Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 15 oktober 2014, kenmerk 671857-126837-J, houdende regels voor de subsidieverstrekking aan organisaties in verband met saneringskosten leegstand gesloten jeugdhulp (Subsidieregeling sanering leegstand gesloten jeugdhulp)

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikel 3 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. accommodatie:

accommodatie als bedoeld in artikel 29k, eerste lid van de Wet op de Jeugdzorg;

b. gesloten jeugdhulp:

gesloten jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

c. organisatie:

aanbieder van gesloten jeugdhulp van accommodaties die in 2014 als zodanig zijn aangewezen;

d. capaciteit:

vermogen tot het verlenen van gesloten jeugdhulp in een accommodatie, uitgedrukt in aantal voltijdsplaatsen op jaarbasis;

e. capaciteitsreductie:

terugbrengen van de capaciteit;

f. huisvestingslasten:

kosten voor huur, rente en aflossing;

g. minister:

Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 2

  • 1. De minister kan aan een organisatie eenmalig een subsidie verstrekken ten behoeve van kosten die het gevolg zijn capaciteitsreductie tot ten hoogste de in de voor de desbetreffende instelling in de bijlage aangegeven capaciteitsreductie.

  • 2. De subsidie bestaat uit een bedrag dat ontstaat uit vermenigvuldiging van het aantal daadwerkelijk te reduceren capaciteitsplaatsen met € 136.000 tot het in de bijlage opgenomen maximum per organisatie.

  • 3. Indien de geraamde kosten van de capaciteitsreductie meer bedragen dan het bedrag van de subsidie, bedoeld in het tweede lid, kan het subsidiebedrag worden verhoogd voor zover deze kosten in verband staan met de huisvestingslasten.

  • 4. Een organisatie kan uitsluitend in aanmerking komen voor verhoging van het subsidiebedrag indien in de in verband met de capaciteitsreductie staande kosten van de huisvestingslasten niet op andere wijze kan worden voorzien.

    Alvorens te beslissen op een aanvraag tot verhoging van de subsidie bedoeld in het derde lid vraagt de minister advies aan een onafhankelijk deskundige.

Artikel 3

  • 1. Een aanvraag kan tot uiterlijk 1 december 2014 worden ingediend.

  • 2. Een aanvraag die na 1 december 2014 wordt ontvangen, wordt afgewezen.

  • 3. Voor een aanvraag tot verstrekking van een subsidie wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 4. De aanvraag wordt ondertekend door de aanvrager of door een persoon die bevoegd is de aanvrager te vertegenwoordigen.

Artikel 4

  • 1. De aanvraag tot verstrekking tot subsidie bestaat uit een opgave van het aantal te reduceren capaciteitsplaatsen.

  • 2. Indien de aanvraag mede betrekking heeft op een subsidie als bedoeld in artikel 2, derde lid, bestaat de aanvraag tevens uit een begroting.

  • 3. De begroting behelst een overzicht van de geraamde kosten en opbrengsten van de aanvrager voor zover van belang voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 4. De begrotingsposten worden van een toelichting voorzien.

Artikel 5

  • 1. De minister besluit binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag tot verstrekking van de subsidie.

  • 2. Indien de minister over de aanvraag advies vraagt aan de onafhankelijk deskundige besluit de minister binnen tweeëntwintig weken.

  • 3. De subsidie wordt op aanvraag vastgesteld.

Artikel 6

De subsidieontvanger meldt meteen aan de minister indien zich omstandigheden voordoen die van belang zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.

Artikel 7

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 november 2014 en vervalt met ingang van 1 januari 2016.

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling sanering leegstand gesloten jeugdhulp.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

BIJLAGE 1 OVERZICHT VAN DE CAPACITEITSREDUCTIE BIJ DE INSTELLINGEN

Instelling

Reductie

De Hoenderloo Groep

4

Horizon

4

Juttersjeugdcombinatie

26

Jeugdformaat & Ipse De Bruggen

4

Intermetzo

34

Intermetzo (Lindenhorst)

16

Ottho Gerhard Helding

33

Spirit

32

Parlan

12

Ottho Gerhard Helding (Zuid)

1

Icarus

3

BJ Brabant

1

Juzt

2

stichting Almoss

2

 

174

TOELICHTING

Algemeen

De onderhavige regeling heeft betrekking op de subsidieverstrekking aan instellingen voor gesloten jeugdzorg in de kosten die in verband staan met te realiseren capaciteitsreducties. Een capaciteitsreductie is noodzakelijk gebleken en houdt verband met het volgende.

Op 1 januari 2015 treedt de Jeugdwet in werking. De inwerkingtreding heeft ook gevolgen voor de organisaties die gesloten jeugdhulp1 aanbieden. Gesloten jeugdhulp is de jeugdhulp die een jeugdige krijgt als de rechter voor deze jeugdige een machtiging heeft verleend om hem in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven. (artikel 6.1.2 Jeugdwet)

Vanaf 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de machtiging, en moeten zij ervoor zorgen dat er voldoende capaciteit is om jeugdigen met een machtiging gesloten jeugdhulp te plaatsen. Tot 1 januari 2015 is het Rijk hiervoor verantwoordelijk. Om aan deze ‘leveringsplicht’ te kunnen voldoen moet er voldoende capaciteit beschikbaar zijn. De aanbieders hebben daarom, naast een op basis van de verwachte omvang van de vraag vastgestelde capaciteit, ook extra capaciteit nodig om de opname garantie te kunnen realiseren (om pieken op te vangen en een goede match te vinden tussen jeugdige en zorgaanbod). VWS heeft daarom een leegstandspercentage van 10% gehanteerd; d.w.z. VWS subsidieert de instellingen volledig als hun accommodaties minimaal voor 90% bezet zijn. Omdat in 2013 de leegstand hoger is uitgevallen dan het gehanteerde percentage van 10%, hebben VWS en VNG op 5 maart 2014 afgesproken de totale omvang van de capaciteit van 1.336 terug te brengen met 174 plaatsen. Een belangrijke overweging hiervoor is tevens de verwachting dat de huidige leegstand eerder zal toe- dan afnemen, hetgeen de noodzakelijke continuïteit van zorg en de daarvoor benodigde infrastructuur in de weg kan staan. De afspraak over de reductie omvat ook een toedeling daarvan over de vijf zorggebieden2:

Zorggebied

 

2014

reductie

Noord

Groningen, Friesland en Drenthe

144

0

Noordwest

Utrecht, Noord-Holland en Stadsregio Amsterdam

272

60

Oost

Overijssel, Gelderland en Flevoland

202

37

Zuidwest

Zuid-Holland, Stadsregio’s Rotterdam en Haaglanden

378

68

Zuid

Zeeland, Noord-Brabant, Limburg

294

9

Landelijk

Moeder & Kind, 12mingroep, ZIKOS (zeer intensieve kortdurende observatie en stabilisatie)

46

0

Totaal

 

1.336

174

De benodigde capaciteit heeft geresulteerd in een door VWS opgesteld overzicht van de benodigde capaciteit per jeugdzorgregio dat de VNG heeft opgenomen in de Inkoophandreiking voor gesloten jeugdhulp. Voor gemeenten zijn deze aantallen en de verdeling richtinggevend bij de inkoopafspraken voor 2015 als het gaat om aanbieders van gesloten jeugdhulp. Omdat instellingen voor gesloten jeugdhulp mogelijk niet in staat zijn de financiële gevolgen van deze capaciteitsreductie volledig te dragen hebben VWS en VNG afgesproken dat er in 2015 € 25 mln. beschikbaar is als bijdrage voor de dekking van kosten die gepaard gaan met de capaciteitsreductie. Deze middelen blijven op de begroting van het Rijk staan en worden voor 2015 nog niet toegevoegd aan het macrokader jeugdhulp. Na beëindiging van deze regeling worden de met deze regeling gemoeide middelen toegevoegd aan het macrokader Jeugdhulp.

Gevolgen voor administratieve lasten

Bij het opstellen van de regeling is rekening gehouden met de belasting van de betrokken instellingen In de eerste plaats is gekozen voor het toekennen van een normbedrag, namelijk € 136.000. Dat bedrag is 115% van de exploitatiekosten die de organisaties op basis van de huidige regeling Gesloten jeugdzorg 2013–2014 vergoed kregen inclusief de overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling in 2014. Het ministerie van VWS heeft een aantal maatregelen genomen om de financiële positie van instellingen te versterken (reserves behouden, waarborghypotheken worden geroyeerd, geen leegstandskorting). Gegeven deze maatregelen is de verwachting dat dit normbedrag toereikend is.

In de tweede plaats is gekozen voor het systeem van vaststelling van de subsidie zonder een voorafgaande verlening (toekennen is vaststellen) zodat de organisatie zo spoedig mogelijk op de hoogte is van de subsidie die de organisatie in 2015 krijgt voor de dekking van kosten die het gevolg zijn van de capaciteitsreductie die VWS en VNG afgesproken hebben.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Organisaties komen alleen in aanmerking voor een subsidie als de te reduceren capaciteit plaatsen betreft van accommodaties die bedoeld zijn in artikel 29k, eerste lid van de Wet op de jeugdzorg. Daarin staat dat een machtiging gesloten jeugdzorg alleen ten uitvoer gelegd kan worden in een door de ministers van VWS en V&J daartoe aangewezen accommodatie.

Artikel 2

Op 5 maart 2014 hebben VWS en VNG afspraken gemaakt over een reductie van 174 plaatsen ten opzichte van de huidige capaciteit. Het is niet ondenkbaar dat gemeenten nog minder plaatsen gaan inkopen, bijvoorbeeld als gevolg van de bezuiniging waarmee de overdracht van de jeugdzorg naar gemeenten gepaard gaat. Indien een organisatie voor gesloten jeugdhulp hierdoor capaciteit moet saneren komen de kosten daarvan niet voor subsidiering op grond van deze regeling in aanmerking, maar voor de Regeling bijzondere transitiekosten Jeugdwet.3

De onderhavige regeling staat open voor de in bijlage 1 opgenomen instellingen met accommodaties die in aanmerking komen voor een subsidie. Deze lijst is grotendeels ontleend aan het voorstel van 23 juni 2014 dat Jeugdzorg Nederland op verzoek van VWS heeft gedaan voor de invulling van de capaciteitsreductie per organisatie die VWS en VNG hebben afgesproken (kenmerk 00001361/JZ+/AW).

VWS heeft dit voorstel via de VNG onder de aandacht van gemeenten gebracht om te gebruiken bij de inkoopafspraken.

Bijlage 1 wijkt op een aantal punten af van het voorstel van Jeugdzorg Nederland. Dat komt omdat in dat voorstel niet alle 174 plaatsen, waarvan VWS en VNG hebben afgesproken om die te reduceren, per organisatie zijn ingevuld. Dat is het gevolg van de onderstaande afwijkingen:

  • In zorggebied Oost zijn zes plaatsen nog niet ingevuld.

  • In zorggebied Zuid zijn negen plaatsen nog niet ingevuld.

  • In zorggebied Noordwest is de voorgestelde reductie twee plaatsen hoger. Voor deze twee plaatsen kunnen organisaties geen aanvraag doen.

Omdat de invulling van de door VWS en VNG afgesproken reductie van 174 richtinggevend is voor gemeenten, is de verwachting dat in ieder geval in zorggebied Oost zes plaatsen en in zorggebied Zuid negen plaatsen minder ingekocht zullen worden dan in het voorstel van Jeugdzorg Nederland staat.

Gegeven het bovenstaande zijn in afwijking van het voorstel van Jeugdzorg Nederland de volgende aanvullingen opgenomen in bijlage 1:

  • De voor het zorggebied Oost in 2014 werkzame instellingen Intermetzo en OGH kunnen hun reductievoorstel met ieder drie plaatsen ophogen.

  • De voor het zorggebied Zuid in 2014 werkzame instellingen Icarus, BJ Brabant, Juzt, Stichting Almoss en OGH kunnen alsnog een reductievoorstel indienen voor gezamenlijk maximaal negen plaatsen.

Met deze aanvullingen heeft het overleg van de instellingen op 30 september 2014 ingestemd.

In de algemene toelichting staat dat een organisatie in aanmerking kan komen voor een eenmalige subsidie ten behoeve van kosten als gevolg van capaciteitsreductie. Het is een eenmalig bedrag waarmee de organisatie deze kosten kan financieren. Hierboven is aangegeven dat de hoogte van de toe te kennen subsidie gebaseerd is op een normbedrag per plaats. De organisatie kan een subsidiebedrag aanvragen dat bestaat uit de vermenigvuldiging van het aantal te reduceren plaatsen met € 136.000. Indien een organisatie kan onderbouwen dat de geraamde kosten meer bedragen dan dit bedrag, kan deze een aanvraag indienen voor een verhoging van de subsidie.

Voor de verhoging komen alleen kosten in aanmerking die in verband staan met de huisvestingskosten van de accommodatie waarvoor de capaciteitsreductie gevolgen heeft. De huisvestingskosten kunnen betreffen huur, afschrijving en rente. Deze indeling sluit aan op die van de Subsidieregeling gesloten jeugdzorg 2013/2014 (Staatscourant nr. 14648, 17 juli 2012).

Uit de onderbouwing moet blijken waarom de organisatie niet in staat is zelf de kosten die het gevolg zijn van de capaciteitsreductie te financieren, ondanks het subsidiebedrag op basis van het normbedrag waarop de organisatie aanspraak mag maken.

Om in dat geval tot een zo nauwkeurig mogelijke vaststelling te komen van de hoogte van het toe te kennen subsidiebedrag zal het advies betrokken worden van een op het terrein van sanering deskundige partij. Deze deskundige zal niet alleen beoordelen of de opgevoerde huisvestingskosten het gevolg zijn van de voorgestelde reductie, maar ook het vermogen van de organisatie om zelf bij te dragen aan de dekking van de kosten. Daarbij betrekt de deskundige ook het bedrag dat de organisatie heeft aangevraagd dat bestaat uit de vermenigvuldiging van het aantal te reduceren plaatsen met € 136.000.

Op basis van deze beoordeling stelt de deskundige een advies op voor de minister over de hoogte van de toe te kennen subsidie. Op basis van dat advies verstrekt de minister een definitieve subsidie aan de organisatie om de kosten als gevolg van de capaciteitsreductie te kunnen financieren.

Artikel 3

Aanvragen om een subsidie dienen uiterlijk 1 december 2014 te zijn ontvangen. Dat is mogelijk voor de organisaties omdat zij meegewerkt hebben aan het voorstel van Jeugdzorg Nederland en in dat kader al ingestemd hebben met de capaciteitsreductie voor hun organisatie.

Artikel 4

De organisatie moet de aanvraag voor een subsidie onderbouwen in een door de minister vastgesteld formulier.

Indien de aanvraag alleen betrekking heeft op een subsidie voor exploitatiekosten als gevolg van de sanering kan volstaan worden met een opgave van het werkelijk aantal plaatsen.

Indien de aanvraag een verhoging van dat bedrag betreft dient de organisatie een onderbouwing van de huisvestingskosten die het gevolg zijn van de capaciteitsreductie te overleggen. Ook dat moet in het formulier dat de minister vastgesteld heeft opgenomen worden.

Artikel 5

Indien een organisatie een aanvraag indient zonder verzoek om verhoging is de beslissingstermijn 13 weken. De toekenning van een subsidie op basis van een dergelijke aanvraag is ook de vaststelling van de subsidie.

Indien een organisatie een aanvraag indien met een verzoek om verhoging bedraagt de beslissingstermijn 22 weken.

Deze termijnen zijn conform de geldende wet- en regelgeving.

Artikel 6

De veronderstelling is dat de te reduceren capaciteit niet meer gebruikt zal worden. Wanneer bijvoorbeeld in 2015 zou blijken dat zich situaties voordoen dat deze capaciteit toch weer nodig blijkt te zijn, zijn dat omstandigheden die de subsidieontvanger meteen aan de minister moet melden.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
1

Cf. de Jeugdwet wordt hier consequent de term gesloten jeugdhulp gebruikt waar in de Wet op de jeugdzorg de term gesloten jeugdzorg wordt gebruikt.

X Noot
2

VWS hanteert voor de toedeling van de capaciteit een indeling in deze vijf zorggebieden om zo te bevorderen dat jeugdigen zo dicht mogelijk bij hun woonplaats geplaatst kunnen worden.

X Noot
3

Regeling van 7 juli 2014, 642067-123483-J houdende vergoeding bijzondere transitiekosten van organisaties in verband met de inwerkingtreding van de Jeugdwet.

Naar boven