TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
Deze regeling, een wijziging van de Regeling energieprestatie gebouwen (Reg) is een
uitwerking van een aantal voorschriften van het Besluit energieprestatie gebouwen
(Beg). Het betreft voorschriften voor het vaststellen en afgeven van energielabels
voor zogeheten utilititeitsgebouwen. Deze regeling vormt tevens de implementatie van
de artikelen 3 en 11, eerste en tweede lid, van de richtlijn 2010/31/EU van het Europees
Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen
(hierna: herziene EPBD) voor zover het utiliteitsgebouwen betreft. De EPBD heeft tot
doel het stimuleren van de verbeterde energieprestatie voor gebouwen in Europa, daarbij
rekening houdend met de klimatologische en plaatselijke omstandigheden buiten het
gebouw, de eisen voor het binnenklimaat en de kosteneffectiviteit.
In de brief ‘Toezeggingen en moties bouwregelgeving, energiebesparing en brandveiligheid’
van 16 mei 2013 (Kamerstukken II 2012/2013, 32 757, nr.63) is ingegaan op de verdere implementatie van de herziene EPBD. Daarin is onder meer
het beoogde traject tot totstandkoming van een vereenvoudigd energielabel voor woningen
uiteengezet. In de brief van de minister voor Wonen en Rijksdienst van 29 augustus
2013 (Kamerstukken II 2012/2013, 30 196, nr. 201) is bevestigd dat het oorspronkelijke voorstel met betrekking tot zogeheten utiliteitsgebouwen
van november 2012, zoals dat toen was opgenomen in het wetsvoorstel Kenbaarheid energieprestatie
gebouwen en een nieuwe Regeling energieprestatie gebouwen ongewijzigd wordt ingevoerd.
Voor het energielabel voor utiliteitsgebouwen is veel draagvlak in de markt. Veel
professionele gebouweigenaren zien het energielabel als een nuttig instrument bij
de verkoop en verhuur van utiliteitsgebouwen. Om deze reden worden deze wijzigingen
die voortkomen uit de herziene EPBD zo snel mogelijk geïmplementeerd.
In onderdeel 8 van dit algemeen deel van de toelichting is een transponeringstabel
opgenomen met een overzicht van de voor de implementatie van de herziene EPBD benodigde
wijzigingen in de regelgeving.
2. De onderhavige regeling als onderdeel van de implementatie
De herziene EPBD bevat bepalingen over minimumeisen aan nieuwbouw en ingrijpende renovatie
van bestaande gebouwen, technische bouwsystemen, keuring van airconditioningsystemen
en verwarmingsinstallaties, het proces naar bijna energieneutrale gebouwen en het
energielabel. De richtlijn verplicht de lidstaten sancties op te leggen bij het overtreden
van de nationale bepalingen.
Ter implementatie van deze richtlijn worden de Woningwet, het Besluit energieprestatie
gebouwen en het Bouwbesluit 2012, alsmede de bijbehorende ministeriële regelingen
gewijzigd.
Al sinds 1995 worden in Nederland minimumeisen gesteld voor nieuwbouw. Aanvullend
zijn sinds 1 juli 2013 ook minimumeisen voor ingrijpende renovaties en technische
bouwsystemen van kracht. Verder is per 1 december 2013 een wijziging van het Besluit
energieprestaties gebouwen (Beg) en de Regeling energieprestatie gebouwen (Reg) voorzien
waarmee de bepalingen omtrent keuringen van airconditioningsystemen worden geactualiseerd
conform de artikelen 15 tot en met 17 van de herziene EPBD. Deze artikelen hebben
betrekking op het doen laten plaatsvinden van keuringen van airconditioningsystemen.
Tevens zijn er inmiddels concrete afspraken met de branches voor installateurs en
ketelfabrikanten dat begin 2014 een vrijwillig systeem voor keuring van verwarminginstallaties
wordt opgestart, conform de eisen die de herziene EPBD daaraan stelt. Een wetsvoorstel
betreffende de introductie van een sanctie voor het niet overhandigen van een energielabel
bij verkoop en verhuur is eveneens in voorbereiding. Ten slotte volgt in 2014 nog
een aanpassing van het Beg en de Reg met betrekking tot de voorschriften omtrent energielabels
voor woningen nadat de Tweede Kamer akkoord is gegaan met de vereenvoudiging van het
energielabel voor woningen.
Met de thans voorgestelde wijziging van de Reg is de inhoud en de vormgeving van het
energielabel voor utiliteitsgebouwen nader uitgewerkt, alsmede de procesvereisten
die bij certificatie worden gesteld, de wijze waarop de energieprestatie van een utiliteitsgebouw
wordt bepaald en de aan de energielabeladviseur die het label afgeeft te stellen kwaliteitseisen.
3. Energielabels voor utiliteitsgebouwen
In paragraaf 2 van de Reg zijn de nadere voorschriften opgenomen ten aanzien van het
vaststellen van het energielabel en de energielabeladviseur die het energielabel afgeeft.
Het gaat daarbij om de eisen aan de certificering van de adviseur, de te gebruiken
opnameprotocollen, methodiek, software en lay-out van het energielabel.
Met de inwerkingtreding van deze regeling worden drie bepalingsmethodieken geïntroduceerd:
-
– de EI bepalingsmethode volgens ISSO 75.1 voor bestaande gebouwen
-
– de EPC bepalingsmethode NEN 7120 (en door deze methode aangewezen NVN 7125 en NEN
8088) voor nieuw opgeleverde gebouwen en grondig gerenoveerde gebouwen.
-
– de oudere EPC bepalingsmethode voor opgeleverde (nieuwe) gebouwen met een bouwvergunning
op basis van een oude EPC bepalingsmethode (indien deze EPC na opname blijkt te kloppen)
In artikel 2 worden de voorschriften voor de te gebruiken bepalingsmethodiek, de opnameprotocollen
en lay-out van het energielabel ten aanzien van woningen opgenomen. In artikel 2a
wordt een basismethodiek voor het vaststellen en afgeven van energielabels voor utliteitsgebouwen
opgenomen. Voor het bepalen van een energielabel moet ten minste worden voldaan aan
de voorschriften van dit artikel. Daarnaast wordt in artikel 2b een detailmethodiek
opgenomen voor het vaststellen van een energielabel voor utiliteitsgebouwen.
De basismethodiek is in feite de methodiek zoals deze tot het moment van inwerkingtreding
van deze regeling heeft bestaan. Deze methodiek was voorheen bekend onder de naam
‘EPA vereenvoudigd’. De nieuwe detailmethodiek is de methodiek die vastligt in de
publicaties van de NEN normen op het gebied van Energieprestatie van gebouwen (EPG
of NEN7120), Energiemaatregelen gebied (EMG of NVN7125) en Ventilatie (NEN8088-1),
in combinatie met de opnameprotocollen uit de ISSO publicaties 75. Deze NEN normen
worden sinds 1 juli 2012 gebruikt voor de EPC berekening ten behoeve van de bouwaanvraag.
De detailmethodiek, waarin verwezen wordt naar deze normen, is dan ook bij uitstek
geschikt voor nieuwe gebouwen, die opgeleverd worden. Tevens is de methodiek geschikt
voor bestaande gebouwen die een ingrijpende renovatie hebben ondergaan om te voldoen
aan een minimum EPC niveau of die in het bezit zijn van een label A volgens de basismethodiek.
Om de kwaliteit van de energielabeladviseur te garanderen zijn in 2011 afspraken gemaakt
met de branche om tenminste elke vijf jaar een herexamen te doen. De eis hiervoor
is niet opgenomen in deze regeling. Het wordt in eerste instantie aan de markt overgelaten
dit te organiseren.
4. Toetsing administratieve lasten, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
Met betrekking tot de administratieve lasten is een studie uitgevoerd. Bij de implementatie
van artikelen uit de richtlijn waar sprake is van beleidsruimte is steeds gekozen
voor het minst belastende alternatief als het gaat om administratieve lasten.
De methodiek uit het onderzoek is gebaseerd op de handleiding ‘Meten is Weten II’
van de Regiegroep Regeldruk uit juni 2008 en het ‘Standaardkostenmodel administratieve
lastendruk burger’, ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uit 2007.
In het onderzoek is gekeken naar de aanvullende administratieve lasten en uitvoeringskosten
als gevolg van de invoering van de herziene EPBD-richtlijn ten opzichte van de bestaande
verplichtingen uit de oude EPBD-richtlijn. Daarnaast is er een onderscheid gemaakt
tussen eenmalige en structurele administratieve lasten.
De structurele jaarlijkse administratieve lasten voor bedrijven als gevolg van het
verplichten van het energielabel bij oplevering van het gebouw zijn begroot op € 2,736
miljoen. Hierbij is uitgegaan van een jaarlijkse nieuwbouw van circa 5.700 utiliteitsgebouwen
(CBS-gegevens over bouwvergunningen nieuwbouw, gemiddeld over de jaren 2007, 2008
en 2009), en een aanname dat de gemiddelde kosten voor een energielabel € 480 bedragen
(bron: ‘Onderzoek naar de gevolgen van de EPBD recast voor Nederland’, PRC, juli 2009).
Gelet op het belang waarvoor deze wijzigingsregeling wordt doorgevoerd, zijn deze
kosten gerechtvaardigd.
Voor wat betreft toezicht en handhaving ten aanzien van de energielabels zal de instelling
waar de energielabels worden afgemeld steekproeven nemen uit de afgemelde energielabels
en deze naar een certificeringsinstelling sturen ten behoeve van kwaliteitscontrole.
Hiermee wordt kwaliteit van het energielabel zeker gesteld.
5. Gevolgde procedure en inspraak
Bij de totstandkoming van de regeling heeft veelvuldig contact plaatsgevonden met
de branche. Conceptversies van de regeling zijn becommentarieerd door een klankbordgroep
EPBD. Hierin zijn de bouw-, installatie- en advieswereld, de energiebedrijven en belangenorganisaties
van huurders en verhuurders vertegenwoordigd. In deze klankbordgroepen zitten vertegenwoordigers
van onder anderen Uneto-VNI, de NVKL (Nederlandse Vereniging Koudetechniek en Luchtbehandeling),
de Avepa (Associatie voor EPA-adviseurs), STEK (Stichting Emissiepreventie Koudetechniek),
KBI (Stichting Kwaliteitsborging Installatiesector) en ISSO (Kennisinstituut voor
de installatiesector).
De klankbordgroepen zijn geconsulteerd bij het gehele implementatieproces van de herziene
EPBD. Voorts is de wijziging besproken in het Overlegplatform Bouwregelgeving.
6. Notificatie
De ontwerpregeling is op 10 oktober 2013 gemeld aan de Commissie van de Europese Unie,
notificatienummer 2013-0558-NL ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn
nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni
1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften
en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals
gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217) (notificatierichtlijn).
De artikelen in deze regeling omtrent de keuringen bevatten mogelijk technische voorschriften
in de zin van deze richtlijn. Deze bepalingen zijn verenigbaar met het vrije verkeer
van goederen; zij zijn evenredig en waar nodig voorziet het Besluit energieprestatie
gebouwen in een gelijkwaardigheidsbepaling met het oog op de wederzijdse erkenning.
Er zijn geen opmerkingen gemaakt.
Melding aan het Secretariaat van de Wereldhandelsorganisatie ingevolge artikel 2,
negende lid, van de op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Overeenkomst inzake
technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235) heeft niet plaatsgevonden nu in casu geen sprake is van significante gevolgen voor
de handel.
7. Voorlichting
Het belang van voorlichting bij deze regeling is aanzienlijk. Er heeft veelvuldig
contact plaatsgevonden met vastgoedbranches en de bouw en adviessector, zoals IVBN
(belangenvereniging voor institutionele beleggers in Nederlands vastgoed), Neprom
(projectontwikkelaars) BouwendNederland (bouwbedrijven) en NEVAP (Nederlands Vastgoed
Exploitatie Platform) via diverse bijeenkomsten. Op website van het Lenteakkoord energiezuinige
nieuwbouw wordt aandacht besteed aan het nieuwe energielabel. Ook wordt voor de energieadviesbrachebranche
via de afgeschermde website www.elabel.info informatie verstrekt. Met het naderen van de datum van inwerkingtreding wordt de
communicatie naar de eigenaren en gebruikers van gebouwen geïntensiveerd. In het
kader van de voorlichting is een website http://www.agentschapnl.nl/onderwerpen/duurzaam-ondernemen/gebouwen/epbd--energielabel/energielabel-gebouwen ingericht worden waar deze regeling toegelicht wordt.
8. Transponeringstabel
Richtlijn nr. 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende
de energieprestatie van gebouwen (PbEU L153/13)
1.
|
Transponeringstabel
|
|
Bepaling in richtlijn 2010/31/EU
|
Bepaling in implementatieregelgeving of in bestaande regelgeving
|
|
Artikel 1
Onderwerp
|
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie
|
|
Artikel 2
Definities
|
Geïmplementeerd in artikel 1.1 van het Bouwbesluit 2012 (is in werking getreden m.i.v.
1 juli 2013), wijziging Besluit energieprestatie gebouwen
|
|
Artikel 3
Vaststelling methode voor berekening energieprestatie gebouwen
|
Geïmplementeerd met artikel 5.2 van het Bouwbesluit 2012, en met wijziging van de
Regeling energieprestatie gebouwen die nog in voorbereiding is. (in deze regeling
wordt deze methode wel al vastgesteld voor zover het utiliteitsgebouwen betreft)
|
|
Artikel 4
Vaststelling minimumeisen voor de energieprestaties
|
Reeds geïmplementeerd met afdeling 5.1 van het Bouwbesluit 2012
|
|
Artikel 5
Berekening kostenoptimale niveaus v/d minimumeisen inzake energieprestatie
|
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie
|
|
Artikel 6
Nieuwe gebouwen
|
Reeds geïmplementeerd met afdeling 5.1 van het Bouwbesluit 2012
|
|
Artikel 7
Ingrijpende renovatie bestaande gebouwen
|
Geïmplementeerd middels wijziging van artikel 5.6 van het Bouwbesluit 2012 (is in
werking getreden m.i.v. 1 juli 2013)
|
|
Artikel 8
Technische bouwsystemen
Eerste lid
systeemeisen
|
Geïmplementeerd middels nieuwe afdeling 6.13 van het Bouwbesluit 2012 (is in werking
getreden m.i.v. 1 juli 2013)
|
|
Artikel 8, tweede lid
Slimme meetsystemen
|
Reeds geïmplementeerd door de novelle wijziging wetsvoorstel verbetering marktmodel
(32 374) en de novelle wijziging wetsvoorstel implementatie energie-efficiëntie (32 373) als gevolg van implementatie van richtlijn nr. 2006/32/EG betreffende energie-efficiency
bij het eindgebruik en energiediensten
|
|
Artikel 9
Bijna-energieneutrale gebouwen
|
Wijziging Bouwbesluit 2012
|
|
Artikel 10
Financiële stimulansen en marktbelemmeringen
|
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie
|
|
Artikel 11 Energieprestatiecertificaten
Eerste tot en met vierde, zesde en zevende lid
|
Wijziging Besluit energieprestatie gebouwen, wijziging Regeling energieprestatie gebouwen
(in het Besluit energieprestatie gebouwen en Regeling energieprestatie gebouwen is
reeds een systeem van energieprestatiecertificaten opgenomen. In een in voorbereiding
zijn de wijziging van het besluit zijn de definities voor energieprestatie en energieprestatiecertificaat
(opnieuw) opgenomen. In de onderhavige regeling zijn de nadere voorschriften omtrent
energieprestatiecertificaten voor zogeheten utiliteitsgebouwen opgenomen.
|
|
Artikel 11, vijfde lid
|
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie
|
|
Artikel 11, achtste lid
|
Wijziging Besluit energieprestatie gebouwen (in voorbereiding)
|
|
Artikel 11, negende lid
|
Behoeft uit zijn aard geen implementatie
|
|
Artikel 12
Afgifte energieprestatie- certificaten
|
Wijziging Besluit energieprestatie gebouwen, wijziging Regeling energieprestatie gebouwen
(in voorbereiding)
|
|
Artikel 13
Afficheren van energieprestatiecertificaten
|
Wijziging Besluit energieprestatie gebouwen (in voorbereiding)
|
|
Artikel 14
Keuring van verwarmingssystemen
|
Wordt niet omgezet in regelgeving. Er is gekozen voor de mogelijkheid van informatieverstrekking
aan gebruikers
|
|
Artikel 15
Keuring van airconditioningsystemen
|
De keuring was reeds opgenomen in het Besluit energieprestatie gebouwen. Met een wijziging
van het Besluit energieprestatie gebouwen (nieuwe artikel 3a.1) worden de bepalingen
aangevuld conform de herziene richtlijn. Nadere voorschriften worden opgenomen in
een wijziging van de Regeling energieprestatie gebouwen. Het wijzigingsbesluit en
de wijzigingsregeling zijn thans technisch genotificeerd. Verwachte datum van inwerkingtreding
is 1 december 2013.
|
|
Artikel 16
Verslagen over keuring van verwarmings- en aircosystemen
|
Met bovengenoemde wijziging van het Besluit energieprestatie gebouwen worden de bepalingen
betreffende het keuringsverslag aangevuld conform de richtlijn.
|
|
Artikel 17
Onafhankelijke deskundigen
|
Is reeds geïmplementeerd in het Besluit energieprestatie gebouwen. Nadere voorschriften
zijn opgenomen in de bij artikel 15 genoemde wijziging van de Regeling energieprestatie
gebouwen.
|
|
Artikel 18
Onafhankelijk controlesysteem
(volgens bijlage II)
|
Op grond van artikel 93 van de Woningwet kan de minister voor Wonen en Rijksdienst
ambtenaren aanwijzen voor het houden van toezicht op de verplichtingen die zijn opgenomen
in het Besluit energieprestatie gebouwen
|
|
Artikel 19
Evaluatie
|
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie
|
|
Artikel 20
Informatie
Eerste en tweede lid
|
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie
|
|
Artikel 21 Raadpleging
|
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie
|
|
Artikel 22 Aanpassing van bijlage I aan de technische vooruitgang
|
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie
|
|
Artikel 23 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
|
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie
|
|
Artikel 24 Intrekking van de delegatie
|
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie
|
|
Artikel 25 Bezwaren tegen gedelegeerde handelingen
|
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie
|
|
Artikel 26 Comitéprocedure
|
Bepaling hoeft uit zijn aard geen implementatie
|
|
Artikel 27 Sancties
|
Wijziging van de Woningwet (in voorbereiding)
|
|
Artikel 28 Omzetting
|
Er wordt aan gewerkt om zo spoedig mogelijk een volledige omzetting te realiseren
|
Artikelsgewijze toelichting
Onderdeel A
In onderdeel A worden twee nieuwe definities toegevoegd, de definitie voor een utiliteitsgebouw
en voor een woning. Zoals hierboven in het algemeen deel van de toelichting uiteen
is gezet, wordt het oorspronkelijke voorstel voor energielabels utiliteitsgebouwen
dat dateert van november 2012 ongewijzigd ingevoerd. Het stelsel met vereenvoudigde
labels voor woningen wordt naar verwachting per 1 januari 2015 ingevoerd.
Tot dusverre hadden de voorschriften voor het vaststellen en afgeven van labels betrekking
op gebouwen, waaronder woningen en utiliteitsgebouwen.
Doordat de voorschriften ten aanzien van woningen vooralsnog ongewijzigd blijven terwijl
de voorschriften voor het vaststellen en afgeven van energielabels voor utiliteitsgebouwen
met deze wijziging worden aangepast conform de herziene EPBD, wordt een onderscheid
aangebracht tussen het vaststellen van energielabels voor woningen en voor utiliteitsgebouwen.
Daardoor is het tevens noodzakelijk definities op te nemen wat onder utiliteitsgebouwen
en wat onder woningen wordt verstaan.
In de definitie van een utiliteitsgebouw is opgenomen dat een utiliteitsgebouw een
gebouw is of een gedeelte daarvan, dat een gebruiksfunctie heeft als bedoeld in artikel
1.1, tweede en derde lid van het Bouwbesluit 2012 niet zijnde een woonfunctie als
bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van het Bouwbesluit 2012. Echter, een gebouw of
een gedeelte daarvan met een woonfunctie voor zorg, bijvoorbeeld een verzorgingstehuis,
wordt wel aangemekt als een utilititeitsgebouw.
In het Bouwbesluit 2012 wordt onder gebruiksfunctie verstaan de gedeelten van een
of meer bouwwerken die eenzelfde gebruiksbestemming hebben en die tezamen een gebruikseenheid
vormen. Die bouwwerken of gedeelten daarvan liggen op hetzelfde perceel of dezelfde
standplaats. In een gebruiksfunctie vinden de voor die gebruiksfunctie kenmerkende
activiteiten plaats. Het Bouwbesluit 2012 onderscheidt twaalf (hoofd)gebruiksfuncties
(zie hiervoor het tweede lid van artikel 1.1 van het Bouwbesluit 2012). Deze gebruiksfuncties
worden in het derde lid van artikel 1.1 van het Bouwbesluit nader ingedeeld in subgebruiksfuncties.
In de definitie voor woning is opgenomen dat dit een gebouw is of gedeelte daarvan
met een woonfunctie als bedoeld in artikel 1.1, tweede en derde lid, van het Bouwbesluit
2012 met uitzondering van de woonfunctie voor zorg. Feitelijk vormt deze definitie
het spiegelbeeld van de definitie voor een utiliteitsgebouw. Een woning is dus een
gebouw of deel daarvan met een woonfunctie, met dien verstande dat een gebouw of deel
daarvan met een woonfunctie voor zorg niet als woning wordt aangemerkt.
Overigens gelden op grond van artikel 2.2 van het Beg de verplichtingen ten aanzien
van energielabels voor nieuwe en bestaande gebouwen waarop op grond van artikel 5.2
van het Bouwbesluit 2012 bij nieuwbouw van die gebouwen een energieprestatiecoëfficiënt
van toepassing is of zou zijn.
Onderdeel B
Met deze wijzigingen van artikel 2 van de Reg wordt bewerkstelligd dat deze reeds
bestaande voorschriften voor vaststellen en afgeven van energielabels uitsluitend
betrekking hebben op woningen. De opnameprotocollen en de rekenmethodiek alsmede de
lay-out van het energielabel voor woningen blijven ongewijzigd.
Onderdeel C
Artikel 2a
In het eerste lid is opgenomen dat een energielabel voor een utiliteitsgebouw moet
worden vastgesteld en afgegeven door een energielabeladviseur met een geldig NL-EPBD
procescertificaat.
Onder energielabeladviseur wordt hier verstaan het bedrijf met een geldig NL-EPBD
procescertificaat waarmee voldaan wordt aan de BRL9500. De persoon die de opname en/of
afmelding van het energielabel uitvoert, dient gediplomeerd te zijn als EPA-opnemer
en/of EPA-adviseur (opnemers of adviseurs m.b.t. het energie prestatie advies), conform
het gestelde in de BRL9500.
Tevens zijn in het eerste lid de diverse BRL9500 delen genoemd, met de data waarop
deze vastgesteld zijn, die van toepassing zijn bij het vaststellen en afgeven van
het energielabel. Nieuw is het deel 06 dat eisen stelt aan het energielabel voor gebouwen.
In het tweede lid van artikel 2a wordt verwezen naar het model (de lay-out) van het
energielabel voor een utiliteitsgebouw. De lay-out van het energielabel voor utilitieitsgebouwen
is op enkele punten aangepast ten opzichte van de lay-out zoals tot dusverre voorgeschreven
in de Reg. Op het voorblad verandert de aanduiding van de (deels nieuwe) labelklassen
A+ t/m A++++. Tevens zijn in het middelblok extra gegevens toegevoegd als naam adviseur,
examennummer en KvK-nummer. In de bijlage is de energielabelklasse balk gewijzigd.
Afhankelijk van welke methodiek wordt gebruikt (basismethodiek conform artikel 2b
of detailmethodiek conform artikel 2c), wordt een deel van de balk ‘uitgegrijst’ zodat
alleen het relevante deel goed zichtbaar is, waarin de energielabelklasse is aangegeven.
Op het tweede blad van de layout van het energielabel wordt verwezen naar de website
www.ep-online.nl. Dit is de toegangssite voor de nationale energielabel database van Agentschap NL.
Hier kan gecontroleerd worden of voor gebouw een energielabel is afgegeven. Nieuw
is dat via deze website ook toegang wordt verleend tot informatie over de energiebesparende
maatregelen die vanaf pagina twee van het energielabel worden geadviseerd. Per maatregel
wordt hier informatie gegeven over de kosten en de opbrengsten (energiebesparing)
van een maatregel. Deze informatie wordt afgestemd op het betreffende gebouw.
Artikel 2b
In het eerste lid zijn de opnameprotocollen en de bepalingsmethodiek opgenomen met
betreking tot energielabels voor utiliteitsgebouwen. Dit is de al in het algemeen
deel van de toelichting genoemde basismethodiek. Deze basismethodiek is beschreven
in de ISSO publicaties 75 (opnameprotocol en methodiek voor gebouw). Deze methodiek
is in principe toepasbaar voor alle utiliteitsgebouwen, maar is bij uitstek geschikt
voor bestaande bouw. Het energielabel dat conform deze methodiek wordt afgegeven kent
een onderverdeling in de labelklassen A t/m G.
Het tweede lid bepaalt dat bij de bepaling van de energie-index, de gebruikte software
moet voldoen aan de energie-index rekentesten van de basismethodiek zoals beschreven
in de BRL9501, inclusief relevant wijzigingsblad.
Het derde lid bepaalt dat de energie-index conform een vastgestelde tabel wordt vertaald
in een energielabelklasse. Deze klassen lopen van rood (energielabelklasse G, waarbij
nog veel energiebesparende maatregelen mogelijk zijn) naar groen (energielabelklasse
A, waarbij al veel energiebesparende maatregelen zijn genomen.
Artikel 2c
In artikel 2c zijn twee detailmethodieken opgenomen die beschreven is in de ISSO publicaties
75 (opnameprotocol gebouw), alsmede voor wat betreft de bepalingsmethodiek in de NEN
normen NEN7120 EPG. Deze methodiek kan worden toegepast:
-
– voor nieuw op te leveren utiliteitsgebouwen; dat betekent dat deze methodiek kan worden
toegepast voor utiliteitsgebouwen die worden opgeleverd vanaf de datum van inwerkingtreding
van deze regeling (1 juli 2014).
-
– voor utiliteitsgebouwen die op basis van de basismethodiek in artikel 2a een energielabelklasse
A hebben.
Voor gebouwen waarvoor de berekening EP;tot/EP;adm;tot;nb of Qpres;tot/Qpres;toel
ten hoogste 1,35 is, kan de methodiek die is opgenomen in het tweede lid worden toegepast.
De EPC berekening mag gebaseerd zijn op de oude normen voor utiliteitsgebouwen (NEN5128,
resp, NEN2916), maar mag ook op de nieuwe NEN normen (NEN7120, NVN7125, NEN8088-1)
gebaseerd zijn. Het vierde lid geeft aan dat bij de bepaling van de energie-index,
de gebruikte software moet voldoen aan de EPC rekentesten van de detailmethodiek zoals
beschreven in de BRL9501, inclusief relevant wijzigingsblad. Het vierde lid bepaalt
dat de energie-index conform een vastgestelde tabel wordt vertaald in een energielabelklasse.
Onderdeel D
In artikel 6 van de regeling is een gelijkwaardigheidsbepaling opgenomen. Deze bepaling
houdt in dat hoewel artikel 2.1 van het Besluit energieprestatie gebouwen een energielabel
vereist tevens aan deze plicht kan worden voldaan indien de bij de aanvraag om een
omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk gevoegde berekening of een gewaarmerkt
afschrift van die berekening kan worden versterkt waaruit blijkt dat de woning voldoet
aan de EPC. Dat moet dan de EPC zijn die van toepassing is op het moment van aanvraag
om een omgevingsvergunning voor het bouwen van het gebouw. Zo’n gewaarmerkte berekening
mag niet ouder zijn dan 10 jaar.
Met de wijziging van dit artikel wordt bewerkstelligd dat deze gelijkwaardigheid nog
uitsluitend van toepassing is op woningen. Tevens is in het artikel de verwijzing
naar het Bouwbesluit geactualiseerd. Er wordt niet langer verwezen naar het Bouwbesluit
2003.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
S.A. Blok.