Advies Raad van State betreffende besluit van ........ tot wijziging van het Besluit inburgering en het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de toevoeging van een praktijkexamen ten behoeve van de oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt aan het onderdeel kennis van de Nederlandse samenleving en enkele andere wijzigingen

Nader Rapport

Datum 14 oktober 2014

Nader rapport inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van het Besluit inburgering en het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de toevoeging van een praktijkexamen ten behoeve van de oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt aan het onderdeel kennis van de Nederlandse samenleving en enkele andere wijzigingen

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 7 juli 2014, nr. 2014001312, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 28 augustus 2014, nr. W12.14.0219/III, bied ik U hierbij, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, aan.

De Afdeling onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt daarbij een opmerking over het ontbreken van een motivering van de proportionaliteit van het nieuwe onderdeel van het inburgeringsexamen.

In verband met de aanvulling van de integratievoorwaarden verwijst de Afdeling in haar advies naar artikel 5, tweede lid, van de Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (hierna: richtlijn langdurig ingezetenen) en artikel 7, tweede lid, van de Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (hierna: richtlijn gezinshereniging). In deze richtlijnen komt namelijk ook de term ‘integratievoorwaarden’ voor.

De verenigbaarheid van de vormgeving van de Nederlandse integratieverplichting in de Wet inburgering en de Vreemdelingenwet met de ‘integratievoorwaarden’ uit deze richtlijnen is aan de orde in twee prejudiciële procedures bij het Hof van Justitie van de EU. De Afdeling wijst erop dat bij de beoordeling van de verenigbaarheid van integratiemaatregelen met deze richtlijnen, in de jurisprudentie het met name de vraag is of die maatregelen proportioneel zijn. Daarbij merkt zij op dat in de nota van toelichting op het onderhavige ontwerpbesluit aan de proportionaliteit geen aandacht is besteed.

Naar aanleiding van het advies van de Afdeling om de toelichting bij het ontwerpbesluit aan te vullen, is in het algemeen deel van de nota van toelichting de proportionaliteit van de aanvullende voorwaarden voor inburgering en de daaraan verbonden kosten toegelicht onder het kopje ‘Proportionaliteit van het examenonderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt’. In de toelichting is overwogen dat voor nieuwkomers een goede en snelle startperiode op de Nederlandse arbeidsmarkt van belang is. Een snelle start staat namelijk ten dienste van het persoonlijk sneller participeren van de inburgeraars op de arbeidsmarkt, en daarmee ook van de integratie van de betrokken persoon in de Nederlandse samenleving. De extra voorbereidingstijd van gemiddeld 56 uur en de extra aan het nieuwe examenonderdeel verbonden kosten van € 100 staan in een redelijke verhouding tot de voordelen voor de betrokken persoon en de samenleving als geheel. In de toelichting is ook aangegeven dat ten opzichte van de bestaande inburgeringseisen de toevoeging van het nieuwe examenonderdeel een kleine toevoeging is en dat de werkelijke kosten voor het nieuwe onderdeel van het inburgeringsexamen slechts voor een beperkt deel worden doorberekend aan de inburgeraar. De toevoeging van het onderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt is in dat licht proportioneel en ook in overeenstemming met Europese richtlijnen te achten. De overige wijzigingen in de examenonderdelen in het inburgeringsexamen en het basisexamen inburgering buitenland houden geen verzwaring van de eindtermen in en kunnen daarom buiten beschouwing blijven bij de beoordeling van de proportionaliteit.

Ik moge U hierbij, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, het ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher.

Advies Raad van State

No. W12.14.0219/III

’s-Gravenhage, 28 augustus 2014

Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2014, no. 2014001312, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit inburgering en het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de toevoeging van een praktijkexamen ten behoeve van de oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt aan het onderdeel kennis van de Nederlandse samenleving en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.

Ingevolge het ontwerpbesluit wordt aan het inburgeringsexamen in Nederland als onderdeel van kennis van de Nederlandse samenleving vanaf 1 januari 2015 oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt toegevoegd. Naast deze toevoeging worden enkele examenonderdelen aangepast in het inburgeringexamen in Nederland alsmede in het basisexamen inburgering in het buitenland.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt daarbij een opmerking over de overeenstemming van het ontwerpbesluit met de richtlijn langdurig ingezeten onderdanen van derde landen.

Door de toevoeging van het onderdeel ‘oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt’ aan het inburgeringsexamen als bedoeld in de Wet inburgering, worden de integratievoorwaarden aangevuld. De Afdeling wijst er op dat de term ‘integratievoorwaarden’ voorkomt in de richtlijn langdurig ingezeten onderdanen van derde landen1 en eveneens in de richtlijn gezinshereniging.2 De wijze waarop de integratieverplichting in Nederland is vorm gegeven in de Wet inburgering (en in de Wet inburgering in het buitenland) verenigbaar is met de ‘integratievoorwaarden’ is aan de orde in een tweetal prejudiciële procedures aanhangig bij het Hof van Justitie van de EU. Een eerste procedure betreft prejudiciële vragen van de Centrale Raad van Beroep over de verenigbaarheid van het inburgeringsexamen op grond van de Wet inburgering met de richtlijn langdurig ingezetenen onderdanen van derde landen.3 De andere procedure betreft prejudiciële vragen van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over de verenigbaarheid van het basisexamen inburgering op grond van de Wet inburgering buitenland met de richtlijn gezinshereniging.4 Daarbij is met name aan de orde of de inhoudelijke voorwaarden alsmede de daaraan verbonden kosten proportioneel zijn. Uit het arrest van het Hof van Justitie in de zaak Dogan blijkt dat het Hof bijzondere waarde hecht aan de proportionaliteit van de inburgeringsvoorwaarden.5 In de toelichting op het ontwerpbesluit wordt geen aandacht besteed aan dit aspect.

De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De vice-president van de Raad van State, J.P.H. Donner.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Besluit van ........ tot wijziging van het Besluit inburgering en het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de toevoeging van een praktijkexamen ten behoeve van de oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt aan het onderdeel kennis van de Nederlandse samenleving en enkele andere wijzigingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 2 juli 2014, nr. 2014-0000094121, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie;

Gelet op de artikelen 5, derde lid, 7, vierde lid, en 47, derde lid, van de Wet inburgering en de artikelen 16, tweede lid, 21, zesde lid, 34, tweede lid, en 45b, vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van ........);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van [niet invullen], uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit inburgering wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.3, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt ‘beroepsonderwijs of leerlingwezen’ vervangen door: of middelbaar beroepsonderwijs vanaf niveau 2.

2. Onderdeel c vervalt, onder verlettering van de onderdelen d tot en met l tot de onderdelen c tot en met k.

B

Artikel 2.10 komt te luiden:

Artikel 2.10
  • 1. De inburgeringsplichtige verwerft kennis van de Nederlandse samenleving op het niveau van de bij regeling van Onze Minister vast te stellen eindtermen met betrekking tot de volgende onderdelen:

    • a. kennis van de Nederlandse maatschappij;

    • b. oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt.

  • 2. Van de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde te verwerven kennis is vrijgesteld de persoon die inburgeringsplichtig is geworden voor 1 januari 2015.

C

Artikel 3.9 komt te luiden:

Artikel 3.9
  • 1. Het inburgeringsexamen bestaat voor wat betreft de examinering van de mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de wet, uit de volgende onderdelen:

    • a. leesvaardigheid;

    • b. luistervaardigheid;

    • c. schrijfvaardigheid;

    • d. spreekvaardigheid.

  • 2. Het inburgeringsexamen bestaat voor wat betreft de examinering van de kennis van de Nederlandse samenleving, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de wet, uit de volgende onderdelen:

    • a. kennis van de Nederlandse maatschappij;

    • b. oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt.

  • 3. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de onderdelen van het inburgeringsexamen, genoemd in het eerste en tweede lid.

D

Na artikel 3.9 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 3.9a
  • 1. De onderdelen leesvaardigheid, luistervaardigheid en spreekvaardigheid van het inburgeringsexamen worden afgelegd door middel van een door Onze Minister beheerd geautomatiseerd systeem.

  • 2. Het onderdeel schrijfvaardigheid van het inburgeringsexamen wordt schriftelijk afgelegd.

  • 3. Het onderdeel kennis van de Nederlandse samenleving van het inburgeringsexamen wordt voor wat betreft het onderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt afgelegd door middel van een praktijkexamen en voor wat betreft het onderwerp kennis van de Nederlandse maatschappij door middel van een door Onze Minister beheerd geautomatiseerd systeem.

  • 4. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de wijze van examineren.

Artikel 3.9b
  • 1. De resultaten van de onderdelen leesvaardigheid en luistervaardigheid van het inburgeringsexamen worden beoordeeld door Onze Minister door middel van het geautomatiseerde systeem, bedoeld in artikel 3.9a, eerste lid. Het onderdeel spreekvaardigheid van het inburgeringsexamen wordt voor een deel beoordeeld door middel van het geautomatiseerde systeem, bedoeld in artikel 3.9a, eerste lid, en voor het overige deel door de door Onze Minister aan te wijzen beoordelaars.

  • 2. Het onderdeel schrijfvaardigheid wordt beoordeeld door de door Onze Minister aan te wijzen beoordelaars.

  • 3. Het onderdeel kennis van de Nederlandse samenleving van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 3.9a, derde lid, wordt voor wat betreft het onderdeel kennis van de Nederlandse maatschappij door middel van een geautomatiseerd systeem beoordeeld en het praktijkexamen van het onderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt wordt door examinatoren beoordeeld.

  • 4. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de beoordeling van het examen.

E

In artikel 3.13, onderdeel c, wordt ‘examinatoren’ vervangen door: examinatoren en beoordelaars.

F

Aan artikel 6.2, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • h. de door Onze Minister aangewezen organisaties die belast zijn met de uitvoering van een internationale diplomawaardering of een indicatie van het onderwijsniveau van een betrokkene ter ondersteuning van de in artikel 2.10, eerste lid, onderdeel b, bedoelde oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt.

G

In artikel 7.5, eerste lid, artikel 7.6, eerste lid, artikel 7.13 en artikel 7.15, eerste lid, wordt ‘artikel 2.3, eerste lid, onderdeel c’ vervangen door: artikel 2.3, eerste lid, onderdeel c, zoals dit luidde op 31 december 2014.

H

In Hoofdstuk 9 wordt na het opschrift ‘Afdeling 1. Overgangsbepalingen’ een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9.1

Vrijgesteld van de inburgeringsplicht is degene die voor 1 januari 2015 inburgeringsplichtig is geworden en

  • a. beschikt over een diploma staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, of

  • b. in aanmerking zou zijn gekomen voor een vrijstelling van de inburgeringsplicht op grond van artikel 2.3, eerste lid, onderdeel b, zoals dit onderdeel luidde op 31 december 2014.

I

De bijlage bij artikel 6.1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder de gegevens die betrekking hebben op de administratieve verwerking door Onze Minister van de in de onderdelen a en e bedoelde personen wordt onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • t. factuurgegevens ten behoeve van Onze Minister betreffende de kosten voor een internationale diplomawaardering of indicatie van het onderwijsniveau in het kader van de in artikel 2.10, eerste lid, onderdeel b, bedoelde oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt.

2. Onder de gegevens die betrekking hebben op de administratieve verwerking door Onze Minister van de in de onderdeel b bedoelde personen wordt onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. factuurgegevens ten behoeve van Onze Minister betreffende de kosten voor een internationale diplomawaardering of indicatie van het onderwijsniveau in het kader van de in artikel 2.10, eerste lid, onderdeel b, bedoelde oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt.

ARTIKEL II

Het Vreemdelingenbesluit 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.16, tweede lid, vervalt, onder vernummering van het derde en vierde lid tot het tweede en derde lid.

B

In artikel 3.80a, tweede lid, onderdeel c, en artikel 3.96a, tweede lid, onderdeel c, wordt ‘artikel 2.3, eerste lid, onder b tot en met l’ vervangen door: artikel 2.3, eerste lid, onder b tot en met k.

C

In artikel 3.98b, eerste lid, komt onderdeel a te luiden:

  • a. niet overeenkomstig door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te stellen regels de aan het basisexamen verbonden kosten heeft voldaan dan wel via een ander heeft zorg gedragen voor het voldoen van die kosten, of.

D

In artikel 3.98c, derde lid, wordt voor de punt aan het slot toegevoegd: , met uitzondering van het onderdeel spreekvaardigheid, dat wordt beoordeeld door beoordelaars.

E

In artikel 3.107a, tweede lid, onderdeel c, wordt ‘artikel 2.3, eerste lid, onder b tot en met l’ vervangen door: artikel 2.3, eerste lid, onder b tot en met k.

F

Na het opschrift van Hoofdstuk 9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9.1

Artikel 3.107a, tweede lid, onderdeel c, zoals dat luidde op 31 december 2014, blijft van overeenkomstige toepassing op aanvragen als bedoeld in artikel 3.107a, eerste lid, die zijn gediend voor 1 januari 2015.

ARTIKEL III

  • 1. Artikel I, onderdelen B, C, D, E en I, en artikel II, onderdeel D, treden in werking met ingang van 1 november 2014.

  • 2. Artikel I, onderdelen A, F, G en H, en artikel II, onderdelen A, B, C, E en F, treden in werking met ingang van 1 januari 2015.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

Om een verblijfsrecht voor een niet-tijdelijk doel te verkrijgen moeten inburgeringsplichtige vreemdelingen voor hun vertrek naar Nederland het basisexamen inburgering buitenland afleggen. Dit examen toetst op een basisniveau zowel de taalvaardigheid (A1) als de kennis van de Nederlandse samenleving. De bepalingen hierover zijn neergelegd in de Vreemdelingenwet en lagere regelgeving.

In Nederland moeten de inburgeringsplichtige vreemdelingen het inburgeringsexamen afleggen. Dit toetst op een hoger niveau de taalvaardigheid (A2) en de kennis van de Nederlandse samenleving. De bepalingen hierover zijn neergelegd in de Wet inburgering en lagere regelgeving.

Deze wijziging van het Besluit inburgering en van het Vreemdelingenbesluit is nodig vanwege enkele aanpassingen in het inburgeringsexamen in Nederland en het basisexamen inburgering in het buitenland.

Aan het inburgeringsexamen in Nederland wordt als onderdeel van kennis van de Nederlandse samenleving vanaf 1 januari 2015 oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt toegevoegd. Dit is een uitwerking van de aankondiging in het regeerakkoord1 dat er een aanscherping van de inburgering zal plaatsvinden. Oriëntatie op de arbeidsmarkt dient ertoe de start op de arbeidsmarkt te vergemakkelijken door de inburgeraar in een vroegtijdig stadium, dat wil zeggen in de periode van voorbereiding op het inburgeringsexamen, te laten kennismaken met de Nederlandse arbeidsmarkt en stappen te laten zetten die leiden tot het zo snel mogelijk, maar ook duurzaam, verwerven van een plek op de arbeidsmarkt. Het examenonderdeel voorziet er ook in de potenties in beeld te brengen op langere termijn, te weten wat er op de arbeidsmarkt te koop is en een loopbaanplanning te maken. Naar schatting neemt dit onderdeel 14 keer 4 uur (totaal 56 uur) in beslag.

De kosten van de examenonderdelen zijn geregeld in de Regeling inburgering. De kosten van oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt zullen 100 euro bedragen. De kosten van de overige onderdelen bedragen nu totaal 250 euro.

Naast deze toevoeging worden enkele examenonderdelen per 1 november 2014 aangepast. In het inburgeringsexamen in Nederland betreft dit alleen het onderdeel spreekvaardigheid. In het basisexamen inburgering in het buitenland worden de onderdelen spreekvaardigheid, leesvaardigheid en kennis van de Nederlandse samenleving (KNS) buitenland aangepast. De aanleiding hiervoor is dat er een aanbesteding heeft plaatsgevonden omdat het huidige contract met de leverancier op 31 oktober 2014 eindigt. Inhoudelijk verandert het examen niet: de eindtermen blijven hetzelfde.

De wijziging in dit besluit betreft de wijze van examinering en beoordeling van het onderdeel spreekvaardigheid. Het spreekvaardigheidsexamen krijgt een andere vorm van afname en vervangt daarmee de huidige Toets Gesproken Nederlands (TGN). De beoordeling van dit onderdeel vindt deels door de computer en deels door mensen plaats. Daarnaast worden in het onderdeel KNS een aantal items aangepast.

Door deze vernieuwingen wordt nog steviger gewaarborgd dat de inburgeraars de taalvaardigheden en kennis verwerven die nodig zijn om deel te nemen aan de Nederlandse samenleving.

Voor een verdere toelichting en een toelichting op de overige wijzigingen zij verwezen naar het artikelsgewijze deel van deze nota van toelichting.

2. Artikelgewijs

Artikel I, onderdelen A en G, en artikel II, onderdelen B, E en F

In hoofdstuk 7 van het Besluit inburgering en het Vreemdelingenbesluit 2000 worden op enkele plaatsen de verwijzingen naar onderdelen van artikel 2.3, eerste lid, van het Besluit inburgering aangepast.

De vrijstelling van de inburgeringsplicht, genoemd in artikel 2.3, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit inburgering die betrekking had op het diploma staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II (NT2)2, vervalt. Alleen kennis van de taal is voor de huidige inburgeringsplichtigen (nieuwkomers) niet voldoende om te kunnen deelnemen aan de Nederlandse samenleving. Daarom vindt de regering het nodig dat degenen die dat diploma hebben behaald ook het onderdeel ‘kennis van de Nederlandse samenleving’ van het inburgeringsexamen behalen (inclusief het nieuwe onderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt).Om dit te realiseren zal in artikel 2.2d van de Regeling inburgering worden toegevoegd dat een diploma Nederlands als tweede taal I of II leidt tot een gedeeltelijke vrijstelling van het inburgeringsexamen, namelijk alleen voor de onderdelen met betrekking tot de vier taalvaardigheden. De periode na inwerkingtreding van deze bepaling zullen de effecten van deze wijziging gemonitord worden. Daarbij zal niet alleen naar de resultaten gekeken worden die NT2 gediplomeerden halen voor de onderdelen kennis van de Nederlandse maatschappij en oriëntatie op de arbeidsmarkt. Ook zal onderzocht worden of de NT2 gediplomeerden toegevoegde waarde zien in het afleggen van deze onderdelen voor hun inburgering in Nederland. Indien uit de monitor blijkt dat er geen sprake is van toegevoegde waarde van de onderdelen kennis van de Nederlandse samenleving en oriëntatie op de arbeidsmarkt in relatie tot wat er nu al wordt geëxamineerd in het kader van de Staatsexamens NT2, zal de voornoemde maatregel worden herbezien.

Deze wijziging geldt niet voor degenen die inburgeringsplichtig zijn geworden vóór 1 januari 2015. Deze zijn ook na 1 januari 2015 met een na die datum te behalen diploma Nederlands als tweede taal I of II vrijgesteld van de inburgeringsplicht. In artikel 9.1 wordt een daartoe strekkende overgangsbepaling opgenomen.

Verder is de formulering van artikel 2.3, eerste lid, onderdeel b, geactualiseerd en wordt voor de vrijstelling voor middelbaar beroepsonderwijs ten minste niveau 2 vereist. De instroom tot middelbaar beroepsonderwijs (mbo) op niveau 1 (vanaf 1 augustus 2014 de entreeopleiding) is drempelloos. Dat betekent dat iedereen toelaatbaar is, dus ook mensen die de Nederlandse taal onvoldoende spreken.

De mbo niveau 1 opleiding of vanaf 1 augustus 2014 de entreeopleiding geeft jongeren een nieuwe kans om zich voor te bereiden op een plek op de arbeidsmarkt. De deelnemers aan deze opleiding beheersen over het algemeen geen taalniveau 2F3 (dit is vergelijkbaar met niveau A2). De duur van de opleiding is 0,5 tot 1 jaar. Dit diploma is geen startkwalificatie. Om deze redenen geeft het diploma dan ook geen vrijstelling voor de inburgering. De mbo opleidingen vanaf niveau 2 geven wel vrijstelling omdat het taalniveau 2F is en het diploma een startkwalificatie is.

In het Vreemdelingenbesluit 2000 is in het nieuwe artikel 9.1 een overgangsbepaling opgenomen met betrekking tot de wijziging van artikel 3.107a, die erin voorziet dat het moment van aanvraag van de verblijfsvergunning bepalend is (vóór 1 januari 2015) voor de toepasselijkheid van de vervallen vrijstelling van de inburgeringsplicht voor het diploma Nederlands als tweede taal I of II. Voor de wijziging van de artikelen 3.80a en 3.96a geldt de standaard-overgangsbepaling van artikel 3.103 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (eerbiedigende werking). Omdat die bepaling niet van toepassing is op aanvragen van verblijfsvergunningen, bedoeld in artikel 3.107a, is voor dergelijke aanvragen een afzonderlijk artikel met eerbiedigend overgangsrecht opgenomen.

Artikel I, onderdeel B

In artikel 2.10 van het Besluit inburgering wordt bij kennis van de Nederlandse samenleving een onderscheid aangebracht in een onderdeel kennis van de Nederlandse maatschappij en een onderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt. Dit laatste onderdeel zal – evenals de kennis van de Nederlandse maatschappij – verder worden vormgegeven in de eindtermen in de Regeling inburgering. Degenen die voor 1 januari 2015 inburgeringsplichtig zijn geworden, worden in het tweede lid vanuit het oogpunt van rechtszekerheid vrijgesteld van de nieuwe verplichting zich te oriënteren op de Nederlandse arbeidsmarkt. De vrijstelling geldt uiteraard niet voor de reeds bestaande verplichting om kennis van de Nederlandse maatschappij te verwerven.

Artikel I, onderdeel C

In artikel 3.9 van het Besluit inburgering worden de examenonderdelen en de beoordeling daarvan geregeld.

In het nieuwe eerste en tweede lid worden de onderdelen van het inburgeringsexamen geregeld. Daarbij wordt – evenals in artikel 7, eerste lid, van de wet – onderscheid gemaakt tussen examenonderdelen met betrekking tot de taalvaardigheden en examenonderdelen met betrekking tot de kennis van de Nederlandse samenleving. Nieuw is dat voor de examinering van de kennis van de Nederlandse samenleving ook een examenonderdeel wordt geïntroduceerd met betrekking tot oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt (zie ook de toelichting bij artikel I, onderdeel B).

Artikel I, onderdeel D

In artikel 3.9a en 3.9b wordt onderscheid gemaakt in de wijze van examineren en beoordelen bij de verschillende examenonderdelen. De onderdelen leesvaardigheid, luistervaardigheid en kennis van de Nederlandse maatschappij worden geautomatiseerd, geëxamineerd en beoordeeld. Het onderdeel schrijfvaardigheid wordt schriftelijk afgelegd en door beoordelaars beoordeeld. Het onderdeel oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt wordt middels een praktijkexamen afgelegd en beoordeeld door examinatoren.

Artikel I, onderdeel E

In artikel 3.13, onderdeel c, van het Besluit inburgering wordt mogelijk gemaakt om naast regels over de deskundigheid van examinatoren ook regels te stellen over de deskundigheid van de beoordelaars. Het onderdeel schrijfvaardigheid wordt namelijk niet afgenomen, maar alleen beoordeeld door gecertificeerde deskundige personen. Om die reden is gekozen voor de term ‘beoordelaar’ in plaats van examinator. Het onderdeel ‘oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt’ wordt door examinatoren afgenomen.

Artikel I, onderdelen F en I

In artikel 6.2, eerste lid, van het Besluit inburgering wordt opgenomen dat de instanties belast met internationale diplomawaardering en indicering van het onderwijsniveau gegevens met betrekking tot deelname aan de waardering en indicatie aanleveren aan het Informatiesysteem Inburgering. In de Regeling inburgering zal voor inburgeringsplichtigen worden voorzien in de mogelijkheid een buitenlands diploma te laten waarderen, dan wel het onderwijsniveau te laten bepalen door een aangewezen instelling in het kader van de oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt. De bijlage bij artikel 6.1, tweede lid, van het Besluit inburgering wordt met het oog hierop aangevuld.

Artikel II, onderdeel A

Artikel 1.16, tweede lid, vervalt, omdat de inburgeringsvoorziening voor geestelijk bedienaren niet meer bestaat. Omdat die voorziening is afgeschaft door de wijziging van de Wet inburgering per 1 januari 2013 (Stb. 2012, 430), sorteerde artikel 1.16, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 geen effect meer.

Artikel II, onderdeel C

In artikel 3.98b, eerste lid, wordt onderdeel a opnieuw geformuleerd, omdat de huidige formulering verplicht dat de betrokkene het examengeld zelf betaalt. Door de nieuwe ruimere formulering wordt mogelijk gemaakt dat iemand anders, bijvoorbeeld de referent ingevolge de Vreemdelingenwet 2000, voor de betrokkene het examengeld betaalt.

Artikel II, onderdeel D

In artikel 3.98c wordt een kleine aanpassing gedaan. Omdat voor het onderdeel spreekvaardigheid niet het geautomatiseerde systeem gebruikt wordt voor de beoordeling van het examen wordt voor dat onderdeel bepaald dat het wordt beoordeeld door beoordelaars. Beoordeling van de onderdelen leesvaardigheid, luistervaardigheid en kennis van de Nederlandse samenleving geschiedt door de computer.

Artikel III

In afwijking van de vaste verandermomenten treden artikel I, de onderdelen B, C, D, E en I, en artikel II, onderdeel D, in werking op 1 november 2014. Aanleiding hiervoor is dat het huidige raamcontract met de huidige leveranciervoor zowel de uitvoering van spreekvaardigheid (TGN) binnen- en buitenland als de onderdelen leesvaardigheid en kennis van de Nederlandse samenleving buitenland op 31 oktober 2014 eindigt. Vanaf 1 november 2014 is er een nieuwe leverancier. Dit leidt om uitvoeringstechnische redenen tot enkele wijzigingen in de regeling van de wijze van examineren en beoordelen in het besluit en de regeling, die dan ook per 1 november in moeten gaan. Deze wijzigingen zijn voor inburgeringsplichtigen inhoudelijk neutraal. Ook de artikelen met betrekking tot het nieuwe examenonderdeel oriëntatie op de arbeidsmarkt treden in werking op 1 november 2014, maar worden pas vanaf 1 januari 2015 van betekenis, omdat iedereen die voor 1 januari 2015 inburgeringsplichtig wordt, op grond van artikel 2.10, tweede lid, is vrijgesteld van dit nieuwe onderdeel.

De overige onderdelen (artikel I, onderdelen A, F, G en H, en artikel II, onderdelen A, B, C, E en F) gaan in per 1 januari 2015.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tekent deze nota van toelichting mede namens de Staatsecretaris van Veiligheid en Justitie.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,


X Noot
1

Artikel 5, tweede lid, van Richtlijn 2003/109/EG van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landenrichtlijn langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (Pb. EU 2011 L 132).

X Noot
2

Artikel 7, tweede lid, eerste volzin, van Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging.

X Noot
3

Centrale Raad van Beroep van 13 november 2013, zaak nr. 10-4736 INBURG-P (ECLI:NL:CRVB:2013:2269, HvJ EU aanhangige zaak C-579/13) over de Wet inburgering.

X Noot
4

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 1 april 2014, zaak nr. 201211916/1/V2 en 201300404/1/V2 (ECLI:NL:RVS:2014:1204, HvJ EU aanhangige zaak nr. C-153/14) over de Wet inburgering in het buitenland.

X Noot
5

HvJ EU 10 juli 2014, zaak C-138/13, Dogan, par. 38.

X Noot
1

Kamerstukken II 2012–2013, 33 410, nr. 15, pagina 29

X Noot
2

Nederlands als Tweede Taal (NT 2) is gebaseerd op het Common European Framework of Reference (CEF). Het CEF is ontwikkeld door de Raad van Europa en voorziet in een gemeenschappelijke basis voor onder meer examinering in Europa. In het CEF zijn beheersingsniveaus van taalvaardigheid gedefinieerd op zes niveaus. Het NT 2 examen (B1 en B2) examineert een hoger niveau dan het inburgeringsexamen (basisexamen buitenland: A1, inburgeringsexamen Nederland: A2).

X Noot
3

2F is afkomstig uit het Referentiekader doorlopende leerlijnen taal en rekenen waarin is vastgelegd wat leerlingen moeten kennen en kunnen onder meer op het gebied van de Nederlandse taal.

Naar boven