Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 30 oktober 2012, nr. IENM/BSK-2012/195327, tot wijziging van de Regeling bodemkwaliteit (actualisering verwijzingen normdocumenten 2013.1)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie;

Gelet op artikel 11.2, zesde lid, van de Wet milieubeheer en de artikelen 9, tweede lid, 11, derde lid, 17, eerste en tweede lid, 26, eerste en tweede lid, 28, eerste, tweede en vierde lid, 30, eerste lid, 31, tweede lid, 32, vierde lid, 34, eerste en derde lid, 37, tweede lid, 38, eerste, derde, vierde en vijfde lid, 39, 40, eerste lid, 41, 42, vijfde en zesde lid, 46, tweede lid, 47, 55, tweede en derde lid, 57, eerste lid, 58, eerste lid, 60, eerste lid, 63, eerste, tweede en derde lid, en 64, eerste en tweede lid van het Besluit bodemkwaliteit;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling bodemkwaliteit wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.3.3, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Bij het bepalen of voldaan wordt aan de waarden, bedoeld in het tweede lid, worden de regels in bijlage G, onder IV, toegepast.

B

Artikel 3.5.3, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Voor de berekening van de k-waarde worden de regels in bijlage G, onder IV, toegepast.

2. Het vierde lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. conform de regels in bijlage G, onder IV, onder de bepalingsgrens liggen;.

C

Artikel 3.6.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Voor de berekening van de k-waarde worden de regels in bijlage G, onder IV, toegepast.

2. Het vijfde lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. conform de regels in bijlage G, onder IV, onder de bepalingsgrens liggen, waarbij de keuringsfrequentie gelijk mag worden gesteld aan eenmaal per drie jaar, of.

D

Aan artikel 3.9.5 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Indien getoetst wordt aan de Circulaire bodemsanering 2009 zoals gewijzigd op 3 april 2012, worden de regels in bijlage G, onder III en IV, toegepast.

E

Aan artikel 3.9.8, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. indien getoetst wordt aan de Circulaire bodemsanering 2009 zoals gewijzigd op 3 april 2012 worden de regels in bijlage G, onder IV, toegepast.

F

Artikel 4.1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na ‘bodem’ ingevoegd ‘en bodem of oever van een oppervlaktelichaam’ en na ‘5753’: en NEN 5104.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Van nature in de bodem en bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam voorkomende massa schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter wordt niet betrokken bij de bepaling van de gehalten. De gehalten voor het toetsen aan de maximale waarden dienen gebaseerd te worden op het totaal, zijnde de gemeten gehalten, inclusief schelpen en grind.

G

Artikel 4.2.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef komt te luiden:

De gemeten gehalten worden voor lutum en organisch stof gecorrigeerd volgens de rekenregels in bijlage G, onder III, om te bepalen of de kwaliteit van de grond of baggerspecie, die op of in de bodem wordt toegepast, een van de volgende waarden overschrijdt:.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. de lokale maximale waarden, bedoeld in artikel 44, eerste lid, van het besluit.

2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot het tweede en derde lid, vervalt het tweede lid.

3. In het derde lid wordt ‘derde’ vervangen door: tweede.

H

Artikel 4.2.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘artikel 4.2.1, eerste lid, onder b, tweede lid, derde lid, onder b, c en d en vierde lid, onder b’ vervangen door: artikel 4.2.1, eerste lid, onder b, tweede lid, onder b, c en d en derde lid, onder b.

2. In het derde lid wordt ‘vierde’ vervangen door: derde.

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. De kwaliteit van grond of baggerspecie overschrijdt niet de achtergrondwaarden, bedoeld in bijlage B, indien ten opzichte van de achtergrondwaarden:

    • a. bij meting van ten minste 2 stoffen waarvoor een waarde is opgenomen in de tabellen 1 en 2 van bijlage B, het rekenkundig gemiddelde gehalte van maximaal 1 stof verhoogd is;

    • b. bij meting van ten minste 7 stoffen waarvoor een waarde is opgenomen in de tabellen 1 en 2 van bijlage B, de rekenkundig gemiddelde gehalten van maximaal 2 stoffen verhoogd zijn;

    • c. bij meting van ten minste 16 stoffen waarvoor een waarde is opgenomen in de tabellen 1 en 2 van bijlage B, de rekenkundig gemiddelde gehalten van maximaal 3 stoffen verhoogd zijn;

    • d. bij meting van ten minste 27 stoffen waarvoor een waarde is opgenomen in de tabellen 1 en 2 van bijlage B, de rekenkundig gemiddelde gehalten van maximaal 4 stoffen verhoogd zijn;

    • e. bij meting van ten minste 37 stoffen waarvoor een waarde is opgenomen in de tabellen 1 en 2

    van bijlage B, de rekenkundig gemiddelde gehalten van maximaal 5 stoffen verhoogd zijn.

I

Artikel 4.2.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt ‘artikel 4.2.1, tweede lid’ vervangen door: artikel 4.2.1, eerste lid, onder d.

2. In het vierde lid wordt ‘derde’ vervangen door: tweede.

J

Aan artikel 4.3.3 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 6. In afwijking van het eerste lid, onder b, worden monsters die worden genomen ten behoeve van onderzoek naar vluchtige verbindingen genomen overeenkomstig de werkwijze die daarvoor is beschreven is in VKB-protocol 1001.

  • 7. In afwijking van het eerste lid, onder c, worden monsters die worden geanalyseerd ten behoeve van onderzoek naar vluchtige verbindingen geanalyseerd volgens de werkwijze die daarvoor is beschreven is in AP04-SG.

K

In artikel 4.3.5 wordt onder vernummering van het tweede en derde lid tot het derde en vierde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Het bevoegd gezag zendt de geografische bronbestanden van een kaart als bedoeld in het eerste lid, uiterlijk twee maanden na vaststelling aan Bodem+.

L

Artikel 4.3.6 komt te luiden:

Artikel 4.3.6

Voor het verkrijgen van een erkende kwaliteitsverklaring voor grond of baggerspecie is paragraaf 3.6 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor bouwstof, grond of baggerspecie moet worden gelezen. Hierbij wordt volgens paragraaf 4.2 vastgesteld of, in afwijking van artikel 3.6.1, tweede lid, sprake is van overschrijding van de in de tabellen 1 en 2 van bijlage B opgenomen waarden en de partijkeuring is uitgevoerd volgens artikel 4.3.3, eerste, tweede en vierde lid.

M

In artikel 4.3.7, tweede volzin, wordt ‘achtergrondwaarden’ vervangen door ‘waarden’ en ‘artikel 4.3.3, eerste lid’ door: artikel 4.3.3, eerste, tweede en vierde lid.

N

Artikel 4.10.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt ‘onderdeel I’ vervangen door: onderdeel III.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De kwaliteit van de bodem overschrijdt niet de maximale waarden voor de kwaliteitsklasse wonen, indien ten opzichte van de maximale waarden voor de kwaliteitsklasse wonen:

    • a. bij meting van ten minste 7 stoffen waarvoor een waarde is opgenomen in de tabellen 1 en 2 van bijlage B, maximaal 2 stoffen verhoogd zijn;

    • b. bij meting van ten minste 16 stoffen waarvoor een waarde is opgenomen in de tabellen 1 en 2 van bijlage B, maximaal 3 stoffen verhoogd zijn;

    • c. bij meting van ten minste 27 stoffen waarvoor een waarde is opgenomen in de tabellen 1 en 2 van bijlage B, maximaal 4 stoffen verhoogd zijn;

    • d. bij meting van ten minste 37 stoffen maximaal waarvoor een waarde is opgenomen in de tabellen 1 en 2 van bijlage B, 5 stoffen verhoogd zijn.

O

Artikel 4.12.1, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. Artikel 4.2.1, eerste en tweede lid, en artikel 4.2.2, zevende lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

P

Artikel 5.1.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘2013’ vervangen door ‘2015’ en wordt ‘niet zijnde grasland’ vervangen door: daarbij inbegrepen grasland.

2. Het derde lid vervalt.

3. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid.

Q

In artikel 5.1.9, veertiende lid wordt ‘30 juni 2013’ vervangen door: 1 juli 2014.

R

Bijlage B wordt als volgt gewijzigd:

1. Opmerking 2, behorende bij tabel 1, komt te luiden:

  • 2) Wanneer in de kolom ‘Maximale waarden kwaliteitsklasse wonen’ of in de kolom ‘Maximale waarden kwaliteitsklasse industrie’ geen waarde is vermeld, wordt de grond, baggerspecie, bodem of bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam ingedeeld in de bodemfunctieklasse industrie. Wanneer in de kolom ‘Maximale waarden kwaliteitsklasse industrie’ geen waarde is vermeld, dient bij de invulling van de zorgplicht rekening te worden gehouden met mogelijke overschrijdingen van de indicatieve interventiewaarden, bedoeld in de Circulaire bodemsanering 2009 zoals gewijzigd op 3 april 2012.

2. Aan opmerking 3, behorende bij tabel 1, wordt een zin toegevoegd, luidende:

Indien PCB118 alleen als onderdeel van de som PCB’s wordt gemeten, wordt de som dioxines niet bepaald.

3. Na opmerking 3, behorende bij tabel 1, wordt een opmerking toegevoegd, luidende:

  • 4) Voor het omgaan met stoffen die niet genormeerd zijn, wordt verwezen naar paragraaf 2 van bijlage 6 ‘Richtlijn voor het omgaan met niet-genormeerde stoffen’ van de Circulaire bodemsanering 2009 zoals gewijzigd op 3 april 2012. Deze informatieve richtlijn betreft een nadere invulling van de zorgplicht voor stoffen waarvoor geen achtergrondwaarde of interventiewaarde is vastgesteld.

4. Opmerking 2, behorende bij tabel 2, komt te luiden:

  • 2) Wanneer in de kolom ‘Maximale waarden kwaliteitsklasse A’ of in de kolom ‘Maximale waarden kwaliteitsklasse B’ geen waarde is vermeld, wordt de grond, baggerspecie, bodem of bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam ingedeeld in de kwaliteitsklasse B. Wanneer in de kolom ‘Maximale waarden kwaliteitsklasse B’ geen waarde is vermeld, dient bij de invulling van de zorgplicht rekening te worden gehouden met mogelijke overschrijdingen van de indicatieve interventiewaarden, zoals opgenomen in het normenzoeksysteem www.helpdeskwater.nl/normen_zoeksysteem.

5. Aan opmerking 3, behorende bij tabel 2, wordt een zin toegevoegd, luidende:

Indien PCB118 alleen als onderdeel van de som PCB’s wordt gemeten, wordt de som dioxines niet bepaald.

6. Na opmerking 3, behorende bij tabel 2, wordt een opmerking toegevoegd, luidende:

  • 4) Voor het omgaan met stoffen die niet genormeerd zijn en voor stoffen waar een achtergrondwaarde of interventiewaarde ontbreekt, wordt voor een nadere invulling van de zorgplicht verwezen naar de meest recente risiconormen voor water, bodem of sediment. Zie www.helpdeskwater.nl/normenzoeksysteem of www.rivm.nl/RVS/Normen.

S

Bijlage C komt te luiden:

BIJLAGE C, BEHORENDE BIJ HOOFDSTUK 2

Categorie

Werkzaamheden

Normdocumenten

   

Certificatie- en accreditatierichtlijnen

Onderdelen

1

Aanleg van bodembeschermende voorzieningen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a

BRL SIKB 7700 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte voorziening, versie 1.1, vastgesteld op 7 juni 2012.

Tot 1 juli 2013 is het toegestaan BRL 2319, Nationale Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO procescertificaat voor Aanleg vloeistofdichte voorzieningen met prefab verhardingselementen van beton, versie van 1 september 2000, met wijzigingsblad van 17 juli 2009 toe te passen.

Protocol 7701 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte voorziening met prefab betonnen elementen, versie 1.1, vastgesteld op 7 juni 2012.

Protocol 7702 – Aanleg of herstel van een vloei-stofdichte voorziening van beton, versie 1.1, vastgesteld op 7 juni 2012.

Protocol 7703 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte voorziening met bitumineus materiaal, versie 1.1, vastgesteld op 7 juni 2012.

Protocol 7704 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte kunstharsgebonden beschermlaag, versie 1.1, vastgesteld op 7 juni 2012.

Protocol 7711 – Aanleg of herstel van een vloeistofdichte voegafdichting, versie 1.1, vastgesteld op 7 juni 2012.

   

Tot 1 juli 2013 is het toegestaan BRL 2362, Nationale Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO procescertificaat voor Aanleg vloeistofdichte voorzieningen in ter plaatse gestort beton, versie van 1 september 1998, met wijzigingsblad van 17 juli 2009 toe te passen.

 
   

Tot 1 juli 2013 is het toegestaan BRL 2371, Nationale Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO procescertificaat voor Vloeistofdicht maken van draagvloeren van beton, versie van 1 april 1998, met wijzigingsblad van 17 juli 2009 toe te passen.

 
   

Tot 1 juli 2013 is het toegestaan BRL 2372, Nationale Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO procescertificaat voor Aanleg vloeistofdichte voorzieningen in asfalt, versie van 3 december 2003, met wijzigingsblad van 19 augustus 2009 toe te passen.

 
   

Tot 1 juli 2013 is het toegestaan BRL K908/02, Beoordelingsrichtlijn voor aanleg van kunststof geomembraanbaksystemen, Kiwa N.V. Certificatie en Keuringen, versie van 1 september 2004 toe te passen.

 
       

2

Afgeven van kwaliteitsverklaringen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b

BRL 0203 Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton, versie van 1 juni 2006, met wijzigingsblad van 22 juni 2008.

BRL 1004 Kalkzandsteen, versie van 31 oktober 2011.

 
       
   

BRL 1007 Metselbaksteen, versie van 10 maart 2010.

 
   

BRL 1008 Dragende binnen- en buitenwanden, versie van 16 december 2003, met wijzigingsblad van 1 april 2006.

 
   

BRL 1010 Drooggeperste keramische wand- en vloertegels, versie van 7 augustus 2008.

BRL 1015 Gevelsysteem met droog gestapelde bakstenen, versie van 15 september 2011.

 
   

BRL 1103 Daken en gevels met geprofileerde vezelcementplaten, versie van 6 oktober 2005, met wijzigingsblad van 14 november 2008.

 
   

BRL 1104 Bedrijfsvloerplaten van constructief beton, versie van 10 november 2008.

 
   

BRL 1105 Cementgebonden houtspaanplaat, versie van 1 februari 2006, met wijzigingsblad van 15 juni 2009.

 
   

BRL 1328 Buitengevelisolatiesystemen met gepleisterde afwerking, versie van 14 november 2004, met wijzigingsblad van 12 april 2010.

 
   

BRL 1510 Keramische dakpannen, versie van 1 mei 2000, met wijzigingsblad van 18 december 2008.

 
   

BRL 1511/2 Baanvormige dakbedekkingssystemen en dakbanen deel 2: Specifieke bepalingen voor gewapende dakbanen op basis van (gemodificeerd) bitumen, versie van 1 september 2004, met wijzigingsblad van 8 december 2011

 
   

BRL 1511/ 3 Baanvormige dakbedekkingssystemen en dakbanen deel 3: Specifieke bepalingen voor dakbanen op basis van gewapende kunststof/bitumen compounds, versie van 22 december 2005, met wijzigingsblad van 15 september 2008.

 
   

BRL 1712 Holle palen van staalvezelbeton, versie van 10 november 2008.

 
   

BRL 1721 Betonnen oplangers, versie van 10 november 2008.

 
       
       
   

BRL 1905 Mortels voor metselwerk, versie van 17 januari 2011.

 
   

BRL 2307 AVI-bodemas voor ongebonden toepassing op of in de bodem, in grond- of wegenbouwkundige werken, versie van 27 mei 2008.

 
       
   

BRL 2312 Betonstraatstenen, versie van 1 januari 2005, met wijzigingsblad van 15 december 2008.

 
   

BRL 2313 Betontegels, versie van 1 januari 2005, met wijzigingsblad van 15 december 2008.

 
   

BRL 2314 Betonbanden, versie van 1 januari 2005, met wijzigingsblad van 15 december 2008.

 
   

BRL 2315 Dakterrastegels, versie van 1 september 2006, met wijzigingsblad van 15 december 2008.

 
   

BRL 2316 Prefab verhardingselementen van beton die vloeistofdicht zijn voor motorbrandstoffen en smeermiddelen, versie van 1 december 2006, met wijzigingsblad van 15 december 2008.

 
   

BRL 2340 Bouwblokken en -stenen van beton voor ‘vuil metselwerk’, versie van 1 april 2006, met wijzigingsblad van 15 december 2008.

 
   

BRL 2352 Betonnen heipalen, versie van 10 november 2008.

 
   

BRL 2360 Straatbaksteen, versie van 15 augustus 2008.

 
   

BRL 2368 Niet constructieve betonproducten, versie van 7 juli 2003, met wijzigingsblad van 26 juni 2008.

 
   

BRL 2505 Poederkoolvliegas voor gebruik in mortel en beton, versie van 3 maart 2006, met wijzigingsblad van 18 april 2008.

 
   

BRL 2506 Recyclinggranulaten voor toepassing in de beton, wegenbouw, grondbouw en werken, versie van 25 maart 2008, met wijzigingsblad van 12 november 2010.

 
   

BRL 2811 Ferrocement producten, versie van 1 september 2004, met wijzigingsblad van 26 juni 2008.

 
   

BRL 2812 Agrarische Betonproducten, versie van 20 januari 2009.

 
   

BRL 2813 Bouwelementen van beton, versie van 1 juni 2006, met wijzigingsblad van 26 juni 2008.

 
   

BRL 2817 Cementgebonden afstandhouders, versie van 1 januari 2002, met wijzigingsblad van 26 juni 2008.

 
   

BRL 4101/9 Deel 9: Vlakke vezelcementplaten voor gevelbekleding, versie van 1 juli 2006, met wijzigingsblad van 22 juli 2008.

 
   

BRL 4705 Betonnen dakpannen, versie van 15 februari 1995, met wijzigingsblad van 15 december 2008.

 
       
   

BRL 5068 Cellenbeton voor toepassing in buitenwanden (type B-wanden) in bouwwerken, versie van 5 juli 1999, met wijzigingsblad van 11 november 2008.

 
   

BRL 5070 Vooraf vervaardigde elementen van beton, versie van 31 maart 2008.

 
   

BRL 5071 Elementen van vezelcement, versie van 24 april 2008.

 
   

BRL 5075 Cementbetonverhardingen geproduceerd met in mobiele installaties vervaardigde betonspecie, versie van 1 januari 2009.

 
   

BRL 5076 Elementen van polymeerbeton in contact met regenwater, grondwater en oppervlaktewater, versie van 15 mei 2008.

 
   

BRL 5211 Elementen voor lijnafwatering, versie van 1 januari 2009

 
   

BRL 52230 Keramische buizen voor riolering, versie van 22 oktober 2008.

 
   

BRL 5230 Voorgespannen betonbuizen voor het transport van afvalwater, versie van 1 september 2007, met wijzigingsblad van 13 juni 2008.

 
   

BRL 5231 Buizen en hulpstukken van gewapend beton met plaatstalen kern voor het transport van afvalwater, versie van 1 september 2007 met wijzigingsblad van 28 november 2011.

 
   

BRL 5251 Betonnen olie-afscheiders en slibvangputten, versie van 29 september 2005, met wijzigingsblad van 13 juni 2008.

 
   

BRL 5252 Betonnen vetafscheiders en slibvangputten, versie van 29 september 2005, met wijzigingsblad van 13 juni 2008.

 
   

BRL 9080 Zetsteen van beton, versie van 11 november 1997, met wijzigingsblad van 15 december 2008.

 
   

BRL 9201 Ronde buizen van ongewapend, gewapend en staalvezelbeton, versie van 1 september 2004, met wijzigingsblad van 13 juni 2008.

 
   

BRL 9202 Putten van ongewapend, gewapend en staalvezelbeton, versie van 1 september 2004, met wijzigingsblad van 13 juni 2008.

 
   

BRL 9203 Afdekkingen voor putten en kolken, versie van 6 december 2011.

 
   

BRL 9204 Kolken samengesteld uit beton en gietijzer, versie van 6 december 2011.

 
   

BRL 9205 Duikerelementen van gewapend beton, versie van 1 juli 1995, met wijzigingsblad van 26 juni 2008.

 
   

BRL 9209 Eivormige buizen van ongewapend beton, versie van 1 september 2004, met wijzigingsblad van 13 juni 2008.

 
       
   

BRL 9301 Mijnsteen voor GWW-werken, versie van 2 november 2009.

 
   

BRL 9302 E-bodemas voor ongebonden toepassing op of in de bodem in grond- en wegenbouwkundige werken, versie van 10 juli 2008, met wijzigingsblad van 1 juni 2012.

 
   

BRL 9304 Fosforslak en fosforslakmengsel voor toepassing in GWW-werken, versie van 18 april 2008

 
   

BRL 9305 Hoogovenslakmengsel voor toepassing in GWW-werken, versie van 18 april 2008.

 
   

BRL 9310 LD-mengsels voor toepassing in de wegenbouw en LD-staalslakken voor toepassing in GWW werken, versie van 18 april 2008.

 
   

BRL 9311 Gerecycled grind voor toepassing op daken, in ongebonden lagen in civiele werken en als toeslagmateriaal voor asfalt, versie van 16 april 2008.

 
   

BRL 9312 Waterbouwsteen voor toepassing in de GWW, versie van 10 juli 2008.

 
   

BRL 9313 Zand uit dynamische wingebieden, versie van 1 januari 2009.

 
   

BRL 9315 De milieuhygiënische kwaliteit van geëxpandeerde kleikorrels voor ongebonden toepassing in werken, versie van 25 maart 2008.

 
   

BRL 9316 Flugsand voor GWW-werken, versie van 15 januari 2009.

 
   

BRL 9317 Lava voor GWW-werken, versie van 15 januari 2009.

 
   

BRL 9319 De milieuhygiënische kwaliteit van drinkwaterreststoffen voor toepassing in grondwerken, versie van 31 augustus 2009.

 
   

BRL 9320 Bitumineus gebonden mengsels, versie van 24 april 2009.

 
   

BRL 9321 Milieuhygiënische kwaliteit van industriezand en -grind, versie van 8 februari 2008, met wijzigingsblad van 23 mei 2012.

 
   

BRL 9322 Cementgebonden minerale reststoffen als gebonden fundering in de GWW, versie van 29 februari 2012

 
   

BRL 9324 Steenslag in ongebonden toepassing, versie van 8 februari 2008, met wijzigingsblad van 23 mei 2012.

 
   

BRL 9326 Schelpen, versie van 15 september 2011.

 
   

BRL 9327 Milieuhygiënische kwaliteit van bitumineuze afdichtingsmaterialen voor toepassing in waterkerende en waterafdichtingssystemen, versie van 15 september 2008.

BRL 9328 ELO-staalslak voor toepassing in de wegenbouw en kust- en oeverwerken, versie van 24 april 2008.

 
       
   

BRL 9335 Grond, versie van 17 februari 2009 met wijzigingsblad van 22 augustus 2011 en de bijbehorende SIKB protocollen 9335-1 en 9335-2, versies van 25 juni 2008 en 9335-4, versie van 17 december 2008.

 
   

BRL 9336 Milieuhygiënische kwaliteit van E-Vliegas in ongebonden toepassing, versie van 8 februari 2008, met wijzigingsblad van 23 mei 2012.

 
   

BRL 9337 De milieuhygiënische kwaliteit van polymeergebonden steenslag voor toepassing in GWW-werken, versie van 2 november 2009.

 
   

BRL 9338 Betonmortel en andere cementgebonden mortels, versie van 11 november 2011.

 
       

3

Analyse van bouwstoffen, grond of baggerspecie, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c

NEN-EN-ISO/IEC 17025 Algemene eisen voor de bekwaamheid van beproevings- en kalibratielaboratoria, versie van 2005 +C1:2007.

AP 04-A, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Algemeen, versie 6.2, vastgesteld op 5 oktober 2011.

 
   

AP 04-V, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Monstervoorbehandeling, versie 7.1, vastgesteld op 5 oktober 2011.

 
   

AP 04-SG, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Samenstelling grond, versie 9.2a, vastgesteld op 5 oktober 2011.

Pakket SG1.

Pakket SG2.

Pakket SG3.

Pakket SG4.

Pakket SG5.

Pakket SG6.

Pakket SG7.

Pakket SG8.

   

AP 04-SB, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Samenstelling bouwstoffen (niet zijnde grond en afvalstoffen), versie 6.2a, vastgesteld op 5 oktober 2011.

Pakket SB1.

Pakket SB2.

Pakket SB3.

Pakket SB4.

Pakket SB5.

   

AP 04-U, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Uitloogonderzoek, versie 6.2, vastgesteld op 5 oktober 2011.

Pakket U1.

Pakket U2.

Pakket U3.

   

AP 04-E, Accreditatieprogramma voor keuring van partijen grond, bouwstoffen en korrelvormige afvalstoffen, onderdeel Analyse van eluaten, versie 6.2, vastgesteld op 5 oktober 2011.

 
       

4

Analyse voor milieuhygiënisch bodemonderzoek, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder d

NEN-EN-ISO/IEC 17025 Algemene eisen voor de bekwaamheid van beproevings- en kalibratielaboratoria, versie van 2005 +C1:2007.

 
   

AS SIKB 3000, Accreditatieschema Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek, versie 4.2a, vastgesteld op 5 oktober 2011, met wijzigingsblad versie 1 van 9 februari 2012.

Protocol 3001, Conserveringsmethoden en conserveringstermijnen voor milieumonsters, versie 3, vastgesteld op 3 september 2009.

     

Protocollen 3010 t/m 3090, Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek, versie 5, vastgesteld op

10 februari 2011.

     

Protocollen 3110 t/m 3190, Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en Grondwateronderzoek, versie 4, vastgesteld op 10 februari 2011.

     

Protocollen 3210 t/m 3290, Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek, versie 2, vastgesteld op 10 februari 2011.

       

5

Bewerking van verontreinigde grond of baggerspecie, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e

BRL SIKB 7500, Beoordelingsrichtlijn Bewerken van verontreinigde grond en baggerspecie, versie 3.1, vastgesteld op 17 juni 2010.

Protocol 7510, Procesmatige ex situ reiniging van grond en baggerspecie, versie 3.1, vastgesteld op 17 juni 2010.

     

SIKB-protocol 7511, Landfarming, ontwatering, rijping en zandscheiding van baggerspecie, versie 3.0, vastgesteld op 1 oktober 2008.

       

6

Certificering van personen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f

NEN-EN-ISO/IEC 17024:2003 en een of meerdere normdocumenten die zijn opgenomen in deze tabel met uitzondering van de normdocumenten die zijn opgenomen bij categorie 2.

 
       

7

Periodieke inspectie van bodembeschermende voorzieningen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder g

AS SIKB 6700 -Inspectie bodembeschermende voorzieningen, versie 1.1, vastgesteld op 7 juni 2012.

Tot 1 juli 2013 is het toegestaan NEN-EN-ISO/IEC 17020 CUR/PBV-Aanbeveling 44, Beoordeling vloeistofdichtheid van vloeistofdichte voorzieningen, vierde uitgave, 2005, met wijzigingsblad van 13 mei 2009, toe te passen.

Protocol 6701 – Visuele inspectie vloeistofdichtheid, versie 1.1, vastgesteld op 7 juni 2012

Protocol 6702 – Geo-elektrische meting vloeistofdichtheid, versie 1.1, vastgesteld op 7 juni 2012

Protocol 6703 – Hydrologische meting vloeistofdichtheid, versie 1.1, vastgesteld op 7 juni 2012

Protocol 6704 – Meten vloeistofdichtheid met luchttestsysteem, versie 1.1, vastgesteld op 7 juni 2012.

Inspectie van vloer, wand en verharding. Inspectie van bedrijfsrioleringen. Inspectie van geomembraan- baksystemen.

       

8

Milieukundige begeleiding, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder h

   
       
 

Onderdelen:

   
 

– Verificatie

BRL SIKB 6000, Beoordelingsrichtlijn Milieukundige begeleiding van (water-)bodemsanering en nazorg, versie 3.1, vastgesteld op 10 februari 2011.

VKB-protocol 6001, Milieukundige begeleiding van landbodemsanering met conventionele methoden, versie 3.0, vastgesteld op 16 april 2009.

VKB-protocol 6002, Milieukundige begeleiding van landbodemsanering met in situ methoden, versie 3.0, vastgesteld op 16 april 2009.

Protocol 6003, Milieukundige begeleiding van waterbodemsanering, versie 3.1, vastgesteld op 10 februari 2011.

       
     

VKB-protocol 6004, Milieukundige begeleiding van nazorg, versie 3.0, vastgesteld op 16 april 2009.

       
 

– Processturing

Hetzelfde document als bij onderdeel verificatie

Dezelfde documenten als bij onderdeel verificatie

   

of

of

   

BRL SIKB 7000- Uitvoering van (water)bodemsaneringen en ingrepen in de waterbodem, versie 4.2, vastgesteld op 16 juni 2011.

Protocol 7002 – Uitvoering van landbodemsaneringen met in situ methoden, versie 2.2, vastgesteld op 16 juni 2011.

       

9

Monsterneming bij partijkeuringen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i

BRL SIKB 1000, Beoordelingsrichtlijn Monsterneming voor partijkeuringen, versie 8.0, vastgesteld op 17 juni 2009.

of

AS SIKB 1000, Accreditatieschema Monsterneming voor partijkeuringen, versie 1.1, vastgesteld op 4 maart 2010.

Protocol 1001, Monsterneming voor partijkeuringen grond en baggerspecie, versie 2.0, vastgesteld op 17 juni 2009

Protocol 1002, Monsterneming voor partijkeuringen niet-vormgegeven bouwstoffen, versie 2.0, vastgesteld op 17 juni 2009.

Protocol 1003, Monsterneming voor partijkeuringen vormgegeven bouwstoffen, versie 2.0, vastgesteld op 17 juni 2009.

       

10

Produceren van bouwstoffen, grond of baggerspecie, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder j

De normdocumenten die bij categorie 2 zijn opgenomen.

 
       

11

Uitvoering van een sanering van de bodem, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder k

BRL SIKB 7000 – Uitvoering van (water)bodemsaneringen en ingrepen in de waterbodem, versie 4.2, vastgesteld op 16 juni 2011.

Protocol 7001 – Uitvoering van landbodemsanering met conventionele methoden, versie 4.1, vastgesteld op 16 juni 2011. Protocol 7002 – Uitvoering van landbodemsaneringen met in situ methoden, versie 2.2, vastgesteld op 16 juni 2011. Protocol 7003 – Uitvoering van waterbodemsaneringen en ingrepen in de waterbodem, versie 3.1, vastgesteld op 16 juni 2011.

Protocol 7004 – Tijdelijk uitplaatsen van grond, versie 1.0, vastgesteld op 16 juni 2011.

       

12

Veldwerk, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder l

BRL SIKB 2000, Beoordelingsrichtlijn Veldwerk bij milieuhygiënisch bodem- en waterbodemonderzoek en mechanisch boren, versie 4.1, vastgesteld op 21 juni 2012.

Tot 1 juli 2013 is het toegestaan om versie 3.2a vastgesteld op 13 maart 2007, te gebruiken.

of

AS SIKB 2000, Accreditatieschema Veldwerk bij Milieuhygiënisch Bodem- en waterbodemonderzoek, versie 2.5, vastgesteld op 21 juni 2012.

VKB-protocol 2001, Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boor-beschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen, versie 3.1, vastgesteld op 13 maart 2007.

VKB-protocol 2002, Het nemen van grondwatermonsters, versie 3.2, vastgesteld op 13 maart 2007.

VKB-protocol 2003, Veldwerk bij milieuhygiënisch waterbodemonderzoek, versie 1.0, vastgesteld op 13 februari 2008.

VKB-protocol 2018, Locatie inspectie en monsterneming van asbest in bodem, versie 3, vastgesteld op 10 mei 2007.

       

13

Verwijderen, onklaar maken en installeren ondergrondse opslagtanks, leidingen en appendages, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder m

BRL-K903/07, Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor de Regeling Erkenning Installateurs Tankinstallaties, versie van 8 december 2006.

Uitvoeren, installeren en repareren ondergrondse opslagtanks.

Uitvoeren bodemweerstandsmeting. Aanbrengen en herstellen van kathodische bescherming.

   

BRL-K902/03, Beoordelingsrichtlijn voor tanksanering HBO/diesel, Kiwa N.V. Certificatie en Keuringen, versie van maart 1999.

BRL K904/02, Beoordelingsrichtlijn voor tanksaneringen, Kiwa N.V. Certificatie en Keuringen, versie van november 1999.

Verwijderen en onklaar maken van een ondergrondse opslagtank en vullen met inerte vulmassa.

   

BRL K905/02, Beoordelingsrichtlijn voor tankreiniging, Kiwa N.V. Certificatie en Keuringen, versie van november 1999.

Inwendige reiniging van een ondergrondse opslagtank

       

14

Beoordeling en keuring van ondergrondse opslagtanks, leidingen en appendages en daarbij behorende voorzieningen, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder n

AS SIKB 6800, – Controle en herkeuring tank(opslag)installaties, versie 1.1, vastgesteld op 7 juni 2012.

Tot 1 juli 2013 is het toegestaan KC 102/03, Keuringscriteria voor de periodieke controle op de aanwezigheid van water/bezinksel in stalen opslagtanks, Kiwa N.V. Certificatie en Keuringen, versie mei 2003, toe te passen.

Protocol 6801 – Kathodische bescherming, versie 1.1, vastgesteld op 7 juni 2012

Protocol 6802 – WBM-controle, versie 1.1, vastgesteld op 7 juni 2012

Protocol 6803 – Aarding en

Potentiaalvereffe-ning, versie 1.1, vastgesteld op 7 juni 2012

Protocol 6810 – Herkeuring tank (opslag) installaties, versie 1.1, vastgesteld op 7 juni 2012

Controle op water en bezinksel en elektrische geleidbaarheid en zuurgraad beoordelen

   

Tot 1 juli 2013 is het toegestaan KC 103/02, keuringscriteria voor de controle van ondergrondse uitwendige bekledingen op stalen tanks en leidingen middels een stroomopdrukproef, Kiwa N.V. Certificatie en Keuringen, versie oktober 2003, toe te passen.

Uitvoeren van een stroomopdrukproef

   

Tot 1 juli 2013 is het toegestaan KC 104/03, Keuringscriteria voor de dichtheidsbeproeving van ondergrondse drukloze tank (opslag)installaties (kunststof en staal), Kiwa N.V. Certificatie en Keuringen, versie mei

2003, toe te passen.

Ondergrondse opslagtank op dichtheid controleren

   

Tot 1 juli 2013 is het toegestaan KC 105/03, Keuringscriteria voor de inwendige inspectie van ondergrondse tanks, Kiwa N.V. Certificatie en Keuringen, versie mei 2003, toe te passen.

Inwendige beoordeling ondergrondse opslagtank

   

Tot 1 juli 2013 is het toegestaan KC 106/03, Keuringscriteria voor (her)keuring van ondergrondse drukloze tank(opslag)installaties (kunststof en staal), Kiwa N.V. Certificatie en Keuringen, versie mei 2003, toe te passen.

Keuring ondergrondse opslagtanks

   

Tot 1 juli 2013 is het toegestaan AP 08, Accreditatieprogramma met instructies voor de uitvoering van de controle op de werking van de kathodische bescherming, uitgave oktober 2000, toe te passen.

Controle van kathodische bescherming

       

15

Samenvoegen van verschillende partijen grond of baggerspecie, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder s.

BRL 9335 Grond, versie van 17 februari 2009 met wijzigingsblad van 22 augustus 2011.

SIKB protocol 9335-1, versie van 25 juni 2008.

SIKB protocol 9335-2, versie van 25 juni 2008.

SIKB protocol 9335-4, versie van 17 december 2008.

   

of

 
   

BRL SIKB 7500, Beoordelingsrichtlijn Bewerken van verontreinigde grond en baggerspecie, versie 3.1, vastgesteld op 17 juni 2010

Protocol 7510, Procesmatige ex situ reiniging van grond en baggerspecie, versie 3.1, vastgesteld op 17 juni 2010.

     

SIKB-protocol 7511, Landfarming, ontwatering, rijping en zandscheiding van baggerspecie, versie 3.0, vastgesteld op 1 oktober 2008.

       

16

Mechanisch uitgevoerde boringen in de bodem, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder t.

BRL SIKB 2100, Beoordelingsrichtlijn Mechanisch boren, versie 2.0, vastgesteld op 15 oktober 2011.

Protocol 2101, Mechanisch boren, versie 2.0, vastgesteld op 15 oktober 2011.

T

Bijlage D wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel I. Normdocumenten wordt na ‘– HCB 2009-200 Bouwsectorspecifieke procedures en eisen voor beoordelingsrichtlijnen en kwaliteitsverklaringen van de collectieve merken van SBK, februari 2009’ ingevoegd: – NEN 5104, Geotechniek – Classificatie van onverharde grondmonsters, 1 september 1989.

2. In onderdeel II. Richtlijnen voor het opstellen van bodemkwaliteitskaarten, wordt ‘– Richtlijn voor opstellen van bodemkwaliteitskaarten, 1 maart 2011’ vervangen door: – Richtlijn voor het opstellen van bodemkwaliteitskaarten, 3 september 2007, met het wijzigingsblad van 1 januari 2013.

U

Bijlage G wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen I en II vervallen.

2. De onderdelen III en IV komen te luiden:

III Formules bodemtypecorrectie bodem, bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam, bij toepassing en verspreiden van grond of baggerspecie volgens de toetsingskaders in paragraaf 2 en 3 van afdeling 2 van hoofdstuk 4 van het Besluit bodemkwaliteit, behorende bij de artikelen 3.9.5, 4. 2.1 en 4.2.2

Interventiewaarden en normwaarden in de tabellen 1 en 2 van bijlage B en lokale maximale waarden zijn bodemtype-afhankelijk en gebaseerd op een standaardbodem met een lutum percentage van 25 % en een organische stof percentage van 10 %. Alleen de maximale waarden voor verspreiden in zoute oppervlaktewaterlichamen in tabel 2 van bijlage B en de emissiewaarden in de tabellen 1 en 2 van bijlage B zijn niet-bodemtype-afhankelijk.

Bij de beoordeling van de kwaliteit van de bodem, bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam of toe te passen grond of baggerspecie op of in de bodem of in een oppervlaktewaterlichaam worden de gemeten gehalten middels een bodemtypecorrectie omgerekend naar standaardbodem. Bij de beoordeling aan de maximale waarde verspreiden in zoute oppervlaktewaterlichamen wordt geen bodemtypecorrectie toegepast. Toetsing vindt dan plaats met de werkelijk gemeten gehalten.

De omrekening naar standaardbodem vindt plaats op basis van individuele meetwaarden, alvorens andere berekeningen (bepalen gemiddelden of P95) worden uitgevoerd. Bij het standaardiseren wordt gebruik gemaakt van de gemeten percentages organische stof en lutum. De gestandaardiseerde waarden worden, met inachtneming van de toetsingsregels, getoetst aan de normwaarden voor toepassen van grond of baggerspecie in oppervlaktewater, zoals die zijn opgenomen in de tabellen 1 en 2 van bijlage. Hierbij is het percentage aan organisch stof bepaald volgens NEN 5754. Hierbij is het percentage lutum het gewichtspercentage minerale bestanddelen met een diameter kleiner dan 2 µm betrokken op het drooggewicht.

De omrekening van gemeten gehalten in bodem, bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam waterbodem, grond of baggerspecie naar een standaardbodem verloopt via de onderstaande formule:

Hierin is:

G standaard Gestandaardiseerd gehalte

G gemeten Gemeten gehalte

A,B,C Stofafhankelijke constanten voor metalen (zie tabel 3)

% lutum Percentage lutum: het gewichtspercentage minerale bestanddelen met een diameter kleiner dan 2 µm betrokken op het totale drooggewicht van de bodem, oever grond of baggerspecie. Voor thermisch gereinigde grond en baggerspecie geldt de volgende uitzondering: indien het lutumpercentage lager is dan 10%, wordt bij de omrekening van de gemeten gehalten aan barium met een lutumpercentage van 10% gerekend.

% organische stof Gemeten percentage organisch stof betrokken op het drooggewicht. Het percentage organisch stof kan voor zoute baggerspecie ook berekend worden uit het percentage organisch koolstof x 1,724. Voor het percentage organisch stof is een minimum en maximumwaarde gedefinieerd. Voor het percentage lutum is een minimumwaarde gedefinieerd. (zie tabel 4).

Tabel 3 Stofafhankelijke constanten voor metalen en organische verbindingen

Stof

A

B

C

Antimoon1

1

0

0

Arseen

15

0,4

0,4

Barium

30

5

0

Berylium

8

0,9

0

Cadmium

0,4

0,007

0,021

Chroom

50

2

0

Kobalt

2

0,28

0

Koper

15

0,6

0,6

Kwik

0,2

0,0034

0,0017

Lood

50

1

1

Molybdeen1

1

0

0

Nikkel

10

1

0

Thallium1

1

0

0

Tin

4

0,6

0

Vanadium

12

1,2

0

Zink

50

3

1,5

Organische verbindingen

0

0

1

Overige verbindingen

1

0

0

1 Voor antimoon, molybdeen en thallium wordt geen bodemtypecorrectie gehanteerd.

Tabel 4 minimum en maximum waarde

minimum en maximum waarde

 

stofgroep

Min

Max

Min

Max

Anorganische parameters

2

2

Organische parameters

2

30

PAK's

10

30

De berekening van de meersoorten Potentieel Aangetast Fractie (msPAF) als aparte normwaarde bij het beoordelen van de kwaliteit van baggerspecie die conform artikel 35, onderdeel f, van het Besluit bodemkwaliteit wordt verspreid op het aangrenzend perceel heeft een aparte vorm van standaardisatie. De minimum en maximumwaarden zoals opgenomen in tabel 4 worden niet gehanteerd bij het berekenen van de msPAF, met uitzondering van de minimumwaarde voor de organische parameters genoemd in deze tabel.

IV. Regels voor het vaststellen van een overschrijding van de waarden, bedoeld in artikel 3.3.3, 3.5.3, 3.6.2, 3.9.5, 3.9.8, 4.2.2 en 4.10.2

De normwaarden voor grond, grondwater baggerspecie, bodem of bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam opgenomen in de tabellen 1 en 3 van bijlage B van de Circulaire bodemsanering 2009 zoals gewijzigd op 3 april 2012 en voor bouwstoffen in bijlage A van deze circulaire kunnen lager zijn dan met de huidige technieken betrouwbaar (routinematig) kan worden gemeten.

A: grond, grondwater baggerspecie, bodem of bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam

De door het laboratorium aangeleverde gehalten zijn gemeten conform de afgestemde meetmethoden in AS3000 dan wel AP04.

Bij een resultaat < dan de rapportagegrenzen, genoemd in tabel 1 van deze bijlage, mag de beoordelaar ervan uit gaan dat de kwaliteit van de grond, grondwater, baggerspecie, bodem, bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam voldoet aan de van toepassing zijnde normwaarden.

Indien de op het analysecertificaat weergegeven < rapportagegrens hoger ligt dan de in tabel 1 vermelde rapportagegrenzen dan dient de desbetreffende < rapportagegrens te worden vermenigvuldigd met 0,7. De zo verkregen waarde wordt getoetst aan de van toepassing zijnde waarden.

Indien het laboratorium een gemeten gehalte rapporteert (zonder < teken), wordt dit gehalte aan de van toepassing zijnde waarde getoetst, ook als dit gehalte lager is dan de vereiste rapportagegrens. Indien geen rapportagegrens is opgenomen in tabel 1 dient het gemeten gehalte (met < teken) vermenigvuldigd te worden met 0,7.

Bij het berekenen van een somwaarde, het rekenkundig gemiddelde en een percentielwaarde worden voor de individuele componenten de gemeten gehalten < rapportagegrens vermenigvuldigd met 0,7. Indien er voor een of meer individuele componenten een of meer gemeten gehalten (zonder < teken) zijn of geen rapportagegrens in tabel 1 is opgenomen, dan dient de berekende waarde te worden getoetst aan de van toepassing zijnde normwaarde. Deze regel geldt ook als gemeten gehalten lager zijn dan de vereiste rapportagegrens.

Indien alle individuele waarden als onderdeel van deze berekende waarde < minimale rapportagegrens uit tabel 1 zijn, mag de beoordelaar ervan uit gaan dat de kwaliteit voldoet aan de van toepassing zijnde normwaarden.

Deze regel geldt niet voor de berekening van de msPAF metalen en msPAF organische stoffen.

Voor grondwater heeft de onderzoeker de vrijheid onderbouwd te concluderen dat het betreffende monster niet in die mate is verontreinigd als het toetsingsresultaat aangeeft. Dit geldt bijvoorbeeld als bij een meting van PAK’s in het grondwater alleen voor naftaleen in een licht verhoogde concentratie is aangetoond en de overige PAK’s een waarde < rapportagegrens hebben. Voor die overige PAK’s worden dan relatief hoge gehalten berekend (door de vermenigvuldiging met 0,7), waarvan kan worden onderbouwd dat die gehalten niet in het grondwater aanwezig zullen zijn gezien de immobiliteit van de betreffende stoffen.

B: Bouwstoffen

Voor toetsen aan de emissie en samenstellingwaarden gelden dezelfde regels als onder A.

Voor de rapportage-eisen wordt verwezen naar de hiervoor geldende AP04 documenten. Bij enkele type bouwstoffen kan het voorkomen dat door bepaalde toevoegingen in de bouwstof, bij de analyse van die bouwstoffen de rapportage-eisen voor de samenstellingswaarden niet gehaald kunnen worden. Deze verstoring van het analyseresultaat wordt ook wel aangeduid als een matrixstoring. Door het laboratorium wordt aangegeven wat de oorzaak is van de matrixstoring en of deze matrixstoring middels een extra of andere voorbewerking of middels andere meetmethode kan worden voorkomen. Is dit niet het geval en de matrixstoring leidt tot een overschrijding van de maximale samenstellingswaarden van bijlage A van de regeling, heeft de onderzoeker de vrijheid om onderbouwd aan te tonen dat de bouwstof bij toepassing ter invulling van de zorgplicht niet tot nadelige gevolgen voor het milieu leidt.

Tabel 1 ten minste te behalen rapportagegrenzen behorende bij bijlage GIV
 

bodem en bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam, grond en baggerspecie

 

grondwater

Stof

eenheid

rapportagegrens

 

eenheid

rapportagegrens

1. Metalen

mg/kg ds( tenzij anders aangegeven)

   

µg/l( tenzij anders aangegeven)

 

antimoon

 

1,5

   

3

Arseen

 

4

   

5

barium

 

20

   

20

beryllium

 

1

   

1

cadmium

 

0,2

   

0,2

chroom

 

10

   

1

kobalt

 

3

   

2

koper

 

5

   

2

kwik

 

0,05

   

0,05

lood

 

10

   

2

molybdeen

 

1,5

   

2

nikkel

 

4

   

3

seleen

 

1,5

     

tellurium

 

2

   

15

thallium

 

1

   

5

tin

 

1,5

   

2,5

vanadium

 

10

   

2

zilver

 

1

   

5

zink

 

20

   

10

2. Overige anorganische stoffen

         

chloride

 

150

 

mg/l

50

CN vrij

 

2

   

3

CN totaal

 

3

   

5

nitraat

     

mg N/l

3

ortho-fosfaat

     

mg P/l

1

sulfaat

     

mg N/l

30

3. Aromatische stoffen

         

benzeen

 

0,05

   

0,2

ethylbenzeen

 

0,05

   

0,2

tolueen

 

0,05

   

0,2

o-xyleen

 

0,05

   

0,1

m-xyleen

 

som 0,1

   

som 0,2

p-xyleen

     

styreen

 

0,05

   

0,2

1,2,3-trimethylbenzeen

 

0,1

     

1,2,4-trimethylbenzeen

 

0,1

     

1,3,5-trimethylbenzeen

 

0,1

     

2-ethyltolueen

 

0,1

     

3-ethyltolueen

 

0,1

     

4-ethyltolueen

 

0,1

     

isopropylbenzeen

 

0,1

     

propylbenzeen

 

0,1

     

4. Polycyclische aromatische koolwaterstoffen( PAK's)

         

naftaleen

 

0,05

   

0,02

fenantreen

 

0,05

   

0,01

antraceen

 

0,05

   

0,01

fluoranteen

 

0,05

   

0,01

chryseen

 

0,05

   

0,01

benz(a)antraceen

 

0,05

   

0,01

benz(a)pyreen

 

0,05

   

0,01

benz(k)fluoranteen

 

0,05

   

0,01

indeno(123cd)pyreen

 

0,05

   

0,01

benz(ghi)peryleen

 

0,05

   

0,01

5. Gechloreerde koolwaterstoffen a.(vluchtige) chloorkoolwaterstoffen

         

monochlooretheen( vinylchloride )

 

0,05

   

0,2

dichloormethaan

 

0,05

   

0,2

1,1-dichloorethaan

 

0,1

   

0,2

1,2-dichloorethaan

 

0,1

   

0,2

1,1-dichlooretheen

 

0,1

   

0,1

cis 1,2-dichlooretheen

 

0,1

   

0,1

trans 1,2-dichlooretheen

 

0,1

   

0,1

1,1-dichloorpropaan

 

0,05

   

0,2

1,2-dichloorpropaan

 

0,05

   

0,2

1,3-dichloorpropaan

 

0,05

   

0,2

trichloormethaan( chloroform)

 

0,05

   

0,2

1,1,1-trichloorethaan

 

0,05

   

0,1

1,1,2-trichloorethaan

 

0,05

   

0,1

trichlooretheen(Tri)

 

0,05

   

0,2

tetrachloormethaan(Tetra)

 

0,05

   

0,1

tetrachlooretheen (Per)

 

0,05

   

0,1

b. chloorbenzenen

         

monochloorbenzeen

 

0,04

   

0,2

1,2-dichloorbenzeen

 

0,1

   

0,2

1,3-dichloorbenzeen

 

0,1

   

0,2

1,4-dichloorbenzeen

 

0,1

   

0,2

1,2,3-trichloorbenzeen

µg/kg ds

1

   

0,01

1,2,4-trichloorbenzeen

µg/kg ds

1

   

0,01

1,3,5-trichloorbenzeen

µg/kg ds

1

   

0,01

1,2,3,4-tetrachloorbenzeen

µg/kg ds

1

   

0,01

1,2,3,5-tetrachloorbenzeen

µg/kg ds

som 2

   

som 0,02

1,2,4,5-tetrachloorbenzeen

µg/kg ds

 

pentachloorbenzeen

µg/kg ds

1

 

ng/l

5

hexachloorbenzeen

µg/kg ds

1

 

ng/l

5

c. chloorfenolen

         

pentachloorfenol

µg/kg ds

3

     

d. polychloorbifenylen (PCB's)

         

PCB 28

µg/kg ds

1

 

ng/l

6

PCB 52

µg/kg ds

1

 

ng/l

6

PCB101

µg/kg ds

1

 

ng/l

6

PCB 118

µg/kg ds

1

 

ng/l

6

PCB138

µg/kg ds

1

 

ng/l

6

PCB153

µg/kg ds

1

 

ng/l

6

PCB 180

µg/kg ds

1

 

ng/l

6

6. Bestrijdingsmiddelen a. oranochloorbestrijdingsmiddelen

         

cis-chloordaan

µg/kg ds

1

   

0,01

trans-chloordaan

µg/kg ds

1

   

0,01

opDDT

µg/kg ds

1

   

0,01

ppDDT

µg/kg ds

1

   

0,01

opDDE

µg/kg ds

1

   

0,01

ppDDE

µg/kg ds

1

   

0,01

opDDD

µg/kg ds

1

   

0,01

ppDDD

µg/kg ds

1

   

0,01

aldrin

µg/kg ds

1

   

0,01

dieldrin

µg/kg ds

1

   

0,01

endrin

µg/kg ds

1

   

0,01

isodrin

µg/kg ds

1

     

telodrin

µg/kg ds

1

     

endosulfansulfaat

µg/kg ds

2

     

α-endosulfan

µg/kg ds

1

   

0,01

α-HCH

µg/kg ds

1

   

0,01

β-HCH

µg/kg ds

1

 

ng/l

8

γ-HCH

µg/kg ds

1

 

ng/l

9

δ-HCH

µg/kg ds

1

 

ng/l

8

heptachloor

µg/kg ds

1

   

0,01

cis-heptachloorepoxide

µg/kg ds

1

   

0,01

trans-heptachloorepoxide

µg/kg ds

1

   

0,01

hexachloorbutadieen

µg/kg ds

1

     

c. organotin bestrijdingsmiddelen

         

tributyltin

µg Sn/kg ds

4

     

trifenyltin

µg Sn/kg ds

4

     

7. Overige stoffen

         

ETBE

 

0,3

   

1

min olie

 

35

   

50

MTBE

 

0,1

   

1

tribroommethaan

 

0,1

   

0,2

V

In bijlage H, komt onderdeel Definitie k-waarde te luiden:

Definitie k-waarde

De k-waarde wordt gedefinieerd als:

k = (log (maximale waarde) – y) / sy

Hierin is:

maximale waarde Voor bouwstoffen de betreffende maximale samenstellings- of emissiewaarde van bijlage A, voor grond of baggerspecie de geldende achtergrondwaarde, of de maximale waarde voor de bodemkwaliteitsklassen wonen, industrie, A of B, zoals opgenomen in bijlage B

y Het gemiddelde van de log-getransformeerde waarnemingen

sy De standaarddeviatie van de log-getransformeerde waarnemingen

waarneming Gemiddelde gehalte van een partij

Het gemiddelde en de standaarddeviatie worden bepaald op basis van de laatste vijf of tien waarnemingen (tien in geval van een fabrikant-eigenverklaring). Hierbij wordt eerst de logaritme van de individuele waarneming genomen om vervolgens het gemiddelde van deze log-getransformeerde waarnemingen te bepalen.

W

Aan bijlage M wordt een nieuw onderdeel toegevoegd luidende:

8. Digitale bodemkwaliteitskaarten

  • 1. Van de digitale geografische bronbestanden worden ten minste de ontgravingskaart en de toepassingskaart aangeleverd.

  • 2. Het geografische bestand voldoet aan de volgende eisen:

    • a. Polygons of MultiPolygons in ‘OpenGIS Implementation Specification for Geographic information – Simple feature access – Part 1: Common architecture’. Daarnaast mogen de vlakken van de kaart elkaar niet overlappen;

    • b. de digitale bronbestanden zijn voorzien van kolommen, waarin de naam van de zones van de ontgravingskaart of toepassingskaart staat vermeld;

    • c. de digitale bronbestanden moeten voorzien zijn van kolommen, waarin de toepassings- of ontgravingskwaliteit van de zones van de kaart zijn opgenomen. Deze kwaliteit is in deze kolommen omschreven als: ‘natuur-landbouw’, ‘wonen’, ‘industrie’ of ‘lokale maximale waarde’.

  • 3. De ontgravingskaart en de toepassingskaart zijn voorzien van metadata en worden aangeleverd via het format dat verkrijgbaar is via www.bodemloket.nl. De metadata vermelden ten minste:

    • a. het bestuursorgaan dat de kaarten heeft vastgesteld;

    • b. de datum van inwerkingtreding van de kaarten;

    • c. de kolom(men) met de namen van de zones van de ontgravingskaart of toepassingskaart;

    • d. de kolom(men) met de kwaliteit van de zones van de ontgravingskaart of toepassingskaart;

    • e. een verwijzing naar een URL of de naam van een document van het besluit als bedoeld in artikel 47 van het besluit.

ARTIKEL II

  • 1. Deze regeling treedt, met uitzondering van de onderdelen A, D, E, G, H, I, N, O, Q, S, T en U in werking met ingang van 1 januari 2013.

  • 2. De onderdelen A, D, E, G, H, I, N, O, Q, S, T en U treden in werking met ingang van 1 juli 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma.

TOELICHTING

Algemeen

1. Hoofdlijnen van het voorstel

De voorliggende wijziging van de Regeling bodemkwaliteit (hierna: wijzigingsregeling) omvat een actualisering van de verwijzingen naar normatieve documenten. Verder is een aantal inhoudelijke vraagstukken opgelost. Zo zijn de toetsregels voor grond (landbodem) en baggerspecie (waterbodem) verduidelijkt. Daarnaast is een volgende stap gezet op het vlak van de digitalisering van bodemkwaliteitskaarten. Ook zijn enkele kleine aanpassingen betreffende de partijkeuring en de berekening van de k-waarde doorgevoerd en is de Regeling bodemkwaliteit met deze wijzigingsregeling ten aanzien van niet-genormeerde stoffen in overeenstemming gebracht met de gewijzigde Circulaire bodemsanering 2009. Tot slot is de tijdelijke regeling voor tarragrond die vrijkomt bij de oogst van aardappelen verlengd. Voor een inhoudelijke toelichting op de verschillende wijzigingen wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.

2. Uitvoering en handhaving

Deze wijzigingsregeling heeft een positief effect op de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Er is naar actuele normdocumenten verwezen. De vereenvoudiging van de toetsregels (zie de artikelsgewijze toelichting onder A, D, E, F, G, H, I, L, M, N, O, R, T, U en V) zorgt voor een eenduidige presentatie van gegevens, waardoor deze onderling makkelijker zijn te vergelijken en beter kunnen worden uitgewisseld. De uniformering van het digitaal aanleveren van bodemkwaliteitskaarten door het bevoegd gezag aan de website www.bodemloket.nl draagt bij aan een betere uitvoering, omdat de digitale bronbestanden op deze wijze beter herbruikbaar zijn. Hierdoor wordt de handhaving vergemakkelijkt.

3. Gevolgen

3.1 Inleiding

Deze wijzigingsregeling heeft een gunstig effect op de lasten van zowel bedrijven als andere overheden. De verdere digitalisering van bodemkwaliteitskaarten is een belangrijke stap hierbij. Deze brengt in eerste instantie weliswaar een extra inspanning voor het bevoegd gezag met zich mee ten einde de bodemkwaliteitskaarten op de juiste wijze aan te kunnen leveren, maar levert vervolgens direct een besparing op. Het betreffende bevoegd gezag hoeft namelijk niet langer zelf informatie te verschaffen of zelf te investeren in een portaal om bodemkwaliteitskaarten digitaal te ontsluiten. Daarnaast is er door de heldere bestandsindeling ook bij het periodiek actualiseren van bodemkwaliteitskaarten minder inspanning nodig. Dit brengt een vermindering van de bestuurlijke lasten met zich mee. Daarnaast levert deze wijzigingsregeling een vermindering van de administratieve lasten op. Burgers en bedrijfsleven hebben een betere toegang tot geografisch weergegeven bodeminformatie, waardoor minder kosten behoeven te worden gemaakt om aan informatieverplichtingen te kunnen voldoen. Hierbij moet vooral gedacht worden aan het doen van vooronderzoek. Vanuit het Besluit bodemkwaliteit is er geen harde verplichting om vooronderzoek te moeten doen. Die volgt echter wel indirect vanuit beoordelingsrichtlijnen, protocollen en normdocumenten. Bij het doen van vooronderzoek hoort ook raadplegen van een eventueel aanwezige bodemkwaliteitskaart. Daarnaast worden bodemkwaliteitskaarten ook om andere redenen gebruikt, die niet verplicht zijn. Gedacht kan worden aan bedrijven die grond willen toepassen met een bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel. Ook zullen makelaars de kaart raadplegen, maar dat staat los van het Besluit bodemkwaliteit. Bovendien maken de digitale bodemkwaliteitskaarten in combinatie met informatie over (mogelijke) verontreinigingen het noodzakelijke vooronderzoek voor het accepteren van partijen door grondbanken gemakkelijker.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de wijzigingen met betrekking tot de normdocumenten geen gevolgen hebben voor de administratieve lastendruk of inhoudelijke nalevingkosten.

In de volgende paragraaf zijn de financiële gevolgen voor overheden en bedrijven inzichtelijk gemaakt. Allereerst is ingegaan op de situatie voorafgaand aan inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling. Toen was geen sprake van centrale ontsluiting van bodemkwaliteitskaarten. Vervolgens is de situatie na inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling beschreven. In beide situaties is uitgegaan van een uurtarief van € 100, dit omdat de werkzaamheden met betrekking tot bodemkwaliteitskaarten over het algemeen worden uitbesteed aan adviesbureaus. Bij de berekening is onderscheid gemaakt in drie centrale momenten bij het gebruik van bodemkwaliteitskaarten: het opstellen van een kaart, het aanleveren van een kaart en de periodieke herziening van een kaart. Voor het gemak is eerst ingegaan op de financiële gevolgen voor de overheden en daarna voor de bedrijven.

3.2 Financiële gevolgen (decentrale) overheden
3.2.1 Geen centrale ontsluiting

Opstellen van de bodemkwaliteitskaart

Er is geen verplichting voor bevoegde gezagen om een bodemkwaliteitskaart vast te stellen. Alleen als een bevoegd gezag Lokale Maximale Waarden wil vaststellen via gebiedsspecifiek beleid is er een verplichting. Voor het overige is een bodemkwaliteitskaart niet verplicht, maar wel handig. De verplichting tot digitaal aanleveren heeft geen effecten op het proces van opstellen van een kaart.

Levering van de bodemkwaliteitskaart

De levering van een bodemkwaliteitskaart kan op verschillende manieren plaatsvinden:

  • Het betreffende bevoegd gezag draagt er zelf zorg voor dat de Nota bodembeheer met de bijbehorende bodemkwaliteitskaart op internet wordt gepubliceerd. Veel bevoegde gezagen doen dit in het kader van de bekendmaking. De kosten hiervoor vallen derhalve buiten het kader van deze wijzigingsregeling en zijn daarom niet nader gekwantificeerd.

  • Het bevoegd gezag kan zelf of binnen een samenwerkingsverband een website ontwikkelen waarop de kaart wordt gepubliceerd. Afhankelijk van de complexiteit van een dergelijke website bedragen de kosten eenmalig € 30.000 tot € 50.000. De jaarlijkse beheerskosten van circa € 10.000 komen hier nog bij. Hierbij is ervan uitgegaan dat een samenwerkingsverband jaarlijks één nieuwe website laat ontwikkelen dan wel vernieuwen, waardoor de kosten minimaal uitkomen op € 30.000. Voor het jaarlijks beheer is € 50.000 geraamd. Hierbij is uitgegaan dat een gemiddeld samenwerkingsverband beschikt over 5 bestaande websites die beheerd moeten worden.

  • Het komt regelmatig voor dat bedrijven de onderliggende geografische informatie van een bodemkwaliteitskaart opvragen. Het behandelen van dergelijke aanvragen beslaat circa 30 minuten per geval (opzoeken van het bestand en vervolgens het beantwoorden van eventuele vragen). Landelijk worden gemiddeld 4.000 van dergelijk aanvragen gedaan (ongeveer 10 per jaar per gemeente). Op basis hiervan bedragen de totale kosten voor het afhandeling van deze aanvragen circa € 200.000 (4.000 x 0.5 x € 100).

Periodieke herziening van de bodemkwaliteitskaart

Uit de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten volgt dat ook als er geen wijzigingen op een bodemkwaliteitskaart moeten worden doorgevoerd, deze periodiek (eenmaal per 5 jaar) opnieuw beleidsmatig moet worden herzien en vastgesteld. Bij een dergelijke herziening moeten in principe alle stappen voor het opstellen van een bodemkwaliteitskaart opnieuw worden doorlopen ten einde vast te kunnen stellen of deze nog in overeenstemming is met de werkelijkheid. De kosten hiervoor worden geraamd op € 8.000 per keer (gebaseerd op 50 kaarten x 8 x € 100 per 5 jaar). Per herziening van een bodemkwaliteitskaart is ongeveer acht uur gemoeid. Hieronder valt onder meer de tijd die een adviesbureau nodig heeft om het format van een kaart te begrijpen, dit omdat deze vaak door een ander adviesbureau is aangemaakt. Nederland kent circa 50 bodemkwaliteitskaarten, die zoals hierboven uiteengezet, om de vijf jaar moeten worden herzien.

Op basis van het bovenstaande bedragen de jaarlijkse kosten voor de overheid in geval van lokale ontsluiting van bodemkwaliteitskaarten € 288.000.

3.2.2 Centrale ontsluiting

In de situatie na de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling kunnen de bodemkwaliteitskaarten ook worden geraadpleegd via de website www.bodemloket.nl. Dit heeft extra kosten meegebracht voor de rijksoverheid. Deze kosten omvatten het eenmalig aanmaken van de website à € 40.000 en de bijbehorende beheerkosten van € 10.000 per jaar. Om het systeem van data te kunnen voorzien moet kaartmateriaal dat is aangeleverd in een niet-compatibel format worden geconverteerd. De kosten hiervoor zijn geraamd op € 20.000.

De kosten voor de decentrale overheden zien er als volgt uit:

Opstellen van de bodemkwaliteitskaart

Vanwege de aanvullende eisen in bijlage M van de wijzigingsregeling is er extra tijd gemoeid met het opstellen van een bodemkwaliteitskaart. Het betreft circa twee uur per kaart. Deze meerkosten komen in totaal op € 2.000 per jaar (50 x 2 x € 100/ 5 jaar). Het bevoegd gezag moet vervolgens de kaartgegevens aanleveren. Dit kost ongeveer drie uur per kaart. Deze kosten bedragen € 3.000 per jaar (50 x 3 x € 100 per 5 jaar).

De extra kosten voor het opstellen van de bodemkwaliteitskaart bedragen in totaal € 5.000 per jaar.

Levering van de bodemkwaliteitskaart

Zoals in de vorige subparagraaf reeds uiteen is gezet kan de aanlevering op verschillende manieren plaatsvinden:

  • De eerste methode (Nota bodembeheer met bijbehorende bodemkwaliteitskaart zelf op internet publiceren) is bij centrale ontsluiting niet anders dan bij lokale ontsluiting. Een nadere onderbouwing van kosten kan dan ook achterwege blijven.

  • De mogelijkheid dat het bevoegd gezag zelf of binnen een samenwerkingsverband een website ontwikkelt waarop een bodemkwaliteitskaart wordt gepubliceerd zal zich nu niet meer voordoen. Wel zullen de huidige vier websites naar verwachting operationeel blijven. De jaarlijkse beheerskosten hiervoor zijn € 10.000 per website. De kosten hiervoor bedragen € 40.000 per jaar.

  • Door de centrale ontsluiting van bodemkwaliteitskaarten zullen de decentrale overheden nauwelijks tot geen aanvragen krijgen om de onderliggende geografische gegevens van de kaarten aan te leveren. Er wordt uitgegaan dat dit beperkt blijft tot van één aanvraag per jaar per bevoegd gezag. Op basis hiervan bedragen de kosten € 12.500 ( 500 vragen, uitgaande van 15 minuten behandeltijd: € 12.500). Hierdoor is er een jaarlijkse besparing van € 187.500.

Periodieke herziening van de bodemkwaliteitskaart

Door de duidelijk aanwezige ‘metadata’, een bijlage bij de daadwerkelijke gegevens waardoor de informatie sneller kan worden begrepen, is het makkelijker de gegevens in te lezen en te verwerken bij de herziening van een bodemkwaliteitskaart. De meerkosten voor herziening in verband met het omzetten en begrijpen van de data komen te vervallen. Dit levert een besparing van € 8.000 per jaar op.

Op basis van het bovenstaande bedragen de jaarlijkse kosten voor de overheid € 75.500. De eenmalige kosten voor de (rijks)overheid bedragen € 40.000.

3.3 Financiële gevolgen bedrijven
3.3.1 Geen centrale ontsluiting

Bij diverse werkzaamheden moet het bedrijfsleven bodemkwaliteitskaarten raadplegen om de kwaliteit van de ontvangende bodem dan wel een specifieke partij grond of baggerspecie te bepalen. Hiervoor moet men zich tot het bevoegd gezag wenden dat voor het betreffende bodembeheergebied een bodemkwaliteitskaart heeft opgesteld. Per informatieaanvraag is minimaal twee uur gemoeid (het opzoeken van de contactgegevens van het bevoegd gezag, het vinden van de juiste contactpersoon, eventueel nabellen etc.). Na ontvangst van de informatie moet er ook tijd gerekend worden voor het bestuderen van de legenda’s. Er wordt uitgegaan dat een bodemkwaliteitskaart jaarlijks 75 keer wordt opgevraagd vanwege noodzakelijke raadpleging. Uitgaande van een uurtarief van € 100 bedragen de kosten voor het raadplegen circa € 750.000 (50 x 75 x 2 x € 100).

3.3.2 Centrale ontsluiting

Door de landelijke ontsluiting van de bodemkwaliteitskaarten hoeft er niet meer bij individuele gemeenten contact te worden gelegd. De gegevens kunnen rechtstreeks, digitaal worden geraadpleegd. Indien een bevoegd gezag gebiedsspecifiek beleid heeft opgesteld, is er minder tijd gemoeid met het bestuderen van de legenda’s, omdat er dan een verwijzing naar de bijbehorende bodembeheernota’s aanwezig is. Per aanvraag is dan nog ongeveer vijftien minuten nodig. De kosten hiervoor bedragen € 93.750 (50 kaarten x 75 vragen x 0.25 (kwartier) x € 100).

3.4 Conclusie

Deze wijzigingsregeling heeft een gunstig effect op de lasten van zowel bedrijven als overheden. Het voorstel levert de overheid een totale besparing op van € 228.000 per jaar. Voor bedrijven komt de besparing uit op € 650.000 per jaar.

4. Advisering

De ontwerpregeling is op 16 juli 2012 ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Richtlijn 98/34/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 217) voorgelegd aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (notificatienummer 2012/438 NL), omdat diverse onderdelen van artikel I mogelijk technische voorschriften bevatten. Er is geen reactie op de ontwerpregeling ontvangen.

5. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt op 1 januari 2013 in werking. De onderdelen A, D, E, G, H, I, N, O, Q, S, T en U treden op 1 juli 2013 in werking, teneinde de sector ruim de gelegenheid te geven om de harmonisatie van toetsing voor grond, baggerspecie en (water)bodem te implementeren.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A, D, E, F, G, H, I, L, M, N, O, R, T, U en V

De toetsing aan bodemnormen vormt één van de meest essentiële schakels in de beoordeling van de (water)bodem en de daarin toe te passen grond, baggerspecie en bouwstoffen. Over het resultaat van toetsing behoort geen discussie te zijn. In het werkveld, waar veel aandacht is voor kwaliteitsborging, is gebleken dat een groot aantal applicaties die standaard worden gebruikt om toetsing snel en goedkoop uit te kunnen voeren niet tot een eenduidig toetsresultaat leidt. Dit is het gevolg van de complexiteit van de regelgeving die mede het gevolg is van de keuzes die in de bodemnormering zijn gemaakt vanuit de balans tussen maatschappelijke ontwikkelingen en risico’s. De ingewikkelde toetsregels blijken niet altijd eenduidig of volledig geïmplementeerd te zijn waardoor verschillen in de toetsresultaten kunnen ontstaan. Het gevolg hiervan was dat toepassingen soms plaatsvonden op basis van onjuiste toetsingen met alle milieuhygiënische en financiële gevolgen van dien. Het beheer en onderhoud van toetsregels in toetsingsapplicaties, zeker bij aanpassingen in deze regels of normen, is complex en vraagt telkens om hernieuwde investeringen en geeft kans op de introductie van nieuwe fouten in de applicaties.

Overheden en marktpartijen hebben daarom gevraagd om minder ingewikkelde toetsregels. In deze wijzigingsregeling is tegemoet gekomen aan deze wens. Er zijn aanpassingen doorgevoerd die meer helderheid en eenduidigheid geven. Ze zorgen voor betere harmonisatie van de toetsing van grond (landbodem) en baggerspecie (waterbodem), sneller inzicht in consequenties van veranderingen in normstelling en beleid en eenduidige keuze van de haalbaarheidsgrenzen van laboratoria die invloed kunnen hebben op het toetsingsresultaat. De meest opvallende wijziging voor de bodemsector is het feit dat voortaan de waarden (normen) die zijn opgenomen in bijlage B van de regeling niet meer worden gecorrigeerd. In plaats daarvan worden de gemeten gehalten gecorrigeerd naar ‘standaard bodem’. Voor baggerspecie (waterbodem) is dit overigens al een jarenlange praktijk, voor grond (landbodem) is het nieuw. Deze aanpak zorgt voor een eenduidige presentatie en vergelijkbaarheid van gegevens tussen baggerspecie (waterbodem) en grond (landbodem), zoals bijvoorbeeld op bodemkwaliteitskaarten. Dit betekent een belangrijke verbetering in de uitwisseling van gegevens. In het algemene deel van deze toelichting is reeds uiteengezet dat deze aanpassingen tot een betere uitvoering en handhaving leiden.

Om nog meer eenduidigheid te bewerkstelligen zal de rijksoverheid faciliteren in het opzetten van een landelijke Bodem Toets- en Validatieservice. Deze service is in een samenwerking tussen overheid en markt tot stand gebracht. Het betreft een op de praktijk afgestemde uitwerking van de toezegging aan de Tweede Kamer over de evaluatie van het Besluit bodemkwaliteit met betrekking tot een toegankelijk en eenvoudig toetsprogramma voor bodemkwaliteit (Kamerstukken II 2011/12, 33049, nr. 1). Het betreft geen allesomvattend en nieuw toetsprogramma voor gebruikers, maar een instrument, onder toezicht van de overheid, waar ontwikkelaars van applicaties voor bodemtoetsing gebruik van kunnen maken als kwaliteitsborging voor hun applicatie. Op advies van overheden en op verzoek van ontwikkelaars van bestaande toetsprogramma’s, wordt dit validatie-instrument als een webservice beschikbaar gesteld. Op deze wijze zullen de juiste kwaliteitsbeoordelingen van grond, bagger en (water)bodem up to date zijn volgens de meest recente toetsregels en normen. De berekening van de msPAF zal hiertoe vanuit het door het Rijk ontwikkelde toetsingsprogramma Towabo in deze service worden ingebouwd.

Onderdeel F

Op grond van dit onderdeel behoeft de van nature in de bodem en bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam voorkomende massa schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter wordt niet betrokken bij de bepaling van de kwaliteit. Gehalten schelpen en grind hebben namelijk geen relevante bijdrage in de beoordeling van de kwaliteit. Het vermalen van schelpen en grind als onderdeel van de voorbewerking van grond en baggerspecie is bewerkelijk en blijkt een ongewenste vervuiling te veroorzaken. Deze materialen hoeven dan ook niet meegenomen te worden bij het uitvoeren van de analyse. Bij het vaststellen van het overschrijden van de waarden dienen de gemeten gehalten echter wel betrekking te hebben op het totale gewicht van het monster, dus inclusief schelpen en grind.

Onderdelen B en C

Bij het berekenen van k-waarden in het kader van fabrikant-eigenverklaringen en erkende kwaliteitsverklaringen zoals bedoeld in de artikelen 3.5.3 en 3.6.2 bestond onduidelijkheid over het optellen van meetwaarden beneden de bepalingsgrens. Met deze wijzigingsregeling is verduidelijkt dat de regels uit bijlage G onder IV gebruikt kunnen worden en dat in geval er meetwaarden voorkomen beneden de aantoonbaarheidsgrens uit AP04 of rapportagegrens uit AS3000, de k-waarde niet berekend hoeft te worden.

Onderdeel J

De nieuw toegevoegde artikelonderdelen zijn noodzakelijk om te verduidelijken dat voor onderzoek naar vluchtige verbindingen bij een partijkeuringen afwijkende regels voor de monsterneming en analyse zijn voorgeschreven in respectievelijk VKB-protocol 1001 en AP04-SG. Op grond hiervan worden bij onderzoek gericht op vluchtige verbindingen aanvullend op de reguliere partijkeuring met twee maal 50 grepen ook twee keer zes steektoestellen genomen. Van deze twaalf steektoestellen worden door het laboratorium aselect zes steektoestellen uitgekozen. Voor de monstervoorbehandeling wordt uit elk van de zes steektoestellen een deelmonster genomen. Deze deelmonsters worden samengevoegd tot één mengmonster voor extractie, monstervoorbehandeling en analyse in enkelvoud.

Onderdelen K en W

Een van de doelstellingen van het Besluit bodemkwaliteit is om tot een landelijk digitaal bodemkwaliteitskaartsysteem te komen. In het verleden is in het project BIELLS (Bodeminformatie voor effectieve landelijke en lokale sturing) al het initiatief genomen voor het voorbereiden van een digitaal systeem van gegevensuitwisseling waarmee een landelijke bodemkwaliteitskaart kan worden opgebouwd. Dit project is weliswaar beëindigd, maar de ontwikkeling van een landelijk digitaal kaartsysteem gaat door. Inmiddels is een systeem ontwikkeld, waardoor op laagdrempelige wijze lokale bodemdata beter kan worden ontsloten. Via de website www.bodemloket.nl kunnen voortaan niet alleen statusgegevens die volgen uit bodemonderzoek worden geraadpleegd, maar ook bodemkwaliteitskaarten. De meerwaarde van het tonen van deze informatie op het bodemloket is tweeledig. Derden kunnen direct zien of er bij de overheid iets bekend is over (mogelijke) bodemverontreiniging en overheden hoeven niet langer informatie te verschaffen. Deze wijzigingsregeling levert hierdoor een bijdrage aan een vermindering van zowel de bestuurlijke als de administratieve lasten. Zie hierover paragraaf 3 ‘Gevolgen’ in het algemene deel van deze nota van toelichting.

De afgelopen jaren is gebleken dat standaardisatie noodzakelijk is om de bodemkwaliteitskaarten op goede wijze te kunnen ontsluiten. In 2012 zijn afspraken gemaakt met een grote afvaardiging van adviesbureaus die de bodemkwaliteitskaarten maken. De hieruit voortvloeiende werkwijze is verankerd in deze wijzigingsregeling.

Na vaststelling van een bodemkwaliteitskaart dient het betreffende overheidsorgaan deze publiekelijk toegankelijk te maken. Zij hoeven dit niet zelf doen, maar kunnen volstaan met het doorsturen van de geografische bestanden naar Bodem+ als uitvoerder van het bodemloket. Om dit proces zo soepel mogelijk te laten verlopen voorziet deze wijzigingsregeling ook in regels ten aanzien van het aanleveren van de data door het bevoegd gezag aan Bodem+. Deze staan vermeld in bijlage M. Het bevoegd gezag levert voortaan de geografische bronbestanden van de ontgravingskaart en de toepassingskaart binnen twee maanden na vaststelling aan bij Bodem+.

Voorbereiding van gebiedsspecifiek beleid wordt vaak uitgevoerd in een samenwerkingsverband met meerdere bevoegde gezagen. In die situatie vindt vaststelling van het gebiedsspecifieke beleid waarvan de bodemkwaliteitskaart een onderdeel is op verschillende momenten plaats. Veelal wordt dit besluit door de overheid, ook wel de nota bodembeheer genoemd, vastgesteld waarbij wordt uitgegaan van de situatie na vaststelling hiervan door alle betrokken bevoegde overheden. Deze wijziging van bijlage M betekent dat de betreffende overheden binnen het samenwerkingsverband de vereiste informatie binnen twee maanden na vaststelling van de nota bodembeheer aan Bodem+ aanleveren.

Het is wenselijk dat ook al eerdere kaarten in de nieuwe stijl worden aangeleverd. Daarom staat het bevoegd gezag uiteraard vrij om ook de geografische bronbestanden van reeds eerder vastgestelde kaarten toe te sturen.

Onderdeel P

De tijdelijke regeling voor tarragrond is verlengd tot uiterlijk 1 januari 2015. Reden hiervoor is dat onderzoek van de sector weliswaar aantoont dat de in tarragrond aanwezige chloorprofam en monochlooranilinen biologisch afbreken en mineraliseren, maar er nog een aantal wetenschappelijke vragen is over de mineralisatie van monochlooranilinen in grootschalige bodemtoepassingen. Om die vragen te beantwoorden is aanvullend onderzoek nodig. Het aanvullend onderzoek wordt in samenwerking met de sector door RIVM en Alterra uitgevoerd. De verwachting is dat de vragen eind 2013 zijn beantwoord en dat een definitief voorstel voor de omgang met tarragrond dan in procedure kan worden gebracht. De tijdelijke regeling voor tarragrond is voorts zodanig aangepast dat tarragrond ook toegepast mag worden op grasland. Dat is gedaan om de regeling voor tarragrond in overeenstemming te brengen met het beleid met betrekking tot het tegengaan van verspreiding van plantenziekten. In het kader van de verdere bestrijding van verspreiding van plantenziekten, in casu aardappelmoeheid, is het wenselijk dat tarragrond ook toegepast kan worden in grootschalige toepassingen. Het is nog niet bekend of dit vanuit milieuoverwegingen wenselijk is. Het genoemde aanvullende onderzoek is mede gericht op de beantwoording van deze vraag.

Onderdeel Q

In artikel 2.1, eerste lid, onderdelen o tot en met r, van de Regeling bodemkwaliteit zijn de werkzaamheden aangewezen betreffende het ontwerp, het aanbrengen en het monitoren van IBC-bouwstoffen. Momenteel wordt gewerkt aan het vaststellen van normdocumenten voor deze werkzaamheden. Omdat dit proces nog niet is afgerond, is het uitstel van de inwerkingtreding van het verbod om deze werkzaamheden uit te voeren zonder erkenning verlengd tot 1 juli 2014.

Onderdeel R

De wijziging van bijlage B betreft een verduidelijking hoe om te gaan met stoffen die niet genormeerd zijn. De wijziging bestaat uit een verwijzing naar een onderdeel van bijlage 6 van de Circulaire bodemsanering 2009. Bij de wijziging van deze circulaire op 3 april 2012 is de betreffende bijlage toegevoegd. Deze bijlage geeft een richtlijn, die zowel betrekking heeft op het oordeel of er wel of geen sprake is van bodemverontreiniging, op de beschikking ernst en spoed in het kader van de Wet bodembescherming, maar ook op de hergebruikmogelijkheden van grond en baggerspecie in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In de toelichting van het Besluit bodemkwaliteit is aangegeven dat voor niet-genormeerde stoffen de zorgplicht in acht moet worden genomen. Dit betekent dat iedereen die weet of redelijkerwijs had kunnen weten dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor een oppervlaktewaterlichaam (kunnen) ontstaan als gevolg van het toepassen van grond of baggerspecie die gevolgen moet voorkomen dan wel beperken, voor zover dit redelijkerwijs kan worden gevergd. Bijlage 6 van de circulaire is feitelijk een nadere invulling van de zorgplicht en gaat specifiek over het omgaan met stoffen waarvoor geen Achtergrondwaarden of Interventiewaarden zijn vastgesteld. De bodem onder oppervlaktewater is niet opgenomen in deze circulaire. Met de inwerkingtreding van de Waterwet is de Circulaire sanering waterbodem komen te vervallen. Voor nadere invulling van de zorgplicht bij het ontbreken van Achtergrondwaarden of Interventiewaarden wordt verwezen naar de meest recente normen op de normenzoeksystemen van de overheid.

Onderdeel S

Van diverse normdocumenten zijn nieuwe versies beschikbaar. Met dit onderdeel is de verwijzing in bijlage C naar deze normdocumenten geactualiseerd. Om praktische redenen is de tekst van bijlage C opnieuw vastgesteld.

Onderdeel T

In bijlage D is verwezen naar de actuele versie van het wijzigingsblad bij de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten. In de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten, versie 3 september 2007 met het wijzigingsblad van 1 maart 2011 staat dat voor de stoffen barium, molybdeen, kobalt en PCB’s tot uiterlijk 1 juli 2013 niet voldaan hoeft te worden aan het minimumcriterium van 20 waarnemingen. In het implementatieteam Besluit bodemkwaliteit, waarin alle belanghebbenden vanuit de overheid en bedrijfsleven zijn vertegenwoordigd is op 24 mei 2012 besloten de overgangstermijn voor de stoffen barium, kobalt en molybdeen te verlengen tot 1 januari 2016. Dan zullen de achtergrondwaarden voor deze stoffen (en het normenbouwhuis) in ieder geval geëvalueerd zijn. De overgangstermijn voor PCB’s blijft wel 1 juli 2013. Deze wijziging is door middel van een wijzigingsblad doorgevoerd.

Onderdeel V

Dit onderdeel betreft een verduidelijking. Voor zowel bouwstoffen als grond en baggerspecie dient voor de berekening van de k-waarde uit te worden gegaan van het gemiddelde gehalte (samenstellings- of emissiewaarde).

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma.

Naar boven