TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
Met deze voorgestelde wijziging van de Regeling energieprestatie gebouwen (Reg) wordt
een aantal voorschriften van het Besluit energieprestatie gebouwen (Beg) uitgewerkt.
Het betreft voorschriften voor het vaststellen en afgeven van energielabels voor woningen.
Deze regeling vormt daarmee tevens de implementatie van de artikelen 3 en 11, eerste
tot en met vierde lid, 12 en 17 van richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement
en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PbEU L 153/13)
(hierna: herziene EPBD) voor zover het energielabels voor woningen betreft. Deze herziene
EPBD, een nadere uitwerking en aanscherping van de eerdere richtlijn van 16 december
2002, is vastgesteld vanuit de behoefte om de energie-efficiëntie in de gebouwde omgeving
verder te stimuleren. De herziene EPBD heeft tot doel het stimuleren van de verbeterde
energieprestatie voor gebouwen in Europa, daarbij rekening houdend met de klimatologische
en plaatselijke omstandigheden buiten het gebouw, de eisen voor het binnenklimaat
en de kosteneffectiviteit.
Op 20 november 2012 is het wetsvoorstel Kenbaarheid energieprestatie gebouwen verworpen
door de Tweede Kamer. Tijdens het debat over dit wetsvoorstel is verzocht om opties
voor vereenvoudiging van het systeem van het energielabel en de sanctionering daarvan
te verkennen (Kamerstukken II 2012/13, 33 124, nr. 25). In de brief "Toezeggingen en moties bouwregelgeving, energiebesparing en brandveiligheid"
van 16 mei 2013 (Kamerstukken II 2012/13, 32 757, nr. 63) is onder meer het beoogde traject tot totstandkoming van een vernieuwd energielabel
voor woningen uiteengezet. Vervolgens is in de brief ‘Energiebesparing gebouwde omgeving
en het Energieakkoord voor duurzame groei’ van 15 november 2013 (Kamerstukken II 2012/13,
30 196, nr. 223) ingegaan op de tussenresultaten van de uitwerking van het systeem voor het vernieuwd
(hierna: definitief) energielabel voor woningen. Tot slot is in de brief ‘Uiteenzetting
systematiek definitief energielabel woningen’ van 5 juni 2014 (Kamerstukken II 2013/14,
30 196, nr. 247) de volledige systematiek rondom het voorlopige en het definitieve energielabel voor
woningen uitgewerkt.
In onderdeel 9 van dit algemeen deel van de toelichting is een transponeringstabel
opgenomen met een overzicht van de voor de implementatie van de herziene EPBD benodigde
wijzigingen in de regelgeving.
2. De onderhavige regeling als onderdeel van de implementatie
De herziene EPBD bevat bepalingen over minimumeisen aan nieuwbouw en ingrijpende renovatie
van bestaande gebouwen, technische bouwsystemen, keuring van airconditioningsystemen
en verwarmingsinstallaties, het proces naar bijna energieneutrale gebouwen en het
energielabel. De richtlijn verplicht de lidstaten sancties op te leggen bij het overtreden
van de nationale bepalingen. Ter implementatie van deze richtlijn worden de Woningwet,
het Besluit energieprestatie gebouwen en het Bouwbesluit 2012, alsmede de bijbehorende
ministeriële regelingen gewijzigd.
Al sinds 1995 worden in Nederland minimumeisen gesteld aan nieuwbouw. Aanvullend zijn
sinds 1 juli 2013 minimumeisen voor ingrijpende renovaties en technische bouwsystemen
van kracht. Verder is per 1 december 2013 een wijziging van het Besluit energieprestaties
gebouwen (Beg) en de Regeling energieprestatie gebouwen (Reg) in werking getreden
waarmee de bepalingen omtrent keuringen van airconditioningsystemen worden geactualiseerd
conform de artikelen 15 tot en met 17 van de herziene EPBD. Tevens zijn de branches
voor installateurs en ketelfabrikanten vanaf begin 2014 gestart met de ontwikkeling
van een vrijwillig systeem voor de keuring van verwarmingsinstallaties, conform de
eisen die de herziene EPBD daaraan stelt. Voor grotere verwarmingsketels (gasgestookte
ketels groter dan 100 kW en voor de veel minder voorkomende niet-gasgestookte ketels
van groter dan 20 kW) heeft Nederland een methodiek van regelmatige keuringen ingevoerd,
via het Activiteitenbesluit, waarin eisen voor de keuring en het onderhoud van verwarmingsketels
opgenomen zijn.
Verder is per 1 juli 2014 een wijziging van het Beg in werking getreden. Daarmee worden
twee artikelen in dit besluit geactualiseerd, te weten de bepaling over de plicht
wanneer men in het bezit moet zijn van een energielabel en de bepaling over de zogeheten
afficheringsplicht. Dit betreft de implementatie van de artikelen 2, 11, achtste lid,
12, derde lid en 13 van de herziene EPBD.
Daarnaast is een wijziging van de Reg in werking getreden met ingang van 1 juli 2014.
Met die wijziging wordt de inhoud en de vormgeving van het energielabel voor zogeheten
utiliteitsgebouwen nader uitgewerkt, alsmede de procesvereisten die bij certificatie
worden gesteld, de wijze waarop de energieprestatie van een utiliteitsgebouw wordt
bepaald en de aan de energielabeladviseur die het label afgeeft te stellen kwaliteitseisen.
Wanneer er geen energielabel bij de oplevering, verkoop of verhuur van utiliteitsgebouwen
beschikbaar wordt gesteld, zal de labelplichtige een bestuurlijke boete opgelegd kunnen
krijgen. Hiervoor is een aanpassing van de Woningwet nodig. Inwerkingtreding van de
bestuurlijke boete is voorzien op 1 januari 2015.
Per 1 januari 2015 is een volgende wijziging van het Beg voorzien in verband met de
energielabels voor woningen, het verduidelijken van de plicht wanneer men in het bezit
moet zijn van een energielabel of een energielabel beschikbaar moet stellen, de plicht
om het energielabel in commerciële advertenties op te nemen en het opnemen van uitzonderingen
op de energielabelplicht.
Ten slotte zal voor de ontwikkeling richting de zogeheten Bijna-energieneutrale gebouwen
(BENG) de in het Bouwbesluit 2012 opgenomen energieprestatiecoëfficiënt (EPC) en de
isolatiewaarde vanaf 2015 worden aangescherpt. De inwerkingtreding van deze wijziging
van het Bouwbesluit 2012 is voorzien per 1 januari 2015.
De thans voorgestelde wijziging van de Reg bevat nadere voorschriften omtrent de energielabels
voor woningen. Met deze wijziging wordt invulling gegeven aan de eisen omtrent het
energielabel voor woningen, waaronder het opstellen van het energielabel, de afgifte
ervan en de erkende energielabeldeskundigen.
Dit betreft implementatie van de artikelen 3, 11, eerste tot en met vierde lid, 12
en 17 van de herziene EPBD. Inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling is voorzien
per 1 januari 2015.
3. Het energielabel woningen
In de eerste subparagraaf wordt toegelicht hoe iemand een definitief energielabel
verkrijgt en hoe de kwaliteit van het energielabel wordt geborgd. Vervolgens zal in
de tweede subparagraaf worden toegelicht hoe iemand erkende energielabeldeskundige
woningbouw (hierna: deskundige) kan worden.
Hoe verkrijgt een energielabelplichtige (in de praktijk veelal de woningeigenaar)
een definitief energielabel
Degene die op grond van artikel 2.1, eerste tot en met vijfde lid, van het besluit
de plicht heeft een energielabel beschikbaar te stellen of aanwezig te hebben, kan
een verzoek om een energielabel voor een woning indienen via een internet applicatie
bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). Uit het oogpunt van leesbaarheid
wordt in deze toelichting hierna de term woningeigenaren gehanteerd voor degene die
om een energielabel voor een woning verzoekt. Woningeigenaren zijn particuliere woningbezitters,
corporaties en particuliere verhuurders. De internet applicatie die voor het vragen
van een energielabel is ontwikkeld, is eenvoudig in gebruik.
Na het inloggen ziet de woningeigenaar een indicatie van de labelklasse van de woning.
In de praktijk zijn alle woningkenmerken (invoerparameters) in principe al vooraf
ingevuld. De vier algemene kenmerken van de woning zijn bekend via het Kadaster en
het Woononderzoek Nederland (WoON) van de Rijksoverheid: woningtype, woningsubtype,
bouwjaar en woonoppervlakte. In de meeste gevallen zullen deze algemene kenmerken
voor de woning juist zijn. Dit komt doordat de woningen in Nederland uniform zijn
gebouwd. De woningeigenaar heeft wel de mogelijkheid om de algemene kenmerken aan
te passen, indien deze niet kloppen.
Naast de vier algemene kenmerken, zijn ook tien energetische kenmerken van de woning
vooraf ingevuld. De energetische kenmerken van de woning zijn gebaseerd op referentiewoningen.
Deze referentiewoningen zijn afgeleid van databestanden van het Woononderzoek Nederland
(WoOn) van de Rijksoverheid. De energetische kenmerken zijn: beglazing leefruimte,
beglazing slaapruimte, isolatie van de gevel, isolatie van het dak, isolatie van de
vloer, verwarmingstoestel, tapwatertoestel, ventilatiesysteem, zonneboiler en zonnepaneel.
De woningeigenaar kan ook de energetische kenmerken aanpassen, bijvoorbeeld omdat
een nieuw type CV-ketel is geïnstalleerd. Onmogelijke combinaties komen in de internet
applicatie niet voor. Een eigenaar van een woning op de eerste verdieping van een
flat hoeft bijvoorbeeld niets in te vullen over dakisolatie.
De invoerparameters en de keuzeopties worden op dusdanige manier in de internet applicatie
aan de woningeigenaar gepresenteerd, dat deze voor iedereen herkenbaar en gemakkelijk
aan te passen zijn. Wanneer de woningeigenaar alle woningkenmerken heeft gecontroleerd
en/of heeft aangepast, verschijnt in de applicatie automatisch een melding voor welke
kenmerken de woningeigenaar bewijsstukken zal moeten aanleveren bij de deskundige.
Bewijsstukken om de energetische kenmerken aan te tonen kan bijvoorbeeld bestaan uit
een foto, een factuur of een bewijs van buurtrenovatie. Via helpschermen is een instructie
(in de vorm van foto’s en video’s) en een toelichting beschikbaar. Het is nodig om
bewijsstukken aan te leveren om de kwaliteit van het label te borgen. Verder in deze
toelichting wordt nader ingegaan op de kwaliteit van het energielabel.
Indien de woningeigenaar de gegevens heeft gecontroleerd, aangepast en waar nodig
het bewijsmateriaal heeft aangeleverd, stuurt hij de gegevens en de aanvullende bewijsstukken
door aan de door de woningeigenaar geselecteerde deskundige. Deze deskundige werkt
in opdracht van de woningeigenaar. Echter, ook als de woningeigenaar de bewijsstukken
niet meestuurt, kunnen deze gegevens worden doorgestuurd. In dat geval zal de deskundige
contact opnemen met de woningeigenaar over de bewijsstukken. Als de woningeigenaar
de gevraagde bewijsstukken niet kan leveren, dan wordt indien mogelijk een alternatief
geboden om op andere invoerparameters bewijsstukken aan te leveren. In het geval er
geen bewijsstuk aangedragen kan worden voor een specifiek woningkenmerk, kan voor
dat kenmerk worden teruggevallen op waarden die zijn gekoppeld aan het bouwjaar. De
deskundige beoordeelt de bewijsstukken en vraagt indien nodig betere bewijsstukken
op, bijvoorbeeld wanneer de foto onduidelijk is. De deskundige kan de woningkenmerken
niet invullen of aanpassen, dat kan alleen de woningeigenaar zelf, ook in het geval
dat voor een specifiek kenmerk wordt teruggevallen op waarden die zijn gekoppeld aan
het bouwjaar. Als de woningeigenaar geen nieuwe bewijsstukken via de internet applicatie
aanlevert, of de keuzeopties niet aanpast zodat de kwaliteit van het label is geborgd,
kan de deskundige besluiten om niet te certificeren.
De woningeigenaar en de deskundige kunnen via e-mail of telefoon contact hebben. De
bewijsstukken worden echter via de internet applicatie opgeslagen. De deskundige geeft
in de internet applicatie aan waarom hij heeft besloten de bewijsstukken wel of niet
te certificeren.
Na certificering wordt het verzoek om een energielabel ingediend bij RVO.nl en wordt
het vervolgens automatisch afgegeven door RVO.nl en geregistreerd in de database van
RVO.nl. Tevens krijgt de woningeigenaar, conform artikel 11 van de herziene EPBD,
een concreet advies om de energetische prestatie van de woning te verbeteren. In de
definitie van energielabel in artikel 1.1 van het Besluit energieprestatie gebouwen
is specifiek opgenomen dat een label naast het resultaat van de berekening van de
energieprestatie, de referentiewaarden waarmee de energieprestatie kan worden vergeleken
en beoordeeld, aanbevelingen moet bevatten voor een kostenoptimale verbetering van
de energieprestatie. De adviezen die worden opgenomen zijn technisch haalbaar en omvatten
maatregelen in het kader van een (ingrijpende) renovatie of technische bouwsystemen
en maatregelen voor individuele onderdelen van een gebouw losstaand van een (ingrijpende)
renovatie of technische bouwsystemen. Bovendien bevat het energielabel een doorverwijzing
naar een website waarop de vervolgstappen staan om tot uitvoering van de maatregel
te komen teneinde woningeigenaren te stimuleren de aanbevelingen ook daadwerkelijk
op te volgen.
De woningeigenaar wordt op de hoogte gebracht van registratie in de database. Overigens
wordt voor degenen die geen toegang hebben tot internet een schriftelijke route mogelijk
gemaakt.
Ook als de woning is verkocht zonder energielabel, heeft de voormalige woningeigenaar
de mogelijkheid om alsnog via de internet applicatie een energielabel op te stellen.
De gevraagde woningkenmerken maken in de meeste gevallen onderdeel uit van de verkoopbrochures
van de woning, waardoor de antwoorden op de vragen in de internet applicatie eenvoudig
terug te vinden zijn in de verkoopbrochure. De bewijsstukken daarentegen maken niet
altijd onderdeel uit van deze verkoopbrochure. In dat geval kan de voormalige woningeigenaar
aan de koper vragen om bewijsstukken, zoals een foto van de CV-ketel. Het is de verwachting
dat deze koper deze bewijsstukken zal aanleveren, omdat het ook in zijn belang is
een juist energielabel te hebben. Mocht de kopende partij toch geen medewerking verlenen,
dan is er altijd nog de mogelijkheid om voor een bepaald woningkenmerk terug te vallen
op het bouwjaar.
Kosten en geldigheidsduur van het energielabel
Op basis van gegevens uit de markt zou de prijs voor het definitief energielabel om
en nabij de 20 euro moeten kunnen liggen. De kosten van het energielabel kunnen significant
teruggebracht worden, omdat de kwaliteit gegarandeerd kan worden zonder opname ter
plaatse.
Het energielabel heeft een geldigheidsduur van tien jaar.
Kwaliteit label
Het energielabel geeft een betrouwbare indicatie van de energieprestatie van de woning.
Omdat er veel bekend is over de Nederlandse woningvoorraad kunnen de benodigde gegevens
betrouwbaar worden ingeschat. De woningeigenaar is verplicht om de juiste gegevens
aan te leveren voor de energetische kenmerken die de grootste invloed hebben op het
energielabel. Het verschil tussen de uitkomsten van de tot nu toe geldende opnameprocedure
met ongeveer 150 kenmerken voor het energielabel is daarmee beperkt. De methodiek
voor de bepaling van het energielabel is afgeleid van de NEN 7120 en het Nader Voorschrift
2014.
De kwaliteit van het energielabel is gerelateerd aan de juiste labelklasse. De woningeigenaar
dient bewijsstukken te overleggen voor alle kenmerken van de woning die afwijken van
de oorspronkelijke bouwjaarkenmerken. De internet applicatie geeft aan voor welke
kenmerken de woningeigenaar bewijsstukken dient aan te leveren. De internetapplicatie
geeft aan welke en hoeveel bewijsstukken de woningeigenaar moet aanleveren.
4. De erkende energielabeldeskundige woningbouw
De woningeigenaar selecteert een deskundige uit een op de internet applicatie gepubliceerde
lijst. De deskundigen hebben waarderingen. Het gaat hierbij subjectieve en objectieve
waarderingen, zoals beoordelingen door eerdere klanten of de gemeten doorlooptijd.
De deskundige moet werken volgens de werkwijze erkende energielabeldeskundige woningbouw
in bijlage Ia. Dit houdt kort gezegd in dat de door de woningeigenaar aangeleverde
gegevens over de energiekwaliteit van de woning op aannemelijkheid wordt getoetst
en dat dit wordt vastgelegd in de registratiedatabase voor energielabels van de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland (RVO.nl).
Hoe word je een erkende energielabeldeskundige woningbouw?
Afhankelijk van de diploma’s die een persoon al heeft, moet een traject worden doorlopen
om deskundige te worden.
Iedereen met een geldig bewijs van vakbekwaamheid conform BRL 9500-01 kan deskundige
worden. Deze deskundigen krijgen een kostenloze instructie van RVO.nl. De instructie
bestaat uit een toelichting op de werking van de internet applicatie, het inloggen
op het deel van de internet applicatie waar de deskundige toegang tot heeft, een toelichting
op de werkwijze erkende energielabeldeskundige woningbouw en het vastleggen van gegevens
in de internet applicatie. De methodiek voor de bepaling van het energielabel is afgeleid
van de NEN 7120 en het Nader Voorschrift 2014. De deelnemer krijgt vervolgens een
bewijs van deelname aan de instructie. Na het volgen van de instructie en het tekenen
van een integriteitsverklaring wordt de deskundige geregistreerd als erkend deskundige
en krijgt hij feitelijk toegang tot de internet applicatie.
Alle anderen die deskundige willen worden, moeten een examen afleggen. De exameneisen
zijn opgenomen in bijlage I van deze Reg. Na het succesvol afleggen van het examen,
ontvangt de kandidaat een bewijs van vakbekwaamheid. Opleidingsinstituten kunnen,
op basis van de werkwijze voor erkende energielabeldeskundige woningbouw, een cursus
aanbieden. Ook deze deskundigen moeten een korte instructie bij RVO.nl volgen.
Het bewijs van vakbekwaamheid erkende energielabeldeskundige woningbouw is vijf jaar
geldig, evenals de diploma’s van de huidige labeladviseurs. Na vijf jaar moet iedere
deskundige een verplicht examen doen. Tussentijds worden de adviseurs op de hoogte
gebracht van nieuwe ontwikkelingen (via internet applicatie, helpdesk, instructies,
bijeenkomsten).
Examinering
In deze wijzigingsregeling zijn nadere eisen en voorschriften opgenomen betreffende
de examens voor het behalen van het bewijs van vakbekwaamheid erkende energielabeldeskundige
woningbouw. Ook worden eisen gesteld aan de exameninstellingen die de examens ontwikkelen
en afnemen. Deze eisen, alsmede de eisen aan het bewijs van vakbekwaamheid, zijn hetzelfde
als bij het tot 2015 geldende systeem van energieprestatiecertificaten.
5. Toetsing administratieve lasten, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
Voor deze wijzigingsregeling is een toets gedaan op administratieve lasten, nalevingskosten,
bedrijfseffecten, handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid.
Het voorgestelde systeem rondom het definitief energielabel betreft een merkbare vermindering
van regeldruk voor woningeigenaren ten opzichte van het tot nu geldende systeem van
energieprestatiecertificaten. Met voorliggende wijziging van de Reg wordt de regeldruk
verminderd, omdat het energielabel via de internet applicatie eenvoudig is op te stellen.
Dit sluit naadloos aan bij de ontwikkeling waarin steeds meer diensten van de overheid
via internet worden aangeboden.
Uit het onderzoek ‘Regeldrukeffecten vernieuwd energielabel voor woningen’ blijkt
dat de voorliggende wijzigingsregeling ter implementatie van het definitief energielabel
voor woningen de meest lastenluwe oplossing is, omdat het definitieve energielabel
aansluit op de minimale eisen van de Europese richtlijn. Volgens het onderzoek is
het niet mogelijk om de administratieve lasten verder te beperken. Hetzelfde onderzoek
toont aan dat de administratieve lasten in vergelijking met het tot 2015 geldende
systeem afnemen met maximaal € 15,6 miljoen per jaar. In de huidige situatie bedragen
de administratieve lasten € 26,2 miljoen per jaar, terwijl met de definitieve energielabels
conform deze wijzigingsregeling de administratieve kosten afnemen tot € 10,6 miljoen
bij een kostprijs van € 20. De structurele administratieve lasten voor bedrijven bedragen
€ 7,5 miljoen. Dit is een afname van € 4,3 miljoen. Voor burgers gaat het om een bedrag
aan structurele administratieve lasten van € 3,1 miljoen, wat gelijk staat aan een
afname van €11,3 miljoen. De eenmalige administratieve lasten als gevolg van de aanpassingen
in de regelgeving bedragen circa € 0,8 miljoen. Deze kosten komen vooral voort uit
het kennisnemen van de nieuwe regelgeving door betrokken bedrijven. Daarnaast heeft
het definitieve energielabel geen effect op de nalevingskosten, omdat deze wijziging
van de Reg geen inhoudelijke eisen stelt aan gebouwen.
Verder is voor deze wijziging van de Reg een HUF-toets (toets op handhaafbaarheid,
uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid) uitgevoerd. De HUF-toets bracht het punt naar
voren of de Reg voldoende helderheid gaf over het vraagstuk hoeveel bewijsstukken
voldoende zijn voor het certificeren van de gegevens voor een energielabel en wie
hiervoor verantwoordelijk is. De vraag die hiermee samenhangt is of de ene erkende
deskundige veel bewijsstukken voor een invoerparameter kan vragen, terwijl een andere
erkende deskundige slechts 1 bewijsstuk, zoals een foto, kan vragen. In het voorgestelde
systeem in deze Reg is voor de erkende deskundige geen aanleiding om meer bewijsstukken
te vragen dan nodig, omdat de erkende deskundige vooraf wordt betaald door de woningeigenaar.
De internet applicatie geeft aan voor welke invoerparameters de woningeigenaar bewijsstukken
moet aanleveren, en het staat de erkende deskundige vrij niet te certificeren in het
geval de invoerparameters niet voldoende onderbouwd zijn met bewijsstukken. Overigens
kan een energielabel altijd worden aangevraagd en geregistreerd, doordat de woningeigenaar
voor een specifiek woningkenmerk terug kan vallen op het bouwjaar.
De minister voor Wonen en Rijksdienst is belast met de handhaving van de voorschriften
ten aanzien van energielabels voor woningen. Uitgangspunt bij de handhaving is een
effectieve werkwijze, die aansluit bij de bestaande mechanismen in de woningmarkt
en voor relatief beperkte uitvoeringskosten zorgt. Op grond van artikel 120b van de
Woningwet kan bij overtreding van de voorschriften een last onder bestuursdwang of
een last onder dwangsom worden opgelegd voor het niet overhandigen van een energielabel
voor een woning. Met de voorziene aanpassing van de Woningwet wordt naar verwachting
vanaf 1 januari 2015 ook een bestuurlijke boete toegevoegd aan artikel 120b van de
Woningwet. De inspectie hanteert het sanctiemiddel dat gezien de betreffende situatie
het meest opportuun is. In de praktijk zal de Inspectie voor Leefomgeving en Transport
(ILT) zorg gaan dragen voor het toezicht en de handhaving namens de minister.
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de ILT als toezichthouder verschillende
bevoegdheden (artikelen 5:15, 5:16, 5:16a en 5:17 van de Awb). De ILT is bevoegd,
met medeneming van de benodigde apparatuur, elke plaats te betreden met uitzondering
van een woning zonder toestemming van de bewoner. Tevens is de ILT bevoegd inlichtingen
te vorderen, bij de woningeigenaar of de erkende energielabeldeskundige. Een toezichthouder
is bevoegd van personen inzage te vorderen van een identiteitsbewijs als bedoeld in
artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Ten slotte is de ILT als toezichthouder
bevoegd inzage te vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden en mag daarbij van
de gegevens en bescheiden kopieën maken.
Wanneer er geen energielabel wordt geregistreerd, maar er wel een woning wordt verkocht,
is dit direct te achterhalen via een reeds bestaande koppeling van het systeem van
het Kadaster en de energielabeldatabase, welke in beheer is bij RVO.nl. De ILT houdt
als onafhankelijke toezichthouder toezicht op de naleving van deze regelgeving. Daarbij
zal zij indien nodig de handhavingsinstrumenten inzetten die haar ter beschikking
staan.
Doordat de onafhankelijke controleurs van de ILT toegang hebben tot de internet applicatie
en de database met gegevens over de energielabels, kunnen zij tevens de onafhankelijke
controle op de deskundigen uitvoeren, zoals wordt geëist in de herziene EPBD. De onafhankelijke
werkwijze van de deskundige is geborgd middels het afleggen van een examen, het volgen
van de instructie en het tekenen van een integriteitsverklaring. De ILT zal daarnaast
achteraf controleren of de deskundige het energielabel terecht heeft gecertificeerd.
Vanwege het ingerichte kwaliteitborgingssysteem en het feit dat de erkende deskundige
een examen aflegt en een instructie volgt, wordt in beginsel verwacht dat de foutmarge
relatief klein is. Daarnaast wordt de erkende deskundige ondersteund in het bepalen
van de authenticiteit van de bewijsstukken om eventuele fraude van de woningeigenaar
zoveel mogelijk te beperken. Een last onder dwangsom is geen geschikte sanctie bij
dit type overtredingen, omdat alleen de aanvrager van het energielabel de gegevens
kan aanpassen. Een deskundige kan dus niet voldoen aan een last om onjuiste gegevens
te herstellen. Met de voorziene aanpassing van de Woningwet wordt het mogelijk een
bestuurlijke boete op te leggen aan de deskundige. De maximale hoogte van de boete
voor rechtspersonen zal zijn het bedrag van de vierde categorie zoals opgenomen in
artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht (per 1 januari 2014: € 20.250,–)
en voor natuurlijke personen het bedrag van de eerste categorie zoals opgenomen in
artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht (per 1 januari 2014: € 405,–).
Naast deze bestuursrechtelijke handhaving kan indien nodig gebruik gemaakt worden
van het strafrecht. Overtredingen van artikel 120, tweede lid, van de Woningwet zijn
tevens strafbaar gesteld op grond van de Wet op de economische delicten. Artikel 120,
tweede lid, vormt de grondslag voor het implementeren van richtlijn 2010/31/EU in
het Besluit energieprestatie gebouwen en de Regeling energieprestatie gebouwen. Strafrechtelijke
vervolging voor het overtreden van de voorschriften die zijn gesteld ter implementatie
van richtlijn 2010/31/EU is dan ook mogelijk mocht dat noodzakelijk zijn. Bij een
economisch delict kan er sprake zijn van een overtreding of een misdrijf. Overtreding
van artikel 120, tweede lid, van de Woningwet is een misdrijf als het delict opzettelijk
is begaan. Misdrijven worden zwaarder bestraft (gevangenisstraf van ten hoogste zes
jaren, taakstraf of geldboete van de vijfde categorie).
Naast de Wet op de economische delicten zijn overtredingen zoals valsheid in geschrifte,
het opgeven van onware gegevens en oplichting strafbaar gesteld op grond van het Wetboek
van Strafrecht. Zo is valsheid in geschrifte een misdrijf (artikelen 225 tot en met
235 van het Wetboek van Strafrecht) dat strafrechtelijk vervolgd kan worden. Valsheid
in geschrifte en het opgeven van onware gegevens kan worden bestraft met een geldboete
van de vijfde categorie (per 1 januari 2014: 81.000 euro) of gevangenisstraf (valsheid
in geschrifte ten hoogste zes jaar en het opgeven van onware gegevens ten hoogste
vier jaar). Ondernemingen krijgen in dergelijke gevallen veelal een geldboete. Oplichting
is eveneens een misdrijf (artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht) dat strafrechtelijk
vervolgd kan worden. Het kan worden bestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste
vier jaar of geldboete van de vijfde categorie.
Het systeem is transparant voor de verkoper en de koper, omdat men slechts een beperkt
aantal duidelijk woningkenmerken hoeft te controleren bij de transactie. Hierdoor
wordt de kans op fraude flink gereduceerd. De koper kan snel zien of de opgegeven
energetische kenmerken op het energielabel al dan niet kloppen en kan bij geconstateerde
fouten hiervan privaatrechtelijke stappen nemen tegen de verkoper. Een woningeigenaar
in Nederland is verplicht om juiste gegevens over de woning te verstrekken in het
verkoopproces. De koper heeft bovendien een onderzoeksplicht, en de verkoper een mededelingsplicht,
dit is opgenomen in het Burgerlijk Wetboek. Hierdoor wordt het aantal frauduleuze
handelingen naar verwachting tot een minimum beperkt.
6. Gevolgde procedure en inspraak
Voor de implementatie van de herziene EPBD is de zogenoemde klankbordgroep EPBD ingesteld.
Hierin zijn de bouw-, installatie- en advieswereld, de energiebedrijven en belangenorganisaties
van huurders en verhuurders vertegenwoordigd. De klankbordgroep wordt geconsulteerd
bij het gehele implementatieproces van de herziene EPBD. Op 17 april 2014 is deze
wijzigingsregeling besproken in een bijeenkomst van de klankbordgroep.
7. Notificatie
De ontwerpregeling is op 3 juli 2014 gemeld aan de Commissie van de Europese Unie,
notificatienummer 2014-0313-NL, ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn
nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni
1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften
en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals
gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217) (notificatierichtlijn).
De artikelen in deze regeling bevatten mogelijk technische voorschriften in de zin
van deze richtlijn. Deze bepalingen zijn verenigbaar met het vrije verkeer van goederen;
zij zijn evenredig en waar nodig voorziet het Besluit energieprestatie gebouwen in
een gelijkwaardigheidsbepaling met het oog op de wederzijdse erkenning. De Europese
Commissie heeft in het kader van de technische notificatie opgemerkt dat in de ontwerpregelgeving
geen details werden gegeven over de inhoud van de aanbevelingen op het energielabel
en dat daarom niet verzekerd zou zijn dat artikel 11, tweede tot en met vierde lid,
van de herziene EPBD op de juiste wijze zou worden opgezet. Om aan de opmerkingen
van de Commissie tegemoet te komen en om te verduidelijken dat artikel 11, tweede
tot en met vierde lid, op juiste wijze wordt omgezet, is paragraaf 3 van het algemeen
deel van de toelichting bij deze regeling verduidelijkt en uitgebreid.
Melding aan het Secretariaat van de Wereldhandelsorganisatie ingevolge artikel 2,
negende lid, van de op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Overeenkomst inzake
technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235) heeft niet plaatsgevonden nu in casu geen sprake is van significante gevolgen voor
de handel.
8. Voorlichting
Het belang van communicatie over de wijziging van deze regeling is groot. Vanuit het
Energieakkoord voor duurzame groei zetten maatschappelijke organisaties, marktpartijen
en overheden vanaf 2014 een voorlichtingscampagne op. Onderdeel van deze voorlichtingscampagne
is de afspraak dat alle woningeigenaren en (ver)huurders vanaf 2015 een voorlopig
energielabel krijgen. Deze indicatie van het energielabel dient voor bewustwording,
en zorgt er tevens voor dat elke woningeigenaar wordt geïnformeerd over het registreren
van een definitief energielabel. Daarnaast zal op de website van de Rijksoverheid
de veranderingen voor woningeigenaren worden weergegeven. Voor de professionele markt
wordt via de website van RVO.nl informatie gegeven over de verplichtingen voor bedrijven.
9. Transponeringstabel
Richtlijn nr. 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende
de energieprestatie van gebouwen (PbEU L153/13)
Transponeringstabel
|
Bepaling in richtlijn 2010/31/EU
|
Bepaling in implementatieregelgeving of in bestaande regelgeving
|
|
Artikel 1
Onderwerp
|
Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving. Het artikel benoemt
onderwerp en voorschriften waarop de richtlijn betrekking heeft.
|
|
Artikel 2
Definities
|
Geïmplementeerd in artikel 1.1 van het Bouwbesluit 2012 (is in werking getreden m.i.v.
1 juli 2013), wijziging Besluit energieprestatie gebouwen die 1 juli 2014 in werking
is getreden. In wijziging Besluit energieprestatie gebouwen waarvan inwerkingtreding
is voorzien m.i.v. 1 januari 2015, ten slotte, is de term energielabel opgenomen.
|
|
Artikel 3
Vaststelling methode voor berekening energieprestatie gebouwen
|
Geïmplementeerd met artikel 5.2 van het Bouwbesluit 2012. Voorschriften voor energielabels
voor utiliteitsgebouwen is in werking getreden m.i.v. 1 juli 2014 (Stcrt. 2014, 3661)
Nadere voorschriften m.b.t. energielabels voor woningen worden vastgesteld met onderhavige
wijzigingsregeling.
|
|
Artikel 4
Vaststelling minimumeisen voor de energieprestaties
|
Reeds geïmplementeerd met afdeling 5.1 van het Bouwbesluit 2012.
De uitzonderingen die mogelijk zijn op basis van het tweede lid zijn in de wijziging
van het Besluit energieprestatie gebouwen opgenomen, waarvan inwerkingtreding is voorzien
m.i.v. 1 januari 2015.
|
|
Artikel 5
Berekening kostenoptimale niveaus v/d minimumeisen inzake energieprestatie
|
Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving. Het eerste lid
en vierde lid betreffen activiteiten door de Europese Commissie. Het tweede en derde
lid hebben betrekking op het indienen van een verslag door de lidstaten. Het betreffende
verslag is door Nederland op 20 maart 2013 ingediend.
|
|
Artikel 6
Nieuwe gebouwen
|
Reeds geïmplementeerd met afdeling 5.1 van het Bouwbesluit 2012
|
|
Artikel 7
Ingrijpende renovatie bestaande gebouwen
|
Geïmplementeerd middels wijziging van artikel 5.6 van het Bouwbesluit 2012 (is in
werking getreden m.i.v. 1 juli 2013)
|
|
Artikel 8
Technische bouwsystemen
Eerste lid
systeemeisen
|
Geïmplementeerd middels nieuwe afdeling 6.13 van het Bouwbesluit 2012 (is in werking
getreden m.i.v. 1 juli 2013)
|
|
Artikel 8, tweede lid
Slimme meetsystemen
|
Reeds geïmplementeerd met het Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen (volledige
inwerkingtreding was m.i.v. 1 januari 2014)
|
|
Artikel 9
Bijna-energieneutrale gebouwen
|
Vanaf 1 januari 2015 regelmatige aanscherping van de energieprestatiecoëfficiënt en
van de isolatiewaarde, tabel 5.1 van het Bouwbesluit 2012
|
|
Artikel 10
Financiële stimulansen en marktbelemmeringen
|
Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving.
In het kader van het eerste en tweede lid heeft Nederland op 30 april 2014 een lijst
van maatregelen aan de Europese Commissie verstuurd. Het derde tot en met vijfde lid
hebben betrekking op activiteiten door de Europese Commissie. Uit de rapportage in
het kader van het tweede lid en de vigerende regelgeving van het Bouwbesluit 2012
blijkt dat in Nederland bij het verstrekken van prikkels voor de bouw of de ingrijpende
renovatie rekening wordt gehouden met de kostenoptimale niveaus van energieprestatie.
Het zevende lid betreft een constatering dat bepalingen van de richtlijn geen beletsel
vormen om prikkels boven kostenoptimale niveaus te stellen.
|
|
Artikel 11 Energieprestatiecertificaten
Eerste tot en met vierde, zesde en zevende lid
|
Wijziging Besluit energieprestatie gebouwen, wijziging Regeling energieprestatie gebouwen.
Wijziging Besluit energieprestatie gebouwen, waarvan inwerkingtreding is voorzien
m.i.v. 1 januari 2015 bevat de basisvoorschriften voor het energielabel (nieuwe term
voor energieprestatiecertificaat) en de plicht tot vermelden energieprestatie indicator
in advertenties. In een wijziging van de Regeling energieprestatie gebouwen die m.i.v.
1 juli 2014 (Stcrt. 2014, 3661)in werking is getreden, zijn de nadere voorschriften omtrent energielabels voor zogeheten
utiliteitsgebouwen opgenomen.
In de onderhavige wijziging van de Regeling energieprestatie gebouwen zijn de nadere
voorschriften omtrent energielabels voor woningen opgenomen.
Er wordt geen gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de richtlijn biedt op het gebied
van representativiteit.
|
|
Artikel 11, vijfde lid
|
Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving.
De Rijksoverheid geeft onder meer het goede voorbeeld door invulling te geven aan
het Energieakkoord om samen met gemeenten projecten voor het verduurzamen van de energievoorziening
te stimuleren.
|
|
Artikel 11, achtste lid
|
Wijziging Besluit energieprestatie gebouwen (is m.i.v. 1 juli 2014 in werking getreden)
|
|
Artikel 11, negende lid
|
Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving. Behelst activiteit
door de Europese Commissie.
|
|
Artikel 12
Afgifte energieprestatie- certificaten
|
Wijziging Besluit energieprestatie gebouwen, wijziging Regeling energieprestatie gebouwen
Het Besluit energieprestatie gebouwen en de Regeling energieprestatie gebouwen bevatten
reeds een systeem voor energieprestatiecertificaten. M.i.v. 1 juli 2014 zijn de nadere
voorschriften voor het afgeven van energielabels voor utiliteitsgebouwen in werking
getreden. In de onderhavige regeling zijn de voorschriften opgenomen t.a.v. energielabels
voor woningen.
|
|
Artikel 13
Afficheren van energieprestatiecertificaten
|
Wijziging Besluit energieprestatie gebouwen (De afficheringsplicht conform de richtlijn
is m.i.v. 1 juli 2014 in werking getreden. M.i.v. 1 juli 2015 is aanscherping van
de afficheringsplicht conform artikel 13, eerste lid, van de herziene EPBD voorzien.)
|
|
Artikel 14
Keuring van verwarmingssystemen
|
Wordt niet omgezet in regelgeving. Er is gekozen voor de mogelijkheid van informatieverstrekking
aan gebruikers.
|
|
Artikel 15
Keuring van airconditioningsystemen
|
Met een wijziging van het Besluit energieprestatie gebouwen (nieuwe artikel 3a.1)
zijn de bepalingen aangevuld conform de herziene richtlijn. Nadere voorschriften zijn
opgenomen in een wijziging van de Regeling energieprestatie gebouwen. Datum van inwerkingtreding
was 1 december 2013.
|
|
Artikel 16
Verslagen over keuring van verwarmings- en aircosystemen
|
Met bovengenoemde wijziging van het Besluit energieprestatie gebouwen zijn eveneens
de bepalingen betreffende het keuringsverslag aangevuld conform de richtlijn.
|
|
Artikel 17
Onafhankelijke deskundigen
|
Is reeds geïmplementeerd in het Besluit energieprestatie gebouwen t.a.v. keuringen
van airconditioningsystemen. Nadere voorschriften zijn opgenomen in de bij artikel
15 genoemde wijziging van de Regeling energieprestatie gebouwen. De wijziging van
de Regeling energieprestatie gebouwen die m.i.v. 1 juli 2014 (Stcrt. 2014, 3661) in werking is getreden, bevat voorschriften t.a.v. onafhankelijke deskundigen voor
energielabels voor utiliteitsgebouwen.
Onderhavige wijzigingsregeling bevat voorschriften t.a.v. onafhankelijke deskundigen
in het kader van energielabels voor woningen.
|
|
Artikel 18
Onafhankelijk controlesysteem
(volgens bijlage II)
|
Op grond van artikel 93 van de Woningwet kan de minister voor Wonen en Rijksdienst
ambtenaren aanwijzen voor het houden van toezicht op de verplichtingen die zijn opgenomen
in het Besluit energieprestatie gebouwen
|
|
Artikel 19
Evaluatie
|
Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving. Behelst activiteit
door de Europese Commissie.
|
|
Artikel 20
Informatie
|
Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving. Er is in het verleden
ook veel aan voorlichting gedaan. Met de inwerkingtreding van het nieuwe systeem van
energielabels voor woningen gaat een nieuwe voorlichtingscampagne van start. Begeleiding
en scholing voor onder meer deskundigen is opgezet. Het vierde lid behelst een activiteit
door de Europese Commissie.
|
|
Artikel 21 Raadpleging
|
Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving. Er is voorzien
in regulier overleg met marktpartijen en lokale overheden.
|
|
Artikel 22 Aanpassing van bijlage I aan de technische vooruitgang
|
Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving. Behelst activiteit
door de Europese Commissie.
|
|
Artikel 23 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
|
Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving. Behelst activiteit
door de Europese Commissie.
|
|
Artikel 24 Intrekking van de delegatie
|
Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving; is gericht tot
het Europees Parlement en de Raad.
|
|
Artikel 25 Bezwaren tegen gedelegeerde handelingen
|
Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving; is gericht tot
het Europees Parlement en de Raad.
|
|
Artikel 26 Comitéprocedure
|
Behoeft uit zijn aard geen implementatie in nationale regelgeving; heeft betrekking
op de Europese Commissie.
|
|
Artikel 27 Sancties
|
Wijziging van de Woningwet voor aanvulling van het handhavingsinstrumentarium met
een bestuurlijke boete (in voorbereiding)
|
|
Artikel 28 Omzetting
|
Er wordt aan gewerkt om zo spoedig mogelijk een volledige omzetting te realiseren.
|
Artikelsgewijze toelichting
Onderdeel A
In onderdeel A worden twee definities geschrapt en vijf definities ingevoegd. Deze
wijzigingen hangen samen met de introductie van het vernieuwde energielabel voor woningen.
De definitie van energielabel kan komen te vervallen nu deze definitie al wordt opgenomen
in het Besluit energieprestatie gebouwen. Onderhavige wijzigingsregeling en de opname
van de definitie van energielabel in dat besluit zullen tegelijkertijd in werking
treden. Inwerkingtreding is voorzien voor 1 januari 2015. Verder kan de definitie
van adviseur komen te vervallen omdat er met de vernieuwing van de energielabels voor
woningen niet langer sprake is van dergelijke adviseurs.
De vijf definities die worden toegevoegd, hebben betrekking op degene die het verzoek
om een energielabel kan indienen en op de erkende energielabeldeskundige. In de Regeling
energieprestatie gebouwen (hierna: Reg) wordt in verband met de leesbaarheid de term
energielabelplichtige gebruikt voor degene die op grond van artikel 2.1 van het Besluit
energie prestatie gebouwen (het besluit) in bepaalde gevallen een energielabel beschikbaar
moet stellen of aanwezig moet hebben. Deze personen krijgen op verzoek een energielabel
voor een woning van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl).
De erkende energielabeldeskundige zal op afstand de gegevens voor het verkrijgen van
een geldig energielabel voor een woning controleren en certificeren. Naast het begrip
erkende energielabeldeskundige, worden het bewijs van vakbekwaamheid erkende energielabeldeskundige
energielabel woningbouw en de begrippen examen energielabeldeskundige en exameninstelling
voor energielabeldeskundigen ingevoerd. De exameneisen zijn opgenomen in bijlage Ia
van de Reg. De voorschriften over deze bewijzen van vakbekwaamheid en het daarbij
behorende examen zijn eveneens in deze wijzigingsregeling opgenomen.
Ten slotte wordt de definitie van BRL gewijzigd in die zin dat de naam van de Stichting
die deze BRL vaststelt, is gewijzigd.
Onderdeel B
Met de wijziging van de Reg die met ingang van 1 juli 2014 in werking is getreden
is al bewerkstelligd dat artikel 2 uitsluitend betrekking heeft op energielabels voor
woningen.
Het vernieuwde energielabel voor woningen wordt aan degene die op grond van het besluit
een energielabel voor een woning beschikbaar moet stellen of aanwezig moet hebben
(de energielabelplichtige) op diens verzoek verstrekt door RVO.nl. Het betreft hier
een feitelijke handeling zodat rechtstreeks in de Reg kan worden opgenomen dat RVO.nl
deze handeling verricht.
In artikel 2.1, eerste tot en met lid, van dat besluit is daarover het volgende opgenomen.
Bij oplevering van een gebouw stelt de verkoper van dat gebouw een geldig energielabel
beschikbaar aan de koper. In afwijking daarvan zorgt de eigenaar van een gebouw voor
de aanwezigheid van een geldig energielabel bij de oplevering van dat gebouw indien
dat gebouw is gebouwd in opdrachtgeverschap waarbij die eigenaar de eigendom verkrijgt
en volledige zeggenschap heeft over en verantwoordelijkheid draagt voor de bouw van
dat gebouw. Bij verkoop of verhuur van een gebouw stelt de verkoper respectievelijk
verhuurder een energielabel beschikbaar aan de koper respectievelijk de huurder. Ook
bij verkoop van een deelnemings- of lidmaatschapsrecht dat recht geeft op het gebruik
van een gebouw wordt een energielabel beschikbaar gesteld aan de koper.
In het tweede lid is opgenomen op basis van welke gegevens dit energielabel wordt
vastgesteld. Zoals in het algemeen deel is toegelicht, worden deze kenmerken in principe
vooraf ingevuld. Echter, bij de aanvraag moet de aanvrager bevestigen dat de vooraf
ingevulde gegevens juist zijn of deze gegevens verbeteren.
In het nieuwe derde lid is opgenomen dat tevens een geldig energielabel voor een woning
wordt afgegeven, indien een energie-index is vastgesteld voor een woning volgens de
voorschriften, bedoeld in BRL 9500, delen 00 en 01, zoals vastgesteld op 31 augustus
2011, inclusief het wijzigingsblad, zoals vastgesteld op 5 juni 2014, en is geregistreerd
bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Dit voorkomt dat een woningeigenaar
bij een uitgebreide opname van de energieprestatie van zijn woning ook nog een energielabel
moet aanvragen wanneer hij zijn woning wil verkopen of verhuren.
Onderdeel C
Artikel 2a van de Reg betreft het vaststellen van energielabels voor zogeheten utiliteitsgebouwen.
Met deze wijziging vervalt de term energielabeladviseur. Zoals al toegelicht bij onderdeel
A, is het niet langer noodzakelijk te spreken van adviseurs.
Om de gegevens op basis waarvan een energielabel voor utiliteitsgebouwen te kunnen
registeren is het noodzakelijk dat dit energielabel wordt geregistreerd bij RVO.nl.
Omdat het proces voor een energielabel voor een woning, inclusief het ontvangen van
de aanvraag, in beheer is van RVO.nl, kunnen die gegevens meteen door RVO.nl worden
geregistreerd. Echter, bij utiliteitsgebouwen komt een energielabel op een andere
wijze tot stand. Bij utiliteitsgebouwen wordt het label vastgesteld volgens de voorschriften,
bedoeld in BRL 9500, delen 00, 03 en 06. Tot nu toe was het voorschrift van registratie
opgenomen in artikel 3, eerste lid, van de Reg.
Onderdeel D
In het gewijzigde artikel 3 is de totstandkomingsprocedure- voor een energielabel
voor een woning opgenomen. In het eerste lid is opgenomen dat de energielabelplichtige
(in de praktijk de woningeigenaar), na de vooraf ingevulde gegevens te hebben bevestigd
of eventueel aangevuld of verbeterd, de gegevens naar een erkende energielabeldeskundige
stuurt. De energielabelplichtige kan zelf een deskundige naar eigen voorkeur kiezen.
De erkende deskundige certificeert gegevens in opdracht van degene die een energielabel
wil aanvragen. In het tweede lid is opgenomen dat deze erkende energielabeldeskundige
ten aanzien van die aangeleverde gegevens bewijsstukken kan opvragen indien dat noodzakelijk
is voor de beoordeling. Zoals in het algemeen deel is toegelicht, zijn diverse soorten
bewijsstukken mogelijk.
Het derde lid bepaalt dat de erkende energielabeldeskundige de gegevens controleert
en vervolgens certificeert. De deskundige is verplicht te werken volgens de werkwijze
die is opgenomen in bijlage Ia bij de Reg. Als bij de controle blijkt dat een bepaald
gegeven toch onjuist is, dan heeft de energielabelplichtige de mogelijkheid om die
gegevens te wijzigen. Een eventuele discussie over de inhoud en onderbouwing van de
gegevens alsmede over de certificering vindt plaats tussen de energielabelplichtige
(woningeigenaar) en de erkende energielabeldeskundige. Een eventueel geschil kan via
de privaatrechtelijke route worden beslecht. In het vierde lid is opgenomen dat het
verzoek om een energielabel wordt ingediend samen met de gecertificeerde gegevens.
Op iedere aanvraag wordt conform die aanvraag een energielabel verstrekt. RVO.nl voert
geen inhoudelijke beoordeling uit.
Onderdeel E
RVO.nl zal namens de minister een registratie bijhouden van de volgende gegevens:
de verstrekte energielabels en de datum van afgifte ervan, de gegevens op basis waarvan
die energielabels zijn vastgesteld, de bewijsstukken ter onderbouwing van de gegevens
voor energielabels voor woningen, de motivering van de erkende energielabeldeskundigen
bij de certificering van de gegevens voor energielabels voor woningen, alsmede de
gegevens die ten grondslag liggen aan energielabels voor utiliteitsgebouwen en de
gegevens op basis waarvan een energie-index van woningen kan worden bepaald. Omdat
de registratie persoonsgegevens bevat, is de Wet bescherming persoonsgegevens van
toepassing op de registratie. In het eerste lid van artikel 3a is opgenomen dat de
Minister bovenstaande gegevens registreert.
De minister beheert de registratie en zorgt ervoor dat de registratie correct en actueel
is. In de praktijk zal het beheer worden uitgevoerd door RVO.nl. Het doel van de registratie
is om het toezicht op de naleving en de handhaving van de voorschriften op het gebied
van energielabels te kunnen doen. Op grond van het vierde lid worden de gegevens in
de registratie ten hoogste twintig jaar bewaard. Deze termijn is noodzakelijk indien
de woning verkocht wordt nadat de geldigheid van het energielabel is verstreken, zodat
de gegevens van het oorspronkelijke energielabel kunnen worden gebruikt om een nieuw
energielabel op te stellen. Op deze manier worden de administratieve lasten beperkt.
Na die termijn worden de gegevens vernietigd. Iedere keer dat voor een bepaald gebouw
een nieuw energielabel wordt geregistreerd, worden tevens de daarbij behorende gegevens
vervangen. In die gevallen is er geen noodzaak de oude gegevens te bewaren in de registratie.
De bewaartermijn van de gegevens kan dan ook korter zijn dan 20 jaar.
Onderdeel F
Bij het tot nu geldende systeem van energielabels was er sprake van energieklassen.
Met de inwerkingtreding van de vernieuwde energielabels voor woningen wordt de term
energieprestatie-indicator geïntroduceerd in het Besluit energieprestatie gebouwen.
Een energielabel bevat een in een letter of lettercombinatie uitgedrukte energieprestatie-indicator.
Met deze wijziging in artikel 4 van de Reg wordt die wijziging tevens overgenomen
in de Reg. Dit betekent dat in het kader van de afficheringsplicht ten minste die
energieprestatie-indicator moet worden opgehangen op een voor het publiek duidelijk
zichtbare plaats in het gebouw. De wijziging in het besluit zal tegelijkertijd in
werking treden met onderhavige wijzigingsregeling.
Onderdeel G
Om te worden aangemerkt als erkend energielabeldeskundige is een bewijs van vakbekwaamheid
vereist. De voorschriften omtrent de bewijzen van vakbekwaamheid van erkende energielabeldeskundige
woningbouw worden opgenomen in de nieuwe paragraaf 2a van de Reg.
Onderdeel H
In het eerste lid van het nieuwe artikel 5 is opgenomen dat de minister de instellingen
aanwijst die het examen energielabeldeskundige en het herexamen voor een bewijs van
vakbekwaamheid erkende energielabeldeskundige woningbouw afnemen. Dit kunnen meerdere
instellingen zijn, mits zij aan de criteria voldoen die omschreven zijn in het tweede
lid. Uit de criteria volgt dat de exameninstelling rechtspersoonlijkheid bezit en
een vestiging in Nederland heeft. Tevens moet een exameninstelling over voldoende
deskundigheid beschikken om de hier bedoelde examens af te nemen. Daarbij wordt gekeken
naar o.a. de aanwezige kennis en ervaring op het gebied van het vaststellen van energielabels
voor woningen, de relevante wet- en regelgeving en het afnemen van examens. Verder
moet een instelling beschikken over een kwaliteitssysteem dat op schrift is gesteld.
Onderdeel I
In het eerste lid van het nieuwe artikel 5a is opgenomen dat een exameninstelling
voor energielabeldeskundigen een examenreglement en een huishoudelijk reglement moet
vaststellen.
Het examenreglement heeft betrekking op de relatie exameninstelling en deelnemer.
In het examenreglement worden de procedures en de gedragsregels rondom het (her)examen
beschreven (rechten en plichten, overmacht, fraude, communicatie e.d.).
Het huishoudelijk reglement bevat zaken die betrekking hebben op de interne organisatie
van de exameninstelling. In een huishoudelijk reglement worden onder meer de taken
van de examinator en de criteria waaraan hij moet voldoen beschreven. Op geschillen
met de exameninstelling die een uitvloeisel zijn van de uitvoering van de reglementen,
bijvoorbeeld als een deelnemer het niet eens is met de door de exameninstelling aangewezen
examinator, is het privaatrecht van toepassing.
Om zeker te stellen dat de examenopgaven een zodanig niveau hebben dat daarmee getoetst
kan worden of de deelnemers aan de gestelde exameneisen voldoen, stelt de minister
de inhoud van het (her)examen vast. De exameninstelling voor energielabeldeskundigen
dient daartoe een voorstel in. Dit is opgenomen in het eerste lid van het nieuwe artikel
5b.
In het eerste lid van het nieuwe artikel 5c is opgenomen dat de exameninstelling voor
energielabeldeskundigen de uitslagen van de afgelegde examens registreert. Binnen
drie weken na afloop van het examen bericht de instelling de minister welke deelnemers
het examen voor energielabeldeskundige met goed gevolg hebben afgelegd en daarmee
voldoen aan de eisen die worden gesteld aan erkende energielabeldeskundigen, zoals
opgenomen in bijlage I bij de Reg. In het derde lid is opgenomen dat de minister na
ontvangst van deze kennisgeving het bewijs van vakbekwaamheid afgeeft aan die deelnemers.
In de praktijk zal dit worden uitgevoerd door RVO.nl.
In het nieuwe artikel 5d zijn voorschriften opgenomen voor het doen van een herexamen.
Een deelnemer wordt een keer in de gelegenheid gesteld een herexamen te doen voor
het onderdeel of de onderdelen. Het herexamen vindt plaats binnen zes maanden nadat
een deelnemer van de uitslag van het examen op de hoogte is gesteld. De artikelen
met betrekking tot de inhoud van het examen en het vaststellen van de uitslag zijn
ook bij het doen van een herexamen van toepassing.
In het tweede lid van het nieuwe artikel 5e is opgenomen dat het bewijs van vakbekwaamheid
vijf jaar geldig is na datum van afgifte. Gezien de ontwikkelingen op het gebied van
het vaststellen van de energieprestatie van gebouwen van de afgelopen jaren is het
uitgangspunt dat de examenstof 5 jaar actueel is. Na afloop van die periode moet een
erkende energielabeldeskundige opnieuw examen doen.
Onderdeel J
In het gewijzigde artikel 6 is opgenomen dat de minister registreert wie erkende energielabeldeskundigen
zijn. In de praktijk zal dit worden uitgevoerd door RVO.nl op basis van de afgegeven
bewijzen van vakbekwaamheid erkende energielabeldeskundige woningbouw. De minister
beheert die registratie. De minister zorgt ervoor dat de registratie correct en actueel
is. Het doel van de registratie is om het voor aanvragers van energielabels mogelijk
te maken om na te gaan wie een erkende energielabeldeskundige is. Gegevens worden
kosteloos aan eenieder verstrekt voor zover noodzakelijk voor het laten uitvoeren
van de certificering van de gegevens. Die certificering moet plaatsvinden voorafgaande
aan het doen van een aanvraag voor een energielabel voor een woning. Dit is toegelicht
bij onderdeel D.
Deze registratie wordt vijf jaar bewaard. Omdat ieder bewijs van vakbekwaamheid vijf
jaar geldig is, is er geen noodzaak de registratie van de desbetreffende erkende energielabeldeskundige
langer dan vijf jaar te bewaren. Na die termijn wordt die registratie vernietigd.
Omdat de registratie persoonsgegevens bevat, is de Wet bescherming persoonsgegevens
van toepassing op de registratie.
In het zesde lid van artikel 6 is opgenomen dat degenen die een bewijs van vakbekwaamheid
erkende energielabeldeskundige woningbouw hebben behaald een integriteitsverklaring
moeten tekenen en deel moeten nemen aan een door RVO.nl aangeboden instructie over
de werkwijze voor de erkende energielabeldeskundige. Daarna worden zij opgenomen in
de registratie van erkende energielabeldeskundigen voor energielabels voor woningen.
De integriteitsverklaring moet worden ingediend bij RVO.nl. In de integriteitsverklaring
verklaart de erkende energielabeldeskundige dat hij de werkzaamheden op een integere
en zorgvuldige wijze uitvoert, geen frauduleuze handelingen verricht en dat de erkende
deskundige voldoet aan de wettelijke opleidingseisen. De verklaring is een middel
om de erkende energielabeldeskundige bewust te maken van het feit dat een integere
werkwijze de norm is.
De verplichte korte instructie door RVO.nl zorgt ervoor dat alle erkende energielabeldeskundigen
meteen goed kunnen werken met de programmatuur die zij zullen gebruiken bij het controleren
en certificeren van de gegevens die ten grondslag liggen aan een geldig energielabel
voor een woning.
Onderdeel K
Zoals al toegelicht bij onderdeel A, is het niet langer noodzakelijk te spreken van
adviseurs. Derhalve wordt ook in artikel 7 deze term niet langer gehanteerd. De in
artikel 7 opgenomen bepaling strekt tot wederzijdse erkenning van energielabels afgegeven
of gecertificeerd door personen of bedrijven afkomstig uit andere lidstaten of uit
landen waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten op basis waarvan de vrije toegang
wordt gewaarborgd. Afhankelijk van de werkwijze in het betreffende land kan er sprake
zijn van afgifte of certificering.
Onderdelen L tot en met N, S en T
In paragraaf drie van de Reg zijn de voorschriften opgenomen ten aanzien van keuringen
van (grote) airconditioningsystemen. In de paragraaf zijn tevens voorschriften opgenomen
voor de examinering van degenen die gekwalificeerd willen worden om deze keuringen
te kunnen uitvoeren. De bepalingen omtrent examinering worden met deze wijzigingen
gestroomlijnd met de bepalingen omtrent examinering van potentiële erkende energielabeldeskundigen.
De wijzigingen vormen geen inhoudelijke aanpassingen, maar zijn slechts technische
aanpassingen ter verduidelijking. De opschriften van Bijlagen VII en VIII zijn als
gevolg van deze aanpassingen eveneens gewijzigd.
Onderdeel O
Personen die een geldig bewijs van vakbekwaamheid EPA-adviseur Energielabel Woningbouw
conform BRL9500-01 of een geldig bewijs van vakbekwaamheid EPA-opnemer Energielabel
Woningbouw conform BRL9500-01 hebben, beschikken tevens over de kennis en vaardigheden
die benodigd zijn om het bewijs van vakbekwaamheid erkende energielabeldeskundige
woningbouw te behalen. Voor deze personen zou het onnodig belastend zijn om opnieuw
meteen een examen te moeten afleggen voor dat bewijs van vakbekwaamheid erkende energielabeldeskundige
woningbouw. In het tweede lid van artikel 8 is daarom opgenomen dat de hierboven genoemde
bewijzen van vakbekwaamheid conform BRL9500-01 als een bewijs van vakbekwaamheid erkende
energielabeldeskundige woningbouw gelden voor de duur van vijf jaar vanaf de datum
van afgifte van dat bewijs van vakbekwaamheid conform BRL9500-01. Na afloop van deze
periode moeten ook deze personen een bewijs van vakbekwaamheid erkende energielabeldeskundige
woningbouw behalen. Het (oude) tweede lid van de Reg was een uitvloeisel van het voormalige
systeem van energielabels voor woningen. Met het vervangen van het systeem van energielabels
voor woningen is deze bepaling niet langer noodzakelijk.
Onderdelen P en Q
In deze onderdelen zijn de twee nieuwe bijlagen opgenomen in verband met de voorschriften
voor erkende energielabeldeskundigen woningbouw. In Bijlage I van de Reg zijn de exameneisen
opgenomen en in Bijlage Ia is de werkwijze opgenomen.
Onderdeel R
Als gevolg van het nieuwe systeem voor het vaststellen van energielabels voor woningen
is Bijlage III niet meer van toepassing bij deze energielabels. Daarom wordt Bijlage
III gewijzigd zodat de daarin opgenomen tabel nog uitsluitend van toepassing is bij
energielabels voor utiliteitsgebouwen.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
S.A. Blok