Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 31 oktober 2014, nr. IENM/BSK-2013/122814, tot wijziging van de Regeling handel in emissierechten (meetellen capaciteit van reserve, achtervang of parallelle eenheden en andere wijzigingen)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op de artikelen 16.13a, eerste lid, 16.32, zesde lid, 16.35c, vijfde lid, van de Wet milieubeheer en artikel 2, tweede lid, onderdeel e, onder 4°, van het Besluit handel in emissierechten;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling handel in emissierechten wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt het volgende begrip en de daarbij behorende begripsomschrijving in alfabetische rangschikking ingevoegd:

meetverantwoordelijke gas:

meetverantwoordelijke als bedoeld in de Begrippenlijst gas, zijnde een onderdeel van de voorwaarden, bedoeld in artikel 12b van de Gaswet;

B

Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde tot en met het vijfde lid tot vierde tot en met zesde lid, wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Bij een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt een methodologieverslag als bedoeld in artikel 34 gevoegd. De artikelen 34, tweede en derde lid, en 35 zijn van overeenkomstige toepassing.

2. In het vijfde lid (nieuw) wordt ‘Het derde lid’ vervangen door: Het vierde lid.

C

Na artikel 43 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3.4a Toepassing artikel 16.35c, vijfde lid, van de wet

Artikel 43a. De wijze waarop de gemiddelde marktprijs van een broeikasgasemissierecht wordt bepaald

De gemiddelde marktprijs van een broeikasgasemissierecht, bedoeld in artikel 16.35c, vijfde lid, van de wet, wordt bepaald door de hoeveelheid terug te vorderen broeikasgasemissierechten te vermenigvuldigen met het gemiddelde van de veilingprijs van de tien veilingen waarin de vraag naar broeikasemissierechten in ieder geval leidt tot een veilingprijs boven de reserveprijs, onmiddellijk voorafgaand aan de dagtekening van het dwangbevel, bedoeld in artikel 16.35c, tweede lid, van de wet, waarin Nederland broeikasgasemissierechten heeft aangeboden.

D

Aan artikel 47 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Bij een melding als bedoeld in het tweede lid wordt een methodologieverslag als bedoeld in artikel 34 gevoegd. De artikelen 34, tweede en derde lid, en 35 zijn van overeenkomstige toepassing.

E

Artikel 48 komt te luiden:

Artikel 48 Melding en regels inzake activiteiten in reserve, achtervang of parallelle eenheid (artikel 2, tweede lid, onderdeel e, onder 4°, van het Besluit handel in emissierechten)

  • 1. Een melding als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel e, van het Besluit handel in emissierechten, gaat vergezeld van:

    • a een bewijs waaruit blijkt dat de reserve, achtervang of parallelle eenheid door een identificeerbare en handhaafbare technische restrictie niet tegelijkertijd in werking kan zijn met andere eenheden, zodanig dat de drempelwaarde, bedoeld in bijlage I bij het Besluit handel in emissierechten, op geen enkel moment kan worden overschreden, en

    • b. een bewijs dat de technische restrictie, bedoeld in onderdeel a, geplaatst is door een meetverantwoordelijke gas indien de technische restrictie is gericht op de toevoer van gas.

  • 2. Indien de technische restrictie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, niet gericht is op de toevoer van gas:

    • a. wordt voorafgaand aan de melding contact opgenomen met het bestuur van de emissieautoriteit;

    • b. geeft het bestuur van de emissieautoriteit aan wie of welke instantie de technische restrictie dient te plaatsen en controleren, en

    • c. gaat de melding in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, vergezeld van een bewijs waaruit blijkt dat de technische restrictie geplaatst is door de persoon of instantie, bedoeld in onderdeel b.

  • 3. In een geval als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel e, van het Besluit handel in emissierechten, wordt na de melding, bedoeld in het eerste lid, al dan niet in samenhang met het tweede lid, jaarlijks bij het bestuur van de emissieautoriteit ingediend:

    • a. een rapport waarin in ieder geval de gegevens zijn opgenomen van een continue meting van de werking van de technische restrictie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, waarbij de gegevens met een frequentie van een uur worden opgeslagen. Uit de gegevens blijkt wanneer eenheden die in verbinding staan met de technische restrictie in gebruik zijn geweest;

    • b. een bewijs dat de technische restrictie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, in dat jaar is gecontroleerd door een Meetverantwoordelijke gas als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, of door de persoon of instantie als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, en tijdens die controle een test van de werking van de technische restrictie is uitgevoerd.

  • 4. In afwijking van het derde lid, aanhef en onderdeel a, kan het bestuur van de emissieautoriteit aangeven welke gegevens opgenomen moeten worden in het rapport, indien:

    • 1°. het betreft een technische restrictie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, die niet gericht is op de toevoer van gas, en

    • 2°. het niet mogelijk is om in het rapport de gegevens aan te leveren, bedoeld in het derde lid, aanhef en onderdeel a.

F

In artikel 49, eerste lid, wordt ‘artikelen 44 tot en met 48’ vervangen door: artikelen 44 tot en met 47.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

TOELICHTING

1. Inleiding, aanleiding en achtergrond

Met deze regeling is de Regeling handel in emissierechten gewijzigd.

In de eerste plaats zijn in de Regeling handel in emissierechten nadere eisen gesteld aan de mogelijkheid om reserve, achtervang of parallelle eenheden buiten beschouwing te laten bij de berekening van het vermogen van een broeikasgasinstallatie ten behoeve van het vaststellen van vergunningplicht die volgt uit artikel 16.5 van de Wet milieubeheer. De mogelijkheid om deze eenheden onder voorwaarden buiten beschouwing te laten is in het besluit tot wijziging van het Besluit handel in emissierechten (meetellen thermisch vermogen van reserve, achtervang of parallelle installaties) (Stb. 2014, nr. 412) (hierna: wijzigingsbesluit) in artikel 2, tweede lid, onderdeel e, onder 4°, van het Besluit handel in emissierechten opgenomen. In het wijzigingsbesluit was aangekondigd, dat de voorwaarden die verbonden worden aan het buiten beschouwing laten van reserve, achtervang of parallelle eenheden in de Regeling handel in emissierechten zouden worden opgenomen.

In de tweede plaats is uitvoering gegeven aan artikel 16.35c, vijfde lid, van de Wet milieubeheer. Geregeld is de wijze waarop de gemiddelde marktprijs van een broeikasgasemissierecht wordt bepaald.

Ten derde zijn enkele aanpassingen doorgevoerd ten behoeve van de handhaafbaarheid van de handel in emissierechten door het bestuur van de Nederlandse emissieautoriteit (NEa).

2. Hoofdlijnen van het voorstel

Onderdelen A en E (Artikelen 1 en 48 van de Regeling handel in emissierechten)

In artikel 48 van de Regeling handel in emissierechten worden nadere eisen gesteld aan de melding dat er sprake is van een broeikasgasinstallatie die een reserve, achtervang of parallelle eenheid is en dat door het niet meetellen van deze eenheid, de inrichting niet vergunningplichtig is. Deze meldingsplicht volgt uit artikel 2, tweede lid, onderdeel e, onder 4°, van het Besluit handel in emissierechten. Zolang geen melding is gedaan, worden activiteiten van de reserve, achtervang en parallelle eenheden niet buiten beschouwing gelaten. Bij het opstellen van de nadere eisen voor de melding is de lijn gevolgd die is opgenomen in de paragrafen 3.3.3, 4.3 en 4.5.1 van de ‘Guidance on Interpretation of Annex I of the EU ETS Directive (excl. aviation activities)’ van de Europese Commissie 18 maart 20101 (hierna: Guidance), waarin de toepassing van bijlage I van de ETS-Richtlijn door de Europese Commissie is toegelicht.

Bij de melding moet een bewijs worden meegestuurd, dat er identificeerbare en handhaafbare technische restricties zijn voor het gelijktijdig opereren van broeikasgasinstallaties en voor het voorkomen dat de drempelwaarde op enig moment wordt overschreden (artikel 48, eerste lid, onder a, van de Regeling handel in emissierechten).2 Van belang is, dat de restricties handhaafbaar zijn. Het is aan de melder dit aan te tonen. Het bestuur van de NEa beoordeelt of de benodigde restricties genoegzaam zijn aangetoond.

Bij de melding van een restrictie die gericht is op de toevoer van gas moet daarnaast een bewijs worden geleverd, dat de betreffende restrictie door een meetverantwoordelijke gas is geplaatst (artikel 48, eerste lid, onderdeel b, van de Regeling handel in emissierechten). Met onderdeel A is in artikel 1 van de Regeling voertuigen een begripsomschrijving voor het begrip meetverantwoordelijke gas opgenomen. De meetverantwoordelijke gas is in de Begrippenlijst gas3 aangewezen om uitlezing, onderhoud en plaatsing van meters in het gasnet uit te voeren en is dan ook deskundig ten aanzien van de plaatsing van technische restricties in het gasnet. De Meetverantwoordelijken gas worden aangewezen door TenneT. Het plaatsen van de technische restrictie is evenwel geen onderdeel van de aanwijzing door TenneT.

Het merendeel van de technische restrictie zullen gericht zijn op de toevoer van gas. Het is echter denkbaar dat ook andere technische restricties worden geplaatst. Wanneer de technische restrictie geen betrekking heeft op de toevoer van gas wordt na overleg met de NEa door de NEa besloten welke deskundige instantie of deskundig persoon de technische restrictie mag plaatsen (artikel 48, tweede lid, van de Regeling handel in emissierechten). Vervolgens moet bij de melding een bewijs worden geleverd dat de technische restrictie geplaatst is door de afgesproken instantie of persoon.

Door plaatsing door een Meetverantwoordelijke gas of een ander deskundige instantie of deskundig persoon indien de restrictie niet op de toevoer van gas ziet, is gegarandeerd dat de technische restrictie geplaatst wordt door een deskundige zodat de juiste installatie van de restrictie is gewaarborgd.

Verder worden in het derde lid van artikel 48 van de Regeling handel in emissierechten nadere eisen gesteld aan de drijvers van de inrichting die, indien de reserve, achtervang en parallelle eenheden niet buiten beschouwing zouden worden gelaten, een vergunning als bedoeld in artikel 16.5 van de Wet milieubeheer hadden moeten hebben.

Jaarlijks moet een rapport aan de NEa worden toegestuurd, waaruit volgt dat de werking van de technische restrictie dat jaar is gecontroleerd door een Meetverantwoordelijke gas (indien de restrictie ziet op de toevoer van gas) of een andere deskundige instantie of deskundig persoon (indien de restrictie niet ziet op de toevoer van gas). Dit maakt de technische restricties handhaafbaar.4

Daarnaast moeten meetgegevens worden gerapporteerd, waaruit blijkt, dat de reserve, achtervang en parallelle eenheden niet tegelijkertijd met de andere eenheden in werking zijn geweest. De restricties moeten regelmatig gecontroleerd worden door de NEa.5 De jaarlijkse rapportage biedt het bestuur van de NEa de mogelijkheid te controleren of de eenheden niet tegelijkertijd in werking zijn geweest.

De rapportageplicht brengt met zich dat de restrictie in ieder geval in staat moet zijn gegevens over de continue werking (met registratie per uur) op te slaan (artikel 48, derde lid, onderdeel a, van de Regeling handel in emissierechten). Wanneer de technische restrictie echter niet gericht is op de toevoer van gas, kan het zo zijn dat de verplichting om gegevens over de continue werking (met registratie per uur) op te slaan niet na te leven is. In dat geval beslist de NEa welke gegevens in plaats van de continue werking (met registratie per uur) gerapporteerd moeten worden (artikel 48, vierde lid, van de Regeling handel in emissierechten).

Onderdelen B en D (Artikelen 42, derde lid, en 47, derde lid, van de Regeling handel in emissierechten)

Met de onderdelen B en D is vastgelegd, dat voortaan bij een melding van aanzienlijke vermindering van capaciteit en bij een nieuwkomersaanvraag een methodologieverslag als bedoeld in artikel 34 de Regeling handel in emissierechten moet worden overgelegd.

In een methodologieverslag wordt met name beschreven op welke wijze de aangeleverde gegevens in de melding of aanvraag zijn vastgesteld. Ook moeten bijvoorbeeld de systeemgrenzen van de inrichting worden beschreven. Dit geeft de NEa handvatten die bijdragen aan een effectieve toetsing van de gegevens. Het indienen van een methodologieverslag is echter in Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PbEU 2003, L 275) (hierna: ETS-Richtlijn) niet expliciet verplicht voor de toewijzing aan nieuwkomers en bij de melding van een aanzienlijke vermindering van de capaciteit. Een dergelijk verslag is echter ook voor de doeltreffende beoordeling van nieuwkomersaanvragen en aanzienlijke capaciteitsvermindering onontbeerlijk.

Om die reden worden de artikelen 34, tweede en derde lid, en 35 van de Regeling handel in emissierechten in de artikelen 42, derde lid en 47, derde lid, van overeenkomstige toepassing verklaard op respectievelijk nieuwkomersaanvragen en meldingen van aanzienlijke capaciteitsverminderingen.

Dit is voor nieuwkomersaanvragen toegestaan ingevolge artikel 10bis, zevende lid, vierde alinea, van de ETS-richtlijn in samenhang met artikel 17 van het Besluit 2011/278/EU van de Commissie van 27 april 2011 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10bis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2011, L 130) (hierna: Besluit 2011/278/EU) en in samenhang met artikel 16.32, zesde lid, van de Wet milieubeheer. Voor meldingen van aanzienlijke capaciteitsverminderingen is dit toegestaan ingevolge artikel 10bis, twintigste lid, van de ETS-richtlijn in samenhang met artikel 21 van Besluit 2011/278/EU en in samenhang met 16.13a, eerste lid, van de Wet milieubeheer.

Onderdeel C (Artikel 43a van de Regeling handel in emissierechten)

Artikel 43a van de Regeling handel in emissierechten ziet op de uitvoering van artikel 16.35c, vijfde lid, van de Wet milieubeheer. Daarin is bepaald dat bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop de gemiddelde marktprijs van een broeikasgasemissierecht wordt bepaald. Dit is nodig in verband met het eventueel terugvorderen van een bedrag dat correspondeert met de waarde van broeikasgasemissierechten.

Door uit te gaan van een gemiddelde veilingprijs van succesvolle veilingen waarop Nederlandse rechten zijn aangeboden, wordt de waarde van de broeikasemissierechten op een betrouwbare en transparante wijze bepaald. Een veiling is succesvol als er voldoende vraag naar broeikasemissierechten is. Daarom is in artikel 43a van de Regeling handel in emissierechten bepaald dat de vraag naar broeikasrechten in ieder geval leidt tot een veilingprijs boven de reserveprijs.

De informatie van de veilingen is openbaar en eenduidig: Nederlandse rechten worden aangeboden via het gezamenlijke Europese veilingplatform. De veilingdata en prijs waarvoor de Nederlandse rechten zijn verhandeld, zijn via de website van het veilingplatform te raadplegen. Door de prijs te baseren op 10 succesvolle veilingen (die meestal binnen een periode van ongeveer 30 dagen plaatsvinden), wordt de actuele waarde weerspiegeld. De gemiddelde prijs van de geveilde Nederlandse emissierechten wijkt normaliter niet substantieel af van de prijs op de veilingsplatforms waar emissierechten verhandeld worden. Er is voor gekozen om de gemiddelde marktprijs van een broeikasgasemissierecht niet te bepalen aan de hand van prijsvorming van één van de handelsplatforms, omdat dit minder transparant is en de kans op fluctuatie groter is.

Onderdeel F

Met dit onderdeel is een omissie hersteld. Op 1 januari 2014 is artikel 48 (oud) vervallen. In artikel 49 stond nog een verwijzing naar dit artikel. Voor de melding, bedoeld in artikel 48 (nieuw) van de Regeling voertuigen, hoeft geen gebruikgemaakt te worden van een door de NEa beschikbaar gesteld standaardformulier.

3. Uitvoering en handhaving

Met de onderdelen B en D wordt het toezicht en de handhaving door de NEa vergemakkelijkt.

Onderdelen C en F hebben geen gevolgen voor het toezicht en de handhaving.

Met betrekking tot onderdeel E moet worden opgemerkt, dat indien niet (langer) aan artikel 48 van de Regeling handeling in emissierechten of aan artikel 2 van het Besluit handel in emissierechten kan worden voldaan, op grond van artikel 16.5 van de Wet milieubeheer een vergunning voor het inwerking hebben van de inrichting zal moeten worden aangevraagd. De bestuursrechtelijke handhaving van de bepalingen is in handen van de NEa.

Artikel 1a, onder 1°, van de Wet op de economische delicten bepaalt dat overtreding van voorschriften bij of krachtens artikel 16.5 van de Wet milieubeheer een economisch delict is.

4. Gevolgen

4a. Financiële gevolgen voor de rijksoverheid

Deze regeling heeft geen financiële gevolgen voor de rijksoverheid.

De extra tijd die die het beoordelen van een methodologierapport bij een melding kost voor de NEa wordt teruggewonnen, omdat de melding uiteindelijk sneller en efficiënter kan worden afgehandeld.

4b. Financiële gevolgen voor burgers, bedrijven en andere overheden

De handel in broeikasgasemissierechten heeft enkel betrekking op bedrijven. Deze regeling heeft dan ook geen gevolgen voor burgers en andere overheden.

Met betrekking tot de onderdelen B en D is de verwachting dat er geen invloed is op de administratieve lasten. De ervaring in 2013 heeft geleerd dat bij het behandelen van meldingen zonder een methodologieverslag de NEa aanvullende informatie moet opvragen om de melding te kunnen beoordelen. De verwachting is dat deze aanvullende vragen niet of minder nodig zijn indien een methodologieverslag moet worden opgesteld. Daarnaast, is de verwachting, zal ook de verificatie van de meldingen door de verificateurs efficiënter en kosteneffectiever kunnen verlopen.

Het plaatsen van een technische restrictie en de jaarlijkse rapportageverplichting (onderdeel E) brengen kosten en administratieve lasten met zich mee. Deze zijn echter lager dan de lasten die zouden voortvloeien uit het deelnemen aan het broeikasgasemissiehandelsysteem. In paragraaf 4a van het algemeen deel van de toelichting bij het wijzigingsbesluit is hier reeds uitgebreid op ingegaan.

4c. Gevolgen voor het milieu

Deze regeling heeft geen gevolgen voor het milieu.

5. Inwerkingtreding en overgangsrecht

Uit het kabinetsbeleid inzake de aanpak van administratieve lasten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309) volgt dat als algemeen uitgangspunt voor de inwerkingtreding van algemene maatregelen van bestuur twee vaste data gelden en een minimale invoeringstermijn van 2 maanden. In dit geval wordt voldaan aan beide uitgangspunten. De regeling treedt tegelijkertijd met het wijzigingsbesluit in werking.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld


X Noot
2

Dit sluit aan bij paragraaf 4.3 van de Guidance van de Europese Commissie.

X Noot
3

Stcrt. 2006, 125. De begrippenlijst is laatstelijk gewijzigd bij Besluit tot vaststelling van de voorwaarden als bedoeld in artikel 12b van de Gaswet, ACM (Stcrt. 2014, 21927). Voor de geconsolideerde versie, zie https://www.acm.nl/download/documenten/nma/Begrippenlijst%20Gas.pdf

X Noot
4

Dit sluit aan bij paragraaf 4.3 van de Guidance van de Europese Commissie.

X Noot
5

Dit sluit aan bij paragraaf 4.3 van de Guidance van de Europese Commissie

Naar boven