Regeling van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 15 oktober 2014, nr. 2014-0000550225, tot wijziging van de Regeling energieprestatie gebouwen in verband met het vaststellen van nadere voorschriften omtrent het afgeven van energielabels ter implementatie van de artikelen 3, 11, eerste tot en met vierde lid, 12 en 17 van richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen

De Minister voor Wonen en Rijksdienst,

Gelet op de artikelen 3, 11, eerste tot en met vierde lid, 12 en 17 van richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (herschikking) (PbEU L 153/13) en artikel 3.1 van het Besluit energieprestatie gebouwen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling energieprestatie gebouwen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De definities van ‘adviseur’ en ‘energielabel’ vervallen.

2. In de definitie van BRL wordt ‘de Stichting Kwaliteitsborging Installatiesector’ vervangen door: de Stichting Kwaliteit voor Installaties Nederland.

3. Na de definitie van ‘besluit’ wordt een definitie ingevoegd, luidende:

bewijs van vakbekwaamheid erkende energielabeldeskundige woningbouw:

diploma dat wordt afgegeven aan degene die blijkens een examen voldoet aan de in bijlage I opgenomen eisen;.

4. Na de definitie van ‘energie-index’ wordt een definitie ingevoegd, luidende:

energielabelplichtige:

degene die op grond van artikel 2.1, eerste tot en met vijfde lid, van het besluit de plicht heeft een energielabel voor een woning beschikbaar te stellen of aanwezig te hebben;.

5. Na de definitie van ‘EPC’ wordt een definitie ingevoegd, luidende:

erkende energielabeldeskundige:

persoon die in het bezit is van een geldig bewijs van vakbekwaamheid erkende energielabeldeskundige woningbouw;.

6. Na de definitie van ‘examen’ wordt een definitie ingevoegd, luidende:

examen energielabeldeskundige:

examen om een bewijs van vakbekwaamheid erkende energielabeldeskundige woningbouw te behalen;.

7. Na de definitie van ‘exameninstelling’ wordt een definitie ingevoegd, luidende:

exameninstelling voor energielabeldeskundigen:

instelling, bedoeld in artikel 5, eerste lid;.

B

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

  • 1. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland verstrekt aan een energielabelplichtige op diens verzoek een energielabel voor een woning.

  • 2. Een energielabel voor een woning wordt vastgesteld op basis van de volgende gegevens:

    • a. woningtype

    • b. woningsubtype

    • c. bouwjaar(klasse) van de woning

    • d. woonoppervlak in m²

    • e. beglazing leefruimte

    • f. beglazing slaapruimte

    • g. isolatie van de gevel

    • h. isolatie van het dak

    • i. isolatie van de vloer

    • j. verwarmingstoestel

    • k. tapwatertoestel

    • l. ventilatiesysteem

    • m. zonneboiler

    • n. zonnepaneel

  • 3. Indien een energie-index voor een woning is vastgesteld en afgegeven door een bedrijf met een geldig NL-EPBD procescertificaat en volgens de voorschriften, bedoeld in BRL 9500, delen 00 en 01, zoals vastgesteld op 31 augustus 2011, inclusief het wijzigingsblad, zoals vastgesteld op 5 juni 2014, en is geregistreerd bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, geeft de Minister na de registratie van die energie-index een energielabel voor die woning af.

C

Artikel 2a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘energielabeladviseur’ vervangen door: bedrijf.

2. Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Een energielabel voor een utiliteitsgebouw wordt afgegeven nadat degene die het energielabel heeft vastgesteld dat energielabel heeft geregistreerd bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

D

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

  • 1. De energielabelplichtige stuurt de gegevens, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aan een erkende energielabeldeskundige.

  • 2. De deskundige, bedoeld in het eerste lid, kan ten aanzien van de gegevens, bedoeld in artikel 2, tweede lid, bij de energielabelplichtige bewijsstukken opvragen indien deze noodzakelijk zijn voor de beoordeling van die gegevens.

  • 3. De deskundige controleert de gegevens en de bewijsstukken, bedoeld in het tweede lid, op juistheid en certificeert de gegevens volgens de in bijlage Ia opgenomen werkwijze.

  • 4. De energielabelplichtige dient het verzoek om een energielabel voor een woning in samen met de gecertificeerde gegevens.

E

Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3a

  • 1. De Minister registreert:

    • a. voor welke gebouwen een geldig energielabel is afgegeven;

    • b. de datum van afgifte van het energielabel;

    • c. de gegevens, bedoeld in artikel 2, tweede lid;

    • d. de bewijsstukken, bedoeld in artikel 3, tweede lid;

    • e. de motivering van de erkende energielabeldeskundige die ten grondslag ligt aan de certificering, bedoeld in artikel 3, derde lid;

    • f. de gegevens op basis waarvan een energielabel als bedoeld in artikel 2a wordt vastgesteld;

    • g. de gegevens op basis waarvan de energie-index, bedoeld in artikel 2, derde lid, wordt vastgesteld;

  • 2. De Minister beheert de registratie, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. De Minister is verantwoordelijke in de zin van artikel 1, onder d, van de Wet bescherming persoonsgegevens voor de registratie.

  • 4. De gegevens in de registratie worden ten hoogste twintig jaar bewaard, gerekend vanaf de datum van afgifte van een energielabel.

F

In artikel 4 wordt ‘tenminste het onderdeel van het energielabel waarin de energieklasse is vermeld,’ vervangen door: ten minste de energieprestatie-indicator van het energielabel.

G

Na artikel 4 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 2a. Bewijs van vakbekwaamheid erkende energielabeldeskundige woningbouw

H

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

  • 1. De Minister wijst de instellingen aan die zijn belast met:

    • a. het afnemen van het examen energielabeldeskundige;

    • b. het afnemen van het herexamen voor een bewijs van vakbekwaamheid erkende energielabeldeskundige woningbouw.

  • 2. Een exameninstelling voor energielabeldeskundigen:

    • a. bezit rechtspersoonlijkheid;

    • b. heeft een vestiging in Nederland;

    • c. beschikt over voldoende deskundigheid om examens op te stellen en af te nemen;

    • d. beschikt over een kwaliteitssysteem dat op schrift is gesteld.

  • 3. De Minister kan aan de aanwijzing van een exameninstelling voor energielabeldeskundigen voorschriften verbinden.

  • 4. De Minister kan de aanwijzing intrekken indien een exameninstelling voor energielabeldeskundigen niet langer voldoet aan de in het tweede lid bedoelde voorwaarden of de aan de aanwijzing verbonden voorschriften niet naleeft.

  • 5. Een exameninstelling voor energielabeldeskundigen verstrekt desgevraagd aan de Minister alle inlichtingen die hij voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

I

Na artikel 5 worden vijf artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 5a

  • 1. De exameninstelling voor energielabeldeskundigen stelt een examenreglement en een huishoudelijk reglement vast.

  • 2. De exameninstelling voor energielabeldeskundigen neemt doeltreffende maatregelen om fraude bij het examen energielabeldeskundige te voorkomen.

Artikel 5b

De Minister stelt de inhoud van het examen energielabeldeskundige vast op basis van een voorstel van de exameninstelling voor energielabeldeskundigen.

Artikel 5c

  • 1. De exameninstelling voor energielabeldeskundigen registreert de uitslagen van de afgelegde examens.

  • 2. De exameninstelling voor energielabeldeskundigen bericht de Minister welke deelnemers het examen energielabeldeskundige met goed gevolg hebben afgelegd en daarmee voldoen aan de eisen, bedoeld in bijlage I, binnen drie weken na afloop van dat examen.

  • 3. Na ontvangst van de kennisgeving, bedoeld in het tweede lid, geeft de Minister het bewijs van vakbekwaamheid erkende energielabeldeskundige woningbouw af aan de deelnemers, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 5d

  • 1. Indien een deelnemer aan het examen energielabeldeskundige bij een of meer onderdelen van het examen in onvoldoende mate voldoet aan de in bijlage I opgenomen eisen, wordt die deelnemer een keer in de gelegenheid gesteld een herexamen te doen voor het betreffende onderdeel of de betreffende onderdelen.

  • 2. Het herexamen vindt plaats binnen zes maanden nadat een deelnemer als bedoeld in het eerste lid van de uitslag van het afgelegde examen op de hoogte is gesteld.

  • 3. Artikel 5a, tweede lid, en de artikelen 5b en 5c zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5e

  • 1. Een bewijs van vakbekwaamheid erkende energielabeldeskundige woningbouw vermeldt ten minste:

    • a. de volledige naam, geboortedatum en geboorteplaats van de houder van het bewijs van vakbekwaamheid en

    • b. de datum van afgifte.

  • 2. Een bewijs van vakbekwaamheid erkende energielabeldeskundige woningbouw is vijf jaar geldig.

J

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

  • 1. De Minister registreert welke personen erkende energielabeldeskundigen zijn.

  • 2. De Minister beheert de registratie, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. De Minister is verantwoordelijke in de zin van artikel 1, onder d, van de Wet bescherming persoonsgegevens voor de registratie.

  • 4. De gegevens uit de registratie worden kosteloos aan eenieder verstrekt voor zover dit noodzakelijk is voor het laten uitvoeren van de certificering, bedoeld in artikel 3, derde lid.

  • 5. De gegevens in de registratie worden 5 jaar bewaard.

  • 6. Teneinde voor de eerste keer te worden opgenomen in de registratie, bedoeld in het eerste lid, dient een erkende energielabeldeskundige een door hem ondertekende integriteitsverklaring in bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en neemt die energielabeldeskundige deel aan een door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland aangeboden instructie over de werkwijze voor de erkende energielabeldeskundige.

K

In artikel 7 wordt de zinsnede ‘een energielabel dat is afgegeven door een adviseur’ vervangen door: een energielabel dat is afgegeven of gecertificeerd door een persoon of een bedrijf.

L

Artikel 7h, eerste lid komt te luiden:

  • 1. De exameninstelling bericht de Minister welke deelnemers het examen met goed gevolg hebben afgelegd en daarmee voldoen aan de eisen, bedoeld in bijlage VII onderscheidenlijk bijlage VIII, binnen drie weken na afloop van het examen.

M

Artikel 7i wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Na ontvangst van de kennisgeving, bedoeld in artikel 7h, eerste lid, geeft de Minister het diploma EPBD A-airconditioningsystemen of het diploma EBPD B-airconditioningsystemen af aan de deelnemers, bedoeld in artikel 7h, eerste lid.

2. Het tweede lid vervalt.

3. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

N

In artikel 7j, onderdeel a, wordt ‘de volledige naam van de houder’ vervangen door: de volledige naam, geboortedatum en geboorteplaats van de houder

O

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift van artikel 8 vervalt.

2. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Een geldig bewijs van vakbekwaamheid EPA-adviseur Energielabel Woningbouw conform BRL9500-01 of een geldig bewijs van vakbekwaamheid EPA-opnemer Energielabel Woningbouw conform BRL9500-01, geldt als een bewijs van vakbekwaamheid erkende energielabeldeskundige woningbouw als bedoeld in artikel 5c, derde lid, tot uiterlijk vijf jaar na de datum van afgifte van dat bewijs van vakbekwaamheid.

3. Het tweede lid vervalt.

4. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

P

Bijlage I komt te luiden:

BIJLAGE I BIJ DE ARTIKELEN 1, 5C EN 5D VAN DE REGELING ENERGIEPRESTATIE GEBOUWEN

Exameneisen bewijs van vakbekwaamheid erkende energielabeldeskundige woningbouw
 

Omschrijving

Aandachtspunten

Kennisniveau

weten

begrijpen

toepassen

1

De erkende energielabeldeskundige heeft kennis van en inzicht in de methodiek voor het energielabel woningen en kan dit uitleggen aan woningeigenaren.

• Achtergrond energielabel

X

X

 

• Voorlopig energielabel versus definitief energielabel

X

X

 

• Meest voorkomende kenmerkwaarden en oorspronkelijke kenmerkwaarden

X

X

 

• Invloedsfactoren van de kenmerkwaarden

X

X

 

• Wettelijke verplichting/sancties

X

X

 

• Energieklasse en lay-out energielabel

X

X

 

• Instructie op de internetapplicatie voor de woningeigenaar

X

X

X

• Registratie energielabel

X

X

X

• Klantvriendelijkheid

X

X

X

2

Communicatie. Het op een weloverwogen en efficiënte manier kunnen communiceren met een woningeigenaar

• Gebruik maken van diverse moderne technische hulpmiddelen zoals scans, pdf’s, digitale foto’s

• Beslissingen op begrijpelijke wijze vastleggen

X

X

X

3

De erkende energielabeldeskundige heeft inzicht in de toepassing van de verschillende technieken bij de verschillende bouwjaren en woningtypen.

• Matrix met aannemelijkheidspercentages kenmerkwaarden

• Matrix met oorspronkelijke kenmerkwaarden (bouwjaarwaarde)

X

X

X

4

Bewijsstukken. De erkende energielabel-deskundige moet kenmerkwaarden kunnen herkennen op basis van visuele of indirecte bewijsstukken of op basis van andere aanwijzingen en het kunnen beoordelen of deze kenmerkwaarden aannemelijk zijn en daadwerkelijk betrekking hebben op de beschouwde woning.

• Foto’s en de beoordeling van deze foto’s

• Facturen en de beoordeling van deze facturen

• Beoordeling verkoopbrochures

• Bewijsvoering aan de hand van gesprekken met woningeigenaar

X

X

X

5

Woningtype. De erkende energielabeldeskundige is in staat om verschillende woningtypen en woningsubtypen te onderscheiden.

• Eengezinswoning

- Vrijstaand

- 2^1 kap woning

• Rijwoning

- Tussenwoning

- Hoekwoning

• Meergezinswoning(woning met 1 of 2 lagen)

- Hoekwoning onder dak

- Tussenwoning onder dak

- Hoekwoning op tussenverdieping

- Tussenwoning op tussenverdieping

- Hoekwoning onderste bouwlaag

- Tussenwoning onderste bouwlaag

- Tussenwoning onder dak en op onderste bouwlaag

• Hoekwoning onder dak en op onderste bouwlaag

X

X

X

6

Bouwjaar/renovatiejaar. De erkende energie-labeldeskundige moet bouwjaar/renovatiejaar kunnen achterhalen

• Kadaster

X

X

X

7

Extreem goede (na)-isolatie. De erkende energielabeldeskundige moet kunnen aangeven wanneer er sprake is van extreem goede (na)-isolatie en wat de consequenties zijn.

• Extreem goede (na)-isolatie

• Gebalanceerd ventilatiesysteem

X

X

X

8

Beglazing. De erkende energielabeldeskundige moet de verschillende type beglazing kunnen onderscheiden.

• Enkel glas

• Dubbel glas

• HR-glas

• Drievoudig HR-glas

X

X

X

9

Isolatie. De erkende energielabeldeskundige moet aan kunnen geven wanneer er sprake is van na-isolatie.

• Na-isolatie gevel

• Na-isolatie dak

• Na-isolatie vloer

• Extreem goede (na) isolatie gevel

• Extreem goede (na) isolatie dak

• Extreem goede (na) isolatie vloer

X

X

X

10

Verwarmingstoestel. De erkende energielabeldeskundige moet de verschillende soorten opwekkers voor ruimteverwarming kunnen onderscheiden.

• Individueel of collectief (gemeenschappelijk)

• Installatiejaar Gasketel

• Lokale gaskachel

• Warmtepomp

• Stadsverwarming

X

X

X

11

Warmtapwatertoestel. De erkende energie-labeldeskundige moet de verschillende soorten opwekkers voor tapwater kunnen onderscheiden.

• Combiketel

• Geiser

• Elektrische boiler

X

X

X

12

Ventilatiesysteem. De erkende energielabel-deskundige moet kunnen onderscheiden of er sprake is van een gebalanceerd ventilatiesysteem of een ander ventilatiesysteem.

• Ventilatie unit voor afzuiging

• Ventilatie unit voor afzuiging en toevoer

X

X

X

13

Zonne-energiesysteem. De erkende energie-labeldeskundige moet kunnen onderscheiden of er sprake is van een zonneboiler en/of PV-panelen

• Zonneboiler

• PV-panelen

• Oppervlakte

X

X

X

Q

Na Bijlage I van de Regeling energieprestatie gebouwen wordt een bijlage ingevoegd, luidende:

BIJLAGE IA BIJ ARTIKEL 3 VAN DE REGELING ENERGIEPRESTATIE GEBOUWEN

Werkwijze voor de erkende energielabeldeskundige
INHOUDSOPGAVE

1

Algemene beschrijving

2

Werkzaamheden erkende energielabeldeskundige

3

Controle van bewijsstukken

4

Rapportage

1 Algemene beschrijving

Degene die een verzoek wil indienen voor een energielabel voor een woning (hierna: energielabelplichtige) logt in op de internet applicatie van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). Hij of zij krijgt hier zijn/haar woning te zien met vooraf ingevulde gegevens en het daarbij horende voorlopige energielabel. Deze zijn ingevuld op basis van gegevens van het Kadaster en het Woononderzoek Nederland (WoOn) van de Rijksoverheid. In het geval de gegevens onbekend zijn, is er een onderbouwde aanname gedaan.

De energielabelplichtige heeft de mogelijkheid om de gegevens te wijzigen. Via de internet applicatie krijgt hij of zij te zien welke woningkenmerken hij/zij moet onderbouwen. Dit zijn in principe de kenmerken die afwijken van bouwjaarwaarde. De erkende energielabeldeskundige ontvangt van de energielabelplichtige het verzoek om de aangeleverde bewijsstukken te controleren en te certificeren.

De erkende energielabeldeskundige certificeert, na controle en goedkeuring, de kenmerken waarvoor bewijsstukken zijn aangeleverd. Hij legt zijn beoordeling en daarop betrekking hebbende correspondentie vast in de internetapplicatie van RVO.nl. Indien de bewijsstukken voldoen aan de gestelde eisen geeft de erkende deskundige dit aan in de internetapplicatie. Na certificering wordt een definitief energielabel gegenereerd en door RVO.nl afgegeven.

1.1 Woningkenmerken

De volgende woningkenmerken worden onderscheiden in de internetapplicatie.

Algemene woningkenmerken

 

Nr

Woningkenmerk

Woningkenmerkwaarde

A1

Woningtype

Eengezinswoning (EG):

– Vrijstaand;

– 2 onder 1 kap woning;

– Rijwoning.

Meergezinswoningen (MG):

– Appartement, met 1 woonlaag

– Appartement, met 2 of meer woonlagen

A2

Woningsubtype

Subwoningtypen rijwoning:

– Tussenwoning;

– Hoekwoning.

Subwoningtypen MG:

– Hoekwoning onder dak;

– Tussenwoning onder dak;

– Hoekwoning op tussenverdieping;

– Tussenwoning op tussenverdieping;

– Hoekwoning onderste bouwlaag;

– Tussenwoning onderste bouwlaag;

– Tussenwoning onder dak en op onderste bouwlaag;

– Hoekwoning onder dak en op onderste bouwlaag.

B1

Bouwjaar

Bouwjaarklasse:

– t/m 1945;

– 1946 t/m 1964;

– 1965 t/m 1974;

– 1975 t/m 1982;

– 1983 t/m 1987;

– 1988 t/m 1991;

– 1992 t/m 1999;

– 2000 t/m 2005;

– 2006 t/m 2013;

– 2014 t/m heden.

B2

Renovatie

Is woning extreem goed (na) geïsoleerd? ja/nee

C

Woonoppervlakte

Per woningtype ranges met m² woonoppervlakte

Energetische woningkenmerken

 

Nr

Woningkenmerk

Woningkenmerkwaarde

1

Beglazing leefruimte

Glastype:

– Enkelglas;

– Dubbelglas;

– HR glas;

– Drievoudig HR-glas*

2

Beglazing slaapruimte

Glastype:

– Enkelglas;

– Dubbelglas;

– HR glas;

– Drievoudig HR-glas*

3

Isolatie gevel

Woningen t/m 1991:

– Is er sprake van naisolatie gevel? [ja/nee]

Woningen 1992 t/m heden: geen invoer benodigd

Extreem goede (na) isolatie* (alle bouwjaren)

4

Isolatie dak

Woningen t/m 1991:

– Is er sprake van naisolatie dak? [ja/nee]

Woningen 1992 t/m heden: geen invoer benodigd

Extreem goede (na) isolatie* (alle bouwjaren)

5

Isolatie vloer

Woningen t/m 1991:

– Is er sprake van naisolatie vloer? [ja/nee]

Woningen 1992 t/m heden: geen invoer benodigd

Extreem goede (na) isolatie* (alle bouwjaren)

6

Verwarmingstoestel

– Individuele CV-ketel, installatiejaar voor 1998

– Individuele CV-ketel, installatiejaar in of na 1998

– Gaskachels

– Warmtepomp

– Stadsverwarming

– Gemeenschappelijke CV-ketel, installatiejaar voor 1998 (bij appartementen)

– Gemeenschappelijke CV-ketel, installatiejaar in of na 1998 (bij appartementen)

7

Tapwatertoestel

Aparte warmtapwatervoorziening?

– Nee;

– Ja, een geiser;

– Ja, een elektrische boiler.

8

Ventilatiesysteem

Woningen t/m bouwjaar 1999:

– Is er sprake van een mechanisch ventilatiesysteem? [ja/nee]

– Is er een gebalanceerd ventilatiesysteem aanwezig*?

Woningen vanaf bouwjaar 2000:

Is er sprake van een gebalanceerd ventilatiesysteem? [ja/nee]

9

Zonne-energiesysteem

Zonneboilers:

– Is er sprake van een zonneboiler systeem? [ja/nee]

Zonnepanelen (PV systeem):

– Is er sprake van een PV systeem? [ja/nee], zo ja:

° Aantal m2.

* de opties met een * verschijnen alleen als er bij B2 aangegeven is dat er sprake is van een extreem goed (na)geïsoleerde woning.

1.2 Kwaliteitsniveau en bewijsstukken

Het minimale kwaliteitsniveau voor het definitieve energielabel is gebaseerd op het volgende principe:

De energielabelplichtige dient bewijsmateriaal te overleggen voor alle kenmerken van de woning die afwijken van de oorspronkelijke bouwjaarkenmerkwaarden. Om te voorkomen dat de administratieve lasten voor een energielabelplichtige te hoog worden, is het soms toegestaan om één of meerdere bewijzen achterwege te laten. De internet applicatie geeft aan welke en hoeveel bewijsstukken aangeleverd dienen te worden.

Als de energielabelplichtige heeft aangegeven dat er sprake is van een ‘extreem’ goed geïsoleerde woning dient hij of zij hiervoor altijd bewijsmateriaal aan te leveren.

De erkende energielabeldeskundige ontvangt van de energielabelplichtige het verzoek om de aangeleverde bewijsstukken te controleren en te certificeren.

2 Werkzaamheden erkende energielabeldeskundige

De werkzaamheden voor de erkende energielabeldeskundige zijn:

  • 1. Een erkende energielabeldeskundige beoordeelt of de bewijsstukken ter onderbouwing van de door de energielabelplichtige ingevoerde woninggegevens voldoende zijn. Als dit niet het geval is, koppelt hij dit terug naar de energielabelplichtige via de internetapplicatie en vraagt om andere (betere) bewijsstukken.

  • 2. Zodra de bewijsstukken voldoende zijn bevonden, certificeert de erkende energielabeldeskundige de gegevens.

  • 3. Het definitieve energielabel wordt op basis van de gecertificeerde gegevens van de erkende energielabeldeskundige automatisch in de applicatie gegenereerd en geregistreerd.

2.1 Controle door erkende energielabeldeskundige

De erkende energielabeldeskundige ontvangt de woninggegevens ter controle van de energielabelplichtige. De erkend energielabeldeskundige controleert de aangeleverde bewijsstukken en na zijn goedkeuring certificeert hij deze bewijsstukken. Als de erkend deskundige constateert dat een of meerdere bewijstukken ontbreken en/of hij is niet akkoord met een of meerdere aangeleverde bewijsstukken, vraagt hij de energielabelplichtige voor het betreffende kenmerk een (beter) bewijsstuk aan te leveren. Als er geen (betere) bewijsstukken door de energielabelplichtige (kunnen) worden aangeleverd, wijst de erkend deskundige hem of haar er op te kiezen voor een woningkenmerkwaarde die hoort bij de bouwjaarklasse voor dat specifieke kenmerk.

2.1.1 Algemene werkwijze

De erkende energielabeldeskundige gaat bij een aanvraag als volgt te werk.

Figuur 1 Processchema controle en certificatie gegevens door erkende energielabeldeskundige

Figuur 1 Processchema controle en certificatie gegevens door erkende energielabeldeskundige

De erkende energielabeldeskundige moet op alle kenmerkwaarden waarvoor bewijslast geldt akkoord geven. Indien de aangeleverde bewijsstukken akkoord zijn, kunnen deze gecertificeerd worden. Vragen om aanvullende bewijsstukken gaan in principe via de internetapplicatie, maar contact tussen energielabelplichtige en erkende energielabeldeskundige kan ook per telefoon en mail plaatsvinden. Indien geen (goed) bewijsstuk geleverd kan worden, wordt voor dit kenmerk de bouwjaarwaarde aangehouden.

2.2 Bewijsstukken

Het indienen van bewijsstukken is noodzakelijk om de kwaliteit van het definitieve energielabel te kunnen borgen. Onder bewijsstukken worden bijvoorbeeld verstaan foto’s van een installatie of een factuur. Het is voor een erkende energielabeldeskundige niet nodig de woning ter plaatse te bezoeken en kan dus altijd op afstand handelen. Hij dient de betreffende bewijsstukken (en daarmee de kenmerkwaarde) op afstand te controleren via de internet applicatie. Uitsluitend de volgende vier soorten documenten en stukken kunnen als bewijsstuk dienen: foto’s, facturen, bouwdocumenten en rapporten of aankoopdocumenten.

2.2.1 Foto

Een foto dient van voldoende kwaliteit te zijn om het betreffende onderdeel of kenmerk duidelijk te kunnen herkennen.

In hoofdstuk 3 wordt aangegeven wat de minimale eisen zijn om foto’s als bewijsstuk te kunnen gebruiken.

2.2.2 Facturen

Op een factuur dient duidelijk omschreven te zijn wat de maatregel is. Daarnaast dient het adres van de betreffende woning vermeld te zijn.

In hoofdstuk 3 wordt aangegeven wat de minimale eisen zijn om facturen als bewijsstukken te kunnen gebruiken.

2.2.3 Bouwdocumenten

Onder bouwdocumenten worden verstaan alle relevante tekeningen, revisiestukken of EPC-berekeningen. Het moet aannemelijk zijn dat de geschetste situatie ook echt gerealiseerd is. Dit kan, naar beoordeling van de erkende energielabeldeskundige, betekenen dat aanvullende foto’s nodig zijn ter onderbouwing van de bewijsstukken. In hoofdstuk 3 wordt aangegeven wat de minimale eisen zijn om bouwdocumenten als bewijsstukken te kunnen gebruiken.

2.2.4 Rapporten of aankoopdocumenten

Rapporten zijn bijvoorbeeld bouwkundige inspectie- of taxatierapporten. Een aankoopdocument kan zijn de verkoopbrochure of woninginformatiemap bij de aankoop van de woning.

De kenmerken van de woning die in deze stukken beschreven zijn – en waarvoor ze als bewijsstukken ingediend worden – moeten helder omschreven zijn en er mag geen discussie zijn of bepaalde woningkenmerken wel of niet aanwezig zijn. Bij twijfel of onduidelijkheid kan aanvullende onderbouwing nodig zijn met behulp van foto’s.

In hoofdstuk 3 wordt aangegeven wat de minimale eisen zijn om rapporten en aankoopdocumenten (hierna: rapporten) als bewijsstukken te kunnen gebruiken.

2.2.5 Wat te doen bij tegenstrijdige bewijsstukken?

De erkende energielabeldeskundige dient bij het aanleveren van tegenstrijdige bewijsstukken dit terug te koppelen aan de energielabelplichtige. Hij vraagt hem of haar de juiste gegevens te verstrekken en/of toe te lichten waarom de situatie wel juist is. Het wordt aan de kennis en kunde (en ervaring) van de erkende energielabeldeskundige overgelaten om hier een zo objectief mogelijk oordeel over te vellen.

Alle gegevenswisseling in de internet applicatie ten behoeve van het goedkeuren van de bewijsstukken zal worden bewaard in de applicatie, dus ook afgekeurde bewijsstukken of (abusievelijk) verkeerd verstrekte informatie. Dit wordt gedaan omdat de gegevenswisseling leidt tot het wel of niet goedkeuren van het aangeleverde bewijs. Echter, indien een energielabelplichtige per ongeluk een verkeerde foto upload kan hij deze wel verwijderen.

2.2.6 Verantwoordelijkheid aangeleverde bewijsstukken

Het is geen taak van de erkende energielabeldeskundige om fraude met het aanleveren van bewijsstukken aan te tonen. Het is de verantwoordelijkheid van de energielabelplichtige dat hij/zij naar waarheid bewijsstukken aanlevert (vergelijkbaar met de belastingaangifte).

2.3 Onderbouwing van bevindingen

De erkende energielabeldeskundige heeft bij elk woningkenmerk waarvoor bewijslast aangeleverd moet worden, de mogelijkheid om opmerkingen te maken. Dit kan hij gebruiken ter onderbouwing of motivatie van zijn keuze om bepaalde bewijsstukken goed- of juist af te keuren. Daarnaast moet de erkende energielabeldeskundige, wanneer hij een kenmerkwaarde goedkeurt, een toelichting toevoegen waarom hij deze goedkeurt. Indien de erkende energielabeldeskundige bewijsstukken afkeurt, geeft hij de energielabelplichtige de mogelijkheid om nieuwe bewijsstukken aan te leveren of, als dat niet lukt, te kiezen voor een woningkenmerkwaarde die hoort bij de bouwjaarklasse voor dat specifieke kenmerk.

Nadat de erkende energielabeldeskundige zijn opmerkingen en toelichting gemaakt heeft, geeft hij een opdracht in de internetapplicatie van RVO.nl om zijn bevindingen vast te leggen en het woningkenmerk te certificeren.

3 Controle van bewijsstukken

De erkende energielabeldeskundige volgt onderstaande aanwijzingen waar het gaat om controle en certificatie van de bewijsstukken. De energielabelplichtige hoeft niet voor een woningkenmerk alle type bewijsstukken aan te leveren. Dus indien foto’s voldoende bewijs vormen voor het aanwezig zijn van het betreffende woningkenmerk, dan is geen aanvullende factuur of bouwbrochure benodigd.

De erkende labeldeskundige controleert de algemene woningkenmerken (bouwjaar en woning(sub)type) alleen als deze gewijzigd zijn ten opzichte van het voorlopige label (bijvoorbeeld via Google Streetview).

3.1 Extreem goed (na-)geïsoleerde woning

Er is sprake van ‘extreem’ goede (na-)isolatie bij een woning als:

  • de gevels en/of daken en/of vloeren een Rc-waarde hebben gelijk aan of groter 3.0 m2K/W;

    of

  • de gevels en/of daken en/of vloeren een isolatiedikte hebben groter dan de dikten gegeven in tabel 3.1;

    of

  • leefruimte en/of slaapruimte is (zijn) voorzien van 3 voudig HR-glas.

In onderstaande tabel wordt de minimale dikte voor de Rc-waarden ≥ 3,0 m2K/W aangegeven bij de toepassing van de verschillende isolatiematerialen.

Tabel 3.1 Minimale dikte isolatiemateriaal voor Rc ≥ 3.0 m2K/W

Isolatiemateriaal

Richtwaarde benodigde dikte isolatiemateriaal voor Rc ≥ 3.0 m2K/W.

Glaswol/Steenwol/EPS plaat/PIR- en PUR gespoten

> 12 cm

PIR- en PUR platen

> 8 cm

‘Extreem’ goede (na) isolatie van gevels, vloeren en daken moet altijd via facturen, documenten en/of rapporten worden aangetoond. In geval van drievoudig HR-glas kan ook worden volstaan met foto’s.

3.2 Beglazing

De invoermogelijkheden voor beglazing zijn:

  • Enkelglas;

  • Dubbelglas;

  • HR glas;

  • Drievoudig HR-glas

Tevens wordt onderscheid gemaakt tussen de beglazing van de leefruimten en de beglazing van de slaapruimten. De energielabelplichtige moet dit duidelijk aangeven bij de geleverde bewijsstukken.

  • Leefruimte: vertrekken van de woning ingericht voor een langdurig verblijf tijdens de dag, met uitsluiting van de sanitaire voorzieningen, bergingen, wasruimten, etc.. Voorbeelden zijn de woonkamer, studieruimte, eetkeuken, eethoek.

  • Slaapruimte: vertrekken van de woning ingericht als slaapkamer, met uitzondering van de vertrekken die eveneens als leefruimte zijn bedoeld (b.v. bij kamers en studio's).

Foto’s

Indien als bewijsstukken foto’s worden aangereikt, dient hierop minimaal te zien te zijn dat het enkel glas of dubbel glas betreft. In het geval van HR-glas moet op de foto de vermelding dat het HR-glas is en bij drievoudig HR-glas de vermelding dat het HR+++ is, op de afstandhouder in het glas te zien zijn (Afb.1) of moet duidelijk te zien zijn dat de coating in het glas aanwezig is (Afb.2).

Afb. 1 Aanduiding HR++ glas op afstandshouder

Afb. 1 Aanduiding HR++ glas op afstandshouder

  • Het aantal glaslagen is visueel (op foto) te herkennen en het best waarneembaar door er bij het maken van de foto een vlammetje (aansteker) voor te houden. 2 reflecties betekent één glaslaag, 4 reflecties betekent twee glaslagen en 6 reflecties betekent drie glaslagen.

  • De coating kan herkend worden door een brandende zaklamp of (aansteker)vlammetje voor de ruit te houden. In geval van dubbelglas zijn er 4 reflecties waar te nemen. Hierbij moet er schuin op het raam worden gekeken. Indien mogelijk wordt dit zowel aan de binnenzijde en buitenzijde gedaan, omdat de coating niet altijd goed zichtbaar is. HR coating wordt in de spouw aangebracht. Indien het aanstekervlammetje of de brandende zaklamp voor de ruit wordt gehouden, heeft de tweede of de derde reflectie een andere kleur dan de overige reflecties. Dit is de spouwzijde van de binnenruit of van de buitenruit.

Het aantal reflecties en de afwijkende kleur van de tweede of derde reflectie moet duidelijk waarneembaar zijn op de foto. Is dit niet zichtbaar, dan is het dubbel glas.

Afb. 2 Aantonen HR coating door verkleuring van de reflectie (links de derde reflectie, rechts de tweede)

Afb. 2 Aantonen HR coating door verkleuring van de reflectie (links de derde reflectie, rechts de tweede)

Drievoudig HR-glas bestaat uit 3 lagen glas, met twee HR-coatings, veelal op positie 2 en 5. Positie 5 is de spouwzijde van de binnenruit. Positie 2 is de spouwzijde van de buitenruit. In de afstandshouder staat vaak de codering HR+++ vermeld.

Facturen, documenten en rapporten

Op facturen, in documenten en in rapporten moet duidelijk aangegeven zijn dat het HR-glas betreft. Als een U-waarde genoteerd staat, kan onderstaande tabel aangehouden worden.

De tabel gaat ervan uit dat enkel glas altijd eenvoudig aangetoond kan worden door foto’s. Er wordt dus onderscheid gemaakt tussen dubbel glas, HR-glas en 3-voudig HR glas.

Tabel 3.2 Onderscheid glastypen bij 2 glaslagen

Beglazing

 

U-waarde glas

Glastype

> 2.3 W/m2K

Dubbel glas

≤ 2.3 W/m2K

HR-glas (2 glasvlakken)

≤ 0,7 W/m2K

3 voudig HR-glas (3 glasvlakken)

3.3 Isolatie

De invoermogelijkheden voor isolatie bij woningen vóór 1992 zijn:

  • Geen na-isolatie;

  • Wel na-isolatie.

  • ‘Extreem’ goede na-isolatie1

De invoermogelijkheid voor isolatie zijn bij woningen na 1992 t/m 2013 zijn:

  • Extreem’ goede (na)-isolatie1

1 Zie paragraaf 3.1 voor de definitie van ‘extreem’ goede (na-)isolatie

3.3.1 Gevel

Gevels kunnen op drie plaatsen nageïsoleerd zijn: aan de binnenkant, aan de buitenkant en/of in de spouw.

De aanwezigheid van na-isolatie is als volgt te achterhalen:

  • Na-isolatie in de spouw is te herkennen aan boorgaten in de gevel, met name op de kruisingen van lint- en stootvoegen. Soms ook aan uitgehakte stenen in een regelmatig patroon. Wanneer het voegwerk integraal is vervangen, is niet meer te zien of er nageïsoleerd is. In dat geval dient ander bewijsmateriaal aangeleverd te worden (facturen, rapporten, etc.). Bij na-isolatie van alleen de spouw kan er geen sprake zijn van ‘extreem’ goede isolatie.

  • Na-isolatie aan de buitenzijde is te herkennen aan een verdikking van de gevel dichtbij de kozijnen. De isolatie is dan vaak afgewerkt met een pleisterlaag of steenstrips. Indien er twijfel is, dient ander bewijsmateriaal aangeleverd te worden (facturen, rapporten, etc.).

  • Na-isolatie aan de binnenzijde is te herkennen aan een verdikking van de gevel dichtbij de kozijnen (aan de binnenkant). De isolatie kan aangetoond worden door de dikte van de constructie op te meten nabij kozijnen en/of deuropeningen en door te herleiden wat de muurdikte was zonder isolatie. Van de gemeten totale dikte moet de dikte van binnen- en buitenblad en de spouw afgetrokken worden. Indien er twijfel is bij de erkend deskundige, dient hij aanvullend ander bewijsmateriaal te vragen aan de energielabelplichtige (facturen, rapporten, etc.).

Als de gevel niet uit metselwerk bestaat, zullen bewijsstukken van de energielabelplichtige van het definitieve energielabel uitsluitsel moeten geven.

Foto’s

Op de foto moeten de boorgaten (patroon) in de gevel, het patroon van uitgehakte stenen of andere aanwijzingen die duiden op na-isolatie duidelijk zichtbaar zijn. Als met behulp van de muurdikte de aanwezigheid aangetoond moet worden, dienen op de foto de verdikking bij kozijnen, de dikte van de constructie en het metselwerk zichtbaar te zijn.

Afb. 3 Boorgat in de gevel

Afb. 3 Boorgat in de gevel

Afb. 4 Totale constructiedikte (in 3 stappen)

Afb. 4 Totale constructiedikte (in 3 stappen)

Facturen, documenten en rapporten

Op facturen, in documenten en in rapporten moet duidelijk en herkenbaar aangegeven staan dat de gevel nageïsoleerd is. Ook moet duidelijk blijken dat het geplaatst is bij het betreffende adres.

3.3.2 Dak

Daken kunnen op 3 manieren nageïsoleerd zijn: onder de dakconstructie (al dan niet met luchtspouw), op de dakconstructie of (bij platte daken) bovenop de dakbedekking. In veel gevallen is de isolatie niet meer zichtbaar en zal, naast een foto, aanvullend of ander bewijsmateriaal aangeleverd moeten worden (facturen, rapporten, etc.).

Afb. 5 Schuindakisolatie op de dakconstructie (A) en onder de dakconstructie met (C) en zonder (B) spouw

Afb. 5 Schuindakisolatie op de dakconstructie (A) en onder de dakconstructie met (C) en zonder (B) spouw

Mogelijke plaatsen of manieren om dakisolatie aan te tonen:

  • Een foto van isolatie zichtbaar bij onafgewerkte delen (achter schotten, bij doorvoeringen of op een vliering);

  • Een foto van isolatie bij de gevelaansluitingen;

  • De dikte van de constructie, gemeten bij dakramen (let op opstaande randen);

  • De dikte van de isolatie tegen het dakbeschot, gemeten bij de gordingen (zie Afb.6), het nog zichtbare deel van de gording opmeten en elders de gehele gordingdikte.

Afb. 6 Isolatie op vliering tussen de gordingen

Afb. 6 Isolatie op vliering tussen de gordingen

Foto’s

Op de foto moet aannemelijk gemaakt zijn dat isolatie aanwezig is.

Facturen, documenten en rapporten

Op facturen, in documenten en in rapporten moet duidelijk en herkenbaar aangegeven staan dat het dak nageïsoleerd is. Ook moet duidelijk blijken dat het geplaatst is bij het betreffende adres.

3.3.3 Vloer of kruipruimte

Vloeren kunnen op 3 manieren (na)geïsoleerd zijn: op de vloer,onder de vloer tegen het dek of op de bodem van de kruipruimte. Vloerisolatie is vaak zichtbaar in de kruipruimte, in de kelder of bij de vloerdoorvoeringen in een (meter)kast.

De volgende situaties kunnen aangetroffen worden:

  • Isolatie in of op de vloer;

  • Isolatie in de kruipruimte, bijvoorbeeld met luchtkussens, parels, schelpen, PUR, etc.

Afb. 7 Isolatie in de vloer

Afb. 7 Isolatie in de vloer

Afb. 8 Isolatie in de kruipruimte, met respectievelijk isolatiedekens, parels en schelpen

Afb. 8 Isolatie in de kruipruimte, met respectievelijk isolatiedekens, parels en schelpen

Foto’s

Op de foto moet de isolatie duidelijk zichtbaar zijn.

Facturen, documenten en rapporten

Op facturen, in documenten en in rapporten moet duidelijk en herkenbaar aangegeven staan dat het gaat om vloer- of kruipruimte-isolatie. Ook moet duidelijk blijken dat het is aangebracht bij het betreffende adres.

3.4 Verwarmingstoestel

De invoermogelijkheden voor het verwarmingstoestel zijn:

  • Individuele CV-ketel, installatiejaar vóór 1998;

  • Individuele CV-ketel, installatiejaar in of na 1998;

  • Gaskachels;

  • Warmtepomp;

  • Stadsverwarming;

  • Gemeenschappelijke CV-ketel, installatiejaar vóór 1998 (alleen bij appartementen);

  • Gemeenschappelijke CV-ketel, installatiejaar in of na 1998 (alleen bij appartementen).

Foto’s

Indien als bewijsstukken foto’s worden aangereikt, dient hierop duidelijk vermeld te zijn om wat voor toestel het gaat. Als het een individuele of collectieve CV-ketel betreft moet achterhaald kunnen worden wat het installatiejaar is. De achtergrond hierbij is dat er vanuit gegaan wordt dat in de periode voor 1998 vooral VR-ketels geplaatst werden en vanaf 1998 vooral HR-ketels. Als het installatiejaar niet bekend is, kan de erkende energielabeldeskundige dus uitsluitsel over het toegepaste toestel krijgen door middel van een foto van het type ketel of keurmerksticker.

Tabel 3.3 Onderscheid type CV-ketel

CV-ketels individueel en collectief

 

Type

Invoer opwekkingstoestel

CR- of VR-ketel

installatiejaar vóór 1998

HR100, HR104 of HR107-ketel

installatiejaar in of na 1998

Afb. 9 CV-ketel met HR keur (HR107)

Afb. 9 CV-ketel met HR keur (HR107)

Afb. 10 Typeplaatje CV-ketel met bouwjaar 2007 (YoP = Year of Production)

Afb. 10 Typeplaatje CV-ketel met bouwjaar 2007 (YoP = Year of Production)

Afb. 11 a. Stadsverwarmingsunit (tevens tapwater) b. Secundaire stadsverwarmingsaansluiting (alleen CV)

Afb. 11 a. Stadsverwarmingsunit (tevens tapwater) b. Secundaire stadsverwarmingsaansluiting (alleen CV)

Toelichting bij afleverset stadsverwarming (Afb.11a)

 

De unit heeft in totaal zes aansluitingen, wat duidt op een unit voor zowel verwarming als voor warmtapwater. De rode en blauwe aansluiting (rechts) zijn voor het verwarmingssysteem. De middelste twee koperen leidingen zijn de koudwateraanvoer- en warmwaterleiding. En de linker twee leidingen zijn de aansluitingen op het stadsverwarmingssysteem. In de afleverset zit een warmtemeter en een warmtewisselaar voor de warmtapwaterbereiding.

Facturen, documenten en rapporten

Op facturen, in documenten en in rapporten moet duidelijk aangegeven staan welk type toestel geplaatst is en op welke datum. Er dient zonder twijfel uit opgemaakt te kunnen worden wat voor opwekkingstoestel het betreft. Dat betekent dat in het geval van een CV-ketel vaak ook de typeaanduiding nodig is. Bij stadsverwarming kan een foto van een energierekening (levering warmte) als bewijs worden gezien.

3.4.1 Niet in de keuze voorkomende toestellen

In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van toestellen die niet in de keuzelijst voorkomen. De tweede kolom geeft aan hoe het toestel aangemerkt moet worden.

Tabel 3.4 Niet in de keuze voorkomende CV-toestellen

Niet genoemde CV-toestellen

 

Toestel

Invoeren als

Individuele micro-WKK (HRe-ketel)

‘Individuele CV-ketel, installatiejaar in of na 1998’

Collectieve WKK

‘Gemeenschappelijke CV-ketel, installatiejaar in of na 1998’

Individuele biomassa CV-ketel (houtpellet, bio-ethanol, houtvergassers, etc.)

‘Individuele CV-ketel, installatiejaar vóór 1998’

Collectieve biomassa CV-ketel (houtpellet, bio-ethanol, houtvergassers, etc.)

‘Gemeenschappelijke CV-ketel, installatiejaar vóór 1998’

3.5 Tapwatertoestel

De invoermogelijkheden voor het tapwatertoestel zijn:

  • Geen aparte warmtapwater voorziening;

  • Geiser;

  • Elektrische boiler.

Het betreft altijd het hoofdtoestel voor tapwater. Close-in boilers of quookers in de keuken tellen dus niet mee.

Foto’s

Als het warmwatertoestel geen geiser en ook geen elektrische boiler is, komt men altijd uit op ‘geen aparte warmtapwatervoorziening’. De geiser en de elektrische boiler kunnen herkend worden met behulp van onderstaande foto’s. In het geval dat de foto van de energielabelplichtige afwijkt van deze onderstaande foto’s, dan kan de optie ‘geen aparte warmtapwatervoorziening’ worden gekozen.

Afb. 12 Elektrische boiler (links) en geiser (rechts)

Afb. 12 Elektrische boiler (links) en geiser (rechts)

Facturen, documenten en rapporten

Op facturen, in documenten en in rapporten moet duidelijk aangegeven staan welk type toestel geplaatst is en op welke datum. Er dient zonder twijfel uit opgemaakt te kunnen worden dat het een geiser, een elektrische boiler of een ander toestel voor warmtapwater betreft.

3.5.1 Niet in de keuze voorkomende toestellen

Alle niet in de keuze voorkomende toestellen worden aangemerkt als ‘Geen aparte warmtapwater voorziening’.

3.6 Ventilatiesysteem

De invoermogelijkheden voor ventilatie (voor woningen tot en met bouwjaar 1999) zijn:

  • Wel mechanische afzuiging;

  • Geen mechanische afzuiging;

  • Gebalanceerde ventilatie (alleen indien woning ‘extreem’ goed (na) geisoleerd is).

De invoermogelijkheden voor ventilatie voor woningen vanaf bouwjaar 2000 zijn:

  • Wel gebalanceerde ventilatie;

  • Geen gebalanceerde ventilatie.

Bij woningen vanaf bouwjaar 2000 duidt de aanwezigheid van gevelroosters in of boven de kozijnen op mechanische afzuiging zonder balansventilatie en wordt dus gekenmerkt als ‘geen gebalanceerde ventilatie’. Het maakt dan niet uit of deze roosters CO2, tijd en/of drukgestuurd zijn.

Foto’s

Op de foto moet duidelijk de ventilatieunit staan met, bij balansventilatie, herkenbaar de vier kanaalaansluitingen voor toevoerlucht, retourlucht, aanzuig- en afblaaslucht. Een ventilatieunit voor mechanische afzuiging (Afb.13) heeft vaak 2, maar soms ook 3 of 4 kanaalaansluitingen.

Afb. 13 Ventilatieunit voor enkel mechanische afzuiging

Afb. 13 Ventilatieunit voor enkel mechanische afzuiging

Afb. 14 Ventilatieunit voor mechaniche toe- en afvoer van lucht (gebalanceerd ventilatiesysteem)

Afb. 14 Ventilatieunit voor mechaniche toe- en afvoer van lucht (gebalanceerd ventilatiesysteem)

Facturen, documenten en rapporten

Op facturen, in documenten en in rapporten moet duidelijk aangegeven staan welk type ventilatiesysteem geplaatst is. Indien nodig (bij twijfel), dient de typeaanduiding van de ventilatieunit vermeld te zijn.

3.7 Zonne-energiesysteem

De invoermogelijkheden voor zonne-energiesysteem zijn:

  • Wel of geen zonneboiler aanwezig;

  • Wel of geen PV-panelen aanwezig (m2 opgeven).

3.7.1 Zonneboiler

Voor een zonneboiler wordt enkel aangegeven of deze wel of niet aanwezig is. Een foto van de collector op dak van de betreffende woning is voldoende. Is dat niet mogelijk dan dient op andere wijze aangetoond te worden dat er een zonneboiler aanwezig is, bijvoorbeeld door middel van facturen.

Foto’s

Uit de foto moet blijken dat het een zonneboiler betreft. Bij vacuümbuizen is dat duidelijk. Bij plaatcollectoren dient de foto van voldoende kwaliteit te zijn om onderscheid te kunnen maken tussen (zwarte) zonnepanelen en zonnecollectoren.

Afb. 15 Zonneboiler met vacuümbuizen (links) en vlakke plaat collectoren (rechts)

Afb. 15 Zonneboiler met vacuümbuizen (links) en vlakke plaat collectoren (rechts)

Facturen, documenten en rapporten

Op facturen, in documenten en in rapporten moet duidelijk aangegeven staan dat het een zonneboiler betreft. Ook moet duidelijk blijken dat het geplaatst is bij het betreffende adres.

3.7.2 PV-panelen

Bij PV-panelen wordt, indien aanwezig, ook aangegeven hoeveel m2 het betreft. Omdat zonnepanelen verschillende afmetingen hebben, kan dit niet makkelijk bepaald worden aan de hand van foto’s en zal in de meeste gevallen aanvullende bewijsstukken nodig zijn.

Foto’s

Uit de foto moet blijken hoeveel panelen er geplaatst zijn en hoe groot de panelen zijn. Dat kan bij benadering, bijvoorbeeld door dakpannen te tellen. Deze zijn standaard ongeveer 20–25 cm breed en 30–35 cm hoog. Let wel op dat de schuine plaatsing van de panelen een vertekend beeld kan geven.

Voor panelen op platte daken of daken zonder (zichtbare) dakpannen kan enkel worden volstaan met foto’s waarbij door middel van een meetlint de afmetingen duidelijk gemaakt zijn.

Facturen, documenten en rapporten

Bij facturen, in documenten en in rapporten moet duidelijk aangegeven staan dat het zonnepanelen (PV) betreft en daarbij aangegeven het aantal panelen en de afmetingen per paneel (bijvoorbeeld door bijgeleverde documentatie, met herleidbare typeaanduiding). Ook moet duidelijk blijken dat het geplaatst is bij het betreffende adres.

Afb. 16 PV-panelen met afmeting van ongeveer 1,55 x 0,80 meter (4,5 pan hoog, 4 pannen breed)

Afb. 16 PV-panelen met afmeting van ongeveer 1,55 x 0,80 meter (4,5 pan hoog, 4 pannen breed)

Facturen, documenten en rapporten

Indien het aantal vierkante meter niet duidelijk van de foto opgemaakt kan worden – of omdat bijvoorbeeld geen foto’s gemaakt kunnen worden – dient de energielabelplichtige facturen of andere documenten aan te leveren om de oppervlakte van de PV-panelen te onderbouwen. Dit moet duidelijk uit de stukken op te maken zijn, bijvoorbeeld door vermelding van het aantal panelen en de afmeting per paneel.

4. Rapportage

De erkende energielabeldeskundige legt zijn bevindingen vast in de rapportage van de internetapplicatie. Deze bevat de volgende gegevens:

  • Gegevens van de erkende energielabeldeskundige:

    • Naam en adres van het bedrijf, alsmede de naam van de erkende energielabeldeskundige.

    • Datum van de registratie.

    • (Digitale) handtekening van de erkende energielabeldeskundige.

  • Gegevens van de gecontroleerde woning:

    • Adres van de woning.

    • Door de energielabelplichtige aangeleverde woningkenmerken.

    • Door de energielabelplichtige aangeleverde bewijsstukken of onderbouwende toelichting.

  • Resultaat van de certificatie:

    • Het akkoord van de erkende energielabeldeskundige voor elk gecertificeerd woningkenmerk dat met bewijs onderbouwd is.

    • De motivatie van de erkende energielabeldeskundige voor goed- of afkeuring van de gecontroleerde bewijsstukken.

  • Alle correspondentie over de bewijsstukken (via de internetapplicatie) tussen de erkende energielabeldeskundige en de energielabelplichtige.

  • Overige informatie:

  • Algemene opmerkingen van de energielabelplichtige.

  • Algemene opmerkingen van de erkende energielabeldeskundige.

R

Bijlage III van de Regeling energieprestatie gebouwen komt te luiden:

BIJLAGE III BIJ ARTIKEL 2B VAN DE REGELING ENERGIEPRESTATIE GEBOUWEN

Inijkingstabel voor de energieprestatie-indicatoren
Tabel voor energieklassen voor utiliteitsgebouwen

Energieprestatie-indicator

Grenswaarden Energie-Index (EI)

Energieprestatie utiliteitsgebouwen

A

Kleiner of gelijk aan 1,05

B

1,06–1,15

C

1,16–1,30

D

1,31–1,45

E

1,46–1,60

F

1,61–1,75

G

Groter dan 1,75

S

Het opschrift van Bijlage VII van de Regeling energieprestatie gebouwen komt te luiden:

BIJLAGE VII BIJ DE ARTIKELEN 1, 7G, 7H EN 7L VAN DE REGELING ENERGIEPRESTATIE GEBOUWEN

T

Het opschrift van Bijlage VIII van de Regeling energieprestatie gebouwen komt te luiden:

BIJLAGE VIII BIJ DE ARTIKELEN 1, 7G, 7H EN 7L VAN DE REGELING ENERGIEPRESTATIE GEBOUWEN

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

‘s-Gravenhage, 15 oktober 2014

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Met deze voorgestelde wijziging van de Regeling energieprestatie gebouwen (Reg) wordt een aantal voorschriften van het Besluit energieprestatie gebouwen (Beg) uitgewerkt. Het betreft voorschriften voor het vaststellen en afgeven van energielabels voor woningen. Deze regeling vormt daarmee tevens de implementatie van de artikelen 3 en 11, eerste tot en met vierde lid, 12 en 17 van richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PbEU L 153/13) (hierna: herziene EPBD) voor zover het energielabels voor woningen betreft. Deze herziene EPBD, een nadere uitwerking en aanscherping van de eerdere richtlijn van 16 december 2002, is vastgesteld vanuit de behoefte om de energie-efficiëntie in de gebouwde omgeving verder te stimuleren. De herziene EPBD heeft tot doel het stimuleren van de verbeterde energieprestatie voor gebouwen in Europa, daarbij rekening houdend met de klimatologische en plaatselijke omstandigheden buiten het gebouw, de eisen voor het binnenklimaat en de kosteneffectiviteit.

Op 20 november 2012 is het wetsvoorstel Kenbaarheid energieprestatie gebouwen verworpen door de Tweede Kamer. Tijdens het debat over dit wetsvoorstel is verzocht om opties voor vereenvoudiging van het systeem van het energielabel en de sanctionering daarvan te verkennen (Kamerstukken II 2012/13, 33 124, nr. 25). In de brief "Toezeggingen en moties bouwregelgeving, energiebesparing en brandveiligheid" van 16 mei 2013 (Kamerstukken II 2012/13, 32 757, nr. 63) is onder meer het beoogde traject tot totstandkoming van een vernieuwd energielabel voor woningen uiteengezet. Vervolgens is in de brief ‘Energiebesparing gebouwde omgeving en het Energieakkoord voor duurzame groei’ van 15 november 2013 (Kamerstukken II 2012/13, 30 196, nr. 223) ingegaan op de tussenresultaten van de uitwerking van het systeem voor het vernieuwd (hierna: definitief) energielabel voor woningen. Tot slot is in de brief ‘Uiteenzetting systematiek definitief energielabel woningen’ van 5 juni 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 30 196, nr. 247) de volledige systematiek rondom het voorlopige en het definitieve energielabel voor woningen uitgewerkt.

In onderdeel 9 van dit algemeen deel van de toelichting is een transponeringstabel opgenomen met een overzicht van de voor de implementatie van de herziene EPBD benodigde wijzigingen in de regelgeving.

2. De onderhavige regeling als onderdeel van de implementatie

De herziene EPBD bevat bepalingen over minimumeisen aan nieuwbouw en ingrijpende renovatie van bestaande gebouwen, technische bouwsystemen, keuring van airconditioningsystemen en verwarmingsinstallaties, het proces naar bijna energieneutrale gebouwen en het energielabel. De richtlijn verplicht de lidstaten sancties op te leggen bij het overtreden van de nationale bepalingen. Ter implementatie van deze richtlijn worden de Woningwet, het Besluit energieprestatie gebouwen en het Bouwbesluit 2012, alsmede de bijbehorende ministeriële regelingen gewijzigd.

Al sinds 1995 worden in Nederland minimumeisen gesteld aan nieuwbouw. Aanvullend zijn sinds 1 juli 2013 minimumeisen voor ingrijpende renovaties en technische bouwsystemen van kracht. Verder is per 1 december 2013 een wijziging van het Besluit energieprestaties gebouwen (Beg) en de Regeling energieprestatie gebouwen (Reg) in werking getreden waarmee de bepalingen omtrent keuringen van airconditioningsystemen worden geactualiseerd conform de artikelen 15 tot en met 17 van de herziene EPBD. Tevens zijn de branches voor installateurs en ketelfabrikanten vanaf begin 2014 gestart met de ontwikkeling van een vrijwillig systeem voor de keuring van verwarmingsinstallaties, conform de eisen die de herziene EPBD daaraan stelt. Voor grotere verwarmingsketels (gasgestookte ketels groter dan 100 kW en voor de veel minder voorkomende niet-gasgestookte ketels van groter dan 20 kW) heeft Nederland een methodiek van regelmatige keuringen ingevoerd, via het Activiteitenbesluit, waarin eisen voor de keuring en het onderhoud van verwarmingsketels opgenomen zijn.

Verder is per 1 juli 2014 een wijziging van het Beg in werking getreden. Daarmee worden twee artikelen in dit besluit geactualiseerd, te weten de bepaling over de plicht wanneer men in het bezit moet zijn van een energielabel en de bepaling over de zogeheten afficheringsplicht. Dit betreft de implementatie van de artikelen 2, 11, achtste lid, 12, derde lid en 13 van de herziene EPBD.

Daarnaast is een wijziging van de Reg in werking getreden met ingang van 1 juli 2014. Met die wijziging wordt de inhoud en de vormgeving van het energielabel voor zogeheten utiliteitsgebouwen nader uitgewerkt, alsmede de procesvereisten die bij certificatie worden gesteld, de wijze waarop de energieprestatie van een utiliteitsgebouw wordt bepaald en de aan de energielabeladviseur die het label afgeeft te stellen kwaliteitseisen. Wanneer er geen energielabel bij de oplevering, verkoop of verhuur van utiliteitsgebouwen beschikbaar wordt gesteld, zal de labelplichtige een bestuurlijke boete opgelegd kunnen krijgen. Hiervoor is een aanpassing van de Woningwet nodig. Inwerkingtreding van de bestuurlijke boete is voorzien op 1 januari 2015.

Per 1 januari 2015 is een volgende wijziging van het Beg voorzien in verband met de energielabels voor woningen, het verduidelijken van de plicht wanneer men in het bezit moet zijn van een energielabel of een energielabel beschikbaar moet stellen, de plicht om het energielabel in commerciële advertenties op te nemen en het opnemen van uitzonderingen op de energielabelplicht.

Ten slotte zal voor de ontwikkeling richting de zogeheten Bijna-energieneutrale gebouwen (BENG) de in het Bouwbesluit 2012 opgenomen energieprestatiecoëfficiënt (EPC) en de isolatiewaarde vanaf 2015 worden aangescherpt. De inwerkingtreding van deze wijziging van het Bouwbesluit 2012 is voorzien per 1 januari 2015.

De thans voorgestelde wijziging van de Reg bevat nadere voorschriften omtrent de energielabels voor woningen. Met deze wijziging wordt invulling gegeven aan de eisen omtrent het energielabel voor woningen, waaronder het opstellen van het energielabel, de afgifte ervan en de erkende energielabeldeskundigen.

Dit betreft implementatie van de artikelen 3, 11, eerste tot en met vierde lid, 12 en 17 van de herziene EPBD. Inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling is voorzien per 1 januari 2015.

3. Het energielabel woningen

In de eerste subparagraaf wordt toegelicht hoe iemand een definitief energielabel verkrijgt en hoe de kwaliteit van het energielabel wordt geborgd. Vervolgens zal in de tweede subparagraaf worden toegelicht hoe iemand erkende energielabeldeskundige woningbouw (hierna: deskundige) kan worden.

Hoe verkrijgt een energielabelplichtige (in de praktijk veelal de woningeigenaar) een definitief energielabel

Degene die op grond van artikel 2.1, eerste tot en met vijfde lid, van het besluit de plicht heeft een energielabel beschikbaar te stellen of aanwezig te hebben, kan een verzoek om een energielabel voor een woning indienen via een internet applicatie bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). Uit het oogpunt van leesbaarheid wordt in deze toelichting hierna de term woningeigenaren gehanteerd voor degene die om een energielabel voor een woning verzoekt. Woningeigenaren zijn particuliere woningbezitters, corporaties en particuliere verhuurders. De internet applicatie die voor het vragen van een energielabel is ontwikkeld, is eenvoudig in gebruik.

Na het inloggen ziet de woningeigenaar een indicatie van de labelklasse van de woning. In de praktijk zijn alle woningkenmerken (invoerparameters) in principe al vooraf ingevuld. De vier algemene kenmerken van de woning zijn bekend via het Kadaster en het Woononderzoek Nederland (WoON) van de Rijksoverheid: woningtype, woningsubtype, bouwjaar en woonoppervlakte. In de meeste gevallen zullen deze algemene kenmerken voor de woning juist zijn. Dit komt doordat de woningen in Nederland uniform zijn gebouwd. De woningeigenaar heeft wel de mogelijkheid om de algemene kenmerken aan te passen, indien deze niet kloppen.

Naast de vier algemene kenmerken, zijn ook tien energetische kenmerken van de woning vooraf ingevuld. De energetische kenmerken van de woning zijn gebaseerd op referentiewoningen. Deze referentiewoningen zijn afgeleid van databestanden van het Woononderzoek Nederland (WoOn) van de Rijksoverheid. De energetische kenmerken zijn: beglazing leefruimte, beglazing slaapruimte, isolatie van de gevel, isolatie van het dak, isolatie van de vloer, verwarmingstoestel, tapwatertoestel, ventilatiesysteem, zonneboiler en zonnepaneel. De woningeigenaar kan ook de energetische kenmerken aanpassen, bijvoorbeeld omdat een nieuw type CV-ketel is geïnstalleerd. Onmogelijke combinaties komen in de internet applicatie niet voor. Een eigenaar van een woning op de eerste verdieping van een flat hoeft bijvoorbeeld niets in te vullen over dakisolatie.

De invoerparameters en de keuzeopties worden op dusdanige manier in de internet applicatie aan de woningeigenaar gepresenteerd, dat deze voor iedereen herkenbaar en gemakkelijk aan te passen zijn. Wanneer de woningeigenaar alle woningkenmerken heeft gecontroleerd en/of heeft aangepast, verschijnt in de applicatie automatisch een melding voor welke kenmerken de woningeigenaar bewijsstukken zal moeten aanleveren bij de deskundige. Bewijsstukken om de energetische kenmerken aan te tonen kan bijvoorbeeld bestaan uit een foto, een factuur of een bewijs van buurtrenovatie. Via helpschermen is een instructie (in de vorm van foto’s en video’s) en een toelichting beschikbaar. Het is nodig om bewijsstukken aan te leveren om de kwaliteit van het label te borgen. Verder in deze toelichting wordt nader ingegaan op de kwaliteit van het energielabel.

Indien de woningeigenaar de gegevens heeft gecontroleerd, aangepast en waar nodig het bewijsmateriaal heeft aangeleverd, stuurt hij de gegevens en de aanvullende bewijsstukken door aan de door de woningeigenaar geselecteerde deskundige. Deze deskundige werkt in opdracht van de woningeigenaar. Echter, ook als de woningeigenaar de bewijsstukken niet meestuurt, kunnen deze gegevens worden doorgestuurd. In dat geval zal de deskundige contact opnemen met de woningeigenaar over de bewijsstukken. Als de woningeigenaar de gevraagde bewijsstukken niet kan leveren, dan wordt indien mogelijk een alternatief geboden om op andere invoerparameters bewijsstukken aan te leveren. In het geval er geen bewijsstuk aangedragen kan worden voor een specifiek woningkenmerk, kan voor dat kenmerk worden teruggevallen op waarden die zijn gekoppeld aan het bouwjaar. De deskundige beoordeelt de bewijsstukken en vraagt indien nodig betere bewijsstukken op, bijvoorbeeld wanneer de foto onduidelijk is. De deskundige kan de woningkenmerken niet invullen of aanpassen, dat kan alleen de woningeigenaar zelf, ook in het geval dat voor een specifiek kenmerk wordt teruggevallen op waarden die zijn gekoppeld aan het bouwjaar. Als de woningeigenaar geen nieuwe bewijsstukken via de internet applicatie aanlevert, of de keuzeopties niet aanpast zodat de kwaliteit van het label is geborgd, kan de deskundige besluiten om niet te certificeren.

De woningeigenaar en de deskundige kunnen via e-mail of telefoon contact hebben. De bewijsstukken worden echter via de internet applicatie opgeslagen. De deskundige geeft in de internet applicatie aan waarom hij heeft besloten de bewijsstukken wel of niet te certificeren.

Na certificering wordt het verzoek om een energielabel ingediend bij RVO.nl en wordt het vervolgens automatisch afgegeven door RVO.nl en geregistreerd in de database van RVO.nl. Tevens krijgt de woningeigenaar, conform artikel 11 van de herziene EPBD, een concreet advies om de energetische prestatie van de woning te verbeteren. In de definitie van energielabel in artikel 1.1 van het Besluit energieprestatie gebouwen is specifiek opgenomen dat een label naast het resultaat van de berekening van de energieprestatie, de referentiewaarden waarmee de energieprestatie kan worden vergeleken en beoordeeld, aanbevelingen moet bevatten voor een kostenoptimale verbetering van de energieprestatie. De adviezen die worden opgenomen zijn technisch haalbaar en omvatten maatregelen in het kader van een (ingrijpende) renovatie of technische bouwsystemen en maatregelen voor individuele onderdelen van een gebouw losstaand van een (ingrijpende) renovatie of technische bouwsystemen. Bovendien bevat het energielabel een doorverwijzing naar een website waarop de vervolgstappen staan om tot uitvoering van de maatregel te komen teneinde woningeigenaren te stimuleren de aanbevelingen ook daadwerkelijk op te volgen.

De woningeigenaar wordt op de hoogte gebracht van registratie in de database. Overigens wordt voor degenen die geen toegang hebben tot internet een schriftelijke route mogelijk gemaakt.

Ook als de woning is verkocht zonder energielabel, heeft de voormalige woningeigenaar de mogelijkheid om alsnog via de internet applicatie een energielabel op te stellen. De gevraagde woningkenmerken maken in de meeste gevallen onderdeel uit van de verkoopbrochures van de woning, waardoor de antwoorden op de vragen in de internet applicatie eenvoudig terug te vinden zijn in de verkoopbrochure. De bewijsstukken daarentegen maken niet altijd onderdeel uit van deze verkoopbrochure. In dat geval kan de voormalige woningeigenaar aan de koper vragen om bewijsstukken, zoals een foto van de CV-ketel. Het is de verwachting dat deze koper deze bewijsstukken zal aanleveren, omdat het ook in zijn belang is een juist energielabel te hebben. Mocht de kopende partij toch geen medewerking verlenen, dan is er altijd nog de mogelijkheid om voor een bepaald woningkenmerk terug te vallen op het bouwjaar.

Kosten en geldigheidsduur van het energielabel

Op basis van gegevens uit de markt zou de prijs voor het definitief energielabel om en nabij de 20 euro moeten kunnen liggen. De kosten van het energielabel kunnen significant teruggebracht worden, omdat de kwaliteit gegarandeerd kan worden zonder opname ter plaatse.

Het energielabel heeft een geldigheidsduur van tien jaar.

Kwaliteit label

Het energielabel geeft een betrouwbare indicatie van de energieprestatie van de woning. Omdat er veel bekend is over de Nederlandse woningvoorraad kunnen de benodigde gegevens betrouwbaar worden ingeschat. De woningeigenaar is verplicht om de juiste gegevens aan te leveren voor de energetische kenmerken die de grootste invloed hebben op het energielabel. Het verschil tussen de uitkomsten van de tot nu toe geldende opnameprocedure met ongeveer 150 kenmerken voor het energielabel is daarmee beperkt. De methodiek voor de bepaling van het energielabel is afgeleid van de NEN 7120 en het Nader Voorschrift 2014.

De kwaliteit van het energielabel is gerelateerd aan de juiste labelklasse. De woningeigenaar dient bewijsstukken te overleggen voor alle kenmerken van de woning die afwijken van de oorspronkelijke bouwjaarkenmerken. De internet applicatie geeft aan voor welke kenmerken de woningeigenaar bewijsstukken dient aan te leveren. De internetapplicatie geeft aan welke en hoeveel bewijsstukken de woningeigenaar moet aanleveren.

4. De erkende energielabeldeskundige woningbouw

De woningeigenaar selecteert een deskundige uit een op de internet applicatie gepubliceerde lijst. De deskundigen hebben waarderingen. Het gaat hierbij subjectieve en objectieve waarderingen, zoals beoordelingen door eerdere klanten of de gemeten doorlooptijd.

De deskundige moet werken volgens de werkwijze erkende energielabeldeskundige woningbouw in bijlage Ia. Dit houdt kort gezegd in dat de door de woningeigenaar aangeleverde gegevens over de energiekwaliteit van de woning op aannemelijkheid wordt getoetst en dat dit wordt vastgelegd in de registratiedatabase voor energielabels van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl).

Hoe word je een erkende energielabeldeskundige woningbouw?

Afhankelijk van de diploma’s die een persoon al heeft, moet een traject worden doorlopen om deskundige te worden.

Iedereen met een geldig bewijs van vakbekwaamheid conform BRL 9500-01 kan deskundige worden. Deze deskundigen krijgen een kostenloze instructie van RVO.nl. De instructie bestaat uit een toelichting op de werking van de internet applicatie, het inloggen op het deel van de internet applicatie waar de deskundige toegang tot heeft, een toelichting op de werkwijze erkende energielabeldeskundige woningbouw en het vastleggen van gegevens in de internet applicatie. De methodiek voor de bepaling van het energielabel is afgeleid van de NEN 7120 en het Nader Voorschrift 2014. De deelnemer krijgt vervolgens een bewijs van deelname aan de instructie. Na het volgen van de instructie en het tekenen van een integriteitsverklaring wordt de deskundige geregistreerd als erkend deskundige en krijgt hij feitelijk toegang tot de internet applicatie.

Alle anderen die deskundige willen worden, moeten een examen afleggen. De exameneisen zijn opgenomen in bijlage I van deze Reg. Na het succesvol afleggen van het examen, ontvangt de kandidaat een bewijs van vakbekwaamheid. Opleidingsinstituten kunnen, op basis van de werkwijze voor erkende energielabeldeskundige woningbouw, een cursus aanbieden. Ook deze deskundigen moeten een korte instructie bij RVO.nl volgen.

Het bewijs van vakbekwaamheid erkende energielabeldeskundige woningbouw is vijf jaar geldig, evenals de diploma’s van de huidige labeladviseurs. Na vijf jaar moet iedere deskundige een verplicht examen doen. Tussentijds worden de adviseurs op de hoogte gebracht van nieuwe ontwikkelingen (via internet applicatie, helpdesk, instructies, bijeenkomsten).

Examinering

In deze wijzigingsregeling zijn nadere eisen en voorschriften opgenomen betreffende de examens voor het behalen van het bewijs van vakbekwaamheid erkende energielabeldeskundige woningbouw. Ook worden eisen gesteld aan de exameninstellingen die de examens ontwikkelen en afnemen. Deze eisen, alsmede de eisen aan het bewijs van vakbekwaamheid, zijn hetzelfde als bij het tot 2015 geldende systeem van energieprestatiecertificaten.

5. Toetsing administratieve lasten, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

Voor deze wijzigingsregeling is een toets gedaan op administratieve lasten, nalevingskosten, bedrijfseffecten, handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid.

Het voorgestelde systeem rondom het definitief energielabel betreft een merkbare vermindering van regeldruk voor woningeigenaren ten opzichte van het tot nu geldende systeem van energieprestatiecertificaten. Met voorliggende wijziging van de Reg wordt de regeldruk verminderd, omdat het energielabel via de internet applicatie eenvoudig is op te stellen. Dit sluit naadloos aan bij de ontwikkeling waarin steeds meer diensten van de overheid via internet worden aangeboden.

Uit het onderzoek ‘Regeldrukeffecten vernieuwd energielabel voor woningen’ blijkt dat de voorliggende wijzigingsregeling ter implementatie van het definitief energielabel voor woningen de meest lastenluwe oplossing is, omdat het definitieve energielabel aansluit op de minimale eisen van de Europese richtlijn. Volgens het onderzoek is het niet mogelijk om de administratieve lasten verder te beperken. Hetzelfde onderzoek toont aan dat de administratieve lasten in vergelijking met het tot 2015 geldende systeem afnemen met maximaal € 15,6 miljoen per jaar. In de huidige situatie bedragen de administratieve lasten € 26,2 miljoen per jaar, terwijl met de definitieve energielabels conform deze wijzigingsregeling de administratieve kosten afnemen tot € 10,6 miljoen bij een kostprijs van € 20. De structurele administratieve lasten voor bedrijven bedragen € 7,5 miljoen. Dit is een afname van € 4,3 miljoen. Voor burgers gaat het om een bedrag aan structurele administratieve lasten van € 3,1 miljoen, wat gelijk staat aan een afname van €11,3 miljoen. De eenmalige administratieve lasten als gevolg van de aanpassingen in de regelgeving bedragen circa € 0,8 miljoen. Deze kosten komen vooral voort uit het kennisnemen van de nieuwe regelgeving door betrokken bedrijven. Daarnaast heeft het definitieve energielabel geen effect op de nalevingskosten, omdat deze wijziging van de Reg geen inhoudelijke eisen stelt aan gebouwen.

Verder is voor deze wijziging van de Reg een HUF-toets (toets op handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid) uitgevoerd. De HUF-toets bracht het punt naar voren of de Reg voldoende helderheid gaf over het vraagstuk hoeveel bewijsstukken voldoende zijn voor het certificeren van de gegevens voor een energielabel en wie hiervoor verantwoordelijk is. De vraag die hiermee samenhangt is of de ene erkende deskundige veel bewijsstukken voor een invoerparameter kan vragen, terwijl een andere erkende deskundige slechts 1 bewijsstuk, zoals een foto, kan vragen. In het voorgestelde systeem in deze Reg is voor de erkende deskundige geen aanleiding om meer bewijsstukken te vragen dan nodig, omdat de erkende deskundige vooraf wordt betaald door de woningeigenaar. De internet applicatie geeft aan voor welke invoerparameters de woningeigenaar bewijsstukken moet aanleveren, en het staat de erkende deskundige vrij niet te certificeren in het geval de invoerparameters niet voldoende onderbouwd zijn met bewijsstukken. Overigens kan een energielabel altijd worden aangevraagd en geregistreerd, doordat de woningeigenaar voor een specifiek woningkenmerk terug kan vallen op het bouwjaar.

De minister voor Wonen en Rijksdienst is belast met de handhaving van de voorschriften ten aanzien van energielabels voor woningen. Uitgangspunt bij de handhaving is een effectieve werkwijze, die aansluit bij de bestaande mechanismen in de woningmarkt en voor relatief beperkte uitvoeringskosten zorgt. Op grond van artikel 120b van de Woningwet kan bij overtreding van de voorschriften een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom worden opgelegd voor het niet overhandigen van een energielabel voor een woning. Met de voorziene aanpassing van de Woningwet wordt naar verwachting vanaf 1 januari 2015 ook een bestuurlijke boete toegevoegd aan artikel 120b van de Woningwet. De inspectie hanteert het sanctiemiddel dat gezien de betreffende situatie het meest opportuun is. In de praktijk zal de Inspectie voor Leefomgeving en Transport (ILT) zorg gaan dragen voor het toezicht en de handhaving namens de minister.

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de ILT als toezichthouder verschillende bevoegdheden (artikelen 5:15, 5:16, 5:16a en 5:17 van de Awb). De ILT is bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, elke plaats te betreden met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner. Tevens is de ILT bevoegd inlichtingen te vorderen, bij de woningeigenaar of de erkende energielabeldeskundige. Een toezichthouder is bevoegd van personen inzage te vorderen van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Ten slotte is de ILT als toezichthouder bevoegd inzage te vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden en mag daarbij van de gegevens en bescheiden kopieën maken.

Wanneer er geen energielabel wordt geregistreerd, maar er wel een woning wordt verkocht, is dit direct te achterhalen via een reeds bestaande koppeling van het systeem van het Kadaster en de energielabeldatabase, welke in beheer is bij RVO.nl. De ILT houdt als onafhankelijke toezichthouder toezicht op de naleving van deze regelgeving. Daarbij zal zij indien nodig de handhavingsinstrumenten inzetten die haar ter beschikking staan.

Doordat de onafhankelijke controleurs van de ILT toegang hebben tot de internet applicatie en de database met gegevens over de energielabels, kunnen zij tevens de onafhankelijke controle op de deskundigen uitvoeren, zoals wordt geëist in de herziene EPBD. De onafhankelijke werkwijze van de deskundige is geborgd middels het afleggen van een examen, het volgen van de instructie en het tekenen van een integriteitsverklaring. De ILT zal daarnaast achteraf controleren of de deskundige het energielabel terecht heeft gecertificeerd. Vanwege het ingerichte kwaliteitborgingssysteem en het feit dat de erkende deskundige een examen aflegt en een instructie volgt, wordt in beginsel verwacht dat de foutmarge relatief klein is. Daarnaast wordt de erkende deskundige ondersteund in het bepalen van de authenticiteit van de bewijsstukken om eventuele fraude van de woningeigenaar zoveel mogelijk te beperken. Een last onder dwangsom is geen geschikte sanctie bij dit type overtredingen, omdat alleen de aanvrager van het energielabel de gegevens kan aanpassen. Een deskundige kan dus niet voldoen aan een last om onjuiste gegevens te herstellen. Met de voorziene aanpassing van de Woningwet wordt het mogelijk een bestuurlijke boete op te leggen aan de deskundige. De maximale hoogte van de boete voor rechtspersonen zal zijn het bedrag van de vierde categorie zoals opgenomen in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht (per 1 januari 2014: € 20.250,–) en voor natuurlijke personen het bedrag van de eerste categorie zoals opgenomen in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht (per 1 januari 2014: € 405,–).

Naast deze bestuursrechtelijke handhaving kan indien nodig gebruik gemaakt worden van het strafrecht. Overtredingen van artikel 120, tweede lid, van de Woningwet zijn tevens strafbaar gesteld op grond van de Wet op de economische delicten. Artikel 120, tweede lid, vormt de grondslag voor het implementeren van richtlijn 2010/31/EU in het Besluit energieprestatie gebouwen en de Regeling energieprestatie gebouwen. Strafrechtelijke vervolging voor het overtreden van de voorschriften die zijn gesteld ter implementatie van richtlijn 2010/31/EU is dan ook mogelijk mocht dat noodzakelijk zijn. Bij een economisch delict kan er sprake zijn van een overtreding of een misdrijf. Overtreding van artikel 120, tweede lid, van de Woningwet is een misdrijf als het delict opzettelijk is begaan. Misdrijven worden zwaarder bestraft (gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, taakstraf of geldboete van de vijfde categorie).

Naast de Wet op de economische delicten zijn overtredingen zoals valsheid in geschrifte, het opgeven van onware gegevens en oplichting strafbaar gesteld op grond van het Wetboek van Strafrecht. Zo is valsheid in geschrifte een misdrijf (artikelen 225 tot en met 235 van het Wetboek van Strafrecht) dat strafrechtelijk vervolgd kan worden. Valsheid in geschrifte en het opgeven van onware gegevens kan worden bestraft met een geldboete van de vijfde categorie (per 1 januari 2014: 81.000 euro) of gevangenisstraf (valsheid in geschrifte ten hoogste zes jaar en het opgeven van onware gegevens ten hoogste vier jaar). Ondernemingen krijgen in dergelijke gevallen veelal een geldboete. Oplichting is eveneens een misdrijf (artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht) dat strafrechtelijk vervolgd kan worden. Het kan worden bestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar of geldboete van de vijfde categorie.

Het systeem is transparant voor de verkoper en de koper, omdat men slechts een beperkt aantal duidelijk woningkenmerken hoeft te controleren bij de transactie. Hierdoor wordt de kans op fraude flink gereduceerd. De koper kan snel zien of de opgegeven energetische kenmerken op het energielabel al dan niet kloppen en kan bij geconstateerde fouten hiervan privaatrechtelijke stappen nemen tegen de verkoper. Een woningeigenaar in Nederland is verplicht om juiste gegevens over de woning te verstrekken in het verkoopproces. De koper heeft bovendien een onderzoeksplicht, en de verkoper een mededelingsplicht, dit is opgenomen in het Burgerlijk Wetboek. Hierdoor wordt het aantal frauduleuze handelingen naar verwachting tot een minimum beperkt.

6. Gevolgde procedure en inspraak

Voor de implementatie van de herziene EPBD is de zogenoemde klankbordgroep EPBD ingesteld. Hierin zijn de bouw-, installatie- en advieswereld, de energiebedrijven en belangenorganisaties van huurders en verhuurders vertegenwoordigd. De klankbordgroep wordt geconsulteerd bij het gehele implementatieproces van de herziene EPBD. Op 17 april 2014 is deze wijzigingsregeling besproken in een bijeenkomst van de klankbordgroep.

7. Notificatie

De ontwerpregeling is op 3 juli 2014 gemeld aan de Commissie van de Europese Unie, notificatienummer 2014-0313-NL, ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217) (notificatierichtlijn). De artikelen in deze regeling bevatten mogelijk technische voorschriften in de zin van deze richtlijn. Deze bepalingen zijn verenigbaar met het vrije verkeer van goederen; zij zijn evenredig en waar nodig voorziet het Besluit energieprestatie gebouwen in een gelijkwaardigheidsbepaling met het oog op de wederzijdse erkenning. De Europese Commissie heeft in het kader van de technische notificatie opgemerkt dat in de ontwerpregelgeving geen details werden gegeven over de inhoud van de aanbevelingen op het energielabel en dat daarom niet verzekerd zou zijn dat artikel 11, tweede tot en met vierde lid, van de herziene EPBD op de juiste wijze zou worden opgezet. Om aan de opmerkingen van de Commissie tegemoet te komen en om te verduidelijken dat artikel 11, tweede tot en met vierde lid, op juiste wijze wordt omgezet, is paragraaf 3 van het algemeen deel van de toelichting bij deze regeling verduidelijkt en uitgebreid.

Melding aan het Secretariaat van de Wereldhandelsorganisatie ingevolge artikel 2, negende lid, van de op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235) heeft niet plaatsgevonden nu in casu geen sprake is van significante gevolgen voor de handel.

8. Voorlichting

Het belang van communicatie over de wijziging van deze regeling is groot. Vanuit het Energieakkoord voor duurzame groei zetten maatschappelijke organisaties, marktpartijen en overheden vanaf 2014 een voorlichtingscampagne op. Onderdeel van deze voorlichtingscampagne is de afspraak dat alle woningeigenaren en (ver)huurders vanaf 2015 een voorlopig energielabel krijgen. Deze indicatie van het energielabel dient voor bewustwording, en zorgt er tevens voor dat elke woningeigenaar wordt geïnformeerd over het registreren van een definitief energielabel. Daarnaast zal op de website van de Rijksoverheid de veranderingen voor woningeigenaren worden weergegeven. Voor de professionele markt wordt via de website van RVO.nl informatie gegeven over de verplichtingen voor bedrijven.

9. Transponeringstabel

Richtlijn nr. 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PbEU L153/13)
Transponeringstabel

Bepaling in richtlijn 2010/31/EU

Bepaling in implementatieregelgeving of in bestaande regelgeving

Artikel 1

Onderwerp

Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving. Het artikel benoemt onderwerp en voorschriften waarop de richtlijn betrekking heeft.

Artikel 2

Definities

Geïmplementeerd in artikel 1.1 van het Bouwbesluit 2012 (is in werking getreden m.i.v. 1 juli 2013), wijziging Besluit energieprestatie gebouwen die 1 juli 2014 in werking is getreden. In wijziging Besluit energieprestatie gebouwen waarvan inwerkingtreding is voorzien m.i.v. 1 januari 2015, ten slotte, is de term energielabel opgenomen.

Artikel 3

Vaststelling methode voor berekening energieprestatie gebouwen

Geïmplementeerd met artikel 5.2 van het Bouwbesluit 2012. Voorschriften voor energielabels voor utiliteitsgebouwen is in werking getreden m.i.v. 1 juli 2014 (Stcrt. 2014, 3661)

Nadere voorschriften m.b.t. energielabels voor woningen worden vastgesteld met onderhavige wijzigingsregeling.

Artikel 4

Vaststelling minimumeisen voor de energieprestaties

Reeds geïmplementeerd met afdeling 5.1 van het Bouwbesluit 2012.

De uitzonderingen die mogelijk zijn op basis van het tweede lid zijn in de wijziging van het Besluit energieprestatie gebouwen opgenomen, waarvan inwerkingtreding is voorzien m.i.v. 1 januari 2015.

Artikel 5

Berekening kostenoptimale niveaus v/d minimumeisen inzake energieprestatie

Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving. Het eerste lid en vierde lid betreffen activiteiten door de Europese Commissie. Het tweede en derde lid hebben betrekking op het indienen van een verslag door de lidstaten. Het betreffende verslag is door Nederland op 20 maart 2013 ingediend.

Artikel 6

Nieuwe gebouwen

Reeds geïmplementeerd met afdeling 5.1 van het Bouwbesluit 2012

Artikel 7

Ingrijpende renovatie bestaande gebouwen

Geïmplementeerd middels wijziging van artikel 5.6 van het Bouwbesluit 2012 (is in werking getreden m.i.v. 1 juli 2013)

Artikel 8

Technische bouwsystemen

Eerste lid

systeemeisen

Geïmplementeerd middels nieuwe afdeling 6.13 van het Bouwbesluit 2012 (is in werking getreden m.i.v. 1 juli 2013)

Artikel 8, tweede lid

Slimme meetsystemen

Reeds geïmplementeerd met het Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen (volledige inwerkingtreding was m.i.v. 1 januari 2014)

Artikel 9

Bijna-energieneutrale gebouwen

Vanaf 1 januari 2015 regelmatige aanscherping van de energieprestatiecoëfficiënt en van de isolatiewaarde, tabel 5.1 van het Bouwbesluit 2012

Artikel 10

Financiële stimulansen en marktbelemmeringen

Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving.

In het kader van het eerste en tweede lid heeft Nederland op 30 april 2014 een lijst van maatregelen aan de Europese Commissie verstuurd. Het derde tot en met vijfde lid hebben betrekking op activiteiten door de Europese Commissie. Uit de rapportage in het kader van het tweede lid en de vigerende regelgeving van het Bouwbesluit 2012 blijkt dat in Nederland bij het verstrekken van prikkels voor de bouw of de ingrijpende renovatie rekening wordt gehouden met de kostenoptimale niveaus van energieprestatie. Het zevende lid betreft een constatering dat bepalingen van de richtlijn geen beletsel vormen om prikkels boven kostenoptimale niveaus te stellen.

Artikel 11 Energieprestatiecertificaten

Eerste tot en met vierde, zesde en zevende lid

Wijziging Besluit energieprestatie gebouwen, wijziging Regeling energieprestatie gebouwen.

Wijziging Besluit energieprestatie gebouwen, waarvan inwerkingtreding is voorzien m.i.v. 1 januari 2015 bevat de basisvoorschriften voor het energielabel (nieuwe term voor energieprestatiecertificaat) en de plicht tot vermelden energieprestatie indicator in advertenties. In een wijziging van de Regeling energieprestatie gebouwen die m.i.v. 1 juli 2014 (Stcrt. 2014, 3661)in werking is getreden, zijn de nadere voorschriften omtrent energielabels voor zogeheten utiliteitsgebouwen opgenomen.

In de onderhavige wijziging van de Regeling energieprestatie gebouwen zijn de nadere voorschriften omtrent energielabels voor woningen opgenomen.

Er wordt geen gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de richtlijn biedt op het gebied van representativiteit.

Artikel 11, vijfde lid

Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving.

De Rijksoverheid geeft onder meer het goede voorbeeld door invulling te geven aan het Energieakkoord om samen met gemeenten projecten voor het verduurzamen van de energievoorziening te stimuleren.

Artikel 11, achtste lid

Wijziging Besluit energieprestatie gebouwen (is m.i.v. 1 juli 2014 in werking getreden)

Artikel 11, negende lid

Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving. Behelst activiteit door de Europese Commissie.

Artikel 12

Afgifte energieprestatie- certificaten

Wijziging Besluit energieprestatie gebouwen, wijziging Regeling energieprestatie gebouwen

Het Besluit energieprestatie gebouwen en de Regeling energieprestatie gebouwen bevatten reeds een systeem voor energieprestatiecertificaten. M.i.v. 1 juli 2014 zijn de nadere voorschriften voor het afgeven van energielabels voor utiliteitsgebouwen in werking getreden. In de onderhavige regeling zijn de voorschriften opgenomen t.a.v. energielabels voor woningen.

Artikel 13

Afficheren van energieprestatiecertificaten

Wijziging Besluit energieprestatie gebouwen (De afficheringsplicht conform de richtlijn is m.i.v. 1 juli 2014 in werking getreden. M.i.v. 1 juli 2015 is aanscherping van de afficheringsplicht conform artikel 13, eerste lid, van de herziene EPBD voorzien.)

Artikel 14

Keuring van verwarmingssystemen

Wordt niet omgezet in regelgeving. Er is gekozen voor de mogelijkheid van informatieverstrekking aan gebruikers.

Artikel 15

Keuring van airconditioningsystemen

Met een wijziging van het Besluit energieprestatie gebouwen (nieuwe artikel 3a.1) zijn de bepalingen aangevuld conform de herziene richtlijn. Nadere voorschriften zijn opgenomen in een wijziging van de Regeling energieprestatie gebouwen. Datum van inwerkingtreding was 1 december 2013.

Artikel 16

Verslagen over keuring van verwarmings- en aircosystemen

Met bovengenoemde wijziging van het Besluit energieprestatie gebouwen zijn eveneens de bepalingen betreffende het keuringsverslag aangevuld conform de richtlijn.

Artikel 17

Onafhankelijke deskundigen

Is reeds geïmplementeerd in het Besluit energieprestatie gebouwen t.a.v. keuringen van airconditioningsystemen. Nadere voorschriften zijn opgenomen in de bij artikel 15 genoemde wijziging van de Regeling energieprestatie gebouwen. De wijziging van de Regeling energieprestatie gebouwen die m.i.v. 1 juli 2014 (Stcrt. 2014, 3661) in werking is getreden, bevat voorschriften t.a.v. onafhankelijke deskundigen voor energielabels voor utiliteitsgebouwen.

Onderhavige wijzigingsregeling bevat voorschriften t.a.v. onafhankelijke deskundigen in het kader van energielabels voor woningen.

Artikel 18

Onafhankelijk controlesysteem

(volgens bijlage II)

Op grond van artikel 93 van de Woningwet kan de minister voor Wonen en Rijksdienst ambtenaren aanwijzen voor het houden van toezicht op de verplichtingen die zijn opgenomen in het Besluit energieprestatie gebouwen

Artikel 19

Evaluatie

Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving. Behelst activiteit door de Europese Commissie.

Artikel 20

Informatie

Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving. Er is in het verleden ook veel aan voorlichting gedaan. Met de inwerkingtreding van het nieuwe systeem van energielabels voor woningen gaat een nieuwe voorlichtingscampagne van start. Begeleiding en scholing voor onder meer deskundigen is opgezet. Het vierde lid behelst een activiteit door de Europese Commissie.

Artikel 21 Raadpleging

Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving. Er is voorzien in regulier overleg met marktpartijen en lokale overheden.

Artikel 22 Aanpassing van bijlage I aan de technische vooruitgang

Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving. Behelst activiteit door de Europese Commissie.

Artikel 23 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving. Behelst activiteit door de Europese Commissie.

Artikel 24 Intrekking van de delegatie

Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving; is gericht tot het Europees Parlement en de Raad.

Artikel 25 Bezwaren tegen gedelegeerde handelingen

Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving; is gericht tot het Europees Parlement en de Raad.

Artikel 26 Comitéprocedure

Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving; heeft betrekking op de Europese Commissie.

Artikel 27 Sancties

Wijziging van de Woningwet voor aanvulling van het handhavingsinstrumentarium met een bestuurlijke boete (in voorbereiding)

Artikel 28 Omzetting

Er wordt aan gewerkt om zo spoedig mogelijk een volledige omzetting te realiseren.

Artikelsgewijze toelichting

Onderdeel A

In onderdeel A worden twee definities geschrapt en vijf definities ingevoegd. Deze wijzigingen hangen samen met de introductie van het vernieuwde energielabel voor woningen. De definitie van energielabel kan komen te vervallen nu deze definitie al wordt opgenomen in het Besluit energieprestatie gebouwen. Onderhavige wijzigingsregeling en de opname van de definitie van energielabel in dat besluit zullen tegelijkertijd in werking treden. Inwerkingtreding is voorzien voor 1 januari 2015. Verder kan de definitie van adviseur komen te vervallen omdat er met de vernieuwing van de energielabels voor woningen niet langer sprake is van dergelijke adviseurs.

De vijf definities die worden toegevoegd, hebben betrekking op degene die het verzoek om een energielabel kan indienen en op de erkende energielabeldeskundige. In de Regeling energieprestatie gebouwen (hierna: Reg) wordt in verband met de leesbaarheid de term energielabelplichtige gebruikt voor degene die op grond van artikel 2.1 van het Besluit energie prestatie gebouwen (het besluit) in bepaalde gevallen een energielabel beschikbaar moet stellen of aanwezig moet hebben. Deze personen krijgen op verzoek een energielabel voor een woning van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl).

De erkende energielabeldeskundige zal op afstand de gegevens voor het verkrijgen van een geldig energielabel voor een woning controleren en certificeren. Naast het begrip erkende energielabeldeskundige, worden het bewijs van vakbekwaamheid erkende energielabeldeskundige energielabel woningbouw en de begrippen examen energielabeldeskundige en exameninstelling voor energielabeldeskundigen ingevoerd. De exameneisen zijn opgenomen in bijlage Ia van de Reg. De voorschriften over deze bewijzen van vakbekwaamheid en het daarbij behorende examen zijn eveneens in deze wijzigingsregeling opgenomen.

Ten slotte wordt de definitie van BRL gewijzigd in die zin dat de naam van de Stichting die deze BRL vaststelt, is gewijzigd.

Onderdeel B

Met de wijziging van de Reg die met ingang van 1 juli 2014 in werking is getreden is al bewerkstelligd dat artikel 2 uitsluitend betrekking heeft op energielabels voor woningen.

Het vernieuwde energielabel voor woningen wordt aan degene die op grond van het besluit een energielabel voor een woning beschikbaar moet stellen of aanwezig moet hebben (de energielabelplichtige) op diens verzoek verstrekt door RVO.nl. Het betreft hier een feitelijke handeling zodat rechtstreeks in de Reg kan worden opgenomen dat RVO.nl deze handeling verricht.

In artikel 2.1, eerste tot en met lid, van dat besluit is daarover het volgende opgenomen. Bij oplevering van een gebouw stelt de verkoper van dat gebouw een geldig energielabel beschikbaar aan de koper. In afwijking daarvan zorgt de eigenaar van een gebouw voor de aanwezigheid van een geldig energielabel bij de oplevering van dat gebouw indien dat gebouw is gebouwd in opdrachtgeverschap waarbij die eigenaar de eigendom verkrijgt en volledige zeggenschap heeft over en verantwoordelijkheid draagt voor de bouw van dat gebouw. Bij verkoop of verhuur van een gebouw stelt de verkoper respectievelijk verhuurder een energielabel beschikbaar aan de koper respectievelijk de huurder. Ook bij verkoop van een deelnemings- of lidmaatschapsrecht dat recht geeft op het gebruik van een gebouw wordt een energielabel beschikbaar gesteld aan de koper.

In het tweede lid is opgenomen op basis van welke gegevens dit energielabel wordt vastgesteld. Zoals in het algemeen deel is toegelicht, worden deze kenmerken in principe vooraf ingevuld. Echter, bij de aanvraag moet de aanvrager bevestigen dat de vooraf ingevulde gegevens juist zijn of deze gegevens verbeteren.

In het nieuwe derde lid is opgenomen dat tevens een geldig energielabel voor een woning wordt afgegeven, indien een energie-index is vastgesteld voor een woning volgens de voorschriften, bedoeld in BRL 9500, delen 00 en 01, zoals vastgesteld op 31 augustus 2011, inclusief het wijzigingsblad, zoals vastgesteld op 5 juni 2014, en is geregistreerd bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Dit voorkomt dat een woningeigenaar bij een uitgebreide opname van de energieprestatie van zijn woning ook nog een energielabel moet aanvragen wanneer hij zijn woning wil verkopen of verhuren.

Onderdeel C

Artikel 2a van de Reg betreft het vaststellen van energielabels voor zogeheten utiliteitsgebouwen. Met deze wijziging vervalt de term energielabeladviseur. Zoals al toegelicht bij onderdeel A, is het niet langer noodzakelijk te spreken van adviseurs.

Om de gegevens op basis waarvan een energielabel voor utiliteitsgebouwen te kunnen registeren is het noodzakelijk dat dit energielabel wordt geregistreerd bij RVO.nl. Omdat het proces voor een energielabel voor een woning, inclusief het ontvangen van de aanvraag, in beheer is van RVO.nl, kunnen die gegevens meteen door RVO.nl worden geregistreerd. Echter, bij utiliteitsgebouwen komt een energielabel op een andere wijze tot stand. Bij utiliteitsgebouwen wordt het label vastgesteld volgens de voorschriften, bedoeld in BRL 9500, delen 00, 03 en 06. Tot nu toe was het voorschrift van registratie opgenomen in artikel 3, eerste lid, van de Reg.

Onderdeel D

In het gewijzigde artikel 3 is de totstandkomingsprocedure- voor een energielabel voor een woning opgenomen. In het eerste lid is opgenomen dat de energielabelplichtige (in de praktijk de woningeigenaar), na de vooraf ingevulde gegevens te hebben bevestigd of eventueel aangevuld of verbeterd, de gegevens naar een erkende energielabeldeskundige stuurt. De energielabelplichtige kan zelf een deskundige naar eigen voorkeur kiezen. De erkende deskundige certificeert gegevens in opdracht van degene die een energielabel wil aanvragen. In het tweede lid is opgenomen dat deze erkende energielabeldeskundige ten aanzien van die aangeleverde gegevens bewijsstukken kan opvragen indien dat noodzakelijk is voor de beoordeling. Zoals in het algemeen deel is toegelicht, zijn diverse soorten bewijsstukken mogelijk.

Het derde lid bepaalt dat de erkende energielabeldeskundige de gegevens controleert en vervolgens certificeert. De deskundige is verplicht te werken volgens de werkwijze die is opgenomen in bijlage Ia bij de Reg. Als bij de controle blijkt dat een bepaald gegeven toch onjuist is, dan heeft de energielabelplichtige de mogelijkheid om die gegevens te wijzigen. Een eventuele discussie over de inhoud en onderbouwing van de gegevens alsmede over de certificering vindt plaats tussen de energielabelplichtige (woningeigenaar) en de erkende energielabeldeskundige. Een eventueel geschil kan via de privaatrechtelijke route worden beslecht. In het vierde lid is opgenomen dat het verzoek om een energielabel wordt ingediend samen met de gecertificeerde gegevens. Op iedere aanvraag wordt conform die aanvraag een energielabel verstrekt. RVO.nl voert geen inhoudelijke beoordeling uit.

Onderdeel E

RVO.nl zal namens de minister een registratie bijhouden van de volgende gegevens: de verstrekte energielabels en de datum van afgifte ervan, de gegevens op basis waarvan die energielabels zijn vastgesteld, de bewijsstukken ter onderbouwing van de gegevens voor energielabels voor woningen, de motivering van de erkende energielabeldeskundigen bij de certificering van de gegevens voor energielabels voor woningen, alsmede de gegevens die ten grondslag liggen aan energielabels voor utiliteitsgebouwen en de gegevens op basis waarvan een energie-index van woningen kan worden bepaald. Omdat de registratie persoonsgegevens bevat, is de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing op de registratie. In het eerste lid van artikel 3a is opgenomen dat de Minister bovenstaande gegevens registreert.

De minister beheert de registratie en zorgt ervoor dat de registratie correct en actueel is. In de praktijk zal het beheer worden uitgevoerd door RVO.nl. Het doel van de registratie is om het toezicht op de naleving en de handhaving van de voorschriften op het gebied van energielabels te kunnen doen. Op grond van het vierde lid worden de gegevens in de registratie ten hoogste twintig jaar bewaard. Deze termijn is noodzakelijk indien de woning verkocht wordt nadat de geldigheid van het energielabel is verstreken, zodat de gegevens van het oorspronkelijke energielabel kunnen worden gebruikt om een nieuw energielabel op te stellen. Op deze manier worden de administratieve lasten beperkt. Na die termijn worden de gegevens vernietigd. Iedere keer dat voor een bepaald gebouw een nieuw energielabel wordt geregistreerd, worden tevens de daarbij behorende gegevens vervangen. In die gevallen is er geen noodzaak de oude gegevens te bewaren in de registratie. De bewaartermijn van de gegevens kan dan ook korter zijn dan 20 jaar.

Onderdeel F

Bij het tot nu geldende systeem van energielabels was er sprake van energieklassen. Met de inwerkingtreding van de vernieuwde energielabels voor woningen wordt de term energieprestatie-indicator geïntroduceerd in het Besluit energieprestatie gebouwen. Een energielabel bevat een in een letter of lettercombinatie uitgedrukte energieprestatie-indicator. Met deze wijziging in artikel 4 van de Reg wordt die wijziging tevens overgenomen in de Reg. Dit betekent dat in het kader van de afficheringsplicht ten minste die energieprestatie-indicator moet worden opgehangen op een voor het publiek duidelijk zichtbare plaats in het gebouw. De wijziging in het besluit zal tegelijkertijd in werking treden met onderhavige wijzigingsregeling.

Onderdeel G

Om te worden aangemerkt als erkend energielabeldeskundige is een bewijs van vakbekwaamheid vereist. De voorschriften omtrent de bewijzen van vakbekwaamheid van erkende energielabeldeskundige woningbouw worden opgenomen in de nieuwe paragraaf 2a van de Reg.

Onderdeel H

In het eerste lid van het nieuwe artikel 5 is opgenomen dat de minister de instellingen aanwijst die het examen energielabeldeskundige en het herexamen voor een bewijs van vakbekwaamheid erkende energielabeldeskundige woningbouw afnemen. Dit kunnen meerdere instellingen zijn, mits zij aan de criteria voldoen die omschreven zijn in het tweede lid. Uit de criteria volgt dat de exameninstelling rechtspersoonlijkheid bezit en een vestiging in Nederland heeft. Tevens moet een exameninstelling over voldoende deskundigheid beschikken om de hier bedoelde examens af te nemen. Daarbij wordt gekeken naar o.a. de aanwezige kennis en ervaring op het gebied van het vaststellen van energielabels voor woningen, de relevante wet- en regelgeving en het afnemen van examens. Verder moet een instelling beschikken over een kwaliteitssysteem dat op schrift is gesteld.

Onderdeel I

In het eerste lid van het nieuwe artikel 5a is opgenomen dat een exameninstelling voor energielabeldeskundigen een examenreglement en een huishoudelijk reglement moet vaststellen.

Het examenreglement heeft betrekking op de relatie exameninstelling en deelnemer. In het examenreglement worden de procedures en de gedragsregels rondom het (her)examen beschreven (rechten en plichten, overmacht, fraude, communicatie e.d.).

Het huishoudelijk reglement bevat zaken die betrekking hebben op de interne organisatie van de exameninstelling. In een huishoudelijk reglement worden onder meer de taken van de examinator en de criteria waaraan hij moet voldoen beschreven. Op geschillen met de exameninstelling die een uitvloeisel zijn van de uitvoering van de reglementen, bijvoorbeeld als een deelnemer het niet eens is met de door de exameninstelling aangewezen examinator, is het privaatrecht van toepassing.

Om zeker te stellen dat de examenopgaven een zodanig niveau hebben dat daarmee getoetst kan worden of de deelnemers aan de gestelde exameneisen voldoen, stelt de minister de inhoud van het (her)examen vast. De exameninstelling voor energielabeldeskundigen dient daartoe een voorstel in. Dit is opgenomen in het eerste lid van het nieuwe artikel 5b.

In het eerste lid van het nieuwe artikel 5c is opgenomen dat de exameninstelling voor energielabeldeskundigen de uitslagen van de afgelegde examens registreert. Binnen drie weken na afloop van het examen bericht de instelling de minister welke deelnemers het examen voor energielabeldeskundige met goed gevolg hebben afgelegd en daarmee voldoen aan de eisen die worden gesteld aan erkende energielabeldeskundigen, zoals opgenomen in bijlage I bij de Reg. In het derde lid is opgenomen dat de minister na ontvangst van deze kennisgeving het bewijs van vakbekwaamheid afgeeft aan die deelnemers. In de praktijk zal dit worden uitgevoerd door RVO.nl.

In het nieuwe artikel 5d zijn voorschriften opgenomen voor het doen van een herexamen. Een deelnemer wordt een keer in de gelegenheid gesteld een herexamen te doen voor het onderdeel of de onderdelen. Het herexamen vindt plaats binnen zes maanden nadat een deelnemer van de uitslag van het examen op de hoogte is gesteld. De artikelen met betrekking tot de inhoud van het examen en het vaststellen van de uitslag zijn ook bij het doen van een herexamen van toepassing.

In het tweede lid van het nieuwe artikel 5e is opgenomen dat het bewijs van vakbekwaamheid vijf jaar geldig is na datum van afgifte. Gezien de ontwikkelingen op het gebied van het vaststellen van de energieprestatie van gebouwen van de afgelopen jaren is het uitgangspunt dat de examenstof 5 jaar actueel is. Na afloop van die periode moet een erkende energielabeldeskundige opnieuw examen doen.

Onderdeel J

In het gewijzigde artikel 6 is opgenomen dat de minister registreert wie erkende energielabeldeskundigen zijn. In de praktijk zal dit worden uitgevoerd door RVO.nl op basis van de afgegeven bewijzen van vakbekwaamheid erkende energielabeldeskundige woningbouw. De minister beheert die registratie. De minister zorgt ervoor dat de registratie correct en actueel is. Het doel van de registratie is om het voor aanvragers van energielabels mogelijk te maken om na te gaan wie een erkende energielabeldeskundige is. Gegevens worden kosteloos aan eenieder verstrekt voor zover noodzakelijk voor het laten uitvoeren van de certificering van de gegevens. Die certificering moet plaatsvinden voorafgaande aan het doen van een aanvraag voor een energielabel voor een woning. Dit is toegelicht bij onderdeel D.

Deze registratie wordt vijf jaar bewaard. Omdat ieder bewijs van vakbekwaamheid vijf jaar geldig is, is er geen noodzaak de registratie van de desbetreffende erkende energielabeldeskundige langer dan vijf jaar te bewaren. Na die termijn wordt die registratie vernietigd. Omdat de registratie persoonsgegevens bevat, is de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing op de registratie.

In het zesde lid van artikel 6 is opgenomen dat degenen die een bewijs van vakbekwaamheid erkende energielabeldeskundige woningbouw hebben behaald een integriteitsverklaring moeten tekenen en deel moeten nemen aan een door RVO.nl aangeboden instructie over de werkwijze voor de erkende energielabeldeskundige. Daarna worden zij opgenomen in de registratie van erkende energielabeldeskundigen voor energielabels voor woningen. De integriteitsverklaring moet worden ingediend bij RVO.nl. In de integriteitsverklaring verklaart de erkende energielabeldeskundige dat hij de werkzaamheden op een integere en zorgvuldige wijze uitvoert, geen frauduleuze handelingen verricht en dat de erkende deskundige voldoet aan de wettelijke opleidingseisen. De verklaring is een middel om de erkende energielabeldeskundige bewust te maken van het feit dat een integere werkwijze de norm is.

De verplichte korte instructie door RVO.nl zorgt ervoor dat alle erkende energielabeldeskundigen meteen goed kunnen werken met de programmatuur die zij zullen gebruiken bij het controleren en certificeren van de gegevens die ten grondslag liggen aan een geldig energielabel voor een woning.

Onderdeel K

Zoals al toegelicht bij onderdeel A, is het niet langer noodzakelijk te spreken van adviseurs. Derhalve wordt ook in artikel 7 deze term niet langer gehanteerd. De in artikel 7 opgenomen bepaling strekt tot wederzijdse erkenning van energielabels afgegeven of gecertificeerd door personen of bedrijven afkomstig uit andere lidstaten of uit landen waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten op basis waarvan de vrije toegang wordt gewaarborgd. Afhankelijk van de werkwijze in het betreffende land kan er sprake zijn van afgifte of certificering.

Onderdelen L tot en met N, S en T

In paragraaf drie van de Reg zijn de voorschriften opgenomen ten aanzien van keuringen van (grote) airconditioningsystemen. In de paragraaf zijn tevens voorschriften opgenomen voor de examinering van degenen die gekwalificeerd willen worden om deze keuringen te kunnen uitvoeren. De bepalingen omtrent examinering worden met deze wijzigingen gestroomlijnd met de bepalingen omtrent examinering van potentiële erkende energielabeldeskundigen. De wijzigingen vormen geen inhoudelijke aanpassingen, maar zijn slechts technische aanpassingen ter verduidelijking. De opschriften van Bijlagen VII en VIII zijn als gevolg van deze aanpassingen eveneens gewijzigd.

Onderdeel O

Personen die een geldig bewijs van vakbekwaamheid EPA-adviseur Energielabel Woningbouw conform BRL9500-01 of een geldig bewijs van vakbekwaamheid EPA-opnemer Energielabel Woningbouw conform BRL9500-01 hebben, beschikken tevens over de kennis en vaardigheden die benodigd zijn om het bewijs van vakbekwaamheid erkende energielabeldeskundige woningbouw te behalen. Voor deze personen zou het onnodig belastend zijn om opnieuw meteen een examen te moeten afleggen voor dat bewijs van vakbekwaamheid erkende energielabeldeskundige woningbouw. In het tweede lid van artikel 8 is daarom opgenomen dat de hierboven genoemde bewijzen van vakbekwaamheid conform BRL9500-01 als een bewijs van vakbekwaamheid erkende energielabeldeskundige woningbouw gelden voor de duur van vijf jaar vanaf de datum van afgifte van dat bewijs van vakbekwaamheid conform BRL9500-01. Na afloop van deze periode moeten ook deze personen een bewijs van vakbekwaamheid erkende energielabeldeskundige woningbouw behalen. Het (oude) tweede lid van de Reg was een uitvloeisel van het voormalige systeem van energielabels voor woningen. Met het vervangen van het systeem van energielabels voor woningen is deze bepaling niet langer noodzakelijk.

Onderdelen P en Q

In deze onderdelen zijn de twee nieuwe bijlagen opgenomen in verband met de voorschriften voor erkende energielabeldeskundigen woningbouw. In Bijlage I van de Reg zijn de exameneisen opgenomen en in Bijlage Ia is de werkwijze opgenomen.

Onderdeel R

Als gevolg van het nieuwe systeem voor het vaststellen van energielabels voor woningen is Bijlage III niet meer van toepassing bij deze energielabels. Daarom wordt Bijlage III gewijzigd zodat de daarin opgenomen tabel nog uitsluitend van toepassing is bij energielabels voor utiliteitsgebouwen.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

Naar boven