Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 26 november 2014, nr. IENM/BSK-2014/255553, tot wijziging van de Regeling bodemkwaliteit (actualisering verwijzingen normdocumenten 2015.1)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

Gelet op de artikelen 1, 11, derde lid, 17, eerste en tweede lid, 25, eerste lid, 26, eerste lid, 30, eerste lid, 37, tweede lid, 38, vierde lid, 40, eerste lid, 41, 55, tweede lid, en 60, eerste lid, van het Besluit bodemkwaliteit;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling bodemkwaliteit wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsomschrijving van ‘ASTM-norm’ wordt ‘waarvan de uitgave is weergegeven in bijlage D’ vervangen door: waarvan de uitgave is opgenomen in bijlage D, onderscheidenlijk E.

2. In het eerste lid wordt in de alfabetische rangschikking een begripsbepaling ingevoegd, luidende:

tarragrond:

aanhangende grond die vrijkomt bij het behandelen van het gewas na de oogst;.

B

In artikel 2.2 vervallen het zesde, zevende en achtste lid.

C

In artikel 3.1.2, eerste lid, wordt ‘ASTM-norm D 3682-01’ vervangen door: ASTM-norm D 3682-13.

D

Artikel 3.6.2, zesde lid, komt te luiden:

  • 6. In afwijking van het derde lid mag bij structurele verbetering van de samenstellings- of emissiewaarde van een parameter als bedoeld in bijlage A, daaronder mede begrepen het gebruik van een betere analysemethode, tijdelijk worden afgeweken van de spreiding in meetwaarden van de desbetreffende parameter. Hierbij geldt dat:

    • a. het nieuwe voortschrijdend gemiddelde wordt getoetst met behoud van de oude spreiding in meetwaarden;

    • b. de nieuwe spreiding in meetwaarden wordt bepaald wanneer vijf nieuwe keuringen zijn uitgevoerd, en

    • c. toestemming nodig is van de certificeringsinstelling.

E

In artikel 4.3.7 wordt ‘de in de tabellen 1 en 2 van bijlage B opgenomen waarden’ vervangen door: een achtergrondwaarde als bedoeld in tabel 1 of 2 van bijlage B.

F

Na artikel 4.13.2 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 4.14. Toepassen van tarragrond

Artikel 4.14.1. Toepassen van tarragrond

Bij toepassing van tarragrond gelden de achtergrondwaarden alsmede de maximale waarden voor de kwaliteitsklasse wonen en industrie niet voor de stoffen cresolen (som), fenol, tolueen en minerale olie, indien de aanwezigheid van die stoffen in de tarragrond een gevolg is van natuurlijke processen.

Artikel 4.14.2. Toepassen van tarragrond van aardappelen die zijn behandeld met chloorprofam
  • 1. Bij toepassing van tarragrond van aardappelen gelden de achtergrondwaarden en de maximale waarden voor de kwaliteitsklassen wonen en industrie niet voor de stof monochlooranilinen (som), opgenomen in tabel 1 van bijlage B.

  • 2. Tarragrond van aardappelen die zijn behandeld met chloorprofam wordt uitsluitend toegepast op de bodem, uitgezonderd de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam, boven het maaiveld, voor zover niet gelegen in een Natura 2000-gebied of in de ecologische hoofdstructuur, bedoeld in artikel 2.10.1 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

  • 3. De toegepaste tarragrond is schoon en onverdacht en bevat geen toevoegingen, met uitzondering van chloorprofam overeenkomstig de ingevolge de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden toegestane dosering.

G

Artikel 5.1.7. vervalt.

H

In artikel 5.1.8, eerste lid, wordt ‘1 januari 2015’ vervangen door: 1 januari 2017.

I

Aan artikel 5.1.9. worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 17. Tot 1 juli 2015 geldt voor de werkzaamheid, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel f, voor zover deze werkzaamheid de certificering van personen en instellingen betreft voor de werkzaamheid, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel s, een vrijstelling van het vereiste krachtens artikel 2.2, eerste lid, dat een erkenning voor die werkzaamheid is gebaseerd op een accreditatie voor BRL SIKB 2100, versie 3.1, vastgesteld op 12 december 2013, zoals vermeld bij categorie 19 in bijlage C.

  • 18. Tot 1 oktober 2016 geldt voor de werkzaamheid, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel f, voor zover deze werkzaamheid de certificering van personen en instellingen betreft voor de werkzaamheid, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdelen h, k en s, een vrijstelling van het vereiste krachtens artikel 2.2, eerste lid, dat een erkenning voor die werkzaamheid is gebaseerd op een accreditatie voor BRL SIKB 7000, versie 4.3, vastgesteld op 12 december 2013, vastgesteld op 16 juni 2011, zoals vermeld bij categorie 8, 11 en 19 in bijlage C.

  • 19. Tot 1 januari 2015 geldt voor de werkzaamheid, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel f, voor zover deze werkzaamheid de certificering van personen en instellingen betreft voor de werkzaamheid, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdelen onderdeel e en r, een vrijstelling van het vereiste krachtens artikel 2.2, eerste lid, dat een erkenning voor die werkzaamheid is gebaseerd op een accreditatie voor BRL SIKB 7500, versie 3.1.1, vastgesteld op 12 december 2013, zoals vermeld bij categorie 5 en 18 in bijlage C.

J

In bijlage A, tabel 2,wordt in voetnoot 1 ‘artikel 5.1.8., derde lid’ vervangen door: artikel 5.1.8, tweede lid.

K

In bijlage A, tabel 1, wordt in voetnoot 3 ‘artikel 5.1.8, tweede lid’ vervangen door: 5.1.8, eerste lid.

L

Bijlage B wordt als volgt gewijzigd:

1. In tabel 1, onder 3. Aromatische stoffen, wordt voor styreen (vinylbenzeen) in de kolom maximale waarden bodemfunctieklasse industrie ‘86’ vervangen door: 2,5.

2. In tabel 1, onder Verklaring symbolen in tabel 1, wordt in voetnoot 2 ‘Voor gemeten stoffen die geen deel uitmaken van de msPAF-berekening geldt de achtergrondwaarde (m.u.v. somparameters waarbij de individuele parameters onderdeel uitmaken van de msPAF-berekening).’ vervangen door: Voor gemeten stoffen die geen deel uitmaken van de msPAF-berekening geldt de achtergrondwaarde (met uitzondering van somparameters waarbij de individuele parameters onderdeel uitmaken van de msPAF-berekening; deze uitzondering geldt niet voor dioxine (som TEQ) waarvan PCB118 onderdeel uitmaakt).

3. In tabel 2, onder 3. Aromatische stoffen, wordt voor styreen (vinylbenzeen) in de kolom maximale waarden bodemfunctieklasse industrie ‘86’ vervangen door: 2,5.

M

Bijlage C wordt vervangen door bijlage C, opgenomen in de bijlage, behorende bij dit besluit.

N

Bijlage D wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel I wordt ‘ASTM-norm D 3682-01, Standard test methods for major and minor elements in coal and coke ash by atomic absorption, 2006, verkrijgbaar via de website van de American National Standards Institute (www.ansi.org)’ vervangen door: ASTM -norm D 3682-13 Standard test method for major and minor elements in combution residues from coal utilization processes, 2013, verkrijgbaar via de website van NEN (www.NEN.nl).

2. In onderdeel I wordt ‘NEN 5720 Bodem – Waterbodem – Strategie voor het uitvoeren van verkennend onderzoek – Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van waterbodem en baggerspecie, november 2009’ vervangen door: NEN 5720 Bodem – Waterbodem – Strategie voor het uitvoeren van verkennend onderzoek – Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van waterbodem en baggerspecie, november 2009, met het wijzigingsblad NEN 5720/A1, juli 2014.

3. In onderdeel I wordt ‘NEN 5754-Bodem-Bepaling van het gehalte aan organische stof op massabasis in grond en waterbodem volgens de gloeiverliesmethode, november 2005 vervangen door: NEN 5754-Bodem-Berekening van het gehalte aan organische stof volgens de gloeiverliesmethode, oktober 2014.

O

In bijlage E, onder Berekening van de massa’s, wordt ‘ASTM-norm D 3682-01’ telkens vervangen door: ASTM-norm D 3682-13

P

Bijlage H wordt als volgt gewijzigd:

1. De paragraaf Gammaregeling bij certificering komt te luiden:

Gammaregeling bij certificering

In de onderstaande tabel zijn voor de verschillende bepalingen en klassen de y-waarden (gamma) gegeven en de daarbij behorende minimale frequenties van de productiecontrole. Hierbij geeft N het aantal waarnemingen waarvoor de y-waarde geldt.

Bepaling

Klasse

γ – waarde (N=5)

γ – waarde (N=10)

Keuringsfrequentie

samenstelling bouwstoffen, grond en baggerspecie en emissie niet-vormgegeven bouwstoffen en grond

90 / (>99,9)

0,19

0,26

Eén keuring per vijf jaar

90 / (99–99,9)

0,31

0,41

Eén keuring per jaar

90 / (90–99)

0,57

0,76

Eén keuring per tien partijen

(minimaal vijf per drie jaar)

emissie vormgegeven bouwstoffen

90 / (>99,9)

0,31

0,38

Eén keuring per vijf jaar

90 / (99–99,9)

0,43

0,52

Eén keuring per jaar

90 / (90–99)

0,67

0,82

Eén keuring per tien partijen

(minimaal vijf per drie jaar)

2. In de paragraaf Berekening k-waarden wordt ‘maximale waarde Voor bouwstoffen de betreffende maximale samenstellings- of emissiewaarde van bijlage A, voor grond of baggerspecie de geldende achtergrondwaarde, of de maximale waarde voor de kwaliteitsklassen wonen, industrie, A of B, zoals opgenomen in bijlage B’ vervangen door:

maximale waarde:

  • voor bouwstoffen: de maximale samenstellings- of emissiewaarde die voor de bouwstof geldt is aangegeven in bijlage A;

  • voor grond of baggerspecie: de geldende achtergrondwaarde voor de kwaliteitsklassen wonen, industrie, A of B: de maximale waarde die is opgenomen in bijlage B

Voor het afgeven van een fabrikant-eigenverklaring voor grond of baggerspecie als bedoeld in artikel 4.3.7 is de maximale waarde voor grond of baggerspecie altijd gelijk aan de in de tabellen 1 en 2 in bijlage B opgenomen achtergrondwaarden.

Q

In bijlage L, in de tabel, onder Analysenorm, ter hoogte van metalen CaCO3, wordt ‘NEN-ISO 10693’ vervangen door:NEN-EN-ISO 10693.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

BIJLAGE BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL L VAN DE REGELING VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU TOT WIJZIGING WIJZIGING VAN DE REGELING BODEMKWALITEIT HOUDENDEACTUALISERING VERWIJZINGEN NORMDOCUMENTEN 2015.1

Bijlage C., behorende bij de artikelen 2.1 en 2.2

Categorie

Werkzaamheden

Normdocumenten

Certificatie- en accreditatierichtlijnen

Onderdelen

1

Aanleg van bodembeschermende voorzieningen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a.

BRL SIKB 7700 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte voorziening, versie 1.1 vastgesteld op 7 juni 2012.

Protocol 7701 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte voorziening met prefab betonnen elementen, versie 1.1, vastgesteld op 7 juni 2012.

Protocol 7702 – Aanleg of herstel van een vloei-stofdichte voorziening van beton, versie 1.1,

vastgesteld op 7 juni 2012.

Protocol 7703 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte voorziening met bitumineus materiaal, versie 1.1, vastgesteld op 7 juni 2012.

Protocol 7704 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte kunstharsgebonden beschermlaag, versie 1.1, vastgesteld op 7 juni 2012.

Protocol 7711 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte voegafdichting, versie 1.1, vastgesteld op 7 juni 2012.

2

Afgeven van kwaliteitsverklaringen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b

BRL 0203 Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigt constructief beton, versie van 1 juni 2006, met wijzigingsblad van 9 september 2013. Tot 1 maart 2015 is het toegestaan om de versie van 1 juni 2006 met wijzigingsblad van 14 februari 2013 toe te passen.

 
   

BRL 1004 Kalkzandsteen, versie van 31 oktober 2011, met wijzigingsblad van 8 november 2012.

 
   

BRL 1007 Metselbaksteen, versie van 10 maart 2010, met wijzigingsblad van 29 november 2012.

 
   

BRL 1010 Drooggeperste keramische wand- en vloertegels, versie van 3 oktober 2008, met wijzigingsblad van 20 november 2012.

BRL 1015 Gevelsysteem met droog gestapelde bakstenen, versie van 24 oktober 2012.

BRL 1016 Keramische prefab wand- en gevelelementen, versie van 29 november 2012.

 
   

BRL 1103 Daken en gevels met geprofileerde vezelcementplaten, versie van 20 januari 2006 met wijzigingsblad van 1 november 2012.

 
   

BRL 1104 Bedrijfsvloerplaten van constructief beton, versie van 1 december 2008.

 
   

BRL 1105 Cementgebonden houtspaanplaat, versie van 1 februari 2006, met wijzigingsblad van 15 juni 2009.

 
   

BRL 1328 Buitengevelisolatiesystemen met gepleisterde afwerking, versie van 14 november 2004, met wijzigingsblad van 29 november 2012.

 
   

BRL 1510 Keramitsche dakpannen, versie van 27 november 2012.

 
   

BRL 1511/2 Baanvormige dakbedekkingssystemen en dakbanen deel 2: Specifieke bepalingen voor gewapende dakbanen op basis van (gemodificeerd) bitumen, versie van 8 november 2012.

 
   

BRL 1511/ 3 Baanvormige dakbedekkingssystemen en dakbanen deel 3: Specifieke bepalingen voor dakbanen op basis van gewapende kunststof/bitumen compounds, versie van 8 november 2012.

 
   

BRL 1721 Betonnen oplangers, versie van 1 december 2008, met wijzigingsblad van 27 september 2012

 
   

BRL 1905 Mortels voor metselwerk, versie van 17 januari 2011 met wijzigingsblad van 8 november 2012.

 
   

BRL 2307 AVI-bodemas voor ongebonden toepassing op of in de bodem, in grond- of wegenbouwkundige werken, versie van 27 mei 2008.

 
   

BRL 2312 Betonstraatstenen, versie van 1 januari 2005, met wijzigingsblad van 15 december 2008.

 
   

BRL 2313 Betontegels, versie van 1 januari 2005, met wijzigingsblad van 15 december 2008.

 
   

BRL 2314 Betonbanden, versie van 1 januari 2005, met wijzigingsblad van 15 december 2008.

 
   

BRL 2315 Betonnen daktegels, versie van 30 maart 2013.

 
   

BRL 2316 Prefab verhardingselementen van beton die vloeistofdicht zijn voor motorbrandstoffen en smeermiddelen, versie van 1 december 2006, met wijzigingsblad van 15 december 2008.

 
   

BRL 2317 Waterdoorlatende bestratingselementen van beton, versie van 21 maart 2014.

 
   

BRL 2320 Grasbetontegels, versie van 21 maart 2014.

 
   

BRL 2340 Betonmetselstenen, versie van 8 januari 2013.

 
   

BRL 2352 Betonnen heipalen, versie van 23 april 2014. Tot 1 maart 2015 is het toegestaan om de versie van 1 december 2008 met wijzigingsblad van 8 november 2012, toe te passen.

 
   

BRL 2353 Kelderwanden van staalvezelbeton, van 31 januari 2011, met wijzigingsblad van 2 januari 2013.

 
   

BRL 2360 Straatbaksteen, versie van 16 november 2012.

 
   

BRL 2368 Niet constructieve betonproducten, versie van 16 november 2012.

 
   

BRL 2506 Recyclinggranulaten voor toepassing in GWW-werken en in beton, versie van 29 mei 2012, met wijzigingsblad van 30 mei 2014. Tot 1 maart 2015 is het toegestaan om de versie van 29 november 2012 toe te passen.

 
   

BRL 2811 Ferrocement producten, versie van 1 september 2004, met wijzigingsblad van 27 september 2012.

 
   

BRL 2812 Agrarische Betonproducten, versie van 21 maart 2014. Tot 1 maart 2015 is het toegestaan om de versie van 14 februari 2013 toe te passen.

 
   

BRL 2813 Bouwelementen van beton, versie van 1 juni 2006, met wijzigingsblad van 16 november 2012.

 
   

BRL 2815 Wandconstructies opgebouwd uit betonnen stapelblokken, versie van 22 juni 2012.

 
   

BRL 2817 Cementgebonden afstandhouders, versie van 16 november 2012.

 
   

BRL 4101/9 Deel 9: Vlakke vezelcementplaten voor gevelbekleding, versie van 13 november 2012.

 
   

BRL 4705 Betonnen dakpannen, versie van 15 februari 1995, met wijzigingsblad van 15 december 2008.

 
   

BRL 5068 Cellenbeton voor toepassing in buitenwanden (type B-wanden) in bouwwerken, versie van 5 juli 1999, met wijzigingsblad van 11 november 2008.

 
   

BRL 5070 Vooraf vervaardigde elementen van beton, versie van 31 maart 2008.

 
   

BRL 5071 Elementen van vezelcement, versie van 24 april 2008.

 
   

BRL 5075 Cementbetonverhardingen geproduceerd met in mobiele installaties vervaardigde betonspecie, versie van 1 januari 2009.

 
   

BRL 5076 Elementen van polymeerbeton in contact met regenwater, grondwater en oppervlaktewater, versie van 15 mei 2008.

 
   

BRL 5211 Elementen voor lijnafwatering, versie van 1 januari 2009.

 
   

BRL 52230 Keramische buizen voor riolering, versie van 22 oktober 2008.

 
   

BRL 5231 Buizen en hulpstukken van gewapend beton met plaatstalen kern voor het transport van afvalwater, versie van 1 september 2007 met wijzigingsblad van 28 november 2011.

 
   

BRL 5251 Betonnen olie-afscheiders en slibvangputten, versie van 29 september 2005, met wijzigingsblad van 15 augustus 2008.

 
   

BRL 5252 Betonnen vetafscheiders en slibvangputten, versie van 29 september 2005, met wijzigingsblad van 15 augustus 2008.

 
   

BRL 9080 Zetsteen van beton, versie van 15 januari 2007, met wijzigingsblad van 12 maart 2013.

 
   

BRL 9201 Ronde buizen van ongewapend, gewapend en staalvezelbeton, versie van 1 september 2004, met wijzigingsblad van 15 augustus 2008.

 
   

BRL 9202 Putten van ongewapend, gewapend en staalvezelbeton, versie van 1 september 2004, met wijzigingsblad van 15 augustus 2008.

 
   

BRL 9203 Afdekkingen voor putten en kolken, versie van 6 december 2011.

 
   

BRL 9204 Kolken samengesteld uit beton en gietijzer, versie van 6 december 2011.

 
   

BRL 9205 Duikerelementen van gewapend beton, versie van 29 november 2012.

 
   

BRL 9209 Eivormige buizen van ongewapend beton, versie van 1 september 2004, met wijzigingsblad van 15 augustus 2008.

 
   

BRL 9301 Mijnsteen voor GWW-werken, versie van 2 november 2009.

 
   

BRL 9302 E-bodemas voor ongebonden toepassing op of in de bodem in grond- en wegenbouwkundige werken, versie van 10 juli 2008, met wijzigingsblad van 1 juni 2012.

 
   

BRL 9304 Fosforslak en fosforslakmengsel voor toepassing in GWW-werken, versie 13 november 2012.

 
   

BRL 9305 Hoogovenslakmengsel voor toepassing in GWW-werken, versie van 13 november 2012.

 
   

BRL 9310 LD-mengsels voor toepassing in de wegenbouw en LD-staalslakken voor toepassing in GWW werken, versie van 13 november 2012.

 
   

BRL 9311 Gerecycled grind voor toepassing op daken, in ongebonden lagen in civiele werken en als toeslagmateriaal voor asfalt, versie van 16 april 2008.

 
   

BRL 9312 Waterbouwsteen voor toepassing in de GWW, versie van 30 oktober 2012.

 
   

BRL 9313 Zand uit dynamische wingebieden, versie van 29 november 2012.

 
   

BRL 9315 De milieuhygiënische kwaliteit van geëxpandeerde kleikorrels voor ongebonden toepassing in werken, versie van 25 maart 2008.

 
   

BRL 9316 Flugsand voor GWW-werken, versie van 15 januari 2009.

 
   

BRL 9317 Lava voor GWW-werken, versie van 15 januari 2009.

 
   

BRL 9319 De milieuhygiënische kwaliteit van drinkwaterreststoffen voor toepassing in grondwerken, versie van 31 augustus 2009.

 
   

BRL 9320 Bitumineus gebonden mengsels, versie van 24 april 2009.

 
   

BRL 9321 Milieuhygiënische kwaliteit van industriezand en -grind, versie van 8 februari 2008, met wijzigingsblad van 23 mei 2012.

 
   

BRL 9322 Cementgebonden minerale reststoffen als gebonden fundering in de GWW, versie van 29 februari 2012.

 
   

BRL 9324 Steenslag in ongebonden toepassing, versie van 8 februari 2008, met wijzigingsblad van 23 mei 2012.

 
   

BRL 9326 Schelpen, versie van 15 september 2011.

 
   

BRL 9327 Milieuhygiënische kwaliteit van bitumineuze afdichtingsmaterialen voor toepassing in waterkerende en waterafdichtingssystemen, versie van 15 september 2008.

 
   

BRL 9328 ELO-staalslak voor toepassing in de wegenbouw en kust- en oeverwerken, versie van 24 april 2008.

 
   

BRL 9335 Grond, versie van 29 april 2013 met wijzigingsblad van 1 mei 2013 en de bijbehorende SIKB protocollen 9335-1 en 9335-2, versies van 25 juni 2008 en 9335-4, versie van 17 december 2008.

 
   

BRL 9336 Milieuhygiënische kwaliteit van E-Vliegas in ongebonden toepassing, versie van 8 februari 2008, met wijzigingsblad van 23 mei 2012.

 
   

BRL 9337 De milieuhygiënische kwaliteit van polymeergebonden steenslag voor toepassing in GWW-werken, versie van 2 november 2009.

 
   

BRL 9338 Betonmortel en andere cementgebonden mortels, versie van 25 juni 2013. Tot 1 maart 2015 is het toegestaan om de versie van 11 november 2011 toe te passen.

 
   

BRL 9341 Steenachtige substraten (boomgranulaat/daktuinsubstraat), versie van 21 maart 2013.

 
   

BRL 9342 Gebonden Steenslag met binder van plantaardige oorsprong ten behoeve van halfverharding, versie van 1 mei 2014.

BRL 9343 Koperslak voor GWW-werken, versie van 18 november 2013

 

3

Analyse van bouwstoffen, grond of baggerspecie, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c

NEN-EN-ISO/IEC 17025 Algemene eisen voor de bekwaamheid van beproevings- en kalibratielaboratoria, versie van 2005 +C1:2007.

 
 

AP 04-A, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Algemeen, versie 8, vastgesteld op 3 oktober 2013. Tot 1 juli 2015 is het toegestaan om versie 6.2, vastgesteld op 5 oktober 2011, toe te passen.

 
   

AP 04-V, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Monstervoorbehandeling, versie 9, vastgesteld op 3 oktober 2013. Tot 1 juli 2015 is het toegestaan om versie 7.1, vastgesteld op 5 oktober 2011, met wijzigingsblad versie 1.1 van 3 oktober 2013, toe te passen.

 
   

AP 04-SG, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Samenstelling grond, versie 11, vastgesteld op 3 oktober 2013. Tot 1 juli 2015 is het toegestaan om versie 9.2a, vastgesteld op 5 oktober 2011, met wijzigingsblad versie 1.1 van 3 oktober 2013, toe te passen.

Pakket SG1.

Pakket SG2.

Pakket SG3.

Pakket SG4.

Pakket SG5.

Pakket SG6.

Pakket SG7.

   

AP 04-SB, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Samenstelling bouwstoffen (niet zijnde grond en afvalstoffen), versie 8, vastgesteld op 3 oktober 2013. Tot 1 juli 2015 is het toegestaan om versie 6.2a, vastgesteld op 5 oktober 2011, toe te passen.

Pakket SG8.

Pakket SB1.

Pakket SB2.

Pakket SB3.

Pakket SB4.

Pakket SB5.

   

AP 04-U, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Uitloogonderzoek, versie 8, vastgesteld op3 oktober 2013. Tot 1 juli 2015 is het toegestaan om versie 6.2, vastgesteld op 5 oktober 2011, toe te passen.

Pakket U1.

Pakket U2.

Pakket U3.

   

AP 04-E, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Analyse van eluaten, versie 8, vastgesteld op 3 oktober 2013. Tot 1 juli 2015 is het toegestaan om versie 6.2, vastgesteld op 5 oktober 2011, toe te passen.

 

4

Analyse voor milieuhygiënisch bodemonderzoek, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder d

NEN-EN-ISO/IEC 17025 Algemene eisen voor de bekwaamheid van beproevings- en kalibratielaboratoria, versie van 2005 +C1:2007.

 
 

AS SIKB 3000, Accreditatieschema Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek, versie 6, vastgesteld op 3 oktober 2013. Tot 1 juli 2015 is het toegestaan om versie 4.2a, vastgesteld op 5 oktober 2011, met wijzigingsblad versie 1 van 9 februari 2012 toe te passen.

Protocol 3001, Conserveringsmethoden en conserveringstermijnen voor milieumonsters, versie 3, vastgesteld op 3 september 2009.

     

Protocollen 3010 t/m 3090, Laboratoriumana-lyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronder-zoek, versie 7, vastgesteld op 3 oktober 2013. Tot 1 juli 2015 is het toegestaan om versie 5, vastgesteld op 10 februari 2011, toe te passen.

     

Protocollen 3110 t/m 3190, Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en Grondwateronder- zoek, versie 6, vastgesteld op 3 oktober 2013. Tot 1 juli 2015 is het toegestaan om versie 4, vastgesteld op 10 februari 2011, toe te passen

     

Protocollen 3210 t/m 3290, Laboratoriumana-lyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek, versie 4, vastgesteld op 3 oktober 2013. Tot 1 juli 2015 is het toegestaan om versie 2, vastgesteld op 10 februari 2011, toe te passen.

5

Bewerking van verontreinigde grond of baggerspecie, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e,

BRL SIKB 7500, Beoordelingsrichtlijn Bewerken van verontreinigde grond en baggerspecie, versie 4.0, vastgesteld op 17 april 2014. Tot 1 januari 2016 is het toegestaan om versie 3.1.1, vastgesteld op 12 december 2013, toe te passen

De volgende werkgebieden worden onderscheiden in BRL SIKB 7500, Protocol 7510:

– Thermische reiniging;

– Extractieve reiniging;

– Biologische reiniging;

– Koude immobilisatie;

Fysische scheiding (nat- en droog zeven).

Protocol 7510, Procesmatige ex situ reiniging van grond en baggerspecie, versie 4.0, vastgesteld op 17 april 2014. Tot 1 januari 2016 is het toegestaan om versie 3.1.1, vastgesteld op 12 december 2013, toe te passen.

   

Protocol 7511, Landfarming, ontwatering, rijping en zandscheiding van baggerspecie, versie 3.0.1, vastgesteld op 12 december 2013.

6

Certificering van personen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f

NEN-EN-ISO/IEC 17065:2012, Conformiteitsbeoordeling-Eisen voor certificatie-instellingen die certificaten toekennen aan producten, processen en diensten en een of meerdere normdocumenten die zijn opgenomen in deze tabel met uitzondering van de normdocumenten die zijn opgenomen bij categorie 2.

Voor NEN-EN-ISO/IEC 17065:2012 is het toegestaan om tot 15 september 2015 NEN-EN 45011 toe te passen.

 

7

Periodieke inspectie van bodembeschermende voorzieningen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder g

AS SIKB 6700 – Inspectie bodembeschermende voorzieningen, versie 1.1, vastgesteld op 7 juni 2012, met Wijzigingsblad van 20 februari 2014.

Protocol 6701 – Visuele inspectie vloeistofdichtheid, versie 1.1, vastgesteld op 7 juni 2012, met wijzigingsblad van 20 februari 2014.

Protocol 6702 – Geo-elektrische meting vloeistofdichtheid, versie 1.1, vastgesteld op 7 juni 2012, met wijzigingsblad van 20 februari 2014.

Protocol 6703 – Hydrologische meting vloeistofdichtheid, versie 1.1, vastgesteld op 7 juni 2012, met wijzigingsblad van 20 februari 2014.

Protocol 6704 – Meten vloeistofdichtheid met luchttestsysteem, versie 1.1, vastgesteld op 7 juni 2012, met wijzigingsblad van 20 februari 2014.

8

Milieukundige begeleiding, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder h

BRL SIKB 6000, Beoordelingsrichtlijn Milieukundige begeleiding van (water-)bodemsaneringen, ingrepen in de waterbodem en nazorg, versie 4.2, vastgesteld op 2 oktober 2014. Tot 15 september 2015 is het toegestaan om versie 4.1, vastgesteld op 12 december 2013, met wijzigingsblad van 2 oktober 2014, toe te passen.

De volgende werkgebieden worden onderscheiden in BRL SIKB 6000:

– Verificatie;

– Processturing

Protocol 6001, Milieukundige begeleiding van landbodemsanering met conventionele methoden en nazorg, versie 4.0, vastgesteld op 13 december 2012 met wijzigingsblad van 2 oktober 2014.

Protocol 6002, Milieukundige begeleiding van landbodemsanering met in situ methoden en nazorg, versie 4.0, vastgesteld op 13 december 2012

Protocol 6003, Milieukundige begeleiding van ingrepen in de waterbodem en uitvoering van waterbodemsaneringen, versie 3.2, vastgesteld op 12 december 2013

     

Dezelfde documenten als bij onderdeel verificatie

   

of

of

   

BRL SIKB 7000 – Uitvoering van (water)bodemsaneringen en ingrepen in de waterbodem, versie 5, vastgesteld op 19 juni 2014. Tot 1 oktober 2015 is het toegestaan om versie 4.3, vastgesteld op 12 december 2013, toe te passen.

De volgende werkgebieden worden onderscheiden in BRL SIKB 7000:

-Processturing.

Protocol 7002 – Uitvoering van landbodemsaneringen met in situ methoden, versie 2.3, vastgesteld op 12 december 2013, toe te passen.

9

Monsterneming bij partijkeuringen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i

BRL SIKB 1000, Beoordelingsrichtlijn Monsterneming voor partijkeuringen, versie 8.2, vastgesteld op 2 oktober 2014. Tot 15 september 2015 is het toegestaan om versie 8.1, vastgesteld op 12 december 2013, toe te passen.

of

AS SIKB 1000, Accreditatieschema Monsterneming voor partijkeuringen, versie 1.1, vastgesteld op 4 maart 2010, met wijzigingsblad van 19 juni 2014.

Protocol 10011, Monsterneming voor partijkeuringen grond en baggerspecie, versie 2.1, vastgesteld op 12 december 2013, met wijzigingsblad van 19 juni 2014.

Protocol 10021,

Monsterneming voor partijkeuringen niet-vormgegeven bouwstoffen, versie 2.1, vastgesteld op 12 december 2013, met wijzigingsblad van 19 juni 2014.

Protocol 10031, Monsterneming voor partijkeuringen vormgegeven bouwstoffen, versie 2.1, vastgesteld op 12 december 2013, met wijzigingsblad van 19 juni 2014.

10

Produceren van bouwstoffen, grond of baggerspecie, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder j

De normdocumenten die bij categorie 2 zijn opgenomen.

 

11

Uitvoering van een sanering van de bodem, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder k

BRL SIKB 7000 – Uitvoering van (water)bodemsaneringen en ingrepen in de waterbodem, versie 5, vastgesteld op 19 juni 2014. Tot 1 oktober 2015 is het toegestaan om versie 4.3, vastgesteld op 12 december 2013, toe te passen.

Protocol 7001 – Uitvoering van landbodemsanering met conven- tionele methoden, versie 4.2, vastgesteld op 12 december 2013, toe te passen.

Protocol 7002 – Uitvoering van landbodemsaneringen met in situ methoden, versie 2.3, vastgesteld op 12 december 2013, toe te passen.

Protocol 7003 – Uitvoering van waterbodemsaneringen en ingrepen in de waterbodem, versie 3.2, vastgesteld op 12 december 2013, toe te passen.

Protocol 7004 – Tijdelijk uitplaatsen van grond, versie 1.1, vastgesteld op 12 december 2013, toe te passen.

12

Veldwerk, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder l

BRL SIKB 20001, Beoordelingsrichtlijn Veldwerk bij milieuhygiënisch bodem- en waterbodemonderzoek, versie 5, vastgesteld op 12 december 2013, met wijzigingsblad van 2 oktober 2014. Tot 1 juli 2015 is het toegestaan versie 3.3, vastgesteld op 12 december 2013, met het daarbij horende Wijzigingsblad van 2 oktober 2014, te gebruiken.

of

AS SIKB 2000, Accreditatieschema Veldwerk bij Milieuhygiënisch Bodem- en waterbodemonderzoek, versie 2.8, vastgesteld op 7 februari 2014, met wijzigingsblad van 2 oktober 2014.

Protocol 2001, Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boor-beschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen, versie 3.2, vastgesteld op 12 december 2013, met wijzigingsblad van 2 oktober 2014.

Protocol 2002, Het nemen van grondwatermonsters, versie 4, vastgesteld op 12 december 2013. Tot 1 juli 2015 is het toegestaan om versie 3.3, vastgesteld op 12 december 2013, toe te passen.

Protocol 2003, Veldwerk bij milieuhygiënisch water-bodemonderzoek, versie 1.1, vastgesteld op 7 februari 2014.

Protocol 2018, Locatie inspectie en monsterneming van asbest in bodem, versie 3.1, vastgesteld op 12 december 2013.

13

Verwijderen, onklaar maken, reparatie en installeren ondergrondse opslagtanks, leidingen en appendages, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder m.

BRL-K903, Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor de Regeling Erkenning Installateurs Tankinstallaties, KIWA Nederland B.V., versie 08, vastgesteld op 1 februari 2011 met wijzigingsblad 01 van 15 december 2011, wijzigingsblad 02 van 1 januari 2013 en wijzigingsblad 03 van 1 december 2013.

BRL-K902, Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor Tanksanering HBO/diesel, KIWA Nederland B.V., versie 04, vastgesteld op 26 juli 2011 met wijzigingsblad van 14 september 2012.

BRL K904, Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor Tanksaneringen, KIWA Nederland B.V., versie 03, vastgesteld op 26 juli 2011 met wijzigingsblad van 14 september 2012.

BRL K905, Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor Tankreiniging, KIWA N.V. Certificatie en Keuringen, versie 02 vastgesteld op 1 juni 2000.

 

14

Beoordeling en keuring van ondergrondse opslagtanks, leidingen en appendages en daarbij behorende voorzieningen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder n.

AS SIKB 6800, – Controle en keuring tank(opslag)installaties, versie 1.3 vastgesteld op 20 februari 2014.

Protocol 6801 – Controle bekleding enkathodische bescherming van ondergrondse tanks en ondergronds leidingwerk behorende bij onder- of bovengrondse tanks, versie 1.3, vastgesteld op 20 februari 2014

Protocol 6802 – Controle op water/bezinksel/micro-organismen in onder- en bovengrondse tanks, versie 1.3, vastgesteld 20 februari 2014.

Protocol 6803 – Controle aarding en potentiaalvereffening, van ondergrondse tanks en ondergronds leidingwerk behorende bij onder- of bovengrondse tanks, versie 1.3, vastgesteld op 20 februari 2014

Protocol 6811 – Keuring van ondergrondse tanks of ondergronds leidingwerk behorende bij onder- of bovengrondse tanks; uitvoeren bodemweerstandsmeting, versie 1.3, vastgesteld op 20 februari 2014.

15

Inspecteren van de aanleg van een werk met isolerende voorzieningen bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder o.

AS SIKB 6900, Accreditatieschema Inspectie werk met IBC-bouwstof, versie 1.0, vastgesteld op 28 februari 2013, met Wijzigingsblad van 30 oktober 2014.

Protocol 6901, Inspectie bij aanleg IBC-werk, versie 1.0,vastgesteld op 28 februari 2013, met Wijzigingsblad van 30 oktober 2014.

16

Aanbrengen van isolerende voorzieningen bedoeld in artikel 2.1, onder eerste lid, onder p.

BRL 1148, Nationale Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO procescertificaat voor aanleg van afdichtingslagen met zandbentonietpolymeergel mengsel, 7 april 2014. Tot 1 april 2015 is het toegestaan de versie van 1 september 1998 toe te passen.

 
   

BRL 1149, Nationale Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO procescertificaat voor verwerken van kunstoffolie, 14 juni 2002, met wijzigingsblad van 21 maart 2005. Tot 1 april 2015 is het toegestaan versie van 14 juni 2002 met wijzigingsblad van 1 juni 2003 toe te passen.

 

17

Controle van de staat van een werk, bedoeld in artikel 2.1., eerste lid, onder q.

AS SIKB 6900, Accreditatieschema Inspectie werk met IBC-bouwstof, versie 1.0, vastgesteld op 28 februari 2013, met Wijzigingsblad van 30 oktober 2014.

Protocol 6902, Controle staat van het IBC-werk, versie 1.0, vastgesteld op 28 februari 2013, met Wijzigingsblad van 30 oktober 2014.

18

Samenvoegen van verschillende partijen grond of baggerspecie, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder r.

BRL 9335 Grond, versie van 29 april 2013 met wijzigingsblad van 1 mei 2013 en de bijbehorende SIKB protocollen 9335-1, 9335-2 versies van 25 juni 2008 en 9335-4, versie van 17 december 2008

SIKB protocol 9335-1, versie van 25 juni 2008.

SIKB protocol 9335-2, versie van 25 juni 2008.

SIKB protocol 9335-4, versie van 17 december 2008

   

of

of

   

BRL SIKB 7500, Beoordelingsrichtlijn Bewerken van verontreinigde grond en baggerspecie, versie 4.0, vastgesteld op 17 april 2014. Tot 1 januari 2016 is het toegestaan om versie 3.1.1, vastgesteld op 12 december 2013, toe te passen

Protocol 7510, Procesmatige ex situ reiniging van grond en baggerspecie, versie 4.0, vastgesteld op 17april 2014. Tot 1 januari 2016 is het toegestaan om versie 3.1.1, vastgesteld op 12 december 2013 toe te passen

19

Mechanisch boren in de bodem, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder s.

BRL SIKB 2100, Beoordelingsrichtlijn Mechanisch boren, versie 3.1, vastgesteld op 12 december 2013. Tot 1 juli 2015 is het toegestaan om versie 2.1, vastgesteld op 12 december 2013, toe te passen.

De volgende werkgebieden, worden onderscheiden in BRL SIKB 2100:

– mechanische boringen zonder waterdruk;

– mechanische boringen met waterdruk;

– mechanische luchtliftboringen.

of

BRL SIKB 7000- Uitvoering van (water)bodemsaneringen en ingrepen in waterbodem, versie 5, vastgesteld op 19 juni 2014. Tot 1 oktober 2015 is het toegestaan om versie 4.3, vastgesteld op 12 december 2013 toe te passen.

Protocol 2101, Mechanisch boren, versie 3.1, vastgesteld op 12 december 2013.

Of

Protocol 7002- Uitvoering van landbodemsaneringen met in situ methoden, versie 2.3, vastgesteld op 12 december 2013, toe te passen.

20

Keuren van mestbassins en afdekkingen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder t.

Beoordelingsrichtlijn BRL 2344 voor het Kiwa procescertificaat voor verlengen van de referentieperiode voor mestbassins en afdekkingen voor mestbassins, KIWA Nederland B.V., versie van 15 december 2012.

 

21

Ontwerpen, installeren, beheren en onderhouden van het ondergrondse deel van bodemenergiesystemen bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel u.

BRL SIKB 11000, Beoordelingsrichtlijn Ontwerp, Realisatie, Beheer en onderhoud ondergrondse deel bodemenergiesystemen, versie 2.0, vastgesteld op 2 oktober 2014. Tot 1 april 2016 is het toegestaan om versie 1.1, vastgesteld op 12 december 2013, toe te passen. De volgende werkgebieden worden onderscheiden in BRL SIKB 11000:

1a. Ontwerpen op hoofdlijnen van open bodemenergiesystemen;

1b. Ontwerpen op hoofdlijnen van gesloten bodemenergiesystemen;

2a. Ontwerpen in detail van open bodemenergiesystemen;

2b. Ontwerpen in detail van gesloten bodemenergiesystemen;

3a. Installeren van open bodemenergiesystemen;

3b. Installeren van gesloten bodemenergiesystemen;

4a. Beheren en onderhouden van open bodemenergiesystemen;

4b. Beheren en onderhouden van gesloten bodemenergiesystemen.

Protocol 11001, Ontwerp, Realisatie, Beheer en onderhoud ondergrondse deel bodemenergiesystemen, versie 2.0, vastgesteld op 2 oktober 2014. Tot 1 april 2016 is het toegestaan om versie 1.1, vastgesteld op 12 december 2013, toe te passen.

22

Ontwerpen, installeren en beheren van het bovengrondse deel van bodemenergiesystemen bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel v.

BRL KBI 6000 Deel 00, Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO INSTAL certificaat voor Ontwerpen, Installeren en Beheren van Installaties, Algemeen deel, vastgesteld op 30 april 2013, met wijzigingsblad van 30 september 2013.

en

BRL 6000 Deel 21, Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO INSTAL certificaat voor Ontwerpen, Installeren en Beheren van energiecentrales van bodemenergiesystemen, vastgesteld op 23 januari 2014 met wijzigingsblad van 8 augustus2014.

De volgende werkgebieden, worden onderscheiden in BRL KBI 6000-21:

1. Ontwerpen van energiecentrales van bodemenergiesystemen van individuele woninginnen(ontwerpen, klein);

2. Installeren van energiecentrales van bodemenergiesystemen van individuele woningen(installeren, klein);

3. Beheren van energiecentrales van bodemenergiesystemen van van individuele woningen (beheren, klein);

4.Ontwerpen van energiecentrales van bodemenergiesystemen van woongebouwen en/of utiliteitsgebouwen (ontwerpen, groot);

5. Installeren van energiecentrales van bodemenergiesystemen van woongebouwen en/of utiliteitsgebouwen (installeren, groot);

6. Beheren van energiecentrales van bodemenergiesystemen van woongebouwen en/of utiliteitsgebouwen (beheren, groot).

ISSO-publicatie 39

Energiecentrale met warmte- en koudeopslag (WKO). Ontwerp, realisatie en beheer, vastgesteld op 17 maart 2014.

ISSO-publicatie 44 Het ontwerp van hydraulische schakelingen voor verwarmen, vastgesteld op 5 november 1998.

ISSO-publicatie 47 Ontwerp hydraulische schakelingen voor koelen, vastgesteld op 17 maart 2005.

ISSO-publicatie 69 Model voor de beschrijving van de werking van een klimaatinstallatie, vastgesteld op 8 november 2002.

ISSO-publicatie 72

Ontwerp van individuele en klein elektrische warmtepomp-systemen voor woningen, vastgesteld op 5 maart 2014.

ISSO-publicatie 76 Montage- en materiaalspecificaties voor warmwater-verwarmingsinstallaties, vastgesteld op 24 mei 2005.

ISSO-publicatie 80 Handboek integraal ontwerpen van collectieve installaties met warmtepompen in woningbouw, vastgesteld op 18 januari 2007.

X Noot
1

De in de BRL/protocollen genoemde inzet van niet-geregistreerde monsternemers/veldwerkers mag alleen worden toegepast voor het opleiden van monsternemers/veldwerkers.

TOELICHTING

Algemeen

1. Hoofdlijnen van het voorstel

De Regeling bodemkwaliteit geeft een technische invulling van de regels van het Besluit bodemkwaliteit. Hierin is onder andere geregeld op welke wijze de kwaliteit van bouwstoffen, grond en baggerspecie wordt bepaald en aan de daarvoor geldende normen wordt getoetst.

Ook geeft de Regeling bodemkwaliteit invulling aan de regels met betrekking tot de kwaliteitsborging in het bodembeheer, in de praktijk Kwalibo genoemd. Bepaalde werkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd door erkende personen of bedrijven. In de Regeling bodemkwaliteit zijn deze werkzaamheden aangewezen. Daarbij wordt voor elke werkzaamheid aangegeven volgens welke normdocumenten de werkzaamheid moet worden verricht. De normdocumenten vormen de grondslag voor het verlenen van certificaten en erkenningen. Zij worden door het bedrijfsleven (zowel uitvoerend als betalend) en de overheid samen opgesteld. Dit systeem beperkt de administratieve lasten voor bedrijven tot een minimum. Het stelsel van beoordelingsrichtlijnen, kwaliteitsverklaringen en certificaten levert onder meer een wettelijk bewijsmiddel.

Normdocumenten zijn niet statisch. Innovaties en veranderende inzichten kunnen aanleiding geven tot aanpassing van deze documenten. Een nadrukkelijke wens van het bedrijfsleven is dat de Regeling bodemkwaliteit hierop aansluit zodat in de uitvoeringspraktijk kan worden gewerkt volgens de laatste inzichten en technieken. In verband hiermee wordt de Regeling bodemkwaliteitperiodiek geactualiseerd. Hierdoor worden de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de regelgeving verbeterd en bijgedragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van Kwalibo.

Met de onderhavige wijziging van de Regeling bodemkwaliteit (hierna: wijzigingsregeling) vindt een dergelijke periodieke actualisatie plaats. Deze houdt allereerst verband met recente wijzigingen van enkele normdocumenten, genoemd in bijlage C. Voor een overzicht van de wijzigingen wordt verwezen naar de toelichting bij onderdeel I.

Daarnaast bevat de wijzigingsregeling een beperkt aantal inhoudelijke wijzigingen. Zo is de berekening van k-waarden met bijbehorende gammaregeling in artikel 3.6.2 van de Regeling bodemkwaliteit, in samenhang met Bijlage H, gewijzigd. Daarnaast is de tijdelijke regeling voor tarragrond van aardappelen, die na de oogst behandeld zijn met chloorprofam, omgezet in een definitieve regeling. In verband hiermee is verduidelijkt op welke wijze de kwaliteit van toe te passen tarragrond wordt bepaald. In artikel 4.3.7 en in de bijlagen A en B zijn enkele correcties doorgevoerd en in bijlage H heeft een verduidelijking plaatsgevonden.

2. Administratieve lasten

Deze wijzigingen hebben geen ongunstige gevolgen voor de administratieve lastendruk voor burgers en bedrijven. De structurele administratieve lasten zijn berekend in het kader van het Besluit bodemkwaliteit waarop de Regeling bodemkwaliteit is gebaseerd. Deze totale structurele administratieve lasten zijn becijferd op circa € 3,7 miljoen per jaar.

3. Consultatie

Signalen over mogelijke uitvoeringsknelpunten of fouten in het Besluit bodemkwaliteit of de Regeling bodemkwaliteit komen binnen bij Bodem+, de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu die is ondergebracht bij Rijkswaterstaat. Bodem+ heeft de implementatie van het Besluit bodemkwaliteit sinds de inwerkingtreding in 2008 ondersteund. Uitvoeringsknelpunten die verschillende partijen aangaan worden besproken in landelijke werkgroepen die zijn ingesteld in het kader van de uitvoering van het Besluit bodemkwaliteit. In de werkgroepen zijn rijksoverheid, decentrale overheden en bedrijfsleven vertegenwoordigd. Over de oplossing van de uitvoeringsknelpunten dan wel het herstel van de gesignaleerde fouten wordt vervolgens een advies gegeven aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. Indien het advies daartoe aanleiding geeft, wordt tot slot de Regeling bodemkwaliteit gewijzigd.

Gelet op de nauwe betrokkenheid van decentrale overheden en bedrijfsleven bij de totstandkoming van de wijzigingsregeling kon een aparte consultatieronde achterwege blijven.

4. Notificatie

De ontwerpregeling is op 5 augustus 2014 voorgelegd aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (notificatienummer 2014-0385-NL), teneinde aldus te voldoen aan artikel 8, eerste lid, van de Richtlijn 98/34/EG van het Europese parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 217). Verschillende onderdelen van artikel I kunnen namelijk technische voorschriften bevatten. Er is geen reactie op de ontwerpregeling ontvangen.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A, E en F

Met deze onderdelen zijn diverse wijzigingen en verduidelijkingen doorgevoerd in hoofdstuk 4 van de Regeling bodemkwaliteit.

In de eerste plaats is ter verduidelijking in hoofdstuk 1 een omschrijving van het begrip ‘tarragrond‘ ingevoerd. Tarragrond kent namelijk verschillende benamingen en verschijningsvormen. Het wordt ook wel spoelgrond of zeefgrond genoemd en komt afhankelijk van de oogstomstandigheden en gehanteerde scheidingstechnieken zowel in droge vorm als in natte vorm voor.

Door een wijziging van de Vrijstellingsregeling plantenresten en tarragrond1 (sindsdien Vrijstellingsregeling plantenresten) is in 2011 de vrijstelling voor tarragrond van bloembollen, suikerbieten en aardappelen komen te vervallen. De redenen hiervoor zijn aangegeven in de toelichting bij die wijzigingsregeling. Als gevolg hiervan moest sindsdien alle tarragrond die wordt toegepast, voldoen aan de regels van het Besluit bodemkwaliteit en de Regeling bodemkwaliteit (in het bijzonder artikel 5.1.7. Tijdelijke regeling voor tarragrond).

In tarragrond komt vers en onbestorven organisch materiaal van gewasresten, zoals loof en wortelen, voor. Bij de afbraak van dit organisch materiaal ontstaan verschillende afbraakproducten. Bij afbraak onder anaërobe condities ontstaan als tussenproducten onder andere stoffen als cresolen, fenol, tolueen en overige stoffen, die in het laboratorium als minerale olie worden gedetecteerd, in gehaltes die de achtergrondwaarden en de waarden voor de kwaliteitsklassen wonen en industrie kunnen overschrijden. Dit verschijnsel kan zich ook voordoen in de bodem van landbouwpercelen, bijvoorbeeld na zware regenval of kort na het onderwerken van oogstrestanten. In de landbouw en in de verwerkende industrie, waar tarragrond vrijkomt, ontstaan vorengenoemde stoffen in de tarragrond door natuurlijke processen. Zij worden niet aan de tarragrond toegevoegd. Door het biologische afbraakproces zullen de stoffen in tarragrond na enige tijd niet meer boven de achtergrondwaarden of de maximale waarden voor de kwaliteitsklassen wonen en industrie worden aangetroffen. Naarmate het afbraakproces onder meer aërobe condities plaatsvindt zal het afbraakproces nog sneller verlopen.

Gezien het voorgaande is het nieuwe artikel 4.14.1 bepaald dat bij de toepassing van tarragrond voor cresolen, fenol, tolueen en minerale olie geen normen gelden voor de achtergrondwaarden en ook geen maximale waarden voor de kwaliteitsklassen wonen en industrie, indien de aanwezigheid van de stof in de tarragrond een gevolg is van een natuurlijk proces. Deze normen gelden derhalve uitsluitend indien de aanwezigheid van de stoffen in de tarragrond andere oorzaken heeft, bijvoorbeeld een lekkage van benzine. Hiermee is de bestaande uitvoeringspraktijk nu ook verankerd in de Regeling bodemkwaliteit. In de toelichting bij de Regeling bodemkwaliteit2 was al aangegeven dat meting van genoemde stoffen niet zinvol is. Die toelichting leidde in de uitvoeringspraktijk echter tot onduidelijkheid of voor de stoffen in gevallen waarin er wel metingen van deze stoffen beschikbaar waren, wel aan de toepasselijke normen moest worden voldaan.

De uitzondering die in artikel 4.14.1 is opgenomen, betekent dat de stoffen cresolen, fenol, tolueen en minerale olie op het moment van toepassen van tarragrond (tijdelijk) aanwezig kunnen zijn in concentraties of hoeveelheden die liggen boven de achtergrondwaarde of de maximale waarde voor de kwaliteitsklasse wonen of industrie, die in andere gevallen voor de toepassing geldt. Hierbij wordt aangetekend dat door de aanwezigheid van vers en onbestorven organisch materiaal toepassing van tarragrond in oppervlaktewater vaak niet wenselijk is, in verband met het mogelijk optreden van zuurstofloosheid. De verwachting is dat de toepassing van tarragrond in de regel daardoor alleen zal plaatsvinden op agrarische percelen boven het maaiveld dan wel in grootschalige bodemtoepassingen boven het maaiveld. In die toepassingen is veelal sprake van aërobe condities die de afbraak van de natuurlijk gevormde stoffen stimuleren.

In het nieuwe artikel 4.14.2 is een speciale regeling opgenomen voor tarragrond afkomstig van aardappelen die behandeld zijn met chloorprofam. Dit artikel komt in de plaats van het eerdere overgangsartikel 5.1.7, dat komt te vervallen. In het hiernavolgende worden de overwegingen die tot deze bepaling hebben geleid, toegelicht.

Tarragrond van aardappelen is over het algemeen schone grond. Bij de opslag van aardappelen wordt als kiemremmer de werkzame stof chloorprofam gebruikt. Chloorprofam en haar omzettingsproduct 3-chlooraniline (3-CA) komen terecht in de aan de aardappelen aanhangende tarragrond. De stof 3-chlooraniline is onderdeel van de gechloreerde koolwaterstof monochlooranilinen (som), die genormeerd is in bijlage B bij de Regeling bodemkwaliteit. Dit leidde in de uitvoeringspraktijk tot problemen. Ondanks de binnen de landbouw toegestane gebruikelijke dosering van chloorprofam werden de normen voor monochlooranilinen (som) geregeld overschreden. Naar aanleiding van dit uitvoeringsknelpunt werd een tijdelijke regeling voor tarragrond van aardappelen geïntroduceerd. Deze tijdelijke regeling werd verlengd tot 1 januari 2015.3 De reden hiervoor was dat onderzoek van de sector weliswaar aantoonde dat de in deze tarragrond aanwezige chloorprofam en monochlooranilinen biologisch afbreken en mineraliseren, maar dat er nog een aantal wetenschappelijke vragen resteerde over de mineralisatie van monochlooranilinen in grootschalige bodemtoepassingen. Om de resterende vragen te kunnen beantwoorden was aanvullend onderzoek nodig.

Inmiddels is dit aanvullend onderzoek door RIVM en Alterra uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat bij de toepassing van tarragrond op de bodem boven het grondwaterniveau waarbij de gebruikelijke dosering chloorprofam is gebruikt, de afbraak van chloorprofam en 3-CA dermate snel verloopt dat er – net als bij het gebruik van chloorprofam als toegelaten middel in het kader van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb) – geen risico’s zijn voor de kwaliteit van het grondwater.

De studie van RIVM en Alterra was niet gericht op de toepassing van tarragrond onder het grondwaterniveau, dan wel in de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam. Het is dan ook niet uitgesloten dat bij dergelijke toepassingen van tarragrond waarin chloorprofam aanwezig is, het toetscriterium uit de Wgb wel wordt overschreden. Uit de uitvoeringspraktijk blijkt dat het toepassen van grond die rijk is aan vers en onbestorven organisch materiaal, tot problemen leidt bij het verondiepen van een diepe plas. Als gevolg van afbraak van organische stoffen in het oppervlaktewater is in enkele gevallen sprake geweest van tijdelijke zuurstofloosheid van het water, met vissterfte en geuroverlast tot gevolg. Aangezien tarragrond vaak rijk is aan vers en onbestorven organisch materiaal in de vorm van plantenwortels en oogstrestanten, bestaat het risico op ongewenste effecten bij toepassing in diepe plassen. Ook bij het dempen van sloten zijn dergelijke effecten niet uitgesloten.

De resultaten van het onderzoek geven aanleiding om in de definitieve regeling voor de toepassing van tarragrond van aardappelen de tijdelijke regeling te verruimen, mits de chloorprofam in de volgens de Wgb toegestane dosering wordt gebruikt. Met het uitsluiten van het toepassen van tarragrond van aardappelen in de bodem en in de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam, waaronder begrepen greppels en sloten, wordt beoogd te voorkomen dat dergelijke toepassingen van tarragrond kunnen leiden tot verhoogde concentraties van chloorprofam en 3-CA in het grondwater of tot incidenten met zuurstofloosheid in diepe plassen.

Er is tevens rekening gehouden met het beleidsvoornemen inzake het gebruik van niet-chemische gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw. In de brief van 6 februari 2014 van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu aan de Voorzitter van de Tweede Kamer4 is aangegeven dat met ingang van november 2017 professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw, met enkele in de brief genoemde uitzonderingen, op overige terreinen zal worden verboden. Daarom is in artikel 4.14.2 een uitzondering gemaakt voor het toepassen van tarragrond in Natura 2000-gebieden en gebieden die zijn opgenomen in de Ecologische Hoofdstructuur.

Onderdeel B

In het zesde, zevende en achtste lid van artikel 2.2. zijn verwijzingen naar normdocumenten opgenomen die verouderd zijn. Deze leden zijn geschrapt, omdat de opgenomen uitzondering niet langer van toepassing is (zie ook de wijziging van artikel 5.1.9; onderdeel I).

Onderdelen A, C, N en O

Deze wijzigingen zijn een gevolg van een actualisatie van de ASTM-norm, die wordt gehanteerd om te bepalen of sprake is van een bouwstof, zoals omschreven in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit. Hiervoor moet sprake zijn van een steenachtig materiaal dat meer dan 10% silicium, calcium en aluminium bevat. Van deze norm wordt in de praktijk niet veel gebruik gemaakt en een wijziging van de norm heeft om die reden weinig effect op de lastendruk van gebruikers. Indien er verschil van mening ontstaat over de vraag of een bouwstof steenachtig is of niet, dan kan de norm echter uitsluitsel bieden.

In artikel 1.1 is in de omschrijving van het begrip ASTM-norm zowel naar bijlage D als bijlage E verwezen, omdat in beide bijlagen een specificatie van de uitgave van de ASTM-norm is opgenomen. Bovendien is vanwege tekstuele consistentie met andere bepalingen van de Regeling bodemkwaliteit ‘weergegeven’ vervangen door ‘opgenomen’.

Onderdeel D

Voor het verkrijgen van een erkende kwaliteitsverklaring van een bouwstof, grond of baggerspecie moet een toelatingsonderzoek worden uitgevoerd. Dit onderzoek bestaat uit twee onderdelen: de productiecontrole en de beoordeling van de interne kwaliteitsbewaking. In het kader van de productiecontrole wordt voor elke parameter in bijlage A de zogenaamde k-waarde berekend. Dit is een waarde die een maat vormt voor de keuringsfrequentie bij erkende kwaliteitsverklaringen en een criterium geeft voor het afgeven van een fabrikant-eigenverklaring (zie de begripsomschrijving in artikel 1.1 van de Regeling bodemkwaliteit).

Onder omstandigheden mag bij de berekening van de k-waarde tijdelijk worden afgeweken van de te gebruiken spreiding in de meetwaarden, namelijk bij een structurele verbetering van de samenstellings- of emissiewaarde van een parameter. Hierbij geldt dat het nieuwe voortschrijdende gemiddelde wordt getoetst met behoud van de oude spreiding in meetwaarden en dat de nieuwe spreiding bij de k-waardeberekening wordt gebruikt wanneer vijf nieuwe keuringen zijn uitgevoerd. Tevens is toestemming nodig van de certificeringsinstelling.

De afgelopen jaren zijn de analysemethoden sterk verbeterd. Deze worden in de praktijk echter onvoldoende benut, omdat het gebruik hiervan zou kunnen leiden tot een grotere spreiding tussen de oude en nieuwe resultaten en daardoor tot een verhoging van de keuringsfrequentie. Om het gebruik van de betere analysemethoden te faciliteren en te stimuleren is het zesde lid van artikel 3.6.2 gewijzigd. Hierin is nu geregeld dat ook betere analysemethoden kunnen leiden tot het tijdelijk afwijken van de spreiding in meetwaarden. Ook voor deze situaties geldt dat de nieuwe waarde wordt getoetst met behoud van de oude spreiding in meetwaarden, de nieuwe spreiding wordt bepaald wanneer vijf nieuwe keuringen zijn uitgevoerd en dat toestemming nodig is van de certificeringsinstelling.

Onderdelen E en P

Deze onderdelen omvatten tekstuele verduidelijkingen van de regeling over het afgeven van een fabrikant-eigenverklaring voor grond of baggerspecie in artikel 4.3.7 en in bijlage H, zonder dat daarmee inhoudelijke wijzigingen zijn beoogd.

Onderdeel H

Bij de wijziging van de Regeling bodemkwaliteit met ingang van 1 januari 20145 is de overgangsbepaling betreffende de maximale emissiewaarde voor sulfaat in artikel 5.1.8, eerste lid, herschreven, zonder dat daarmee inhoudelijke wijzigingen werden beoogd. De overgangstermijn is opnieuw verlengd, nu tot 1 januari 2017, omdat er nog onderzoek loopt naar de normstelling voor sulfaat in bouwstoffen. Zie de toelichting bij de onderdelen A, F en G.

Onderdeel I

Deze wijziging voegt aan artikel 5.1.9 drie nieuwe leden toe, te weten een zeventiende, achttiende en negentiende lid, die overeenkomen met het huidige zesde, zevende en achtste lid van artikel 2.2, welke komen te vervallen.

In artikel 2.2, zesde, zevende en achtste lid, is voor de werkzaamheid, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel f, een uitzondering opgenomen van het vereiste dat hiervoor een erkenning moet zijn verkregen, die is gebaseerd op een accreditatie voor de in het zesde, zevende en achtste lid genoemde werkzaamheden.

De werkzaamheid, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel f, omvat de certificering van personen en instellingen om bepaalde werkzaamheden te mogen verrichten. Deze vrijstelling is beperkt tot de certificering voor de in artikel 2.2, zesde, zevende en achtste lid, genoemde werkzaamheden.

Het zeventiende, achttiende en negentiende lid hebben betrekking op de volgende normdocumenten:

  • de BRL SIKB 2100, versie 3.1, vastgesteld op 12 december 2013 versie 4.3 vastgesteld op 12 december 2013;

  • de BRL SIKB 7000, versie 4.3, vastgesteld op 12 december 2013;

  • de BRL SIKB 7500, versie 3.1.1, vastgesteld op 12 december 2013.

Deze versies van de genoemde BRL’s waren nog niet op alle punten goedgekeurd door de Raad van Accreditatie. Toch waren ze, in afwachting van goedkeuring, al wel opgenomen in de Regeling bodemkwaliteit, zodat er in de praktijk al mee gewerkt mocht worden.

Op 1 januari 2015 zullen de BRL SIKB 2100, versie 3.2, vastgesteld op 1 oktober 2014, BRL SIKB 7000, versie 5.0, vastgesteld op 19 juni 2014, en de BRL SIKB 7500, versie 4.0, vastgesteld op 17 april 2014, van kracht worden. Deze versies zijn wel op alle punten door de Raad voor Accreditatie goedgekeurd.

In het nieuwe zeventiende, achttiende en negentiende lid is bepaald dat de gebruikelijke overgangsregeling van een jaar geldt, dus tot 1 januari 2016, waarna voor de werkzaamheid, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel f, vereist zal zijn dat de erkenning op een accreditatie is gebaseerd.

Onderdeel J

Dit onderdeel betreft een correctie van een omissie.

Onderdeel L

In bijlage B is de norm van de aromatische stof styreen (vinylbenzeen), zowel in tabel 1 als in tabel 2, ter verduidelijking gewijzigd van 86 in 2,5. Een hogere individuele norm leidde tot verwarring, omdat te allen tijde ook aan de somnorm getoetst moet worden indien styreen wordt aangetroffen. Met de gelijkstelling van de individuele norm aan de somnorm voor aromatische oplosmiddelen is deze onduidelijkheid weggenomen.

Daarnaast is een kleine aanpassing in de tekst van voetnoot 2 onder opmerking 4 doorgevoerd, die over het berekenen van de msPAF gaat. In principe geldt de achtergrondwaarde voor gemeten stoffen die geen onderdeel uitmaken van de msPAF-berekening. Met de toevoeging van de passage ‘deze uitzondering geldt niet voor de som dioxines, waar PCB118 onderdeel van uitmaakt’ is een verbijzondering voor PCB118 doorgevoerd. Dit vanwege het feit dat PCB118 zowel in de msPAF voorkomt als in de som dioxines. Hierdoor wordt ten onrechte de som dioxines niet getoetst aan de achtergrondwaarden. Met deze aanpassing van de voetnoot is dit hersteld. Deze toetsing is ook doorgevoerd in de Bodemtoets- en Validatieservice (BoToVa).

Onderdeel M

Dit artikel betreft de in paragraaf 1 van het algemeen deel van deze toelichting besproken actualisatie van normdocumenten in bijlage C bij de Regeling bodemkwaliteit. Bij de aanwijzing van de normdocumenten zijn de criteria die hiervoor in artikel 25 van het Besluit bodemkwaliteit zijn opgenomen, in acht genomen. De normdocumenten a) mogen niet in strijd zijn met een wettelijk voorschrift, en moeten b) zijn vastgesteld door organen waarin alle betrokken partijen zich konden laten vertegenwoordigen, c) zowel qua inhoud als qua strekking voldoende duidelijk zijn, en d) voldoende draagvlak hebben bij de betrokken partijen.

Op de achtergrond en totstandkoming van de normdocumenten is ingegaan in de paragrafen 1 en 3. Daarbij speelt het draagvlak voor de documenten bij degenen die er mee moeten werken, een belangrijke rol.

De volgende normdocumenten zijn gewijzigd:

Normdocument AS SIKB 1000 heeft een nieuw wijzigingsblad, net als de bijbehorende protocollen. Ook aan protocol 2001 is een nieuw wijzigingsblad toegevoegd. Verder zijn de BRL SIKB 7700, BRL 7500 met Protocol 7510, AS SIKB 6700, BRL SIKB 7000 met Protocollen 7002, 7003 en 7004 aangepast. Ook normdocument AS SIKB 6800, BRL SIKB 2100 met Protocol 2101 is aangepast, als ook BRL SIKB 11000 met Protocol 1101 dat is vernieuwd.

De volgende normdocumenten zijn product-BRL’s en moeten als zogenaamd technisch voorschrift worden genotificeerd bij de Europese Commissie6: de nieuwe normdocumenten BRL 0203 vanwege een nieuw wijzigingsblad, BRL 9338 is aangepast, BRL 9343 over koperslakken voor GWW-werken en BRL 2317 over waterdoorlatende bestratingselementen van beton zijn nieuwe normdocumenten, alsmede de aanpassingen van de normdocumenten BRL 2320, BRL 2812, BRL 9342, BRL 2352, RL 6000-21 en BRL 2506.

De normen zijn kosteloos verkrijgbaar en zijn te vinden op:

Onderdeel N

Het eerste lid is reeds toegelicht onder onderdeel A.

Het tweede lid voegt een wijzigingsblad toe dat betrekking heeft op normdocument NEN 5720. Hiermee wordt een kostenreductie beoogd:

  • bij diepe ontgravingen;

  • voor jachthavenbeheerders een verminderde inspanning en meer mogelijkheden waardoor de scheve verhouding tussen jachthavens en de grotere havenbeheerders is rechtgetrokken;

  • een verduidelijking van de eisen die aan het onderzoek gesteld worden (waardoor er minder afkeuringen van onderzoeken plaats zullen vinden).

Het derde lid is nodig in verband met wijzigingen in de nieuwe versie van NEN 5754. Het bepalen van het gloeiverlies is niet langer in deze norm beschreven en daarom is de titel aangepast. Voor de bepaling van het gloeiverlies, het lutumgehalte en het gehalte aan vrij ijzer zijn verwijzingen opgenomen naar actuele normen. Daarnaast zijn de in de norm aanwezige verwijzingen naar wetgeving geactualiseerd.

Onderdeel P

De k-waarde is een waarde die een maat vormt voor de keuringsfrequentie bij erkende kwaliteitsverklaringen en een criterium geeft voor het afgeven van een fabrikant-eigenverklaring (zie de begripsomschrijving in artikel 1.1 van de Regeling bodemkwaliteit). Deze waarde wordt bepaald door enerzijds de spreiding tussen de meetwaarden en anderzijds de afstand van de meetwaarden tot normwaarde. Deze systematiek was oorspronkelijk alleen gemaakt voor bouwstoffen, maar wordt inmiddels ook gehanteerd voor grond of baggerspecie. In de praktijk is gebleken dat de k-waardensystematiek voor schone grond minder geschikt is. De bepaling van de huidige k-waarde voor toetsing aan de achtergrondwaarde wordt namelijk te sterk beïnvloed door de spreiding tussen de meetwaarden en in mindere mate door de absolute meetwaarde. Rond de analytische bepalingsgrens is de spreiding relatief hoog. Deze spreiding wordt niet alleen bepaald door de meetfout. Ook de wijze waarop wordt omgegaan met waarden onder de bepalingsgrens (zogenaamde 0,7 regel), het gebruik van verbeterde analysemethoden en de onderlinge verschillen in bepalingsgrens bij laboratoria kunnen (oneigenlijk) dragen bij aan een verhoogde spreiding.

In veel situaties biedt de zogenaamde gammaregeling uit bijlage H hier een oplossing voor. De gammaregeling heeft betrekking op de toetsingklassen 90/>99,9 en 90/>99. Tot voor kort waren deze twee klassen afdoende. Inmiddels zijn de analysemethoden sterk verbeterd. Het gebruik en de ontwikkeling van deze betere analysemethoden wordt echter onvoldoende benut. Hoe lager de analytische bepalingsgrens is, des te groter is het effect op de k-waarde. Het is daarom noodzakelijk om de gammaregeling uit te breiden met de toetsingsklasse 90/>90 met bijbehorende gammawaarden. Bij het opstellen hiervan is vanwege de statistische betrouwbaarheid van de betreffende toetsingsklassen dezelfde formule voor de gammafactor gehanteerd als bij de introductie van de k-waardensystematiek. De uitbreiding van de toetsingsklasse is doorgevoerd in de tabel ‘Gammaregeling bij certificering’ in bijlage H. Voor de overzichtelijkheid is deze tabel opnieuw vastgesteld.

Onderdeel Q

De reden van deze wijziging is dat de Europese landen, die ook vaak lid zijn van de internationale ISO, de toepassing van door de ISO vastgestelde normen in heel Europa kunnen voorschrijven. Dat is met deze norm gebeurd. Daarom moet de verwijzing naar NEN-ISO 10693 worden geactualiseerd en vervangen door NEN-EN-ISO 10693.

Artikel II

De wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015. Bij de vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding is uitgegaan van de vaste verandermomenten (Aanwijzing voor de regelgeving 174, tweede lid). Er is echter niet een minimuminvoeringstermijn van 2 maanden gehanteerd (Aanwijzing voor de regelgeving 174, derde lid). Deze uitzondering op de minimuminvoeringstermijn is gemaakt omdat uitstel van de inwerkingtreding tot na 1 januari 2015, gelet op de doelgroep of de jaarindeling, aanmerkelijke ongewenste private of publieke voor- of nadelen voorkomt (onderdeel a).

Dit is nodig omdat de gewijzigde normdocumenten in het privaatrechtelijke toezicht al worden toegepast door de certificatieinstellingen. De regeling sluit hierdoor niet meer volledig aan op de uitvoeringspraktijk. Met de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling is die aansluiting geborgd. Deze afwijking berust op de eerste afwijkingsgrond die betrekking heeft op voor- of nadelen van vertragingen of vervroegingen van invoering.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld


X Noot
1

Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 5 juli 2011, nr. BJZ2011048132, houdende wijziging van de Regeling bodemkwaliteit (tijdelijke regels voor tarragrond van aardappelen en actualisering van normdocumenten) (Stcrt. 2011, nr. 12541).

X Noot
3

Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 30 oktober 2012, nr. IENM/BSK-2012/195327, tot wijziging van de Regeling bodemkwaliteit (actualisering verwijzingen normdocumenten 2013.1) (Stcrt. 2012, 22335).

X Noot
4

Kamerstukken 2013/14, 28 858, nr. 227.

X Noot
5

Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 13 november 2013, nr. IENM/BSK-2013/253848 tot wijziging van de Regeling bodemkwaliteit (actualisering verwijzingen normdocumenten 2014.1 (Stcrt. 2013, nr. 31950).

X Noot
6

De verplichting tot notificeren in verband met technische voorschriften vloeit voort uit artikel 8 van richtlijn 98/34/EG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschiften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij PbEG 1998, L 204), laatstelijk gewijzigd bij richtlijn 98/48/EG, (PbEG 1998, L 217).

Naar boven