Regeling van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 31 januari 2014, nr. 2014-0000062837, tot wijziging van de Regeling energieprestatie gebouwen in verband met het vaststellen van nadere voorschriften omtrent energielabels voor utiliteitsgebouwen ter implementatie van de artikelen 3 en 11, eerste tot en met vierde lid, van richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen

De Minister voor Wonen en Rijksdienst,

Gelet op de artikelen 11, eerste tot en met vierde lid, van richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (herschikking) (PbEU L153/13) en artikel 3.1 van het Besluit energieprestatie gebouwen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling energieprestatie gebouwen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na de definitie van ‘energielabel’ wordt een definitie ingevoegd, luidende:

EPC:

energieprestatiecoëfficiënt als bedoeld in artikel 5.2 van het Bouwbesluit 2012;

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van de definitie van ‘Minister’ door een puntkomma, worden twee definities toegevoegd, luidende:

utiliteitsgebouw:

een gebouw of gedeelte daarvan met een gebruiksfunctie als bedoeld in artikel 1.1, tweede en derde lid, van het Bouwbesluit 2012, niet zijnde een woonfunctie als bedoeld in artikel 1.1, tweede en derde lid van dat besluit met uitzondering van de woonfunctie voor zorg;

woning:

een gebouw of gedeelte daarvan met een woonfunctie als bedoeld in artikel 1.1, tweede en derde lid, van het Bouwbesluit 2012 met uitzondering van de woonfunctie voor zorg.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden: Een energielabel wordt afgegeven door een adviseur met een geldig NL-EPBD procescertificaat en volgens de voorschriften, bedoeld in BRL 9500, delen 00 en 01, zoals vastgesteld op 31 augustus 2011 en volgens de bepalingsmethode zoals vastgesteld in de ISSO 82 publicaties, uitgave oktober 2011.

2. In het tweede lid vervalt de tweede volzin.

3. In het derde lid wordt ‘gebruikte rekenmethodiek’ vervangen door: gebruikte rekenmethodiek voor een energielabel voor een woning.

4. In het vierde lid wordt ‘De energie-index’ vervangen door: De energie-index bij een energielabel voor een woning.

C

Na artikel 2 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 2a.

  • 1. Een energielabel voor een utiliteitsgebouw wordt vastgesteld en afgegeven door een energielabeladviseur met een geldig NL-EPBD procescertificaat en volgens de voorschriften, bedoeld in BRL 9500, delen 00, 03 en 06, zoals vastgesteld op 31 augustus 2011, inclusief het wijzigingsblad, zoals vastgesteld op 12 september 2013.

  • 2. Een energielabel voor een utiliteitsgebouw wordt opgesteld volgens het in bijlage II bij deze regeling opgenomen model ‘energielabel gebouw’.

Artikel 2b.

  • 1. Een energielabel voor een utiliteitsgebouw wordt bepaald volgens het opnameprotocol, bedoeld in de hoofdstukken 6 en 7 van de ISSO 75.1 publicaties, zoals vastgesteld op 12 september 2013, en de methode, bedoeld in de ISSO 75.3 publicatie, versie 2013.

  • 2. De bij de bepaling van de energie-index gebruikte rekenmethodieksoftware voor een energielabel voor een utiliteitsgebouw voldoet aan BRL 9501, zoals vastgesteld op 6 december 2006, inclusief het wijzigingsblad, zoals vastgesteld op 27 september 2012.

  • 3. De energie-index bij een energielabel voor een utiliteitsgebouw wordt met behulp van de als bijlage III bij deze regeling opgenomen tabel omgezet in een als onderdeel van het energielabel opgenomen energieklasse.

Artikel 2c.

  • 1. Voor een nieuw utiliteitsgebouw of een utiliteitsgebouw dat op basis van de bepalingsmethode, bedoeld in artikel 2b, eerste lid, een energielabel met energielabelklasse A heeft, kan in afwijking van artikel 2b, eerste lid, een energielabel worden bepaald volgens:

    • a. het opnameprotocol, bedoeld in hoofdstuk 8 van de ISSO 75.1 publicaties, zoals vastgesteld op 12 september 2013, en

    • b. NEN 7120, uitgave als opgenomen in bijlage I bij de Regeling Bouwbesluit 2012.

  • 2. Voor een utiliteitsgebouw waarvoor de berekening Qpres;tot/Qpres;toel ten hoogste 1,35 is en die berekening heeft plaatsgevonden ten behoeve van een bouwaanvraag van voor 1 juli 2012, kan in afwijking van artikel 2b, eerste lid, een energielabel worden bepaald volgens het opnameprotocol, bedoeld in het eerste lid, onder a.

  • 3. De bij de bepaling van de EPC gebruikte rekenmethodieksoftware voor een energielabel voor een utiliteitsgebouw dat wordt bepaald volgens de methodiek, bedoeld in het eerste en tweede lid, voldoet aan BRL 9501, zoals vastgesteld op 6 december 2006, inclusief het wijzigingsblad, zoals vastgesteld op 27 september 2012.

  • 4. De EPC bij een energielabel voor een utiliteitsgebouw die wordt bepaald volgens de methodiek, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt met behulp van de als bijlage IIIa bij deze regeling opgenomen tabel omgezet in een energielabelklasse.

D

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6. Gelijkwaardigheid

  • 1. Bij een woning kan aan de verplichting, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van het besluit, worden voldaan door het hebben van de bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk gevoegde berekening of een gewaarmerkt afschrift van die berekening waaruit blijkt dat de woning zal voldoen aan de EPC.

  • 2. Bij een woning kan aan de verplichting, bedoeld in artikel 2.1, tweede tot en met vierde lid, van het besluit, worden voldaan door het verstrekken van de bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk gevoegde berekening of een gewaarmerkt afschrift van die berekening waaruit blijkt dat de woning voldoet aan de EPC, die van toepassing was op het moment van aanvraag om die omgevingsvergunning. De berekening is niet ouder dan 10 jaar, gerekend vanaf het moment van aanvraag om die omgevingsvergunning.

E

Bijlage II van de Regeling energieprestatie gebouwen komt te luiden:

BIJLAGE II BIJ ARTIKEL 2A VAN DE REGELING ENERGIEPRESTATIE GEBOUWEN

F

Bijlage III van de Regeling energieprestatie gebouwen komt te luiden:

BIJLAGE III BIJ DE ARTIKELEN 2 EN 2B VAN DE REGELING ENERGIEPRESTATIE GEBOUWEN

Inijkingstabel voor de energieklassen
Tabel voor energieklassen voor woningen

Energieklasse

Grenswaarden Energie-Index (EI) Energieprestatie woningen

A++

Kleiner of gelijk aan 0,50

A+

0,51–0,70

A

0,71–1,05

B

1,06–1,30

C

1,31-1,60

D

1,61–2,00

E

2,01–2,40

F

2,41–2,90

G

Groter dan 2,90

Tabel voor energieklassen voor utiliteitsgebouwen

Energieklasse

Grenswaarden Energie-Index (EI) Energieprestatie utiliteitsgebouwen

A

Kleiner of gelijk aan 1,05

B

1,06–1,15

C

1,16–1,30

D

1,31-1,45

E

1,46–1,60

F

1,61–1,75

G

Groter dan 1,75

G

Na Bijlage III van de Regeling energieprestatie gebouwen wordt een bijlage ingevoegd, luidende:

BIJLAGE IIIA BIJ ARTIKEL 2C VAN DE REGELING ENERGIEPRESTATIE GEBOUWEN

Inijkingstabel voor de energieklassen
Tabel voor energieklassen voor utiliteitsgebouwen

Energieklasse

Grenswaarden EP;tot / EP;adm;tot;nb (E/E)

Energieprestatie utiliteitsgebouwen

A++++

Kleiner of gelijk aan 0,30

A+++

0,31-0,65

A++

0,66-1,00

A+

1,01-1,15

A

1,16-1,35

B

Groter dan 1,35

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

‘s-Gravenhage, 31 januari 2014

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok.

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Deze regeling, een wijziging van de Regeling energieprestatie gebouwen (Reg) is een uitwerking van een aantal voorschriften van het Besluit energieprestatie gebouwen (Beg). Het betreft voorschriften voor het vaststellen en afgeven van energielabels voor zogeheten utilititeitsgebouwen. Deze regeling vormt tevens de implementatie van de artikelen 3 en 11, eerste en tweede lid, van de richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (hierna: herziene EPBD) voor zover het utiliteitsgebouwen betreft. De EPBD heeft tot doel het stimuleren van de verbeterde energieprestatie voor gebouwen in Europa, daarbij rekening houdend met de klimatologische en plaatselijke omstandigheden buiten het gebouw, de eisen voor het binnenklimaat en de kosteneffectiviteit.

In de brief ‘Toezeggingen en moties bouwregelgeving, energiebesparing en brandveiligheid’ van 16 mei 2013 (Kamerstukken II 2012/2013, 32 757, nr.63) is ingegaan op de verdere implementatie van de herziene EPBD. Daarin is onder meer het beoogde traject tot totstandkoming van een vereenvoudigd energielabel voor woningen uiteengezet. In de brief van de minister voor Wonen en Rijksdienst van 29 augustus 2013 (Kamerstukken II 2012/2013, 30 196, nr. 201) is bevestigd dat het oorspronkelijke voorstel met betrekking tot zogeheten utiliteitsgebouwen van november 2012, zoals dat toen was opgenomen in het wetsvoorstel Kenbaarheid energieprestatie gebouwen en een nieuwe Regeling energieprestatie gebouwen ongewijzigd wordt ingevoerd. Voor het energielabel voor utiliteitsgebouwen is veel draagvlak in de markt. Veel professionele gebouweigenaren zien het energielabel als een nuttig instrument bij de verkoop en verhuur van utiliteitsgebouwen. Om deze reden worden deze wijzigingen die voortkomen uit de herziene EPBD zo snel mogelijk geïmplementeerd.

In onderdeel 8 van dit algemeen deel van de toelichting is een transponeringstabel opgenomen met een overzicht van de voor de implementatie van de herziene EPBD benodigde wijzigingen in de regelgeving.

2. De onderhavige regeling als onderdeel van de implementatie

De herziene EPBD bevat bepalingen over minimumeisen aan nieuwbouw en ingrijpende renovatie van bestaande gebouwen, technische bouwsystemen, keuring van airconditioningsystemen en verwarmingsinstallaties, het proces naar bijna energieneutrale gebouwen en het energielabel. De richtlijn verplicht de lidstaten sancties op te leggen bij het overtreden van de nationale bepalingen.

Ter implementatie van deze richtlijn worden de Woningwet, het Besluit energieprestatie gebouwen en het Bouwbesluit 2012, alsmede de bijbehorende ministeriële regelingen gewijzigd.

Al sinds 1995 worden in Nederland minimumeisen gesteld voor nieuwbouw. Aanvullend zijn sinds 1 juli 2013 ook minimumeisen voor ingrijpende renovaties en technische bouwsystemen van kracht. Verder is per 1 december 2013 een wijziging van het Besluit energieprestaties gebouwen (Beg) en de Regeling energieprestatie gebouwen (Reg) voorzien waarmee de bepalingen omtrent keuringen van airconditioningsystemen worden geactualiseerd conform de artikelen 15 tot en met 17 van de herziene EPBD. Deze artikelen hebben betrekking op het doen laten plaatsvinden van keuringen van airconditioningsystemen. Tevens zijn er inmiddels concrete afspraken met de branches voor installateurs en ketelfabrikanten dat begin 2014 een vrijwillig systeem voor keuring van verwarminginstallaties wordt opgestart, conform de eisen die de herziene EPBD daaraan stelt. Een wetsvoorstel betreffende de introductie van een sanctie voor het niet overhandigen van een energielabel bij verkoop en verhuur is eveneens in voorbereiding. Ten slotte volgt in 2014 nog een aanpassing van het Beg en de Reg met betrekking tot de voorschriften omtrent energielabels voor woningen nadat de Tweede Kamer akkoord is gegaan met de vereenvoudiging van het energielabel voor woningen.

Met de thans voorgestelde wijziging van de Reg is de inhoud en de vormgeving van het energielabel voor utiliteitsgebouwen nader uitgewerkt, alsmede de procesvereisten die bij certificatie worden gesteld, de wijze waarop de energieprestatie van een utiliteitsgebouw wordt bepaald en de aan de energielabeladviseur die het label afgeeft te stellen kwaliteitseisen.

3. Energielabels voor utiliteitsgebouwen

In paragraaf 2 van de Reg zijn de nadere voorschriften opgenomen ten aanzien van het vaststellen van het energielabel en de energielabeladviseur die het energielabel afgeeft. Het gaat daarbij om de eisen aan de certificering van de adviseur, de te gebruiken opnameprotocollen, methodiek, software en lay-out van het energielabel.

Met de inwerkingtreding van deze regeling worden drie bepalingsmethodieken geïntroduceerd:

  • de EI bepalingsmethode volgens ISSO 75.1 voor bestaande gebouwen

  • de EPC bepalingsmethode NEN 7120 (en door deze methode aangewezen NVN 7125 en NEN 8088) voor nieuw opgeleverde gebouwen en grondig gerenoveerde gebouwen.

  • de oudere EPC bepalingsmethode voor opgeleverde (nieuwe) gebouwen met een bouwvergunning op basis van een oude EPC bepalingsmethode (indien deze EPC na opname blijkt te kloppen)

In artikel 2 worden de voorschriften voor de te gebruiken bepalingsmethodiek, de opnameprotocollen en lay-out van het energielabel ten aanzien van woningen opgenomen. In artikel 2a wordt een basismethodiek voor het vaststellen en afgeven van energielabels voor utliteitsgebouwen opgenomen. Voor het bepalen van een energielabel moet ten minste worden voldaan aan de voorschriften van dit artikel. Daarnaast wordt in artikel 2b een detailmethodiek opgenomen voor het vaststellen van een energielabel voor utiliteitsgebouwen.

De basismethodiek is in feite de methodiek zoals deze tot het moment van inwerkingtreding van deze regeling heeft bestaan. Deze methodiek was voorheen bekend onder de naam ‘EPA vereenvoudigd’. De nieuwe detailmethodiek is de methodiek die vastligt in de publicaties van de NEN normen op het gebied van Energieprestatie van gebouwen (EPG of NEN7120), Energiemaatregelen gebied (EMG of NVN7125) en Ventilatie (NEN8088-1), in combinatie met de opnameprotocollen uit de ISSO publicaties 75. Deze NEN normen worden sinds 1 juli 2012 gebruikt voor de EPC berekening ten behoeve van de bouwaanvraag. De detailmethodiek, waarin verwezen wordt naar deze normen, is dan ook bij uitstek geschikt voor nieuwe gebouwen, die opgeleverd worden. Tevens is de methodiek geschikt voor bestaande gebouwen die een ingrijpende renovatie hebben ondergaan om te voldoen aan een minimum EPC niveau of die in het bezit zijn van een label A volgens de basismethodiek.

Om de kwaliteit van de energielabeladviseur te garanderen zijn in 2011 afspraken gemaakt met de branche om tenminste elke vijf jaar een herexamen te doen. De eis hiervoor is niet opgenomen in deze regeling. Het wordt in eerste instantie aan de markt overgelaten dit te organiseren.

4. Toetsing administratieve lasten, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

Met betrekking tot de administratieve lasten is een studie uitgevoerd. Bij de implementatie van artikelen uit de richtlijn waar sprake is van beleidsruimte is steeds gekozen voor het minst belastende alternatief als het gaat om administratieve lasten.

De methodiek uit het onderzoek is gebaseerd op de handleiding ‘Meten is Weten II’ van de Regiegroep Regeldruk uit juni 2008 en het ‘Standaardkostenmodel administratieve lastendruk burger’, ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uit 2007. In het onderzoek is gekeken naar de aanvullende administratieve lasten en uitvoeringskosten als gevolg van de invoering van de herziene EPBD-richtlijn ten opzichte van de bestaande verplichtingen uit de oude EPBD-richtlijn. Daarnaast is er een onderscheid gemaakt tussen eenmalige en structurele administratieve lasten.

De structurele jaarlijkse administratieve lasten voor bedrijven als gevolg van het verplichten van het energielabel bij oplevering van het gebouw zijn begroot op € 2,736 miljoen. Hierbij is uitgegaan van een jaarlijkse nieuwbouw van circa 5.700 utiliteitsgebouwen (CBS-gegevens over bouwvergunningen nieuwbouw, gemiddeld over de jaren 2007, 2008 en 2009), en een aanname dat de gemiddelde kosten voor een energielabel € 480 bedragen (bron: ‘Onderzoek naar de gevolgen van de EPBD recast voor Nederland’, PRC, juli 2009). Gelet op het belang waarvoor deze wijzigingsregeling wordt doorgevoerd, zijn deze kosten gerechtvaardigd.

Voor wat betreft toezicht en handhaving ten aanzien van de energielabels zal de instelling waar de energielabels worden afgemeld steekproeven nemen uit de afgemelde energielabels en deze naar een certificeringsinstelling sturen ten behoeve van kwaliteitscontrole. Hiermee wordt kwaliteit van het energielabel zeker gesteld.

5. Gevolgde procedure en inspraak

Bij de totstandkoming van de regeling heeft veelvuldig contact plaatsgevonden met de branche. Conceptversies van de regeling zijn becommentarieerd door een klankbordgroep EPBD. Hierin zijn de bouw-, installatie- en advieswereld, de energiebedrijven en belangenorganisaties van huurders en verhuurders vertegenwoordigd. In deze klankbordgroepen zitten vertegenwoordigers van onder anderen Uneto-VNI, de NVKL (Nederlandse Vereniging Koudetechniek en Luchtbehandeling), de Avepa (Associatie voor EPA-adviseurs), STEK (Stichting Emissiepreventie Koudetechniek), KBI (Stichting Kwaliteitsborging Installatiesector) en ISSO (Kennisinstituut voor de installatiesector).

De klankbordgroepen zijn geconsulteerd bij het gehele implementatieproces van de herziene EPBD. Voorts is de wijziging besproken in het Overlegplatform Bouwregelgeving.

6. Notificatie

De ontwerpregeling is op 10 oktober 2013 gemeld aan de Commissie van de Europese Unie, notificatienummer 2013-0558-NL ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217) (notificatierichtlijn).

De artikelen in deze regeling omtrent de keuringen bevatten mogelijk technische voorschriften in de zin van deze richtlijn. Deze bepalingen zijn verenigbaar met het vrije verkeer van goederen; zij zijn evenredig en waar nodig voorziet het Besluit energieprestatie gebouwen in een gelijkwaardigheidsbepaling met het oog op de wederzijdse erkenning. Er zijn geen opmerkingen gemaakt.

Melding aan het Secretariaat van de Wereldhandelsorganisatie ingevolge artikel 2, negende lid, van de op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235) heeft niet plaatsgevonden nu in casu geen sprake is van significante gevolgen voor de handel.

7. Voorlichting

Het belang van voorlichting bij deze regeling is aanzienlijk. Er heeft veelvuldig contact plaatsgevonden met vastgoedbranches en de bouw en adviessector, zoals IVBN (belangenvereniging voor institutionele beleggers in Nederlands vastgoed), Neprom (projectontwikkelaars) BouwendNederland (bouwbedrijven) en NEVAP (Nederlands Vastgoed Exploitatie Platform) via diverse bijeenkomsten. Op website van het Lenteakkoord energiezuinige nieuwbouw wordt aandacht besteed aan het nieuwe energielabel. Ook wordt voor de energieadviesbrachebranche via de afgeschermde website www.elabel.info informatie verstrekt. Met het naderen van de datum van inwerkingtreding wordt de communicatie naar de eigenaren en gebruikers van gebouwen geïntensiveerd. In het kader van de voorlichting is een website http://www.agentschapnl.nl/onderwerpen/duurzaam-ondernemen/gebouwen/epbd--energielabel/energielabel-gebouwen ingericht worden waar deze regeling toegelicht wordt.

8. Transponeringstabel

Richtlijn nr. 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PbEU L153/13)

1.

Transponeringstabel

 

Bepaling in richtlijn 2010/31/EU

Bepaling in implementatieregelgeving of in bestaande regelgeving

 

Artikel 1

Onderwerp

Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie

 

Artikel 2

Definities

Geïmplementeerd in artikel 1.1 van het Bouwbesluit 2012 (is in werking getreden m.i.v. 1 juli 2013), wijziging Besluit energieprestatie gebouwen

 

Artikel 3

Vaststelling methode voor berekening energieprestatie gebouwen

Geïmplementeerd met artikel 5.2 van het Bouwbesluit 2012, en met wijziging van de Regeling energieprestatie gebouwen die nog in voorbereiding is. (in deze regeling wordt deze methode wel al vastgesteld voor zover het utiliteitsgebouwen betreft)

 

Artikel 4

Vaststelling minimumeisen voor de energieprestaties

Reeds geïmplementeerd met afdeling 5.1 van het Bouwbesluit 2012

 

Artikel 5

Berekening kostenoptimale niveaus v/d minimumeisen inzake energieprestatie

Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie

 

Artikel 6

Nieuwe gebouwen

Reeds geïmplementeerd met afdeling 5.1 van het Bouwbesluit 2012

 

Artikel 7

Ingrijpende renovatie bestaande gebouwen

Geïmplementeerd middels wijziging van artikel 5.6 van het Bouwbesluit 2012 (is in werking getreden m.i.v. 1 juli 2013)

 

Artikel 8

Technische bouwsystemen

Eerste lid

systeemeisen

Geïmplementeerd middels nieuwe afdeling 6.13 van het Bouwbesluit 2012 (is in werking getreden m.i.v. 1 juli 2013)

 

Artikel 8, tweede lid

Slimme meetsystemen

Reeds geïmplementeerd door de novelle wijziging wetsvoorstel verbetering marktmodel (32 374) en de novelle wijziging wetsvoorstel implementatie energie-efficiëntie (32 373) als gevolg van implementatie van richtlijn nr. 2006/32/EG betreffende energie-efficiency bij het eindgebruik en energiediensten

 

Artikel 9

Bijna-energieneutrale gebouwen

Wijziging Bouwbesluit 2012

 

Artikel 10

Financiële stimulansen en marktbelemmeringen

Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie

 

Artikel 11 Energieprestatiecertificaten

Eerste tot en met vierde, zesde en zevende lid

Wijziging Besluit energieprestatie gebouwen, wijziging Regeling energieprestatie gebouwen

(in het Besluit energieprestatie gebouwen en Regeling energieprestatie gebouwen is reeds een systeem van energieprestatiecertificaten opgenomen. In een in voorbereiding zijn de wijziging van het besluit zijn de definities voor energieprestatie en energieprestatiecertificaat (opnieuw) opgenomen. In de onderhavige regeling zijn de nadere voorschriften omtrent energieprestatiecertificaten voor zogeheten utiliteitsgebouwen opgenomen.

 

Artikel 11, vijfde lid

Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie

 

Artikel 11, achtste lid

Wijziging Besluit energieprestatie gebouwen (in voorbereiding)

 

Artikel 11, negende lid

Behoeft uit zijn aard geen implementatie

 

Artikel 12

Afgifte energieprestatie- certificaten

Wijziging Besluit energieprestatie gebouwen, wijziging Regeling energieprestatie gebouwen

(in voorbereiding)

 

Artikel 13

Afficheren van energieprestatiecertificaten

Wijziging Besluit energieprestatie gebouwen (in voorbereiding)

 

Artikel 14

Keuring van verwarmingssystemen

Wordt niet omgezet in regelgeving. Er is gekozen voor de mogelijkheid van informatieverstrekking aan gebruikers

 

Artikel 15

Keuring van airconditioningsystemen

De keuring was reeds opgenomen in het Besluit energieprestatie gebouwen. Met een wijziging van het Besluit energieprestatie gebouwen (nieuwe artikel 3a.1) worden de bepalingen aangevuld conform de herziene richtlijn. Nadere voorschriften worden opgenomen in een wijziging van de Regeling energieprestatie gebouwen. Het wijzigingsbesluit en de wijzigingsregeling zijn thans technisch genotificeerd. Verwachte datum van inwerkingtreding is 1 december 2013.

 

Artikel 16

Verslagen over keuring van verwarmings- en aircosystemen

Met bovengenoemde wijziging van het Besluit energieprestatie gebouwen worden de bepalingen betreffende het keuringsverslag aangevuld conform de richtlijn.

 

Artikel 17

Onafhankelijke deskundigen

Is reeds geïmplementeerd in het Besluit energieprestatie gebouwen. Nadere voorschriften zijn opgenomen in de bij artikel 15 genoemde wijziging van de Regeling energieprestatie gebouwen.

 

Artikel 18

Onafhankelijk controlesysteem

(volgens bijlage II)

Op grond van artikel 93 van de Woningwet kan de minister voor Wonen en Rijksdienst ambtenaren aanwijzen voor het houden van toezicht op de verplichtingen die zijn opgenomen in het Besluit energieprestatie gebouwen

 

Artikel 19

Evaluatie

Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie

 

Artikel 20

Informatie

Eerste en tweede lid

Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie

 

Artikel 21 Raadpleging

Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie

 

Artikel 22 Aanpassing van bijlage I aan de technische vooruitgang

Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie

 

Artikel 23 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie

 

Artikel 24 Intrekking van de delegatie

Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie

 

Artikel 25 Bezwaren tegen gedelegeerde handelingen

Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie

 

Artikel 26 Comitéprocedure

Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie

 

Artikel 27 Sancties

Wijziging van de Woningwet (in voorbereiding)

 

Artikel 28 Omzetting

Er wordt aan gewerkt om zo spoedig mogelijk een volledige omzetting te realiseren

Artikelsgewijze toelichting

Onderdeel A

In onderdeel A worden twee nieuwe definities toegevoegd, de definitie voor een utiliteitsgebouw en voor een woning. Zoals hierboven in het algemeen deel van de toelichting uiteen is gezet, wordt het oorspronkelijke voorstel voor energielabels utiliteitsgebouwen dat dateert van november 2012 ongewijzigd ingevoerd. Het stelsel met vereenvoudigde labels voor woningen wordt naar verwachting per 1 januari 2015 ingevoerd.

Tot dusverre hadden de voorschriften voor het vaststellen en afgeven van labels betrekking op gebouwen, waaronder woningen en utiliteitsgebouwen.

Doordat de voorschriften ten aanzien van woningen vooralsnog ongewijzigd blijven terwijl de voorschriften voor het vaststellen en afgeven van energielabels voor utiliteitsgebouwen met deze wijziging worden aangepast conform de herziene EPBD, wordt een onderscheid aangebracht tussen het vaststellen van energielabels voor woningen en voor utiliteitsgebouwen. Daardoor is het tevens noodzakelijk definities op te nemen wat onder utiliteitsgebouwen en wat onder woningen wordt verstaan.

In de definitie van een utiliteitsgebouw is opgenomen dat een utiliteitsgebouw een gebouw is of een gedeelte daarvan, dat een gebruiksfunctie heeft als bedoeld in artikel 1.1, tweede en derde lid van het Bouwbesluit 2012 niet zijnde een woonfunctie als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van het Bouwbesluit 2012. Echter, een gebouw of een gedeelte daarvan met een woonfunctie voor zorg, bijvoorbeeld een verzorgingstehuis, wordt wel aangemekt als een utilititeitsgebouw.

In het Bouwbesluit 2012 wordt onder gebruiksfunctie verstaan de gedeelten van een of meer bouwwerken die eenzelfde gebruiksbestemming hebben en die tezamen een gebruikseenheid vormen. Die bouwwerken of gedeelten daarvan liggen op hetzelfde perceel of dezelfde standplaats. In een gebruiksfunctie vinden de voor die gebruiksfunctie kenmerkende activiteiten plaats. Het Bouwbesluit 2012 onderscheidt twaalf (hoofd)gebruiksfuncties (zie hiervoor het tweede lid van artikel 1.1 van het Bouwbesluit 2012). Deze gebruiksfuncties worden in het derde lid van artikel 1.1 van het Bouwbesluit nader ingedeeld in subgebruiksfuncties.

In de definitie voor woning is opgenomen dat dit een gebouw is of gedeelte daarvan met een woonfunctie als bedoeld in artikel 1.1, tweede en derde lid, van het Bouwbesluit 2012 met uitzondering van de woonfunctie voor zorg. Feitelijk vormt deze definitie het spiegelbeeld van de definitie voor een utiliteitsgebouw. Een woning is dus een gebouw of deel daarvan met een woonfunctie, met dien verstande dat een gebouw of deel daarvan met een woonfunctie voor zorg niet als woning wordt aangemerkt.

Overigens gelden op grond van artikel 2.2 van het Beg de verplichtingen ten aanzien van energielabels voor nieuwe en bestaande gebouwen waarop op grond van artikel 5.2 van het Bouwbesluit 2012 bij nieuwbouw van die gebouwen een energieprestatiecoëfficiënt van toepassing is of zou zijn.

Onderdeel B

Met deze wijzigingen van artikel 2 van de Reg wordt bewerkstelligd dat deze reeds bestaande voorschriften voor vaststellen en afgeven van energielabels uitsluitend betrekking hebben op woningen. De opnameprotocollen en de rekenmethodiek alsmede de lay-out van het energielabel voor woningen blijven ongewijzigd.

Onderdeel C

Artikel 2a

In het eerste lid is opgenomen dat een energielabel voor een utiliteitsgebouw moet worden vastgesteld en afgegeven door een energielabeladviseur met een geldig NL-EPBD procescertificaat.

Onder energielabeladviseur wordt hier verstaan het bedrijf met een geldig NL-EPBD procescertificaat waarmee voldaan wordt aan de BRL9500. De persoon die de opname en/of afmelding van het energielabel uitvoert, dient gediplomeerd te zijn als EPA-opnemer en/of EPA-adviseur (opnemers of adviseurs m.b.t. het energie prestatie advies), conform het gestelde in de BRL9500.

Tevens zijn in het eerste lid de diverse BRL9500 delen genoemd, met de data waarop deze vastgesteld zijn, die van toepassing zijn bij het vaststellen en afgeven van het energielabel. Nieuw is het deel 06 dat eisen stelt aan het energielabel voor gebouwen.

In het tweede lid van artikel 2a wordt verwezen naar het model (de lay-out) van het energielabel voor een utiliteitsgebouw. De lay-out van het energielabel voor utilitieitsgebouwen is op enkele punten aangepast ten opzichte van de lay-out zoals tot dusverre voorgeschreven in de Reg. Op het voorblad verandert de aanduiding van de (deels nieuwe) labelklassen A+ t/m A++++. Tevens zijn in het middelblok extra gegevens toegevoegd als naam adviseur, examennummer en KvK-nummer. In de bijlage is de energielabelklasse balk gewijzigd. Afhankelijk van welke methodiek wordt gebruikt (basismethodiek conform artikel 2b of detailmethodiek conform artikel 2c), wordt een deel van de balk ‘uitgegrijst’ zodat alleen het relevante deel goed zichtbaar is, waarin de energielabelklasse is aangegeven. Op het tweede blad van de layout van het energielabel wordt verwezen naar de website www.ep-online.nl. Dit is de toegangssite voor de nationale energielabel database van Agentschap NL. Hier kan gecontroleerd worden of voor gebouw een energielabel is afgegeven. Nieuw is dat via deze website ook toegang wordt verleend tot informatie over de energiebesparende maatregelen die vanaf pagina twee van het energielabel worden geadviseerd. Per maatregel wordt hier informatie gegeven over de kosten en de opbrengsten (energiebesparing) van een maatregel. Deze informatie wordt afgestemd op het betreffende gebouw.

Artikel 2b

In het eerste lid zijn de opnameprotocollen en de bepalingsmethodiek opgenomen met betreking tot energielabels voor utiliteitsgebouwen. Dit is de al in het algemeen deel van de toelichting genoemde basismethodiek. Deze basismethodiek is beschreven in de ISSO publicaties 75 (opnameprotocol en methodiek voor gebouw). Deze methodiek is in principe toepasbaar voor alle utiliteitsgebouwen, maar is bij uitstek geschikt voor bestaande bouw. Het energielabel dat conform deze methodiek wordt afgegeven kent een onderverdeling in de labelklassen A t/m G.

Het tweede lid bepaalt dat bij de bepaling van de energie-index, de gebruikte software moet voldoen aan de energie-index rekentesten van de basismethodiek zoals beschreven in de BRL9501, inclusief relevant wijzigingsblad.

Het derde lid bepaalt dat de energie-index conform een vastgestelde tabel wordt vertaald in een energielabelklasse. Deze klassen lopen van rood (energielabelklasse G, waarbij nog veel energiebesparende maatregelen mogelijk zijn) naar groen (energielabelklasse A, waarbij al veel energiebesparende maatregelen zijn genomen.

Artikel 2c

In artikel 2c zijn twee detailmethodieken opgenomen die beschreven is in de ISSO publicaties 75 (opnameprotocol gebouw), alsmede voor wat betreft de bepalingsmethodiek in de NEN normen NEN7120 EPG. Deze methodiek kan worden toegepast:

  • voor nieuw op te leveren utiliteitsgebouwen; dat betekent dat deze methodiek kan worden toegepast voor utiliteitsgebouwen die worden opgeleverd vanaf de datum van inwerkingtreding van deze regeling (1 juli 2014).

  • voor utiliteitsgebouwen die op basis van de basismethodiek in artikel 2a een energielabelklasse A hebben.

Voor gebouwen waarvoor de berekening EP;tot/EP;adm;tot;nb of Qpres;tot/Qpres;toel ten hoogste 1,35 is, kan de methodiek die is opgenomen in het tweede lid worden toegepast. De EPC berekening mag gebaseerd zijn op de oude normen voor utiliteitsgebouwen (NEN5128, resp, NEN2916), maar mag ook op de nieuwe NEN normen (NEN7120, NVN7125, NEN8088-1) gebaseerd zijn. Het vierde lid geeft aan dat bij de bepaling van de energie-index, de gebruikte software moet voldoen aan de EPC rekentesten van de detailmethodiek zoals beschreven in de BRL9501, inclusief relevant wijzigingsblad. Het vierde lid bepaalt dat de energie-index conform een vastgestelde tabel wordt vertaald in een energielabelklasse.

Onderdeel D

In artikel 6 van de regeling is een gelijkwaardigheidsbepaling opgenomen. Deze bepaling houdt in dat hoewel artikel 2.1 van het Besluit energieprestatie gebouwen een energielabel vereist tevens aan deze plicht kan worden voldaan indien de bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk gevoegde berekening of een gewaarmerkt afschrift van die berekening kan worden versterkt waaruit blijkt dat de woning voldoet aan de EPC. Dat moet dan de EPC zijn die van toepassing is op het moment van aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van het gebouw. Zo’n gewaarmerkte berekening mag niet ouder zijn dan 10 jaar.

Met de wijziging van dit artikel wordt bewerkstelligd dat deze gelijkwaardigheid nog uitsluitend van toepassing is op woningen. Tevens is in het artikel de verwijzing naar het Bouwbesluit geactualiseerd. Er wordt niet langer verwezen naar het Bouwbesluit 2003.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok.

Naar boven