Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 15 augustus 2014, nr. MBO/643941, houdende instelling van de Tijdelijke adviescommissie regionaal investeringsfonds mbo (Instellingsbesluit Tijdelijke adviescommissie regionaal investeringsfonds mbo)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en, voor zover het betreft het beroepsonderwijs op het gebied van landbouw, natuurlijke omgeving en voedsel, Minister van Economische Zaken;

b. commissie:

tijdelijke adviescommissie, bedoeld in artikel 2;

c. regeling:

Regeling regionaal investeringsfonds mbo.

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1. Er is een Tijdelijke adviescommissie regionaal investeringsfonds mbo.

  • 2. De commissie wordt ingesteld met ingang van 1 juni 2014 en wordt opgeheven per 1 juni 2017.

  • 3. De commissie heeft tot taak:

    • a. subsidieaanvragen te beoordelen op basis van de beoordelingscriteria, bedoeld in artikel 20 en 21 van de regeling;

    • b. subsidieaanvragen die voldoen aan de criteria, bedoeld onder a, te rangschikken volgens de voorschriften, bedoeld in artikel 22 van de regeling;

    • c. de Minister te adviseren over de subsidieverstrekking, bedoeld in artikel 8 en voor zover van toepassing artikel 16, van de regeling;

    • d. rapporten uit te brengen als bedoeld in artikel 8, derde lid.

  • 4. De commissie adviseert de Minister, telkens na afloop van een aanvraagperiode als bedoeld in artikel 18 van de regeling binnen 10 weken over de binnengekomen aanvragen.

  • 5. Leden van de commissie zijn ook na 1 juni 2017 te consulteren door de Minister in verband met de rechten en plichten die voortvloeien uit de in het derde lid genoemde taken van de commissie.

Artikel 3. Samenstelling, benoeming en ontslag

  • 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en ten hoogste negen andere leden.

  • 2. De voorzitter en de overige leden worden door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap benoemd en, in voorkomend geval, geschorst of tussentijds ontslagen.

  • 3. De voorzitter of een ander lid kan worden geschorst of tussentijds ontslagen indien:

    • a. daarom door de betreffende persoon is verzocht;

    • b. het functioneren van de voorzitter of het lid daartoe aanleiding geeft; of

    • c. gebleken is dat de onafhankelijkheid van de voorzitter of het lid niet gewaarborgd is.

  • 4. Bij tussentijds ontslag van een lid kan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een ander lid benoemen.

  • 5. Een lid neemt niet deel aan de beoordeling van of advisering over een subsidieaanvraag, indien het de beoordeling van of het advies over een aanvraag betreft, waarbij dat lid een persoonlijk of zakelijk belang heeft.

Artikel 4. Leden

Tot leden van de commissie worden benoemd:

  • a. de heer drs. A. Kraaijeveld te Haarlem, tevens voorzitter;

  • b. mevrouw dr. M.J.M. van den Berg te Rotterdam;

  • c. de heer drs. W.A. van Bruggen te Weert;

  • d. mevrouw. dr. W.D. Bult-Spiering te Enschede;

  • e. de heer bc. P. Dirckx te Wessem;

  • f. de heer drs. J.W. Koole te Haarlem;

  • g. mevrouw Y. Moerman van Heel te ’s-Hertogenbosch;

  • h. de heer drs. B.P.A. Schippers MBA te Leiden;

  • i. mevrouw H.C.W. Verhoeven-van Lierop te Grathem;

  • j. mevrouw dr. M.J.H. van der Weiden te Utrecht.

Artikel 5. Secretariaat

  • 1. De commissie wordt ondersteund door een secretariaat.

  • 2. Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de commissie.

  • 3. In het secretariaat wordt voorzien door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 6. Werkwijze

  • 1. De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 2. De commissie kan zich, na toestemming van de Minister, door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

Artikel 7. Informatieplicht

De commissie verstrekt aan de Minister desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen. De Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 8. Advies

  • 1. De commissie brengt per aanvraagperiode, bedoeld in artikel 18 van de regeling, een advies uit aan de Minister.

  • 2. Het advies bevat:

    • a. een omschrijving van de aanvragen die als voldoende of als onvoldoende zijn beoordeeld;

    • b. een ranglijst van de voldoende beoordeelde aanvragen, als bedoeld in artikel 2, derde lid;

    • c. een draagkrachtige motivering per beoordeling.

  • 3. De commissie brengt per aanvraagperiode als bedoeld in artikel 18 van de regeling een verslag uit over de wijze waarop de beoordeling heeft plaatsgevonden.

Artikel 9. Vergoeding

  • 1. De vergoeding van de voorzitter van de commissie bedraagt 333 euro per dagdeel.

  • 2. De vergoeding van de overige leden bedraagt 256 euro per dagdeel per beoordeelde aanvraag.

Artikel 10. Kosten van de commissie

De kosten van de commissie komen, voor zover goedgekeurd, voor rekening van de Minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen en voor secretariële ondersteuning.

Artikel 11. Openbaarmaking

Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de commissie worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de Minister uitgebracht of overgedragen.

Artikel 12. Archiefbescheiden

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de Directie Middelbaar Beroepsonderwijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 13. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juni 2014.

  • 2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 juni 2017.

Artikel 14. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Tijdelijke adviescommissie regionaal investeringsfonds mbo.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

TOELICHTING

Algemeen

Op 24 april 2014 is de Regeling Regionaal investeringsfonds mbo in werking getreden (Staatscourant van 23 april 2014, nr. 11234). Op grond van deze regeling kunnen aanvragen worden ingediend voor subsidie voor publiek-private samenwerking. Op grond van artikel 19 van deze regeling stelt de Minister een onafhankelijke beoordelingscommissie in die is belast met het beoordelen van de aanvragen. Deze commissie adviseert de Minister over de ingediende subsidieaanvragen. Dit besluit strekt tot instelling van deze tijdelijke adviescommissie.

Aan dit besluit zijn geen structurele of eenmalige administratieve lasten verbonden, omdat het besluit de instelling van een commissie betreft, waarmee geen informatieverplichtingen gemoeid zijn.

Artikelen

Artikel 2. Instelling en taak

De adviescommissie bestaat uit een voorzitter en leden, die door de Minister worden benoemd voor de periode 9 juni 2014 tot en met 1 juli 2017. De commissie beoordeelt de aanvragen voor de publiek-private samenwerking aan de hand van de volgende criteria uit de regeling:

  • a. verbetering aansluiting beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt;

  • b. samenwerking en draagvlak;

  • c. uitvoerbaarheid en haalbaarheid;

  • d. duurzaamheid; en

  • e. financiering.

Aanvragen dienen voor elk van de criteria ten minste voldoende te zijn beoordeeld om in aanmerking te komen voor toekenning. Deze aanvragen worden door de commissie gerangschikt. De Minister kan vervolgens, indien het totaal van de aanvragen dat voldoet aan de voorwaarden van deze regeling het subsidieplafond voor het betreffende kalenderjaar, bedoeld in artikel 4 van de regeling, overschrijdt, op basis van de rangschikking één of meer aanvragen afwijzen.

De aanvragen voor het doelmatiger organiseren van het opleidingenaanbod worden niet gerangschikt. Wanneer de subsidieaanvraag voor publiek-private samenwerking is toegekend en het plan voor doelmatiger organiseren voldoende wordt beoordeeld, wordt dit onderdeel van de subsidieaanvraag eveneens gehonoreerd.

Aan het samenwerkingsverband wordt de mogelijkheid geboden om – als daarop door de aanvrager prijs wordt gesteld – in een presentatie de subsidieaanvraag aan een deel van de commissie mondeling toe te lichten. Deze presentatie is niet verplicht. De commissie kan verdiepende vragen stellen naar aanleiding van de aanvraag en de eventuele presentatie.

De commissie heeft na afloop van een aanvraagperiode maximaal 10 weken om haar advies uit te brengen aan de Minister zodat de Minister binnen de in de regeling gestelde termijn van 16 weken na de aanvraagperiode kan beslissen over de aanvragen.

Op grond van lid vijf is het mogelijk voor de Minister om ook nadat de commissie is opgeheven, in geval van bijvoorbeeld bezwaar en beroep, de leden van de commissie te raadplegen.

Artikel 3. Samenstelling, benoeming en ontslag

De commissieleden worden benoemd vanwege hun deskundigheid op het gebied van het beroepsonderwijs en publiek-private samenwerking. De commissie is divers samengesteld met leden met specifieke deskundigheid op het gebied van bedrijfsleven, beroepsonderwijs of overheid.

Artikel 6. Werkwijze

Bij ‘andere personen’ (tweede lid) kan worden gedacht aan experts op de relevante onderwerpen, inclusief, op persoonlijke titel, ambtelijke deskundigen.

Artikel 8.Advies

Het uitbrengen van een verslag, bedoeld in het derde lid, is van belang om zicht te houden op de effectiviteit van de regeling en de werkwijze van de commissie.

Artikel 9. Vergoeding

De leden van de beoordelingscommissie ontvangen een vergoeding die is gebaseerd op het aantal dagdelen dat zij besteden aan besprekingen met de gehele commissie en een vergoeding van het een dagdeel per te beoordelen aanvraag. De toelichtende presentatie van die betreffende aanvraag is bij dat dagdeel inbegrepen.

De voorzitter ontvangt een vergoeding die is gebaseerd op het aantal dagdelen voor het voorzitten van de vergaderingen met de gehele commissie. Omdat de voorzitter de aanvragen niet beoordeelt ontvangt deze geen vergoeding per aanvraag.

De vergoedingen zijn in overeenstemming met de Circulaire Vergoedingen adviescolleges en commissies (Staatscourant van 9 februari 2009, nr. 1967).

Artikel 13. Inwerkingtreding

Aan het voorliggende besluit wordt terugwerkende kracht verleend, gelet op het feit dat de aanvraagperiode, bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de regeling is gesloten en de commissie feitelijk reeds begonnen is met haar werkzaamheden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Naar boven