Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
- a. accommodatie:
-
accommodatie als bedoeld in artikel 29k, eerste lid, van de Wet op de Jeugdzorg;
- b. organisatie:
-
aanbieder van gesloten jeugdhulp van accommodaties die in 2014 als zodanig zijn aangewezen;
- c. huisvestingslasten:
-
kosten voor huur, rente en aflossing;
- d. minister:
-
de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Artikel 2
De artikelen 1, 8, onderdeel d en e, 9, 22, 25, eerste lid, 29, 30, 32, 39, 61 tot
en met 66, 68 en 70 van de Kaderregeling VWS-subsidies zijn van toepassing op het
verstrekken van subsidies op grond van deze regeling.
Artikel 3
-
1. De minister kan aan een organisatie een projectsubsidie verstrekken ten behoeve van
huisvestingslasten van de accommodaties van de organisatie in 2015.
-
2. De subsidie is een bijdrage in de werkelijke huisvestingslasten en bedraagt niet
meer dan het bedrag dat op grond van de Subsidieregeling gesloten jeugdzorg 2013/2014
als onderdeel van de subsidie voor de in 2014 aan de organisatie per accommodatie
voor kapitaalslasten is verleend.
Artikel 4
-
1. Een aanvraag kan tot uiterlijk 15 november 2014 worden ingediend.
-
2. Voor een aanvraag tot verstrekking van een subsidie wordt een door de minister vastgesteld
formulier gebruikt.
-
3. De aanvraag wordt ondertekend door de aanvrager of door een persoon die bevoegd is
de aanvrager te vertegenwoordigen.
Artikel 5
Indien aan de organisatie eveneens subsidie wordt verstrekt op basis van artikel 2,
derde lid, van de Subsidieregeling sanering leegstand gesloten jeugdhulp (Stcrt. 2014, nr. 29722), wordt deze bijdrage in mindering gebracht op de subsidie die op basis van de onderhavige
regeling wordt verstrekt.
Artikel 6
De subsidieontvanger meldt meteen aan de minister indien zich omstandigheden voordoen
die van belang zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling
van de subsidie.
Artikel 7
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van de Staatscourant
waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot 15 oktober 2014.
Artikel 8
Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling huisvesting gesloten jeugdhulp
2015.
TOELICHTING
Algemeen
De onderhavige regeling heeft betrekking op de subsidieverstrekking in 2015 aan instellingen
voor gesloten jeugdzorg in de kosten van de huisvesting van deze instellingen.
Op 1 januari 2015 treedt de Jeugdwet in werking. De inwerkingtreding heeft ook gevolgen
voor de organisaties die gesloten jeugdhulp1 aanbieden. Gesloten jeugdhulp is de jeugdhulp die een jeugdige krijgt als de rechter
voor deze jeugdige een machtiging heeft verleend om hem in een gesloten accommodatie
te doen opnemen en te doen verblijven (artikel 6.1.2 Jeugdwet).
Vanaf 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de machtiging en
moeten zij ervoor zorgen dat er voldoende capaciteit is om jeugdigen met een machtiging
gesloten jeugdhulp te plaatsen.
Tot 1 januari 2015 ligt deze verantwoordelijkheid bij het Rijk. Jaarlijks kent het
ministerie van VWS de organisaties een instellingssubsidie toe op basis van de Tijdelijke
subsidieregeling gesloten jeugdzorg 2013/2014 (Staatscourant nr. 14648, 17 juli 2012). De instellingssubsidie die de organisatie ontvangt per accommodatie
is bestemd voor de exploitatie van de instelling en de huisvestingslasten. De huidige
vergoeding van de huisvestingslasten van instellingen loopt uiteen van € 0 tot € 20.000
per plaats. Dat verschil moet opgelost worden willen de instellingen op een gelijk
speelveld kunnen opereren. VNG en VWS hebben daarom afgesproken dat gedurende een
overgangsperiode van een aantal jaren VWS de huisvestingslasten van accommodaties
voor gesloten jeugdhulp blijft subsidiëren. Na afloop van deze periode ontvangen de
instellingen op basis van een normatieve huisvestingscomponent (NHC) dezelfde vergoeding
voor huisvestingslasten.
Deze periode start in 2015. Dat jaar is een overgangsjaar waarin instellingen voor
hun accommodaties maximaal eenzelfde bedrag kunnen aanvragen als in 2014 is toegekend.
Vanaf 2016 komt er een regeling voor huisvestingslasten, waarin op basis van een normatieve
huisvestingscomponent (NHC) subsidies aan instellingen jeugdzorgplus kunnen worden
verstrekt. VWS en VNG hebben afgesproken dat er jaarlijks € 18,7 mln. uit het macrokader
jeugdhulp beschikbaar is voor deze regeling.
Artikelsgewijs
Artikel 1
Alleen organisaties als bedoeld in artikel 29k, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg
komen in aanmerking voor subsidiëring van de huisvestingslasten. In artikel 29k, eerste
lid, staat dat een machtiging gesloten jeugdzorg alleen ten uitvoer gelegd kan worden
in een door de ministers van VWS en V&J daartoe aangewezen accommodatie.
Huisvestingslasten in de vorm van huur, afschrijving en rente zijn op grond van deze
regeling subsidiabel. Deze indeling sluit aan op die van de Subsidieregeling gesloten
jeugdzorg 2013/2014. Overigens worden huisvestingslasten in die regeling kapitaallasten
genoemd. Omdat daaronder ook de huur gerekend wordt, wordt in de onderhavige regeling
de voorkeur gegeven aan het begrip huisvestingslasten.
Artikel 2
Binnen de regeling wordt verregaand gebruik gemaakt van de bepalingen van de Kaderregeling
VWS-subsidies. Voor zover deze bepalingen van toepassing zijn staat dit in artikel
2 vermeld. De van toepassing zijn de artikelen bevatten bepalingen over onder meer
de verlening, de bevoorschotting en vaststelling van de subsidie.
Het is mogelijk subsidies van minder dan € 125.000 toe te kennen, omdat artikel 2,
tweede lid, niet van toepassing is.
Artikel 3
Het budget dat beschikbaar is voor deze regeling is € 18,7 mln. Er komt een meerjarig
project met als doel te komen tot de invoering een NHC voor accommodaties waar de
maatregel gesloten jeugdhulp mag worden uitgevoerd. Gegeven de hierboven aangegeven
grote verschillen in de huisvestingslasten tussen de huidige accommodaties zal dit
project meerdere jaren in beslag nemen, zodat instellingen zich geleidelijk aan kunnen
voorbereiden op een NHC. Ook in andere zorgsectoren is met de invoering van een NHC
een vergelijkbaar tijdpad gekozen.
2015 wordt een overgangsjaar waarin de instellingen maximaal eenzelfde bedrag kunnen
aanvragen als bijdrage in hun huisvestingslasten, als het bedrag dat de minister van
VWS hen in 2014 als onderdeel van subsidie verleend heeft. Dat bedrag hebben de organisaties
in de aanvraag voor 2014 opgenomen en maakt deel uit van het totale subsidiebedrag
dat de minister de organisatie per accommodatie in 2014 heeft toegekend. Voor de twee
rijksinstellingen die halverwege 2014 geprivatiseerd zijn en daarom alleen voor de
maanden juli tot en met december 2014 subsidie hebben gekregen zal maximaal het nominale
bedrag op jaarbasis voor huisvestingslasten aan subsidie worden verleend. Datzelfde
geldt voor de accommodatie Kralingen van de organisatie Horizon die in de loop van
2014 als accommodatie voor gesloten jeugdzorg is aangewezen.
Artikel 4
De organisatie ontvangt van de minister een vastgesteld formulier waarop het bedrag
staat vermeld dat de instelling maximaal per plaats van de accommodatie kan aanvragen.
Daarmee wil de minister bereiken dat de organisaties voor 2015 weten welk bedrag zij
maximaal toegekend kunnen krijgen voor huisvestingslasten. Om de administratieve lasten
voor de instellingen zo laag mogelijk te houden, hoeven de instellingen dit aanvraagformulier
slechts te ondertekenen en terug te sturen.
Artikel 5
Een aantal organisaties dat een aanvraag kan doen op basis van onderhavige regeling,
kan ook in aanmerking komen voor een subsidie op basis van artikel 2, derde lid, van
de Subsidieregeling sanering leegstand gesloten jeugdhulp (Staatscourant nr. 29722, 23 oktober 2014) als zij genoemd staan in bijlage 1 van die regeling. Voorkomen
moet worden dat organisaties via verschillende regelingen dezelfde huisvestingslasten
meermaals gefinancierd krijgen. Op het moment van de aanvraag op grond van de onderhavige
regeling is echter nog geen besluit zijn genomen op grond van de Subsidieregeling
sanering leegstand gesloten jeugdhulp. Daarom staat in het in artikel 4 genoemde formulier
een maximumbedrag genoemd, gebaseerd op de huisvestinglasten van 2014. De subsidievaststelling
zal geschieden op basis van werkelijk gemaakte kosten; op dat moment zal een eventuele
subsidie op grond van artikel 2, derde lid van de Subsidieregeling sanering leegstand
gesloten jeugdhulp in mindering worden gebracht op de subsidieverlening.
Artikel 6
Indien sprake is van omstandigheden die van belang zijn voor de toegekende subsidie
dient de organisatie de minister daarvan op de hoogte te stellen. Daarbij hoort in
elk geval de situatie dat de organisatie een beroep heeft gedaan, of gaat doen, op
de Beleidsregels subsidieverstrekking bijzondere transitiekosten Jeugdwet. (Staatscourant nr. 27263, 29 september 2014) Niet alleen omdat in dat geval sprake kan zijn van risico’s voor
de continuïteit van zorg, maar ook om dubbele financiering te voorkomen.
In artikel 3 is geregeld dat de organisatie een aanvraag kan indienen voor een subsidie
die maximaal het subsidiebedrag is dat voor 2014 is verleend. Daarbij is de veronderstelling
dat gemeenten, die vanaf 2015 verantwoordelijk zijn voor de gesloten jeugdhulp, afspraken
maken met organisaties conform de Inkoophandreiking jeugdzorg van de VNG. Indien de
feitelijke afspraken daarvan substantieel afwijken dient een organisatie de minister
daarvan op de hoogte te stellen omdat dit gevolgen kan hebben voor de huisvestingslasten.
Een voorbeeld daarvan is als gemeenten minder capaciteit gaan inkopen dan voorzien
was.
Omstandigheden als hierboven genoemd kunnen aanleiding zijn de subsidie in een herziening
lager vast te stellen (bij een substantiële vermindering) of bij de vaststelling lager
vast te stellen (bij een beperkte vermindering).
Artikel 7
De regeling treedt in werking met terugwerkende kracht tot 15 oktober 2014. Daardoor
kunnen de instellingen vanaf dat moment hun aanvraag indienen, zodat het mogelijk
wordt om de instellingen voor 1 januari 2015 of zo spoedig mogelijk daarna de subsidie
voor de huisvestingslasten toe te kennen. Het ministerie van VWS heeft daarom in oktober
2014 alle organisaties per mail geïnformeerd over deze regeling en hen het aanvraagformulier
toegezonden.
Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn