.5), maar deze eis is niet voor de producent doorgevoerd.

  • Er is op gewezen dat de instellingswet ACM nog niet van toepassing is in Caribisch Nederland. Het wetsvoorstel is ook hierop aangepast door de toevoeging van artikel 6.1, derde lid.

  • ACM plaatste opmerkingen over de rolverdeling tussen de toezichtshouders en ministers. Dit heeft tot een aanscherping van het wetsvoorstel geleid.

  • Er is opgemerkt dat het wetsvoorstel veel open normen bevat. Enkele van deze open normen zijn ingevuld en op onderdelen is de mogelijkheid opgenomen om op het niveau van ministeriële regeling nadere regels te stellen (zie onder meer artikel 3.5, derde lid).

  • Het wetsvoorstel bevatte verschillende boetemaxima. De boetemaxima zijn geharmoniseerd.

  • De mogelijkheden voor Europees Nederlandse netwerkbedrijven om te participeren in een producent zijn becommentarieerd. Het wetsvoorstel bevat hierover uiteindelijk geen bepalingen. De Europees-Nederlandse Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet zijn niet in Caribisch Nederland van toepassing.

  • ACM merkte op dat in de nog op te stellen regeling op basis van het wetsvoorstel duidelijkheid verschaft moet worden over het balans in het afsluitbeleid tussen consumentenbescherming en het (financieel) belang van een distributeur, zodat ACM efficiënt kan toezien op het afsluitbeleid.

  • Voorts is op het onderwerp consumentenbescherming opgemerkt dat het wetsvoorstel een relatief zware taak aan ACM toebedeelde bij de vaststelling van de terugleververgoeding. Hierom is het wetsvoorstel aangepast. Bij ministeriële regeling zal de vergoeding of de wijze waarop de vergoeding moet worden vastgesteld worden geregeld.

Naast de ACM heeft ook de ILT een handhaafbaarheids-, uitvoerbaarheids- en fraudebestendigheidstoets (HUF-toets) uitgevoerd op dit wetsvoorstel. Zij geven aan dat de effectiviteit van het toezicht op kwaliteit en veiligheid pas getoetst kan worden als ook de algemene maatregel van bestuur ten aanzien van de taken van de producent en distributeur is afgerond. In dit besluit komen bijvoorbeeld regels over metingen en kwaliteitscriteria. Verder is naar aanleiding van opmerkingen van de ILT de afbakening en coördinatie van de handhaving m.n. tussen de ILT en ACM) van dit wetsvoorstel verduidelijkt. De Minister van Infrastructuur en Milieu heeft een leidende rol gekregen ten aanzien van het prioriteren en inrichten van het handhavingsbeleid. Ten slotte is de bepaling voor niet-vergunningplichtige drinkwatervoorzieningen voor eigen gebruik herschreven. Daarbij is helder is gemaakt wanneer de verantwoordelijkheid van de distributeur eindigt en die van de afnemer begint.

Rechtsbescherming

De Wet administratieve rechtspraak BES is op grond van artikel 3 van de Invoeringwet BES van toepassing op beschikkingen die worden geslagen naar aanleiding van een wet die enkel in de openbare lichamen toepasselijkheid heeft. Op basis van die wet staat beroep open bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De Wet administratieve rechtspraak BES omschrijft een beschikking als ‘een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is’.

5. Bedrijfseffecten en administratieve lasten

De regeldruk komt voort uit administratieve lasten en inhoudelijke nalevingskosten. Voor wat betreft de administratieve lasten is gebruik gemaakt van het ‘Standaard Kostenmodel administratieve lasten bedrijven’ zoals voorgeschreven door de Regiegroep Regeldruk in het document ‘Meten is Weten II’ (2008). Voor wat betreft de inhoudelijke nalevingskosten is gebruik gemaakt het integrale Standaard Kostenmodel. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de structurele lasten in totaal $ 39.700 (ongeveer 29.000 euro) aan administratieve lasten en ($ 36.600, ongeveer 26.500 euro) aan nalevingskosten jaarlijks opleveren. Ruim een derde deel van deze kosten betreft het aanvragen en verantwoorden van de subsidie die bij dit voorstel voor de bedrijven wordt voorzien. De initiële eenmalige lasten betreffen slechts administratieve lasten. Deze bedragen $ 53.000 (ongeveer 40.000 euro) waarvan het leeuwendeel voor rekening komt van het aanvragen door de producenten van hun vergunning wat binnen twee jaar na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel moet gebeuren.

6. Consultatie en advisering

Het wetsvoorstel is intensief geconsulteerd. Om zo veel mogelijk belanghebbenden te bereiken zijn diverse communicatiekanalen ingezet, waaronder www.internetconsultatie.nl, telefonische en videoconferenties en overleggen in persoon met (vertegenwoordigende organisaties van) belanghebbenden op de openbare lichamen. Er is een aantal wijzigingen in het wetsvoorstel doorgevoerd op basis van de reacties. Dit betreft onder andere de centrale rol van de distributeur en de eindverantwoordelijkheid voor de voorzieningszekerheid op de langere termijn, de inzet van alternatieve productie in noodsituaties, de indexering van elektriciteitsprijzen aan de inkoopprijs van olie, de looptijd van vergunningen, overgangswetgeving, de hoogte en afbouw van de subsidies. Hiernaast heeft de consultatie een aantal andere verbeteringen opgeleverd.

Tijdens de consultatie zijn de volgende grotere discussiepunten aangesneden.

In het geconsulteerde wetsvoorstel bevatte de tariefregulering een consequente invoering van tarieven op basis van het kostenveroorzakersbeginsel. Dit betekende ook een doorbelasting van kapitaalslasten van de productie via een gebruiksonafhankelijk tarief. Dit zou echter resulteren in een relatief hoog gebruiksonafhankelijk tarief en laag gebruiksafhankelijk tarief, waardoor afnemers van kleine hoeveelheden toch het volledige capaciteitstarief zouden dragen wat voor de minder draagkrachtigen zeer nadelig uit zou pakken. De voorgenomen systematiek om dit effect weer tegen te gaan door de tarieven van de kleinste capaciteiten bij ministeriële regeling te verlagen, bleek door de geringe differentiatie in capaciteiten in de praktijk niet doeltreffend. Ook bleef de vrees bestaan dat de minder draagkrachtigen een onwenselijke verandering van hun tariefstructuur en resulterende rekening zouden ondervinden. Een ander nadeel zou de verminderde prikkel tot energie- en waterbesparing zijn, omdat na betaling van een hoog capaciteitstarief de prijs per kWh elektriciteit of kubieke meter water relatief laag zou worden. Hierom is het wetsvoorstel ten opzichte van de geconsulteerde versie aangepast zodat de kapitaalslasten van de productie via het gebruiksafhankelijk tarief in rekening worden gebracht.

Een ander discussiepunt waarop zeer veel reacties zijn ingebracht betrof de mogelijkheid voor partijen om in een deel (of zelfs geheel) in de eigen elektriciteitsproductie te voorzien, vooral met zonnepanelen. Hierbij spelen twee tegengestelde belangen. Enerzijds willen de kapitaalkrachtige afnemers snel rendement op eigen opwekking behalen maar voor piekgebruik en wanneer de zon niet schijnt de eilandelijke voorziening blijven aanspreken. Anderzijds is er het belang van de doelmatigheid van de gemeenschappelijke elektriciteitsvoorziening die gedimensioneerd is op alle afnemers en toenemende schaalnadelen voor de achterblijvende klanten zonder eigen zonnepaneel kent als kapitaalkrachtige partijen eigen elektriciteit opwekken. Het uiteindelijke wetsvoorstel vindt een evenwicht tussen enerzijds de vrijheid voor partijen om (deels) in de eigen behoefte te voorzien en anderzijds een bijdrage van alle partijen aan de gemeenschappelijke voorziening.

Op Saba en Sint Eustatius is de eerste prioriteit de verzelfstandiging van de elektriciteitsbedrijven uit het Gemeenschappelijke Energiebedrijf op de Bovenwindse Eilanden (GEBE). Dit leidde tot de vaak gehoorde reactie dat de regulering van de toekomstige bedrijven hier te vroeg komt. Men verwacht dat de kleine toekomstige bedrijven veel werk zullen hebben aan naleving van de wet, vooral door het toezicht van de ACM. Hiernaast bestaat op deze eilanden de indruk dat de regulering op Bonaire is toegesneden omdat de governance, de efficiëntie en de consumentenbescherming geen problemen op Saba en Sint Eustatius zijn. Voorts is de wens geuit de uit GEBE gesplitste bedrijven te kunnen privatiseren. Op Sint Eustatius bleek weerstand tegen het maximeren van het aantal leden van de raad van commissarissen van de distributeur op drie en wil men de bevoegdheid van de vergunningverlening op het eiland behouden. Het is van belang dat de aanzienlijke eenmalige en structurele subsidies die verleend worden, ten goede komen aan efficiënte bedrijven die onder toezicht staan en aan principes van goede governance voldoen. Hierom is er voor gekozen geen uitzondering voor Saba en Sint Eustatius qua toezicht en regulering te maken. Ook wordt vastgehouden aan het Europees Nederlandse principe dat een netbeheerder in overheidshanden dient te zijn terwijl de productie geprivatiseerd kan worden.

Er kwamen op Bonaire veel reacties, waaronder van individuele burgers, binnen op het onderwerp consumentenbescherming, kwaliteit van dienstverlening en leveringsvoorwaarden. Naast een rol voor de ACM kunnen deze aspecten in lagere wetgeving op basis van voorliggend wetsvoorstel verder worden verwerkt.

II. Artikelsgewijs

Artikel 1.3

De distributie van water in een verpakking, zoals een flessen of pakken, valt niet onder de reikwijdte van dit wetsvoorstel en de productie van dergelijk water is derhalve op grond van dit voorstel ook niet vergunningplichtig. Het gaat hier met name om het uitsluiten dat distributie van verpakt water via een rijdende winkel onder de verbodsbepaling van artikel 3.2 valt.

Artikel 2.1

Artikel 2.1 bepaalt dat de productie van elektriciteit en drinkwater dat bestemd is voor de distributie via netten of via transportmiddelen als tankauto en boot op de eilanden is voorbehouden aan rechtspersonen met een vergunning. Indien wordt geproduceerd zonder vergunning kan door de ACM een bestuurlijke boete worden opgelegd.

Hierop zijn drie uitzonderingen. De eerste uitzondering die hierop wordt gemaakt, is de productie van hernieuwbare elektriciteit, zoals zonne-energie, die door afnemers hoofdzakelijk voor eigen verbruik wordt opgewekt. Indien de productie-installatie meer produceert dan het verbruik van de afnemer op dat moment, kan deze overtollige elektriciteit worden ingevoed op het net. Artikel 4.1 is daarop specifiek van toepassing.

Een tweede uitzondering is de productie van drinkwater dat niet door een distributeur wordt geleverd, maar voor eigen gebruik wordt gedistribueerd (bijvoorbeeld binnen een privaat leidingnet). Dat wil zeggen dat het geproduceerde drinkwater door een huishouden, bedrijf of instelling in eigen kring of voor de eigen bedrijfsactiviteit wordt gebruikt. Dit wordt ook niet vergunningplichting gesteld. Het is echter verboden om zonder vergunning drinkwater aan afnemers te leveren. Aanvullend worden grond van Artikel 4.2, onderdeel b, regels gesteld aan drinkwater dat wordt geleverd ten behoeve van publiek toegankelijke activiteiten of in het kader van bedrijfsmatige activiteiten zoals ziekenhuizen of hotels.

Regenwater dat wordt opvangen in cisternen voor huishoudelijk gebruik is niet bestemd om te worden gedistribueerd aan derden en is niet vergunningplichtig.

Ten slotte is een noodproducent ook niet vergunningplichtig. Een noodproducent ontvangt een specifieke aanwijzing van de minister om tijdelijk een voorziening te treffen als de reguliere distributie uitvalt. Deze aanwijzing wordt gegeven op grond van artikel 4.4.

Artikel 2.2

Artikel 2.2 biedt de basis voor de vergunningverlening aan producenten. De minister verleent, indien door de beoogde producent aan de verplichtingen wordt voldaan, aan ten minste één producent in ieder openbaar lichaam een vergunning voor het produceren van elektriciteit of drinkwater. Deze producent kan zowel elektriciteit als drinkwater produceren en deze producent kan eveneens deel uitmaken van een geïntegreerd bedrijf waarin ook de distributie van elektriciteit of drinkwater is ondergebracht, maar dat is allemaal niet noodzakelijk. Er kunnen ook meerdere producenten een vergunning krijgen, maar ook deze producenten moeten dan voldoen aan de eisen en verplichtingen die hen op basis van dit wetsvoorstel worden opgelegd. Wanneer een geïntegreerd bedrijf een vergunning voor de productie of aanwijzing voor de distributie aanvraagt kan de minister als één loket fungeren en kunnen in één keer de benodigde gegevens worden overgedragen. Tevens kan de vergunningverlening en de aanwijzing worden geïntegreerd. Dit voorkomt extra administratieve lasten of bestuurslasten.

De minister kan voorschriften en voorwaarden verbinden aan de vergunning. Een van deze voorschriften zal inhouden dat wordt bepaald voor welke productiehoeveelheid de producent verantwoordelijk is in het kader van de aan de producent op grond van artikel 2.3 opgedragen taken. Dit voorschrift is met name van belang indien er meerdere producenten op een eiland een vergunning hebben. Informatie hiervoor verkrijgt de minister via de kwaliteits- en capaciteitsdocumenten die de distributeur moet opstellen. De vergunningvoorschrift omtrent de te produceren hoeveelheid elektriciteit of drinkwater kunnen worden gewijzigd.

Op grond van het tweede lid kan de minister aan de vergunning eveneens het voorschrift verbinden dat de verplichting aan de producent oplegt tot het stellen van financiële zekerheid voor het nakomen van voor hem geldende verplichtingen ten aanzien van het produceren van elektriciteit of drinkwater. Dit heeft als doel te waarborgen dat de producent zijn taken krachtens de wet nakomt en bijvoorbeeld de productie niet zomaar staakt. Daarbij kan worden gedacht aan de volgende vormen van financiële zekerheid: een borgtocht of een bankgarantie en een hypotheek- of pandrecht. Het bedrag waarvoor de financiële zekerheid in stand wordt gehouden is niet hoger dan redelijkerwijs nodig is ter dekking van de kosten voor nakoming van de krachtens de wet na te komen verplichtingen.

Verder kunnen op grond van dit artikel bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over de vergunningverlening zoals bijvoorbeeld de verplichtingen voor het aanleveren van informatie die noodzakelijk is voor het beoordelen van een vergunningaanvraag of het opnemen va vergunningvoorschrift door de minister.

Artikel 2.3

De taken van de producent zijn opgenomen in artikel 2.3. De belangrijkste taak van de producent is om een betrouwbare voorziening te leveren van goede kwaliteit (eerste lid, onderdeel a) en om voldoende te produceren om te voorzien in de totale vraag op het eiland (eerste lid, onderdeel b). Indien er meerdere producenten een vergunning hebben, dan moeten zij gezamenlijk voorzien in de totale vraag van het eiland, en is iedere producent verplicht om ten minste te voorzien in de hoeveelheid elektriciteit of drinkwater die bij de vergunning is vastgesteld.

De taak, genoemd in het eerste lid onder c, houdt in dat de productie-installatie veilig moet zijn en de productie zodanig moet worden ingericht dat de belasting op het milieu wordt beperkt.

Krachtens het tweede lid zullen nadere eisen worden gesteld aan de invulling van deze taken waarbij in ieder geval nadere regels zullen worden gesteld aan de kwaliteit van het te leveren product. Bij drinkwater gaat dat in ieder geval om eisen aan de kwaliteit van het drinkwater en de wijze waarop het kwaliteitssysteem moet zijn ingericht.

Artikel 2.4

Artikel 2.4 bepaalt dat de producent een ordelijke boekhouding moet voeren met betrekking tot de productie van elektriciteit en drinkwater. Een producent kan onderdeel zijn van een grotere organisatorische eenheid waarin naast de productie ook andere activiteiten worden ontplooid. Daarnaast kunnen bij de producent zowel elektriciteit als drinkwater worden geproduceerd. De kostenposten die betrekking hebben op meerdere activiteiten dienen op basis van verdeelsleutels toegerekend te worden aan de productie van elektriciteit of drinkwater. Deze toerekening dient op een causale, transparante en consistente wijze te geschieden.

Artikel 2.5

De tariefregulering van de producent is opgenomen in artikel 2.5. De ACM stelt op grond van dit artikel, op voorstel van de producent, de prijs vast die een producent ten hoogste mag berekenen aan de distributeur. Deze prijs zal op grond van paragraaf 3.3 worden doorberekend aan de afnemers. De productieprijs is gebaseerd op de werkelijke kosten die een producent maakt en houdt rekening met een redelijk rendement (cost-plus-regulering). Voor zowel drinkwater als elektriciteit zal een afzonderlijke prijs worden vastgesteld, waarbij geen kruissubsidiëring is toegestaan. Alle kosten die verband houden met de productie worden in de prijs verdisconteerd.

De productieprijs is opgebouwd uit drie elementen: de operationele- en onderhoudslasten (de x-component), de brandstof- of energiekosten (de y-component) en de kapitaalslasten (de z-component). Het derde lid bepaalt dat de ACM een methode gebruikt bij het vaststellen van de productieprijs die een efficiëntieprikkel oplevert voor de producent. Die wordt dan geprikkeld om een kostenreductie te behalen. Het voordeel van de kostenreductie wordt dan op basis van de methode van ACM verdeeld tussen de producent en de afnemers. Om prijsstabiliteit te bereiken kan de productieprijs hoogstens twee keer per jaar aangepast worden. Bij ministeriële regeling kunnen nadere eisen worden gesteld ten aanzien van onder meer de procedure en de elementen en wijze van berekening van de tarieven. Hierbij kan worden gedacht aan de uiterste datum waarop de producent een tariefvoorstel moet doen. Vooralsnog bestaat er geen noodzaak tot nadere specificering en is de ministeriële regeling optioneel.

Artikel 3.1

Dit artikel bepaalt dat de distributie van elektriciteit en drinkwater alleen mag worden uitgevoerd door een aangewezen distributeur, of voor drinkwater op Saba door de aangewezen rechtspersoon, bedoeld in artikel 3.2, vierde lid. Voor distributie zonder een aanwijzing van de Minister kan door de ACM een bestuurlijke boete worden opgelegd. Het is dus ook niet toegestaan om zelf opgewekte elektriciteit via eigen netten te leveren aan derden.

Artikel 3.2

Artikel 3.2 regelt de aanwijsbevoegdheid van de minister. Deze wijst per openbaar lichaam één rechtspersoon aan als distributeur van elektriciteit of water. De distributeur van elektriciteit en drinkwater kan dezelfde rechtspersoon, maar dat is niet noodzakelijk. Aan de aanwijzing kunnen voorschriften en voorwaarden worden verbonden. De aanwijzing geldt voor onbepaalde tijd, maar deze kan worden ingetrokken indien de distributeur zijn taken en verplichtingen niet kan uitvoeren of nakomen.

Op alle eilanden is een elektriciteitsnet aanwezig en dus zal voor alle eilanden een distributeur voor elektriciteit worden aangewezen. Dit is niet het geval voor drinkwater. Op Saba is geen drinkwaternet voorzien. Er kunnen wel één of meerdere rechtspersonen worden aangewezen die de taak krijgen om tegen gereguleerde tarieven te voorzien in de distributie van drinkwater via tankauto’s, tankschepen of andere transportvoorzieningen. Het kan gaan om zowel publiekrechtelijke rechtspersonen als privaatrechtelijke rechtspersonen. Deze distributeurs hoeven niet te voldoen aan de overige eisen die zijn opgenomen in dit hoofdstuk. Het drinkwater dat wordt geleverd door de distributeur moet wel voldoen aan de eisen die krachtens artikel 3.9 en zij zijn ook verplicht tegen gereguleerde tarieven de taak te verrichten. In eerste instantie zal het openbaar lichaam Saba als distributeur worden aangewezen.

Artikel 3.3

Dit artikel bepaalt in het eerste lid dat de distributeur het eigendom moet hebben van het door hem beheerde net. Het tweede lid bepaalt dat een distributeur (met het beheer over een (leiding)net) in publieke handen moet zijn. Als de aandelen van de distributeur in bezit zijn van het openbare lichaam, dan vormt het bestuurscollege, bedoeld in artikel 36 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, de algemene vergadering van aandeelhouders van de distributeur.

Onder indirect berusten als bedoeld in het tweede lid wordt verstaan dat de eigendom van een net of rechten op een net, dan wel aandelen in een distributeur, berusten bij een of meer rechtspersonen waarvan alle aandelen worden gehouden door de staat, provincies, gemeenten of andere openbare lichamen of bij een rechtspersoon die een volledige dochtermaatschappij is van een of meer rechtspersonen waarvan alle aandelen worden gehouden door de staat, provincies, gemeenten of openbare lichamen. Nederlandse netwerkbedrijven kunnen eveneens participeren in de lokale energiebedrijven overnemen. De Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet zijn niet op de eilanden van toepassing. Concurrentieverstoringen op de netten in Europees Nederland is niet aan de orde.

Artikel 3.4

Teneinde de kosten voor elektriciteit en drinkwater zo laag mogelijk te houden wordt in artikel 3.4 bepaald dat de interne toezichthouder, de raad van commissarissen, uit maximaal drie personen bestaat. De leden van de raad worden door de aandeelhouder benoemd en ontslagen, maar niet dan nadat de Minister heeft ingestemd met de benoeming of het ontslag.

Artikel 3.5

In dit artikel worden eisen gesteld aan het financieel beheer van een distributeur om hiermee te verzekeren dat een distributeur niet te grote financiële risico’s loopt en zodoende altijd zijn wettelijke taken kan uitvoeren. Hierbij gaat het met name om de investeringen die een distributeur moet doen in zijn netten om deze in werking te hebben, te onderhouden, te vernieuwen en uit te breiden. Het criterium, opgenomen in het tweede lid, regelt de verhouding tussen vreemd vermogen en het totaal vermogen. Dat wil zeggen hoe de totale schulden zich verhouden tot de totale waarde van het bedrijf. Er wordt bepaald dat een distributeur over ten minste 30% eigen vermogen dient te beschikken.

Er dient voldoende buffer te zijn om incidentele verliezen op te vangen. Met totale schuld wordt bedoeld de schulden aan verschaffers van vreemd vermogen zoals die blijken uit de balans van de distributeur. Dit in tegenstelling tot het eigen vermogen, dat komt van de verschaffers van eigen vermogen. Het onderscheid tussen vreemd en eigen vermogen is in het algemeen duidelijk, alhoewel er verschillende vreemd vermogensproducten zijn die karaktereigenschappen van eigen vermogen hebben, zoals converteerbare obligatieleningen. De accountant van de distributeur toetst echter de karakteristieken van dit soort producten als onderdeel van zijn jaarlijkse accountantscontrole en waarborgt hierdoor de juiste categorisering van deze producten. De totale kapitalisatie is de optelling van eigen en vreemd vermogen, in totaliteit derhalve al het vermogen. Dit is inclusief de kortlopende schulden, al dan niet rentedragend en de voorzieningen. Wat betreft het dividend geldt dat het voorgestelde dividend nog in mindering dient te worden gebracht op het eigen vermogen van de distributeur. De distributeur voegt jaarlijks, op grond van artikel 3.12, vijfde lid, bij zijn jaarrekening een overzicht waaruit blijkt dat hij voldoet aan deze ratio.

Artikel 3.6

In dit artikel zijn de taken opgenomen van de distributeur. In het eerste lid zijn de taken opgenomen die verband houden met de transport- en meetfunctie die de distributeur heeft. In het tweede lid de taken die verband houden met de leveringsfunctie. De taken, bedoeld in het eerste lid, onder a en b houden sterk verband met elkaar en bepalen dat de distributeur moet kunnen voorzien in de vraag naar transport en dat hij daartoe zijn netten moet beheren, onderhouden en ontwikkelen op een veilige wijze en met inachtneming van het milieu. Een groot deel van de kosten die een distributeur maakt zijn verbonden aan deze taken.

In het eerste lid, onder c, is de verplichting opgenomen voor de distributeur om afnemers te voorzien van een aansluiting op het net, indien dit bedrijfseconomisch verantwoord is. Sommige aansluitingen kunnen voor de distributeur dermate hoge kosten met zich meebrengen in het net dat een aansluiting op die locatie bedrijfseconomisch onverantwoord is. De kosten die verband houden met het verrichten van de aansluiting worden éénmalig individueel in rekening gebracht op grond van artikel 3.14. Het kan voorkomen dat voor een aansluiting ook veel diepere netkosten moet worden gemaakt. De tarieven zijn voor alle vergelijkbare aansluitingen met een lengte tot 25 meter identiek. Voor verbindingen die langer zijn dan 25 m. wordt per meter een additionele prijs vastgesteld.

In het eerste lid, onder d, is de taak opgenomen om bij alle afnemers een meter te installeren en deze meter te beheren en te onderhouden. De kosten voor installatie, beheer en onderhoud van een meter worden opgenomen in het vaste gebruikstarief en dus niet individueel in rekening gebracht, tenzij de meter moedwillig is beschadigd door de afnemer. Daar voorziet artikel 3.15, vijfde lid, in.

Onderdeel e bepaalt dat de distributeur moet meten.

Het tweede lid bepaalt onder a dat de distributeur elektriciteit of drinkwater moet leveren van goede kwaliteit. Naast de producent heeft dus ook de distributeur de verplichting om de kwaliteit van het geleverde product te waarborgen. Nadere eisen kunnen worden opgenomen in de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 3.9.

In het kader van de leveringsfunctie heeft de distributeur tevens tot taak om redelijke voorwaarden op te stellen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de aansluitvoorwaarden, waar afnemers zich ook aan verbinden. Deze voorwaarden zullen op redelijkheid kunnen worden getoetst door de ACM. Daarnaast dient de distributeur ten minste één maal per jaar een voldoende gespecificeerde nota te verstrekken en afnemers op de hoogte te stellen van de tarieven.

Het derde lid bepaalt dat de distributeur verantwoordelijk is voor het opstellen van prognoses over de totale vraag naar elektriciteit en drinkwater. Daartoe dient hij iedere twee jaar een document in bij de ACM, waarin aangegeven wordt welke vraag wordt verwacht op de eilanden voor de komende vijf jaar. Daarnaast geeft de distributeur aan of zijn netten voldoende capaciteit hebben om in die vraag te voorzien en indien dit niet het geval geeft hij aan welke investeringen hij zal doen om de te verwachten knelpunten zal oplossen.

Artikel 3.8

In dit artikel is beschreven dat een distributeur tot taak heeft om door middel van tankauto’s of andere transportmiddelen afnemers die geen aansluiting op het drinkwaternet kunnen krijgen te voorzien van drinkwater. Deze taak kan ook worden uitgevoerd door een private of publieke rechtspersoon die door de minister krachtens artikel 3.2, vierde lid, is aangewezen indien er helemaal geen drinkwaternet op het eiland aanwezig is.

Artikel 3.9

Dit artikel biedt de basis om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere eisen te stellen aan de taken die staan beschreven in de artikelen 3.8 en 3.9, waarbij in ieder geval nadere regels zullen worden gesteld aan de kwaliteit van het te leveren drinkwater, de rapportage daaromtrent, en leveringszekerheid van drinkwater. Hier gaat het onder andere om de aan te houden drinkwatervoorraad in geval de productie (tijdelijk) uitvalt of regels over stoffen die door het transport in de distributieleidingen of andere transportvoorzieningen in het water zouden kunnen komen.

Artikel 3.10

Artikel 3.10 heeft tot doel afsluiting van afnemers van elektriciteit en drinkwater te voorkomen en onderbrekingen tot het uiterste te beperken. Het kan noodzakelijk zijn om bijvoorbeeld ten behoeve van uitbreidingen of reparaties van het net de distributie van elektriciteit of drinkwater te onderbreken, maar indien dit voorzien is, dan bepaalt het tweede lid dat afnemers hiervan ten minste drie dagen van tevoren door de distributeur op de hoogte dienen te worden gesteld. Indien er onvoorziene onderbrekingen, storingen, zijn, dan is artikel 3.11 van toepassing.

Indien een afnemer, ondanks de preventieve maatregelen, toch wordt afgesloten, bijvoorbeeld bij wanbetaling van de afnemer, zal hij de distributeur kunnen verzoeken om opnieuw aangesloten te worden. Het derde lid regelt dat de distributeur voor het heraansluiten een forfaitair bedrag in rekening brengt bij de afnemer.

Ten aanzien van het afsluitbeleid is in het vierde lid voorzien in een ministeriële regeling waarin regels worden gesteld over het beëindigen van de distributie aan afnemers, alsmede over preventieve maatregelen om de afsluiting zoveel mogelijk te voorkomen. De preventieve maatregelen kunnen onder meer inhouden het voeren van overleg met en het verschaffen van gegevens aan betrokken instanties. Daarnaast heeft de regeling tot doel om het oplopen van betalingsachterstanden bij afnemers te voorkomen. Deze regeling heeft daarmee tevens een signaalfunctie, omdat betalingsachterstanden op de rekening een indicator kunnen zijn van een bredere schuldenproblematiek bij de afnemer. In de regeling zal worden opgenomen dat afnemers enkel mogen worden afgesloten wanneer het in de regeling beschreven proces doorlopen is. Eveneens zal de hoogte van het forfaitaire bedrag worden bepaald, dat kan verschillen ten aanzien van de grootte van de aansluiting.

Artikel 3.11

De distributeur voorziet in een procedure voor het melden van storingen en voor het indienen van klachten. Het tweede lid bepaalt dat een distributeur een storingsregistratie moet bijhouden. Indien er een ernstige storing plaatsvindt in de levering van elektriciteit, zal de distributeur een vergoeding uitkeren. Om te kunnen bepalen wanneer een compensatie moet worden verstrekt, dient de distributeur vast te (kunnen) stellen wanneer een storing heeft plaatsgevonden, hoe lang deze heeft geduurd en welke verbruikers hierdoor getroffen zijn. Bij de ministeriele regeling uit het derde lid wordt bepaald in welke gevallen er een compensatie moet worden gegeven en hoe hoog deze compensatie is. Hierin kan worden vastgelegd dat bij een overmachtsituatie, zoals bij schade door een orkaan, de distributeur geen compensatie verschuldigd is.

Op grond van het vierde lid dient de distributeur in staat te zijn klachten en geschillen op een adequate wijze te behandelen.

Artikel 3.12

Dit artikel bevat regels met betrekking tot de inrichting van de boekhouding en de jaarrekening van de distributeur. Doel van deze bepaling is het transparant maken van de financiële stromen en het faciliteren van toezicht door de ACM. De toezichthouder dient in staat te zijn voldoende inzicht te krijgen in de bedrijfsvoering en financiële gegevens van de vergunninghouders. De distributeur houdt, indien sprake is van zowel de distributie van elektriciteit als van drinkwater, voor elk van deze onderdelen een te onderscheiden financiële verslaglegging bij.

Het derde lid bepaalt dat van de distributeur wordt verwacht dat hij in de toelichting op de jaarrekening ieder bedrijf vermeldt waarmee hij een overeenkomst heeft gesloten die de waarde van USD 100.000 te boven gaat.

Het vierde lid betreft de rapportageverplichting die samenhangt met de eisen aan het financieel beheer die zijn opgenomen in artikel 3.5.

In het vijfde lid wordt geregeld dat de financiële verslaglegging ter inzage wordt gelegd in het bestuurskantoor.

In Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek BES is voorzien in een regeling omtrent de jaarrekening bij de grote vennootschap. Voor een vennootschap die voldoet aan elk van de in artikel 119 van die wet opgenomen criteria, is Titel 5, Afdeling 4 van toepassing. Die criteria zien onder meer op het aantal medewerkers en de omzet van het bedrijf. Het zesde lid van artikel 3.12 bepaalt dat indien niet aan deze criteria wordt voldaan, de artikelen uit de betreffende afdeling toch van toepassing zijn op de distributiebedrijven. Een bepaling die daardoor van toepassing wordt, is artikel 121, waarin wordt geregeld dat een externe deskundige de jaarrekening moet controleren en daar een schriftelijke verklaring over moet afgeven.

Ten slotte is in het zevende lid een delegatiebepaling opgenomen voor een ministeriële regeling om aanvullende administratieve voorschriften vast te stellen ter uitvoering van dit artikel.

Artikel 3.13

Dit artikel biedt de basis voor de tariefregulering van de distributeur. Jaarlijks zal de ACM, op voorstel van de distributeur, de tarieven vaststellen die de distributeur zal berekenen voor de distributie van elektriciteit of drinkwater. De tarieven kunnen verschillen voor verschillende categorieën afnemers. De distributeur doet een voorstel waarbij de totale kosten over de tarieven worden verdeeld.

Er worden vier tarieven onderscheiden. Dat wil niet zeggen dat er maar vier tarieven zijn, want binnen elk tarief kunnen voor verschillende categorieën van afnemers verschillende tarieven worden vastgesteld. Zo wordt bij het aansluittarief voor iedere aansluitcapaciteit een ander tarief in rekening gebracht.

De tarieven zijn niet-discriminerend, transparant en gebaseerd op de werkelijke kosten minus eventuele inkomsten/opbrengsten zoals subsidies, ofwel kostengeoriënteerd. Daarmee wordt bedoeld dat de tarieven dienen ter dekking van de kosten die de distributeur moet maken ten behoeve van een afnemer. Dit betekent uiteraard niet dat vervolgens voor elke individuele afnemer de precieze kosten worden vastgesteld die een distributeur voor hem maakt.

Het vierde lid bepaalt dat de ACM een methode gebruikt bij het vaststellen van de tarieven die een efficiëntieprikkel oplevert voor de distributeur. Deze wordt dan geprikkeld om een kostenreductie te behalen. Het voordeel van de kostenreductie wordt dan op basis van de methode van ACM verdeeld tussen de distributeur en de afnemers.

De door de ACM vastgestelde tarieven gelden in principe voor één jaar – met uitzondering van het variabele tarief – , maar indien de tarieven voor het jaar erop niet zijn vastgesteld blijven de oude tarieven van kracht tot het moment dat de nieuwe tarieven bij besluit zijn vastgesteld. De ACM kan indien volatiele brandstofprijzen daartoe aanleiding geven, het variabele gebruikstarief iedere zes maanden aanpassen. Tegen het tariefbesluit van de ACM staat bezwaar en beroep open.

Artikel 3.14

In het aansluittarief worden de kosten verdisconteerd die verband houden met het eenmalig aansluiten van een afnemer op een net. De aansluittarieven verschillen naar de grootte van de aansluitcapaciteit en zijn voor alle afnemers met dezelfde aansluitcapaciteit voor een verbinding tot 25 m. identiek. Indien de lengte van de verbinding tussen een installatie en het net langer is dan 25 m. dan wordt het aansluittarief hoger. Het vierde lid bepaalt dat net als in Europees Nederland de afnemer die een aansluiting heeft betaald die daarna wordt gebruikt als een nieuwe vertakking van het net, deels gecompenseerd wordt door de distributeur voor zijn aansluitkosten indien andere aangeslotenen van deze aansluiting gebruik maken om daar zelf weer op aan te sluiten.

Artikel 3.15

In het vaste gebruikstarief worden de kosten die verband houden met het transport (investeringen in netten, reparaties, etc.) en de kosten die verband houden met het installeren en beheren van de meters verdisconteerd. De hoogte van het tarief is gebruiksonafhankelijk. De kosten die in het vaste gebruikstarief worden gemaakt houden verband met de piekvraag van een afnemer. De netten zijn gedimensioneerd op het maximale verbruik van een individuele afnemer. Dit zou kunnen worden vormgegeven door een capaciteitstarief. Dat sluit beter aan bij het kostenveroorzakingsbeginsel; een persoon die ook maar een keer per jaar toch zijn volledige aansluitwaarde benut, heeft een net nodig dat die vraag aankan.

Het vierde lid bepaalt dat bij ministeriele regeling kan worden bepaald dat voor bepaalde afnemers met kleine aansluitingen (- een lage piekvraag) een korting kan worden gegeven op het capaciteitstarief.

Artikel 3.16

In het variabele gebruikstarief zitten alle kosten die verband houden met de leveringsfunctie van de distributeur en de productieprijs. Per geleverde kWh of kubieke meter drinkwater wordt deze prijs door afnemers betaald. Het vierde lid regelt dat pre-paid-contracten (op Bonaire bekend als pagabon) mogelijk blijven. Het capaciteitstarief wordt bij deze contracten niet in rekening gebracht terwijl het variabele tarief hoger wordt dan in een gebruikelijk contract.

Artikel 3.17

Het wegtransporttarief omvat de kosten die voor de distributie van drinkwater via tankauto worden gemaakt en wordt vermeerderd met de gehele productieprijs van drinkwater. Omdat afnemers van drinkwater dat via een tankauto wordt geleverd geen aansluiting op het net hebben, betalen zij ook geen vast gebruikstarief en dus betalen zij niet mee aan de gebruiksonafhankelijke productieprijs. Het tarief wordt uitgedrukt in een bedrag in USD per kubieke meter.

Artikel 4.1

Dit artikel heeft betrekking op de verrekening van de hoeveelheid elektriciteit die door afnemers op het net wordt ingevoed met de hoeveelheid elektriciteit die aan het net wordt onttrokken. Afnemers kunnen hun verbruik niet salderen, maar zullen voor het aan het net terug te leveren elektriciteit een terugleververgoeding ontvangen. Indien de terugleververgoeding lager wordt vastgesteld dan de brandstofkosten van de centrale productie, dan wordt decentraal goedkoper geproduceerd dat centraal. De terugleververgoeding moet in ieder geval op het niveau van of lager dan de energiekosten van de productieprijs worden vastgesteld. Op deze wijze wordt bijgedragen aan het verminderen van de totale kosten van het systeem. Om inzichtelijk te krijgen hoeveel elektriciteit aan het net wordt onttrokken en hoeveel er wordt ingevoed, wordt in het vierde lid bepaald dat een afnemer die decentrale energie wil terugleveren op eigen kosten een slimme meter moet installeren.

Het derde lid bepaalt dat de distributeur geen vergoeding betaalt voor de hoeveelheid hernieuwbare elektriciteit die een afnemer netto op het net invoedt. Hiermee wordt beoogd dat afnemers hun geïnstalleerd vermogen dimensioneren op maximaal hun eigen verbruik. Indien de terugleververgoeding laag wordt vastgesteld ligt het in de rede dat wordt gedimensioneerd op het momentane verbruik. De teruglevergoeding kan voor verschillende groepen verschillend worden vastgesteld. De vergoeding kan ook 0 USD bedragen.

Artikel 4.2

Dit artikel regelt in het eerste lid de bevoegdheid van de minister om een noodproducent aan te wijzen. Hierbij valt te denken aan het bedrijf NuStar op Sint Eustatius dat als noodproducent van drinkwater en elektriciteit kan optreden. Indien bijzondere omstandigheden zich voordoen kan de minister direct het mandaat voor de noodleverantie activeren. Dit zal met name gebeuren bij het structureel uitvallen van de productie of distributie. Op grond van het tweede lid kunnen bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over de nooddrinkwatervoorziening. Hiermee wordt met name beoogd enkele minimumkwaliteitseisen te stellen aan die voorziening.

Artikel 4.3

Dit artikel regelt de bevoegdheden van de minister met name bij problemen bij de productie of distributie van elektriciteit- of drinkwater. In het eerste lid wordt voorgesteld om de minister bevoegdheden te geven om een producent of distributeur te bewegen aan een snelle en goede oplossing te werken bij het niet nakomen van de verplichtingen die volgen uit dit voorstel. Hieronder valt te bevoegdheid om de drinkwatertoevoer (tijdelijk) stil te leggen indien het drinkwater niet aan de minimumkwaliteitseisen voldoet. Bij het stilleggen van de toevoer of wanneer er bijvoorbeeld sprake is van overmacht (gesprongen leiding) kan op grond van het tweede lid de Minister van Infrastructuur en Milieu, mede in belang van de volksgezondheid, voorzieningen treffen om drinkwater naar het betreffende eiland aan te laten voeren. De distributeur en de producent moeten omstandigheden die met name een bedreiging vormen voor de levering aan de afnemers direct melden aan de minister. Het gaat dan bijvoorbeeld om vervuiling in de leidingen of het voor langere tijd uitvallen van de productie of distributie. Vervolgens is de minister in staat de noodvoorzieningen in gereedheid te brengen.

Artikel 4.4

In dit artikel wordt ten eerste een delegatiegrondslag voorgesteld om regels te stellen aan de installatie van de afnemer van drinkwater.

De installatie van de afnemer bestaat mede uit het samenhangend geheel van leidingen en fittingen voor de distributie van drinkwater binnen één gebouw of een aantal (nabij gelegen) door dat leidingnet met elkaar verbonden gebouwen, die de verbinding vormt tussen het leverantiepunt van het drinkwaternet van de distributeur. Daarbij kunnen ook een huishoudelijk filterinstallatie en opslagtanks horen. Kortom gezegd: de verbinding tussen het distributienet en het tappunt van de afnemer. Deze verbinding hoeft niet fysiek te zijn. Een afnemer kan ook via een tankauto drinkwater ontvangen. Op Saba, en op delen van Sint Eustatius en Bonaire, is geen drinkwaternet aanwezig. Hier vangt men regenwater op in een cisterne dat onder andere gebruikt wordt voor drinkwater. Het is een belangrijk deel van de watervoorziening op plekken waar geen drinkwaternet ligt. In droge tijden kunnen huishoudens vragen om drinkwater van de distributeur tegen het wegtransporttarief. In alle gevallen heeft de distributeur de verantwoordelijkheid om de drinkwaterkwaliteit te waarborgen tot het moment van levering. Het is echter wel de bedoeling dat, bij twijfel aan de vereiste kwaliteit van het drinkwater, de afnemer de distributeur kan verzoeken de kwaliteit van het drinkwater te onderzoeken. Ook kan een distributeur de afnemer waarschuwen als wordt geconstateerd dat de tekortkomingen in de drinkwaterkwaliteit zijn te wijten aan de installatie van de afnemer. Daarbij kunnen aanvullende diensten worden aangeboden zoals het vervangen van de filters van een zuiveringsinstallatie of het via tankauto aanleveren van drinkwater totdat het kwaliteitsprobleem is verholpen. Op basis van bouwvoorschriften op grond van de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES moet een gebouw een drinkwaterinstallatie hebben die niet nadelig is voor de gezondheid.

Ten tweede is een delegatiegrondslag opgenomen voor drinkwatervoorzieningen die geheel los staat van het distributienet en voor eigen gebruik drinkwater produceren ten behoeve van bedrijfsmatige of openbare activiteiten. In deze gevallen heeft de overheid een taak om het publiek te beschermen tegen drinkwater dat schadelijk is voor de gezondheid. Zoals in artikel 2.1 is voorgesteld kunnen huishoudens, bedrijven of instellingen (natuurlijke personen of rechtspersonen) voor eigen gebruik drinkwater produceren. Sommige hotels produceren hun eigen drinkwater door het proces van omgekeerde osmose. Zij leveren dit aan hun gasten via tappunten in de kamers die zij verhuren. Ook bepaalde bedrijven produceren drinkwater voor het eigen personeel. De voorgestelde delegatiegrondslag geeft de mogelijkheid om regels te stellen om de drinkwaterkwaliteit en veiligheid van deze voorzieningen te waarborgen.

Het is nadrukkelijk niet de bedoeling van dit wetsvoorstel om de huishoudelijke drinkwatervoorziening (cisternen voor regenwater) te reguleren. Dit zou tot gevolg hebben dat de circa 800 cisternen op Saba gecontroleerd moeten worden. Deze verantwoordelijkheid blijft bij de gebruikers van dit water liggen. De overheid borgt wel een openbare drinkwatervoorziening, maar zal het gebruik van een huishoudelijke drinkwatervoorziening niet verbieden.

Artikel 4.5

In Europees Nederland wordt elke zes jaar een nota over drinkwater opgesteld met het beleid met betrekking tot de productie en distributie van deugdelijk drinkwater, Europese regelgeving, de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening en de bescherming van bij de bereiding van drinkwater te gebruiken grondstoffen. Dit is de zogenoemde drinkwaternota. In de Wet drinkwater BES staat ook een grondslag voor het vaststellen van een drinkwaternota. Het voorgestelde artikel integreert de beleidsnota voor Caribische Nederland met de beleidsnota voor Europees Nederland. In de eerstvolgende beleidsnota die op grond van de Drinkwaterwet wordt vastgesteld, na de verheffing van dit wetsvoorstel tot wet, komt een onderdeel dat ziet op het drinkwaterbeleid in Caribisch Nederland.

Artikel 4.6

In dit artikel wordt geregeld dat de Minister een afschrift zendt aan het betrokken bestuurscollege van besluiten zoals vergunningen, aanwijzingen of besluiten tot intrekking van die beschikkingen dan wel van een beschikking het stopzetten van de toevoer van drinkwater in verband met gevaar voor de volksgezondheid. Op deze manier blijft het lokaal bestuur op de hoogte van ernstige ingrepen in het kader van de handhaving van een goede elektriciteit- en drinkwatervoorziening. Daarnaast wordt ook de ACM ingelicht van de door deze Minister genomen beslissingen vanwege de directe toezichtrelatie met de producent of distributeur.

Artikel 5.1

Dit artikel biedt de basis voor de verlening van subsidies aan distributeurs op de eilanden als aangegeven in het algemeen deel van de memorie van toelichting. Het doel van de subsidie is om de kosten te mitigeren die in de tarieven worden verdisconteerd. Per jaar zal in de beschikking de hoogte van de subsidie worden bepaald en de wijze waarop aan de subsidie uitvoering zal worden gegeven.

Artikel 6.1

Dit artikel regelt de bevoegdheden van de ACM. Deze bevoegdheden strekken zich met name uit over het economisch reguleren van de tarieven, de financiële huishouding en de financiële verslaglegging van aangewezen producenten of distributeurs van elektriciteit of drinkwater. Zonder een goed instrumentarium is toezicht en handhaving onmogelijk.

De door ACM aangewezen personen die belast zijn het toezicht op de naleving beschikken over de in het tweede lid vermelde toezichthoudende bevoegdheden. Deze bevoegdheden komen overeen met de toezichthoudende bevoegdheden die in de Wet post BES en in de Wet telecommunicatievoorzieningen BES zijn opgenomen. ACM is reeds belast met het toezicht op de naleving op deze wetten. De reden om bij deze wetten aan te sluiten is om te komen tot een efficiënte, effectieve en slagvaardige markttoezichthouder op de eilanden.

Artikel 6.2

Het eerste lid voorziet in de bevoegdheid van ACM om een bindende gedragslijn op te leggen.

Een bindende gedagslijn is een normcontretiserende last die niet vanwege een overtreding wordt opgelegd. Doel van een dergelijke last is de bevordering van de naleving van het bij of krachtens deze wet. In het tweede lid is de bevoegdheid opgenomen voor ACM om een last onder dwangsom op te leggen naar aanleiding van een overtreding.

Artikel 6.3

In artikel 6.3 is de bevoegdheid voor ACM opgenomen om naar aanleiding van een overtreding een bestuurlijke boete op te leggen. De procedure voor invordering van de boete is uit oogpunt van uniformiteit dezelfde procedure die is opgenomen in de Wet op de telecommunicatievoorzieningen BES.

Artikel 6.5

Artikel 6.5 voorziet in een regeling tot beslechting van geschillen tussen afnemers en de distributeur over de wijze waarop de distributeur zijn wettelijke taken uitvoert of zijn wettelijke verplichtingen naleeft. De regeling houdt, kort gezegd, in dat een partij die een geschil heeft een klacht kan indienen bij de ACM of de Minister van Infrastructuur en Milieu, maar indien het een klacht ten aanzien van de distributeur betreft pas nadat de klachtprocedure bij de distributeur is doorlopen. De ACM of de Minister van Infrastructuur en Milieu neemt binnen twee maanden een beslissing op de klacht. Met het oog op het inwinnen van informatie, kan zij de termijn voorts eenmaal met ten hoogste twee maanden eenzijdig verlengen. Verdere verlenging is slechts mogelijk met instemming van de klager. De beslissing van ACM of de Minister van Infrastructuur en Milieu ten aanzien van een klacht is bindend. Dit juridisch bindende karakter impliceert dat sprake is van een besluit in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Wet administratieve rechtspraak BES dat vatbaar is voor beroep. In het vierde lid is bepaald dat het indienen van een klacht niet in de weg staat aan het gebruik van enige rechtsgang die de klager ter beschikking staat, zoals het indienen van een civielrechtelijke vordering tegen de distributeur bij de rechter. De Minister van Infrastructuur en Milieu behandelt alleen klachten ten aanzien van de veiligheid en kwaliteit van de nutsvoorziening. Het vijfde lid regelt een doorzendplicht in het geval een klager een klacht naar de ACM zendt die door de Minister moet worden behandeld of vice versa.

Artikel 6.6

Dit artikel regelt de bevoegdheden van de Minister van Infrastructuur en Milieu om toezicht uit te oefenen met betrekking tot de kwaliteit en veiligheid van de drinkwater- of elektriciteitsvoorziening. Het gaat hier om handhaving op het gebied van de eisen aan de kwaliteit van installaties, netten en producten.

In dit artikel wordt hoofdstuk 5 van de Awb van overeenkomstige toepassing verklaard en krijgt de minister de mogelijkheid om bestuursdwang of last onder dwangsom toe te passen. De van toepassing verklaring van hoofdstuk 5 van de Awb is doelmatiger dan het uitschrijven van de bepalingen. De toezichthouders die door de Minister van Infrastructuur en Milieu worden aangewezen, werken al volgens de procedures volgens de Awb. In artikel 5:15 tot en met 5:19 van de Awb staan de bevoegdheden van toezichthouders opgenoemd. Daarbij krijgen zij ook de bevoegdheid om woningen te betreden bijvoorbeeld om, bij een vermoeden van gevaarzetting, de installatie van een afnemer te controleren.

De minister zal ambtenaren van de ILT als toezichthouders aanwijzen. Daarnaast bestaat ook de mogelijkheid om met toestemming van het betrokken openbaar lichaam ambtenaren van het openbaar lichaam aan te wijzen.

Artikel 6.7

Artikel 6.4 vormt de wettelijke basis voor het opstellen van een gezamenlijk handhavingsplan door de Minister van Infrastructuur en Milieu. Het plan beschrijft de strategische, programmatische en onderling afgestemde uitoefening van de handhavingsbevoegdheden en van het toezicht op de naleving. Om tot effectieve en efficiënte handhaving en toezicht te komen, is het van belang dat er coördinatie plaatsvindt tussen de bestuursorganen die ermee belast zijn. Uit het voorstel blijkt dat de ILT zich zal bezighouden met het toezicht op kwaliteit en veiligheid en de ACM met de overige terreinen. In het plan worden de deze aandachtsterreinen verder uitgekristalliseerd en gecoördineerd zodat er geen inconsistent handhavingsbeleid wordt uitgevoerd door beide toezichthouders. Regelmatig overleg tussen de betrokken bestuursorganen is noodzakelijk voor het maken en uitvoeren van afspraken door alle bij de handhaving en het toezicht betrokken instanties. Om deze reden wordt bepaald dat het betrokken bestuurscollege en de ACM worden geraadpleegd bij de totstandkoming van het handhavingsplan.

Artikel 7.1

De strafbepalingen die staan opgenomen in de Wet drinkwater BES verdwijnen in dit voorstel. In het Wetboek van Strafrecht BES staan al artikelen die betrekking hebben op het verontreinigen van bronnen, pompen en putten. Echter, deze bepalingen sluiten niet goed aan op de situatie waarbij een drinkwaternet wordt verontreinigd. Voorgesteld wordt om de equivalente bepalingen uit het Europees Nederlandse Wetboek van Strafrecht hier op te nemen die zijn geschreven voor een situatie waarbij er sprake is van een openbaar drinkwaterleidingnet, maar ook voldoen in het geval het gaat om een eigen drinkwatervoorziening (cisterne). Daarnaast is een bepaling, zoals opgenomen in artikel 40, tweede lid, van de Wet drinkwater BES, dan niet meer noodzakelijk.

Artikel 7.2

Deze wijziging van het Burgerlijk Wetboek BES is opgenomen om te voorkomen dat een eigenaar van een perceel door natrekking het eigendom verkrijgt van het distributienet dat zich in de ondergrond van het perceel bevindt. De distributeur blijft eigenaar van het net en verantwoordelijk voor het onderhouden ervan. De voorgestelde wijziging is ontleend aan en stemt overeen met artikel 5:20, lid 2, van het Burgerlijk Wetboek. Daarmee is de door artikel 39, eerste lid, van het Statuut van het Koninkrijk beoogde concordantie verzekerd.

Artikel 7.3

Dit artikel regelt dat grotere afnemers die eerst een aansluiting op het net hadden, maar op hun verzoek afgesloten willen worden van het elektriciteits- of drinkwaternet om in hun eigen opwekking te gaan voorzien gedurende een periode van vijf jaren verplicht zijn het vaste gebruikstarief te blijven betalen. De kosten die in dit tarief worden verdisconteerd zijn voor de betreffende afnemers immers gemaakt: de kapitaalslasten van de centrale productie-installaties lopen door, de netten zijn op de afname gedimensioneerd. Er is gekozen voor de datum van 1 januari 2013 omdat op dat moment de hoofdlijnen van de regulering vast lagen door de brief van 17 december 2012 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2012/13, 31 568, nr. 125).

Artikel 7.4

In deze overgangsbepaling wordt geregeld dat de producenten en distributeurs die voor de inwerkingtreding van dit voorstel Caribisch Nederland voorzien van elektriciteit of drinkwater twee jaar de tijd krijgen om aan de op grond van deze wet vereiste voorwaarden te voldoen. Dit is om flexibiliteit te creëren ten aanzien van de implementatie de gestelde verplichtingen voor een vergunning of aanwijzing voor respectievelijk het produceren of distribueren van elektriciteit of drinkwater. Als zij voldoen aan de eisen van de wet komen zij in aanmerking voor de vergunning. De distributeurs krijgen een langere periode van vijf jaar te voldoen aan de financiële eisen die de wet stelt.

Artikel 7.5

Zie de artikelsgewijs toelichting bij artikel 4.3.

Artikel 7.7

Dit wetsvoorstel zal conform de vaste verandermomenten in werking treden. Gestreefd wordt naar een inwerkingtreding op 1 januari 2015. Op grond van deze inwerkingtredingbepaling kunnen onderdelen van de wet op verschillende tijdstippen in werking treden. De bedrijven en bestuursorganen moeten zich kunnen voorbereiden op de verschillende eisen die de wet stelt. Zie in dit verband ook artikel 7.4. Daarnaast worden ook eisen gesteld aan drinkwatervoorzieningen die niet bij het distributienet zijn aangesloten. Het zal enige tijd kosten om het gewenste te handhaven niveau te bereiken. De inwerkingtreding zal waar mogelijk in overleg plaatsvinden.

De Minister van Economische Zaken,

De Minister van Infrastructuur en Milieu,


X Noot
1

Toelichting, § 3.

X Noot
2

Kamerstukken II 2010/11, 32 850, nr. 1, blz. 19 (notitie ‘De Toekomst van het Koninkrijk’) resp. Kamerstukken II 2009/10, 31 957, nr. 6, blz. 7 (nota naar aanleiding van het verslag bij de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba).

X Noot
3

Artikelsgewijze toelichting op het voorgestelde artikel 7.7.

X Noot
4

Zie voor voorbeelden Kamerstukken II 2009/10, 31 957, nr. 6, blz. 7. Zie verder Voorlichting voor de evaluatie van de staatkundige structuur van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, W04.13.0319/I/Vo/B, Bijlage bij Kamerstukken II 2013/14, 33 750-IV, nr. 27, § 4.1.

X Noot
5

Artikel 3 van de Invoeringswet Openbare lichamen BES.

X Noot
6

Kamerstukken II 2008–2009, 31 957, nr. 3, blz. 11 (Memorie van Toelichting bij de Invoeringswet Openbare Lichamen BES).

X Noot
7

Kamerstukken II 2008-2009, 31 957, nr. 3, blz. 10.

X Noot
8

Artikelsgewijze toelichting op artikel 6.6.

X Noot
9

Artikelsgewijze toelichting bij artikel 6.2, eerste lid,

X Noot
10

Een voorbeeld betreft de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES, welke in artikel 5.9, eerste lid, respectievelijk artikel 5.1 bepaalt dat de toezichtautoriteit een dienstverlener die niet voldoet aan het bij of krachtens deze wet bepaalde, een aanwijzing kan geven. Een vergelijkbare systematiek is te vinden in de Wet financiën BES.

X Noot
11

Zie artikel 15 IVBPR en artikel 7 EVRM. Zie voorts artikel 5:4 Awb.

X Noot
12

Op grond van het voorgestelde artikel 3.9 worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld over de taken genoemd in de artikelen 3.6 en 3.8.

X Noot
13

‘Boetewijzer voor het bepalen van de maximumboete in wetgeving’, Uitgave van het Ministerie van Veiligheid en Justitie van 14 maart 2014.

X Noot
14

Het betreft de voorgestelde artikelen 2.2, 2.3, 2.4, 2.5, 3.5, 3.9, 3.10, 3.11, 3.12, 3.13, 3.15, 3.16, 4.1 en 4.2.

X Noot
15

Aanwijzing 25 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar).

X Noot
16

Artikelsgewijze toelichting bij het voorgestelde artikel 2.2.

X Noot
17

Aanwijzing 129 van de Ar.

X Noot
18

Toelichting, § 3.4.

X Noot
19

Het gaat om afnemers voor elektriciteit met een aansluiting waarvan de opgetelde amperages van alle fasen groter zijn of gelijk is aan 108 A of een aansluiting voor drinkwater die op 1 januari 2013 een aansluiting op het net hadden en na die datum op hun verzoek zijn afgesloten en in hun eigen elektriciteit of drinkwater zijn gaan voorzien.

X Noot
20

Aanwijzing 167 van de Ar. Zie voor een nadere beschouwing over de uitzonderlijke gevallen waarin aan belastende regelingen teugwerkende kracht kan worden toegekend, Kamerstukken II, 1996/97, 25 212, nrs. 1–3.

X Noot
21

Toelichting, § 3.5, blz. 24.

X Noot
22

Kamerstukken II 2012/13, 31 568. In deze brief wordt verwezen naar het advies ‘Hoofdlijnen regulerend kader elektriciteit op BES’ van 23 oktober 2012.

X Noot
23

Aldus de artikelen 207–209 van deze wet.

X Noot
24

Uit de stukken kan worden opgemaakt dat contact is geweest met de bestuurscolleges naar aanleiding van een advies over de hooflijnen van een regulerend kader, maar dit advies bevat geen standpunten en voornemens van de regering. Kamerstukken II 2012/13, 31 568. In deze brief wordt verwezen naar het advies ‘Hoofdlijnen regulerend kader elektriciteit op BES’ van 23 oktober 2012.

X Noot
25

Vgl. advies van de Afdeling van 17 april 2014 inzake het ontwerpbesluit grote inrichtingen milieubeheer BES (W14.14.0059/IV).

X Noot
26

Aanwijzing 52 van de Ar.

X Noot
27

Aanwijzing 79 van de Ar.

X Noot
28

Aanwijzing 32 van de Ar.

X Noot
29

Aanwijzing 142 van de Ar.

X Noot
30

Toelichting, § 3.4.

Naar boven