Besluit van de Sociale verzekeringsbank van 23 juni 2014 houdende controlevoorschriften als bedoeld in artikel 8g van de Remigratiewet (Controlevoorschriften Remigratiewet)

De Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank,

Gelet op artikel 8g, eerste lid, van de Remigratiewet;

Gelet op de goedkeuring van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 juni 2014;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. wet:

de Remigratiewet;

b. SVB:

de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

c. basisvoorziening:

een of meer van de voorzieningen, bedoeld in artikel 3 van de wet zoals dat luidde vóór de inwerkingtreding van de Wet van 13 juli 2013 tot wijziging van de Remigratiewet (heroverweging Remigratiewet, Stb. 2013, 331);

d. remigratie-uitkering:

de uitkering, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet;

e. remigratievoorzieningen:

de voorzieningen, bedoeld in artikel 4 van de wet;

f. wezenuitkering:

de uitkering, bedoeld in artikel 5, derde lid, van de wet;

g. remigrant:

de persoon, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder h, van de wet, die aanspraak heeft op een basisvoorziening of remigratievoorzieningen;

h. partner:

de persoon, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, dan wel artikel 1, tweede lid, van de wet;

i. gewezen partner:

degene die aanspraak heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 5, eerste of tweede lid, van de wet;

j. kind:

het kind, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder d, dan wel artikel 1, derde lid, van de wet;

k. wees:

het kind dat aanspraak heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 5, derde lid, van de wet.

Artikel 2

  • 1. Dit besluit is van toepassing op:

    • a. de remigrant;

    • b. de gewezen partner van de remigrant;

    • c. de wees dan wel zijn wettelijke vertegenwoordiger.

  • 2. De SVB past de artikelen 4, 5, 6 en 7 uitsluitend toe voorzover dit noodzakelijk is voor een juiste uitvoering van de wet en de hierop berustende bepalingen.

HOOFDSTUK 2. VERPLICHTINGEN

Artikel 3

De in artikel 2, eerste lid, bedoelde persoon stelt de SVB binnen vier weken in kennis van een wijziging in het adres, het burgerservicenummer of het sociaalfiscaal nummer van zichzelf dan wel zijn partner.

Artikel 4

  • 1. Op verzoek van de SVB legt de remigrant binnen de door de SVB gestelde termijn:

    • a. een door een bevoegde autoriteit gewaarmerkte verklaring inzake het in leven zijn, de burgerlijke staat en de feitelijke gezinssituatie van de remigrant en zijn eventuele partner of kinderen;

    • b. bewijsstukken met betrekking tot het al dan niet voeren van een gezamenlijke huishouding met een partner;

    • c. bewijsstukken met betrekking tot door de remigrant of zijn partner ontvangen uitkeringen welke op de remigratie-uitkering in mindering worden gebracht;

    • d. andere door de SVB gevraagde bewijsstukken welke van belang zijn voor de vaststelling van het recht op, dan wel de hoogte of de uitbetaling van de basisvoorziening en de remigratievoorzieningen en waarover de remigrant redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 2. Op verzoek van de SVB legt de gewezen partner van de remigrant binnen de door de SVB gestelde termijn over:

    • a. een door de bevoegde autoriteiten gewaarmerkte verklaring inzake het in leven zijn;

    • b. bewijsstukken met betrekking tot door de gewezen partner ontvangen uitkeringen welke op de remigratie-uitkering in mindering worden gebracht;

    • c. andere door de SVB gevraagde bewijsstukken welke van belang zijn voor de vaststelling van het recht op, dan wel de hoogte of de uitbetaling van de remigratievoorzieningen en waarover de gewezen partner redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 3. Op verzoek van de SVB legt de wees, dan wel zijn wettelijke vertegenwoordiger, binnen de door de SVB gestelde termijn over:

    • a. een door de bevoegde autoriteiten gewaarmerkte verklaring inzake het in leven zijn;

    • b. andere door de SVB gevraagde bewijsstukken welke van belang zijn voor de vaststelling van het recht op, dan wel de hoogte of de uitbetaling van de remigratievoorzieningen en waarover de wees, dan wel zijn wettelijke vertegenwoordiger, redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 4. Indien de SVB verzoekt om overlegging van een origineel document, stelt de in artikel 2, eerste lid, bedoelde persoon dit tevens voor het maken van een kopie ter beschikking.

Artikel 5

De in artikel 2, eerste lid, bedoelde persoon beantwoordt vragen van de SVB binnen een door de SVB gestelde termijn.

Artikel 6

De in artikel 2, eerste lid, bedoelde persoon verschijnt na een oproep van de SVB op een door de SVB te bepalen kantoor en verstrekt de gevraagde gegevens.

Artikel 7

De in artikel 2, eerste lid, bedoelde persoon maakt controle mogelijk door personen die daarmee door de SVB zijn belast.

HOOFDSTUK 3. SLOTBEPALINGEN

Artikel 8

Het Besluit van de Sociale verzekeringsbank van 28 april 2000 houdende controlevoorschriften als bedoeld in artikel 8g van de Remigratiewet wordt ingetrokken.

Artikel 9

Deze voorschriften treden in werking met ingang van 1 juli 2014.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Controlevoorschriften Remigratiewet.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Amstelveen, 23 juni 2014

De voorzitter van de Raad van bestuur, N.A. Vermeulen

TOELICHTING

Algemene toelichting

1. Inleiding

Per 1 juli 2014 is voorzien in een ingrijpende aanpassing van de Remigratiewet en de onderliggende regelgeving. In de Staatsbladen 2013, 331 en 2014, 99 zijn de Wet van 10 juli 2013 tot wijziging van de Remigratiewet (heroverweging Remigratiewet) en het Remigratiebesluit (Besluit van 1 maart 2014 houdende voorschriften ter uitvoering van de Remigratiewet en tot wijziging van enige andere algemene maatregelen van bestuur) gepubliceerd. De Remigratieregeling (Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 maart 2014, 2014-0000033986, tot vaststelling van nadere regels omtrent de uitvoering van de Remigratiewet en het Remigratiebesluit) is gepubliceerd in de Staatscourant van 21 maart 2014, nr. 7964. Artikel 8g, eerste lid, van de wet verleent aan de SVB de bevoegdheid controlevoorschriften vast te stellen. De controlevoorschriften mogen niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is voor een juiste uitvoering van de Remigratiewet en behoeven op grond van artikel 8g, derde lid, van de wet de goedkeuring van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Dit besluit bevat de bedoelde controlevoorschriften. Personen die recht hebben op voorzieningen als bedoeld in de Remigratiewet zijn op grond van artikel 8g, tweede lid, van de wet verplicht de controlevoorschriften op te volgen. Als de verplichtingen die in de controlevoorschriften worden opgelegd, niet of niet behoorlijk worden nagekomen, heeft dit consequenties voor het recht op de voorzieningen of de uitbetaling daarvan. Op grond van artikel 6d, eerste lid, onder c, van de wet, worden de remigratievoorzieningen geschorst als de SVB het gegronde vermoeden heeft dat de controlevoorschriften niet of niet behoorlijk zijn nagekomen. Voorts is de SVB op grond van artikel 6c van de wet verplicht het besluit tot toekenning van de basisvoorzieningen en de remigratievoorzieningen te wijzigen of in te trekken als op grond van het niet nakomen van de controlevoorschriften de voorzieningen ten onrechte of tot een te hoog bedrag zijn verleend, dan wel niet kan worden vastgesteld in hoeverre nog recht op remigratievoorzieningen bestaat.

2. Verhouding tussen controlevoorschriften en mededelingsplicht

De SVB kan slechts correcte uitkeringen toekennen en uitbetalen als zij beschikt over de juiste en volledige gegevens. Om dit te bereiken verplicht artikel 5a van de wet de remigrant en, voorzover van toepassing, zijn partner en hun kinderen dan wel hun wettelijke vertegenwoordiger en degenen die na overlijden van de rechthebbende een verzoek indienen om uitbetaling van hetgeen nog aan remigratie-uitkeringen verschuldigd is, de SVB onverwijld uit eigen beweging, dan wel op verzoek, mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan het hem of haar redelijkerwijs duidelijk is dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op of de hoogte van de remigratievoorzieningen.

Daarnaast heeft de SVB in artikel 8g, eerste lid, van de wet de bevoegdheid gekregen om controlevoorschriften vast te stellen. In deze voorschriften is vastgelegd op welke manieren de rechthebbende op een remigratievoorziening (dan wel, als het om een minderjarige gaat, diens wettelijke vertegenwoordiger) moet meewerken aan algemene of op het individuele geval gerichte controles door de SVB. Deze verplichting bestaat ongeacht het antwoord op de vraag of er een wijziging in de omstandigheden heeft plaatsgevonden die van invloed kan zijn op de remigratievoorzieningen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om het tijdig beantwoorden van vragen van de SVB, het verstrekken van bewijsmateriaal en het ter inzage geven van documenten.

Indien sprake is van schending van de mededelingsplicht van artikel 5a van de wet kan de SVB op grond van de artikelen 6aa en 6b van de wet een maatregel of een bestuurlijke boete opleggen. De SVB kan op basis van artikel 6aa van de wet een maatregel opleggen indien de remigrant, zijn partner, hun kinderen of hun wettelijke vertegenwoordiger de informatie- en controleverplichtingen, bedoeld in artikel 5a of 8g, tweede lid, van de wet, niet, niet behoorlijk of niet tijdig nakomen. In gevallen waarin de formulieren bijvoorbeeld niet tijdig worden teruggestuurd is een maatregel meer gepast dan een bestuurlijke boete. De SVB legt op grond van artikel 6b van de wet een bestuurlijke boete op indien de informatie- en controleverplichtingen van artikel 5a van de wet niet of niet behoorlijk worden nagekomen. De bestuurlijke boete heeft een bestraffend karakter en wordt bijvoorbeeld opgelegd in gevallen waarin een remigrant uit eigen beweging geen melding maakt van veranderingen in zijn situatie waardoor hij een te hoge remigratievoorziening blijft ontvangen. Indien de SVB een maatregel oplegt, kan zij niet tevens een bestuurlijke boete opleggen.

Toelichting per artikel

Artikel 1

In dit artikel wordt een omschrijving gegeven van een aantal begrippen die in de voorschriften worden gebruikt. Hierbij is aansluiting gezocht bij de definities in de wet. Op grond van onderdeel g wordt onder remigrant onder andere verstaan degene die aanspraak heeft op een remigratie-uitkering of een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 4, tweede lid van de wet. Een remigrant kan aanspraak hebben op een remigratie-uitkering zonder dat hieraan een aanspraak op een tegemoetkoming is verbonden. Dit is het geval als de remigrant voor 1 april 2000 is geremigreerd, als hij verplicht verzekerd is krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en daarmee de Zorgverzekeringswet (Zvw), of als hij op grond van een internationale regeling aanspraak kan maken op verstrekkingen op kosten van de Zvw. Aanspraak op een tegemoetkoming kan echter alleen bestaan als de remigrant tevens aanspraak heeft op een remigratie-uitkering. Het is evenwel mogelijk dat deze laatste niet tot uitbetaling komt omdat de remigrant een samenlopende Nederlandse socialeverzekeringsuitkering ontvangt, die op grond van artikel 6 van het Remigratiebesluit op de remigratie-uitkering in mindering moet worden gebracht.

Artikel 2

Op grond van artikel 8g, tweede lid, van de wet zijn de personen die aanspraak hebben op de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 4, 5 en 11 van de wet, verplicht de voorschriften op te volgen die de SVB ten behoeve van een doelmatige controle stelt. Hetzelfde geldt voor personen die aanspraak hebben op de voorzieningen als bedoeld in artikel 1, onder c. De betreffende rechthebbenden zijn de remigrant, de partner van de remigrant die na diens overlijden of na beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding met de remigrant recht heeft op een geïndividualiseerde uitkering zoals voorzien in artikel 5, eerste en tweede lid van de wet, en de wees die recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 5, derde lid van de wet. De rechthebbende wees is per definitie minderjarig en het zal dus zijn wettelijke vertegenwoordiger zijn die feitelijk verantwoordelijk is voor het nakomen van de verplichtingen van de wees.

De controlevoorschriften mogen op grond van artikel 8g van de wet niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is voor een juiste uitvoering van de Remigratiewet. Dit beginsel is in het tweede lid nog eens expliciet vastgelegd door te bepalen dat de SVB belanghebbenden uitsluitend om medewerking verzoekt, oproept en controleert, voor zover dit noodzakelijk is voor een juiste uitvoering van de Remigratiewet en de hierop berustende bepalingen.

Artikel 3

Het is voor de SVB van belang tijdig op de hoogte te zijn van een wijziging in het adres van de remigrant of de partner. De SVB moet immers gericht kunnen corresponderen en controleren. Als het burgerservicenummer of het sociaalfiscaal nummer van de remigrant of de partner wijzigt, moet dit aan de SVB worden meegedeeld. Als de SVB niet van de wijziging op de hoogte wordt gesteld, kan dit een efficiënte controle bij andere instanties, zoals de Belastingdienst of het UWV, verhinderen.

Artikelen 4 en 5

In een aantal gevallen neemt de SVB initiatieven om de juistheid van verstrekte gegevens vast te stellen. Zo kan de SVB na een melding van een wijziging door de belanghebbende gerichte vragen stellen of om nadere bewijsstukken vragen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als een uitkeringsgerechtigde meldt dat de gezamenlijke huishouding die hij met zijn partner voerde, is ontbonden. Ook kan de SVB uit eigen beweging om gegevens of bewijsstukken verzoeken, bijvoorbeeld in het kader van periodieke herhalingsonderzoeken. Het belangrijkste onderzoek in dit kader is het jaarlijkse onderzoek naar het in leven zijn en de burgerlijke staat en gezinssituatie van de gerechtigde en zijn eventuele gezinsleden (de zogenaamde levensbewijsprocedure). De SVB stuurt hiertoe een formulier naar de gerechtigde met het verzoek dit in te vullen, te ondertekenen en door een bevoegde autoriteit te doen waarmerken. Daarbij wordt vermeld welke autoriteit het bewijs mag waarmerken.

In alle gevallen stelt de SVB een voor de belanghebbende redelijke termijn waarin deze aan het verzoek van de SVB moet voldoen. De SVB kan, analoog aan het voorschrift van artikel 4:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht alleen verzoeken om bewijsstukken waarover de belanghebbende redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Dit betekent niet dat het alleen kan gaan om documenten waarop de belanghebbende zonder meer de hand kan leggen. Van de belanghebbende kan een redelijke mate van inspanning worden gevergd om de beschikking over het gevraagde document te krijgen.

Artikel 6

In uitzonderlijke gevallen kan de SVB een gerechtigde oproepen om op een kantoor te verschijnen. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om het kantoor van een Nederlandse vertegenwoordiging of een andere locatie die de gerechtigde in redelijkheid kan bereiken. De SVB roept de belanghebbende op binnen een voor de belanghebbende redelijke termijn.

Artikel 7

In enkele bestemmingslanden functioneren attachés voor sociale zaken. Deze attachés zijn onder andere belast met controlewerkzaamheden in het kader van de Remigratiewet. Ook kan het voorkomen dat een medewerker vanuit Nederland naar een bestemmingsland wordt gezonden om daar in opdracht van de SVB tijdelijk controlewerkzaamheden te verrichten. Deze functionarissen moeten de persoon bedoeld in artikel 2 ten behoeve van een doelmatige controle kunnen bereiken. Deze persoon moet al het redelijkerwijs mogelijke doen om op het aangekondigde moment bereikbaar te zijn. Controle op de gezinssituatie van de belanghebbende kan noodzakelijk zijn om het voortbestaan van het recht op remigratievoorzieningen dan wel de hoogte hiervan vast te stellen. De belanghebbende is verplicht de controlefunctionaris op zijn verzoek in zijn huis toe te laten teneinde deze controle uit te voeren.

Naar boven