Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2014, 17949 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2014, 17949 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Economische Zaken,
Gelet op de artikelen 4, aanhef en onderdelen a, b, d, g en h, 5, 6, eerste lid, 10, 16, 17, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, derde en vierde lid, 19, 23, eerste lid, onderdeel c, en 50, vierde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies;
Besluit:
De Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen wordt als volgt gewijzigd:
A
Na hoofdstuk 9 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
innovatieve starter van wie de economische activiteiten rechtstreeks en onmiddellijk voortkomen uit onderzoek van een universiteit, een academisch ziekenhuis als bedoeld in onderdeel j van de Bijlage behorende bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, een onderzoeksorganisatie als bedoeld in artikel 4.1 van het Reglement NWO 2002, een onderzoeksinstituut van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, het Nederlands Kanker Instituut, het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek te Nijmegen, onderzoekers van de Dubble-bundellijn bij de European Synchrotron Radiation Facility te Grenoble, Frankrijk, het Naturalis Biodiverity Center, of het Advanced Research Centre for NanoLithography, hetgeen blijkt uit een overeenkomst gesloten tussen de innovatieve starter en de desbetreffende universiteit, het desbetreffende academisch ziekenhuis, de desbetreffende onderzoeksorganisatie of het desbetreffende onderzoeksinstituut;
experimentele ontwikkeling als bedoeld in paragraaf 2.2, onder g, van het O&O&I-steunkader;
ondernemer als bedoeld in paragraaf 5.4 van het O&O&I-steunkader;
Communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie nr. 2006/C 323/01 (PbEU 2006, C 323);
persoon die in het kader van een vernieuwingsfasetraject of een vroegefasetraject van plan is na uitvoering van het vernieuwingsfaseplan of het vroegefaseplan aan de aanvrager van de subsidie financiering te verstrekken voor een bedrag dat ten minste gelijk is aan het bedrag van de maximale hoofdsom, bedoeld in de artikelen 9a.5, 9a.10 en 9a.15, voor de fase na de vernieuwingsfase of de vroegefase;
document waarin:
a. de aanvrager van de subsidie uiteenzet op welke wijze en op welke termijn een uitvinding, een resultaat van een onderzoek, een idee of een concept zo kan worden ontwikkeld dat de toekomstige investeerder in staat is te besluiten tot de voorgenomen financiering, of;
b. indien het gaat om een uiteenzetting van een academische innovatieve starter, de vragen van toekomstige financiers omtrent de ontwikkeling worden beantwoord zodat de toekomstige financiers over financiering kunnen besluiten;
samenhangend geheel van activiteiten beschreven in het vroegefaseplan;
document waarin wordt uiteengezet op welke wijze en op welke termijn de MKB-ondernemer door experimentele ontwikkeling komt tot de ontwikkeling of de verdere ontwikkeling van een product, proces of dienst op basis waarvan de toekomstige investeerder definitief kan besluiten tot financiering van het vervolgtraject;
samenhangend geheel van activiteiten beschreven in het vernieuwingsfaseplan.
Een subsidie die op grond van dit hoofdstuk wordt verstrekt valt onder het O&O&I-steunkader.
1. Het formulier voor het indienen van een aanvraag om subsidie door een MKB-ondernemer is opgenomen in bijlage 9a.1.
2. Het formulier voor het indienen van een aanvraag om subsidie door een innovatieve starter is opgenomen in bijlage 9a.2.
3. Het formulier voor het indienen van een aanvraag om subsidie door een academische innovatieve starter is opgenomen in bijlage 9a.3.
4. De uitvoeringsovereenkomst, bedoeld in artikel 9a.8 bestaat uit een samenstelling van de standaardbepalingen die zijn opgenomen in bijlage 9a.4 en andere bepalingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van dit hoofdstuk.
5. De uitvoeringsovereenkomst, bedoeld in de artikelen 9a.13 en 9a.20 bestaat uit een samenstelling van de standaardbepalingen die zijn opgenomen in bijlage 9a.5 en andere bepalingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van dit hoofdstuk.
1. De minister verstrekt op aanvraag een subsidie in de vorm van een geldlening aan een MKB-ondernemer ten behoeve van de financiering van een vernieuwingsfasetraject.
2. Bij zijn aanvraag legt de MKB-ondernemer een verklaring van een toekomstige investeerder over die is opgesteld overeenkomstig het model dat in bijlage 9a.6 is opgenomen.
3. De termijn, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onder c, van het Kaderbesluit EZ-subsidies bedraagt 24 maanden.
4. Geen subsidie wordt verstrekt:
a. indien voor het vernieuwingsfasetraject reeds door de minister subsidie is verstrekt;
b. indien met de uitvoering van het vernieuwingsfasetraject is begonnen voor de datum van de aanvraag.
1. De subsidie bestaat uit een geldlening voor een bedrag gelijk aan:
a. 35 procent van de door de MKB-ondernemer die een middelgrote onderneming in stand houdt voorziene kosten van het vernieuwingsfasetraject doch ten hoogste € 122.500;
b. 45 procent van de door de MKB-ondernemer die een kleine onderneming in stand houdt voorziene kosten van het vernieuwingsfasetraject doch ten hoogste € 157.500.
2. De kosten gemaakt door de MKB-ondernemer als natuurlijke persoon worden berekend door het aantal uren dat hij ten behoeve van het vernieuwingstraject heeft gemaakt te vermenigvuldigen met een vast uurtarief.
3. Het vaste uurtarief bedoeld in het tweede lid is € 35 per uur.
1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
a. indien het vernieuwingsfasetraject geen experimentele ontwikkeling vormt;
b. indien aannemelijk is dat de MKB-ondernemer de financiering waarvoor de aanvraag is ingediend zelf heeft of kan verkrijgen bij anderen;
c. indien onvoldoende aannemelijk is dat de toekomstige investeerder aan de hand van het vernieuwingsfaseplan het plan heeft opgevat de MKB-ondernemer te financieren of de toekomstige investeerder daar naar verwachting niet toe in staat zal zijn;
d. voor zover de begrote kosten van het vernieuwingsfasetraject hoger zijn dan € 350.000 of
1°. lager zijn dan € 142.000 indien de MKB-ondernemer een middelgrote onderneming in stand houdt, of
2°. lager zijn dan € 110.000 indien de MKB-ondernemer een kleine onderneming in stand houdt;
e. indien onvoldoende vertrouwen bestaat dat de MKB-ondernemer een vernieuwingsfasetraject in uitvoeringstechnische zin zo zal kunnen voltooien dat hij financiering voor de fase na het vernieuwingsfasetraject zal kunnen verkrijgen van de toekomstige investeerder;
f. indien onvoldoende vertrouwen bestaat dat de MKB-ondernemer de geldlening bedoeld in artikel 9a.4, eerste lid, kan terugbetalen.
1. De subsidieverlening vindt plaats onder de opschortende voorwaarde dat de uitvoeringsovereenkomst die bij de beschikking tot verlening van de subsidie is gevoegd en uit hoofde waarvan de geldlening wordt verstrekt binnen twee weken na die beschikking is ondertekend door de MKB-ondernemer.
2. De subsidie wordt ambtshalve vastgesteld.
1. De minister verstrekt op aanvraag een subsidie in de vorm van een geldlening aan een innovatieve starter ten behoeve van de financiering van een vroegefasetraject.
2. Bij zijn aanvraag legt de innovatieve starter een verklaring van een toekomstige investeerder over die is opgesteld overeenkomstig het model dat in bijlage 9a.6 is opgenomen.
3. De termijn, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onder c, van het Kaderbesluit EZ-subsidies bedraagt 24 maanden.
4. Geen subsidie wordt verstrekt:
a. indien voor het vroegefasetraject reeds door de minister subsidie is verstrekt;
b. indien met de uitvoering van het vroegefasetraject is begonnen voor de datum van de aanvraag.
1. De subsidie bestaat uit een geldlening voor een bedrag gelijk aan het totaal van de door de innovatieve starter voorziene kosten voor het vroegefasetraject doch ten hoogste € 350.000.
2. De kosten gemaakt door de innovatieve starter als natuurlijke persoon worden berekend door het aantal uren dat hij ten behoeve van het vroegefasetraject heeft gemaakt te vermenigvuldigen met een vast uurtarief.
3. Het vaste uurtarief bedoeld in het tweede lid is € 35 per uur.
De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
a. indien aannemelijk is dat de innovatieve starter de financiering waarvoor de aanvraag is ingediend zelf heeft of kan verkrijgen bij anderen;
b. indien onvoldoende aannemelijk is dat de toekomstige investeerder aan de hand van het vroegefaseplan het plan heeft opgevat de innovatieve starter te financieren of de toekomstige investeerder daar naar verwachting niet toe in staat zal zijn;
c. voor zover de voorziene kosten van het vroegefasetraject hoger zijn dan € 350.000 of lager zijn dan € 50.000;
d. indien onvoldoende vertrouwen bestaat dat de innovatieve starter het vroegefasetraject in uitvoeringstechnische zin zo zal kunnen voltooien dat hij financiering voor de fase na het vroegefasetraject zal kunnen verkrijgen van de toekomstige investeerder;
e. indien onvoldoende vertrouwen bestaat dat de innovatieve starter de geldlening bedoeld in artikel 9a.9, eerste lid, kan terugbetalen.
De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.
1. De subsidieverlening vindt plaats onder de opschortende voorwaarde dat de uitvoeringsovereenkomst die bij de beschikking tot verlening van de subsidie is gevoegd en uit hoofde waarvan de geldlening wordt verstrekt binnen twee weken na die beschikking is ondertekend door de innovatieve starter.
2. De subsidie wordt ambtshalve vastgesteld.
1. De minister verstrekt op aanvraag een subsidie in de vorm van een geldlening aan een academische innovatieve starter ten behoeve van de financiering van een vroegefasetraject.
2. Bij zijn aanvraag legt de academische innovatieve starter:
a. een rapport van een haalbaarheidsstudie over;
b. een overeenkomst over als bedoeld in de definitie van academische innovatieve starter in artikel 9a.1.
3. De termijn, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onder c, van het Kaderbesluit EZ-subsidies bedraagt 24 maanden.
4. Geen subsidie wordt verstrekt:
a. indien voor het vroegefasetraject reeds door de minister subsidie is verstrekt;
b. indien met de uitvoering van het vroegefasetraject is begonnen voor de datum van de aanvraag.
1. De subsidie bestaat uit een geldlening voor een bedrag gelijk aan het totaal van de door de academische innovatieve starter voorziene kosten voor het vroegefasetraject doch ten hoogste € 250.000.
2. De kosten gemaakt door de academische innovatieve starter als natuurlijke persoon worden berekend door het aantal uren dat hij ten behoeve van het vroegefasetraject heeft gemaakt te vermenigvuldigen met een vast uurtarief.
3. Het vaste uurtarief bedoeld in het tweede lid is € 35 per uur.
De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
a. indien aannemelijk is dat de academische innovatieve starter de financiering waarvoor de aanvraag is ingediend niet zelf heeft of kan verkrijgen bij anderen;
b. voor zover de voorziene kosten van het vroegefasetraject hoger zijn dan € 250.000 of lager dan zijn € 50.000;
c. indien onvoldoende vertrouwen bestaat dat de academische innovatieve starter het vroegefasetraject in uitvoeringstechnische zin zo zal kunnen voltooien dat hij financiering voor de fase na het vroegefasetraject zal kunnen verkrijgen;
d. indien onvoldoende vertrouwen bestaat dat de academische innovatieve starter de geldlening, bedoeld in artikel 9a.14, eerste lid, kan terugbetalen.
1. Er is een Adviescommissie vroegefasefinanciering academische innovatieve starters die tot taak heeft de minister op zijn verzoek te adviseren omtrent de beoordeling van de aanvragen op grond van de afwijzingsgronden voor aanvragen, bedoeld in de artikelen 22 en 23 van het Kaderbesluit EZ-subsidies en 9a.16, en de rangschikkingscriteria, bedoeld in artikel 9a.19.
2. De commissie bestaat uit ten minste 3 en ten hoogste 20 leden.
3. De voorzitter en de andere leden van de commissies worden door de minister voor een termijn van ten hoogste 2 jaar benoemd.
De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen.
1. De minister rangschikt de aanvragen waarop niet met toepassing van artikel 9a.16 afwijzend is beslist, zodanig dat een vroegefasetraject hoger gerangschikt wordt naarmate:
a. het commercieel perspectief van het vroegefasetraject groter is;
b. de wetenschappelijke innovativiteit van het vroegefasetraject groter is;
c. de kwaliteit van de academische innovatieve starter en het wetenschappelijk team dat betrokken is bij het vroegefasetraject hoger is;
d. de kwaliteit van het vroegefasetraject hoger is.
2. Voor de rangschikking telt het criterium, genoemd in onderdeel a, voor 40 procent en de criteria, genoemd in de onderdelen b tot en met d, elk voor 20 procent.
1. De subsidieverlening aan een academische innovatieve starter vindt plaats onder de opschortende voorwaarde dat de uitvoeringsovereenkomst die bij de beschikking tot verlening van de subsidie subsidiebeschikking is gevoegd en uit hoofde waarvan de geldlening wordt verstrekt binnen acht weken na die beschikking tot verlening van de subsidie is ondertekend door de academische innovatieve starter.
2. De subsidie wordt ambtshalve vastgesteld.
B
De bijlagen 1, 2, 3, 4, 5 en 6 worden toegevoegd.
In de tabel in artikel 1 van de Tijdelijke regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2014 worden na rij 1.6 de volgende rijen ingevoegd:
1.7 |
Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen |
9a.4 |
MKB-ondernemer |
01-07-2014 t/m 01-12-2014 |
2.250.000 |
1.8 |
Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen |
9a.9 |
innovatieve starter |
01-07-2014 t/m 01-12-2014 |
2.250.000 |
1.9 |
Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen |
9a.14 |
academische innovatieve starter |
01-09-2014 t/m 01-10-2014 |
1.900.000 |
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 24 juni 2014
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp
In het ondernemingssplan, inclusief vernieuwingsfaseplan geeft u aan hoe u verwacht uw bedrijf substantieel te laten groeien met het nieuwe product, proces of de dienst dat u in de markt wilt zetten. Voor de onderbouwing van het ondernemingsplan gebruikt u actuele gegevens. U gaat onder andere in op de volgende aspecten:
– Productpropositie en onderscheidend vermogen
– Beschrijving van de markt; klanten, marktontwikkelingen (cq trends), concurrenten
– Beschrijving van de oprichters/ondernemers; geschiedenis, track record; persoonlijke sterkt/zwakte; netwerk
– Beschrijving van de bedrijfsactiviteiten in algemene zin; organigram met de juridische structuur en aandelen-verhoudingen
– SWOT ananalyse.
– Beschrijving van de activiteiten (inclusief planning) die worden uitgevoerd in het vernieuwingsfasetraject en welke resultaten (logische mijlpalen en daarbij een kwantificering van tussentijdse doelstellingen) deze dienen op te leveren, zodanig dat het ondernemingsplan gevalideerd is en verder gefinancierd wordt.
Maak een cashflow prognose – financiële voorspelling van de in- en uitgaande geldstromen van de onderneming – voor een periode van maximaal 8 jaar. Maak op basis van deze prognose inzichtelijk op welke momenten, welke middelen ter beschikking staan voor het aflossen van de lening, voor nieuwe investeringen, etc.
De maximale looptijd voor de uitvoering van het vernieuwingsfaseplan is 2 jaar, de maximale looptijd van de subsidie in de vorm van een lening is 8 jaar.
De aflossing van de lening (de hoofdsom en de lopende rente) betaalt u terug in zes jaarlijkse termijnen. De eerste termijn wordt afgelost drie jaar na inwerkingtreding geldleningovereenkomst.
In deze bijlage geeft u een overzicht van de kosten van het vernieuwingsfasetraject – zoals uiteengezet in het vernieuwingsfaseplan – zijnde kosten voor experimentele zoals bedoeld in het O&O&I-steunkader:
(a) personeelskosten (onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het vernieuwingsfasetraject bezighouden);
(b) kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het vernieuwingsfasetraject worden gebruikt;
(c) kosten van huisvesting voor zover en voor zolang huisvesting voor het vernieuwingsfasetraject wordt gebruikt;
(d) kosten van contractonderzoek, technische kennis en octrooien die tegen marktprijzen worden verworven bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, mits de transactie conform het arm's length-beginsel plaatsvindt en kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het vernieuwingsfasetraject worden gebruikt;
(e) extra algemene vaste kosten die rechtstreeks uit het vernieuwingsfasetraject voortvloeien;
(f) andere exploitatiekosten, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het vernieuwingsfasetraject voortvloeien;
Uit de jaarrekening, openingsbalans of aangifte inkomstenbelasting dient te blijken dat er niet voldoende liquide middelen beschikbaar zijn om de uitvoering van het vernieuwingsfasetraject geheel zelf te financieren.
Voor kleine ondernemingen geldt een eigen bijdrage van 55% (max. subsidiepercentage 45%), voor middelgrote ondernemingen geldt een eigen bijdrage van 65% (max. subsidiepercentage 35%).
Sluit bij een recent gewaarmerkt uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van de aanvrager waaruit blijkt (i) dat de onderneming is opgericht, (ii) wie de bevoegde functionaris(sen) van de onderneming is respectievelijk zijn en (III) wie de aandeelhouder(s) is respectievelijk zijn.
Om te toetsen of uw organisatie een mkb-onderneming (klein of middelgroot) is, kunt u gebruik maken van de online mkb-toets op de website van Europese Commissie: mkb-toets. Print en onderteken de resultaatpagina en voeg deze toe, incl. de bijlagen.
Voeg de getekende intentieverklaring van uw toekomstige investeerder toe. In deze verklaring dient specifiek (concreet) te zijn opgenomen welke resultaten het vernieuwingsfasetraject moet opleveren, zodanig dat uw financier het definitieve commitment voor de vervolgfinanciering na uitvoering van het vernieuwingsfaseplan afgeeft.
De omvang van de vervolgfinanciering dient ten minste gelijk te zijn aan het bedrag van de gevraagde geldlening.
U kunt hiervoor gebruik maken van model (bijlage….)
Voeg bewijsstukken waaruit blijkt dat de toekomstige investeerder over voldoende financiële draagkracht beschikt om de financiële toezegging aan de aanvrager na kan komen inclusief de bron van de financiering (zoals jaarrekeningen inclusief accountantsrapporten over het meest recente boekjaar).
In het ondernemingsplan, inclusief vroegefaseplan geeft u aan hoe u verwacht uw bedrijf substantieel te laten groeien met het nieuwe product, proces of de dienst dat u in de markt wilt zetten. Voor de onderbouwing van het ondernemingsplan gebruikt u actuele gegevens. U gaat onder andere in op de volgende aspecten:
– Productpropositie en onderscheidend vermogen
– Beschrijving van de markt; klanten, marktontwikkelingen (cq trends), concurrenten
– Beschrijving van de oprichters/ondernemers; geschiedenis, track record; persoonlijke sterkt/zwakte; netwerk
– Beschrijving van de bedrijfsactiviteiten in algemene zin; organigram met de juridische structuur en aandelen-verhoudingen
– SWOT ananalyse.
– Beschrijving van de activiteiten (inclusief planning) die worden uitgevoerd in het vroegefasetraject en welke resultaten (logische mijlpalen en daarbij een kwantificering van tussentijdse doelstellingen) deze dienen op te leveren, zodanig dat het ondernemingsplan gevalideerd is en verder gefinancierd wordt.
Maak een cashflow prognose – financiële voorspelling van de in- en uitgaande geldstromen van de onderneming – voor een periode van maximaal 8 jaar. Maak op basis van deze prognose inzichtelijk op welke momenten, welke middelen ter beschikking staan voor het aflossen van de lening, voor nieuwe investeringen, etc.
De maximale looptijd voor de uitvoering van het vroegefaseplan is 2 jaar, de maximale looptijd van de subsidie in de vorm van een lening is 8 jaar.
De aflossing van de lening (de hoofdsom en de lopende rente) betaalt u terug in zes jaarlijkse termijnen. De eerste termijn wordt afgelost drie jaar na inwerkingtreding geldleningovereenkomst.
In deze bijlage geeft u een overzicht van de kosten van het vroegefasetraject, zoals uiteengezet in het vroegefase plan en gespecificeerd naar activiteit en naar type kosten (loonkosten, kosten materialen/hulpmiddelen, kosten derden, etc.).
Uit de jaarrekening, openingsbalans of aangifte inkomstenbelasting dient te blijken dat er niet voldoende liquide middelen beschikbaar zijn om de uitvoering van het vroegefasetraject te financieren.
Sluit bij een recent gewaarmerkt uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van de aanvrager waaruit blijkt (i) dat de onderneming is opgericht of in oprichting is, (ii) wie de bevoegde functionaris(sen) van de onderneming is respectievelijk zijn en (III) wie de aandeelhouder(s) is respectievelijk zijn.
We moeten vaststellen of uw bedrijf een innovatieve onderneming is. Dat kunt u aantonen met:
* de S&O-verklaring; u ontvangt deze verklaring wanneer u gebruik maakt van de WBSO (Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk) en/of de RDA (Research en Development Aftrek).
* verklaring van onafhankelijke accountant: uw uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling bedragen ten minste 15% van de totale exploitatiekosten in ten minsten één van de drie voorafgaande jaren
Voeg de getekende verklaring van uw toekomstige investeerder toe. In de overeenkomst dient specifiek (concreet) te zijn opgenomen welke resultaten het vroegefasetraject moet opleveren, zodanig dat uw toekomstig investeerder het definitieve commitment voor de financiering na het traject afgeeft.
De omvang van de vervolgfinanciering dient ten minste gelijk te zijn aan het bedrag van de gevraagde geldlening.
U kunt hiervoor gebruik maken van model (bijlage….)
Voeg bewijsstukken waaruit blijkt dat de toekomstige investeerder over voldoende financiële draagkracht beschikt om de financiële toezegging aan de aanvrager na kan komen inclusief de bron van de financiering (zoals jaarrekeningen inclusief accountantsrapporten over het meest recente boekjaar).
In het vroegefaseplan geeft u aan hoe u verwacht uw bedrijf substantieel te laten groeien met het nieuwe product, proces of de dienst dat u in de markt wilt zetten. Voor de onderbouwing van het vroegefaseplan gebruikt u actuele gegevens. U gaat onder andere in op de volgende aspecten:
– Beschrijving van het onderzoek waaruit de kennis is voorgekomen die aan de basis ligt van dit vroegefasetraject. Uit de beschrijving moet duidelijk naar voren komen wat de wetenschappelijke waarde is van dit onderzoek.
– Productpropositie en onderscheidend vermogen;
– Beschrijving van de markt; klanten, marktontwikkelingen/trends, concurrenten;
– Beschrijving van de oprichters/ondernemers: geschiedenis, track record, netwerk, persoonlijke sterkte/zwakte analyse, plan t.a.v. coaching en begeleiding;
– Beschrijving van de bedrijfsdoelen en bedrijfsactiviteiten in algemene zin: organigram met de juridische structuur en aandelenverhoudingen;
– Beschrijving van IP-positie en IP-strategie (overdracht, licentie of anders) voor een periode van 5-10 jaar;
– Kasstroomprognose: financiële voorspelling van de in- en uitgaande geldstromen van de onderneming voor een periode van 5 jaar te rekenen vanaf het moment van aanvraag of in geval de onderneming nog niet gestart vanaf de beoogde start van de onderneming. Maak op basis van deze prognose inzichtelijk op welke momenten, welke middelen ter beschikking staan voor het aflossen van de lening, voor nieuwe investeringen, etc;
– Beschrijving van de activiteiten (inclusief tijdsplanning) die worden uitgevoerd binnen het Take-Off fase 2 – vroegefasetraject en welke resultaten (logische mijlpalen en daarbij een kwantificering van tussentijdse doelstellingen) deze dienen op te leveren, zodanig dat het beoogde doel (financiering van de onderneming na afloop van het vroegefasetraject gefinancierd door derden) wordt bereikt;
– Begroting Take-Off fase 2 – vroegefasetraject; overzicht van de kosten van het Take-Off fase 2 – vroegefasetraject gespecificeerd naar activiteit en naar type kosten (loonkosten, kosten materialen/hulpmiddelen, kosten derden, etc.).
– SWOT-analyse vroegefaseplan;
Het vroegefaseplan is ook van belang voor het bepalen of u een innovatieve starter bent in de zin van het O&O&I-steunkader1, art. 5.4. Voor zover u niet kunt aantonen dat het percentage van uw onderzoeks- en ontwikkelingskosten van uw onderneming meer is dan 15%, zult u in uw vroegefaseplan een uiteenzetting moeten geven van wat u in de voorzienbare toekomst aan producten, diensten of procedés zal ontwikkelen die technologisch nieuw zijn of een wezenlijke verbetering inhouden ten opzichte van de state-of-the-art in uw sector in de Europese Unie en die een risico op technologische of industriële mislukking inhouden. Op basis van deze uiteenzetting kan de Adviescommissie Vroegefasefinanciering academische innovatieve starters een evaluatie verrichten. Deze commissie bestaat uit externe deskundigen die op basis van uw informatie zullen toetsen of u voldoet aan de definitie van innovatieve starter en de Minister van Economische Zaken daarover adviseren. Het niet voldoen aan de vereisten in het O&O&I-steunkader betekent immers dat de aanvraag moet worden afgewezen aangezien de subsidie uitsluitend kan worden verstrekt aan een innovatieve starter in de zin van het O&O&I-steunkader.Indien u beschikt over een S&O verklaring2 kan deze eveneens dienen als bewijs dat u een innovatieve starter bent.
Om te toetsen of uw organisatie een kleine onderneming is, kunt u gebruik maken van de online mkb-toets op de website van Europese Commissie: http://flt.uwe.be/. Print en onderteken de resultaatpagina en voeg deze toe.
Voeg de getekende overeenkomst tussen u en de samenwerkende onderzoeks- of kennisinstelling toe. In de overeenkomst dient een beschrijving te zijn opgenomen van de totale bijdrage die de instelling levert aan het project. Dit kan omvatten: afspraken over IP, gebruik van faciliteiten, inzet van medewerkers van de instelling, coaching en begeleiding door de instelling of holding daarvan, deelname en zeggenschap over de starter door de instelling of holding daarvan, eventuele andere vormen van betrokkenheid van de kennisinstelling.
Rapport van haalbaarheidsstudie waaruit blijkt dat 1) de proof-of-principle/werking is aangetoond en 2) dat het beoogde product/ proces of de beoogde dienst potentieel commercieel perspectief heeft.
Dit zijn brieven van derden, zoals private investeerders of toekomstige klanten, waarin zij hun vertrouwen uitspreken in uw Take-Off fase 2 – vroegefasetraject.
DE ONDERGETEKENDEN:
1. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken,
hierna te noemen: Leninggever;
2. [rechtspersoon: naam] 3,
statutair gevestigd te (plaats) en kantoorhoudende te (plaats) aan (adres en postcode) vertegenwoordigd door haar bestuurder(s) de heer/mevrouw (naam), en ....., ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer (nummer),
OF
2. [personenvennootschap: naam],
kantoorhoudende te (plaats) aan (adres en postcode) ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer (nummer),
OF
2. [natuurlijk persoon: handelende onder de bedrijfsnaam]
Kantoorhoudende te (plaats) aan (adres en postcode) ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer (nummer)4,
OF
2. [natuurlijk persoon niet handelende onder een bedrijfsnaam: naam, adres, beroep],
hierna te noemen: Leningnemer;
hierna tezamen ook genoemd: Partijen;
hebben het volgende overwogen:
A. Bij beschikking van [datum], met kenmerk [kenmerk], heeft de Minister van Economische Zaken, aan Leningnemer subsidie verleend in de vorm van een geldlening voor een maximum bedrag groot EUR [bedrag] voor de financiering van de uitvoering van een vernieuwingsfasetraject op grond van artikel 9a.4 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen;
B. Partijen willen de bij de onder A genoemde subsidiebeschikking behorende uitvoeringsovereenkomst sluiten.
C. Leningnemer heeft in het kader van zijn subsidieaanvraag op basis waarvan de onder A genoemde subsidie is verleend een verklaring als bedoeld in artikel 9a.4, tweede lid, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen overgelegd waaruit blijkt dat [naam, [eventueel: statutair gevestigd te (plaats) en kantoorhoudende te (plaats) aan (adres en postcode) ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer (nummer)]] het voornemen heeft om bij het succesvol verlopen van het vernieuwingsfasetraject een bedrag groot EUR [bedrag] te investeren in de onderneming van betrokkene.
Partijen komen het volgende overeen
1. In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
– kosten vernieuwingsfasetraject zijnde kosten voor experimentele ontwikkeling zoals bedoeld in het O&O&I-steunkader:
(a) personeelskosten (onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het vernieuwingsfasetraject bezighouden);
(b) kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het vernieuwingsfasetraject worden gebruikt;
(c) kosten van huisvesting voor zover en voor zolang huisvesting voor het vernieuwingsfasetraject wordt gebruikt;
(d) kosten van contractonderzoek, technische kennis en octrooien die tegen marktprijzen worden verworven bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, mits de transactie conform het arm's length-beginsel plaatsvindt en kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het vernieuwingsfasetraject worden gebruikt;
(e) extra algemene vaste kosten die rechtstreeks uit het vernieuwingsfasetraject voortvloeien;
(f) andere exploitatiekosten, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het voorfastrajectvoortvloeien;
– EU-referentierente: de referentievoet, bedoeld in de Mededeling van de Commissie van 19 januari 2008 over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (PbEU 2008, C 14), zoals laatstelijk vastgesteld voor Nederland;
– subsidieaanvraag: volledig ingevulde en door Leningnemer ondertekende formulier voor het indienen van een aanvraag om subsidie op grond van artikel 9a.4, eerste lid, van de Subsdieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en het daarbij overgelegde voorfaseplan en de daarbij overgelegde gegevens en documenten op basis waarvan Leningnemer subsidie heeft ontvangen op grond van hoofdstuk 9a van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen;
– subsidiebeschikking: beschikking van de Minister van Economische Zaken op grond van hoofdstuk 9a van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen van [datum], met kenmerk [kenmerk].
2. Voor de toepassing en de uitleg van deze overeenkomst zijn de begripsbepalingen die voorkomen in het Kaderbesluit EZ-subsidies en de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
Leninggever verstrekt aan Leningnemer een lening (hierna: VFF-lening) in contanten met een hoofdsom groot maximaal EUR [bedrag], welke lening Leningnemer aanvaardt, met inachtneming van de bepalingen van deze overeenkomst.
De VFF-lening is uitsluitend bestemd voor het financieren van maximaal 35%5 van de kosten van de uitvoering van het vernieuwingsfasetraject.
1. Leningnemer ontvangt de eerste tranche van de hoofdsom, groot [pm bedrag],6 binnen 14 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst op het (door hem opgegeven) rekeningnummer ......
2. Leningnemer ontvangt uitsluitend een tweede tranche, nadat hij met inachtneming van artikel 7, tweede lid, ten genoegen van Leninggever heeft aangetoond dat hij voor de uitvoering van het vernieuwingsfasetraject ten minste 100/357 maal [pm bedrag eerste tranche] aan kosten heeft gemaakt en betaald.
3. Het als tweede tranche van de hoofdsom te verstrekken bedrag is groot [pm bedrag] of, indien Leningnemer heeft aangegeven een lager bedrag nodig te hebben, dat lagere bedrag.
4. Leninggever kan het bedrag van de tweede tranche in twee gedeelten uitkeren indien aannemelijk is geworden:
a. dat de toekomstig investeerder niet langer van plan is te investeren of
b. er een risico is dat Leningnemer per saldo te veel financiering ontvangt en dat dit risico moet worden beperkt.
Leninggever kan daarbij extra voorwaarden stellen waaraan moet zijn voldaan alvorens het tweede deel van de tweede tranche betaalbaar wordt gesteld.
5. Leningnemer ontvangt de tweede tranche van de hoofdsom, zo spoedig mogelijk nadat Leningnemer heeft voldaan aan de verplichting bedoeld in het tweede lid.
Leningnemer kan de tweede tranche of het tweede deel van de tweede tranche opvragen tot uiterlijk [pm datum]8. Daarna kan Leningnemer niet meer trekken op de VFF-lening.
1. Leningnemer is over de hoofdsom een rentepercentage verschuldigd van [pm]9.
2. De rente wast aan het einde van het kalenderjaar automatisch aan bij de uitstaande hoofdsom.
3. Voor de berekening van de rente zal de maand op 30 dagen en het jaar op 360 dagen worden gesteld.
4. Voor dat deel van de ter leen ontvangen bedragen waarvan Leningnemer niet, of niet met inachtneming van artikel 7, tweede lid, heeft aangetoond dat zij per saldo zijn aangewend voor de financiering van maximaal 35%10 van de door Leningnemer voor het vernieuwingsfasetraject gemaakte en betaalde kosten, kan Leninggever de rente vaststellen op de marktrente. De verhoging treedt in werking met ingang van de eerste dag van de eerstvolgende kalendermaand.
5. De marktrente wordt bepaald als volgt: de EU-referentierente plus 1.000 basispunten.
1. Binnen zes maanden na beëindiging van het vernieuwingsfasetraject of na voortijdige staking van het vernieuwingsfasetraject zal Leningnemer verantwoording afleggen over de mate waarin de hoofdsom is aangewend voor financiering van het vernieuwingsfasetraject.
2. Leningnemer volgt voor de verantwoording van de kosten de instructies in de bij deze overeenkomst behorende bijlage 1.
3. In het geval de hoofdsom meer bedraagt dan € 125.000 legt Leningnemer bij zijn verantwoording van de kosten een verklaring van een accountant over die is opgesteld volgens de instructies in de bij deze overeenkomst horende bijlage 1.
1. Leningnemer betaalt de lening (de hoofdsom en de rente) terug in zes jaarlijkse termijnen die telkens vervallen op 1 [pm maand en jaar] en voor het eerst op 1 [pm maand en jaar]11 en voor het laatst op 1 [pm maand en jaar].
2. Het af te lossen bedrag is de eerste vijf jaar gelijk aan 20% van de som van de uitbetaalde tranches. Het in het zesde jaar af te lossen bedrag is gelijk aan het dan uitstaande bedrag van de hoofdsom en de lopende rente.
3. Gedurende de periode van aflossing kan Leninggever op verzoek van Leningnemer voor een jaar uitstel geven van de verplichting tot aflossing voor zover de som van de bedragen waarvoor per saldo uitstel is verleend niet meer gaat bedragen dan 40% van de som van de uitbetaalde tranches. Leninggever kan aan het verlenen van uitstel voorwaarden verbinden. Indien uitstel is verleend worden de data bedoeld in het tweede lid, en in voorkomende gevallen het eerste lid verlengd met de termijn waarvoor uitstel is verleend.
4. Leningnemer kan Leninggever verzoeken toe te staan dat door hem eerder onverplicht afgeloste bedragen in mindering komen op een termijn als bedoeld in het eerste lid.
5. Aflossingen geschieden door overboeking naar rekeningnummer [pm rekeningnummer en bank] ten name van [pm] onder vermelding van "Ministerie van Economische Zaken, verplichtingennummer [pm nummer]". Leningnemer zal Leninggever machtigen en gemachtigd houden tot automatische incasso van de aflossingen.
6. Leningnemer is bij te late aflossing over het niet afgeloste bedrag de wettelijke rente verschuldigd.
7. Leningnemer is gerechtigd de VFF-lening geheel of gedeeltelijk vervroegd af te lossen.
8. Aflossingen worden achtereenvolgens in mindering gebracht op wettelijke renten, indien verschuldigd, op eventueel nog lopende rente en vervolgens op de hoofdsom.
1. Leningnemer zal geen uitkeringen hoe ook genaamd doen of toezeggen aan zijn aandeelhouders behoudens voorafgaande schriftelijke goedkeuring van Leninggever.
2. Leningnemer zal Leninggever zo spoedig mogelijk informeren bij voortijdige beëindiging van het vernieuwingsfasetraject en bij de gebeurtenissen die leiden tot opeisbaarheid van de lening op grond van artikel 10.
3. Leningnemer zal zijn administratie zo inrichten dat deze aansluit bij de bij zijn subsidieaanvraag overgelegde begroting voor het vernieuwingsfasetraject. Uit de administratie blijkt te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze welke kosten zijn gemaakt en betaald voor die activiteiten. Voor eventuele loonkosten is een door middel van een urenadministratie vastgestelde urenverantwoording aanwezig.
4. Op verzoek van Leninggever verschaft Leningnemer inlichtingen omtrent de voortgang of resultaten van de blijkens de aanvraag van Leningnemer voor het vernieuwingsfasetraject verrichte en nog te verrichten activiteiten.
1. Leninggever kan de onderhavige overeenkomst opzeggen en de lening is geheel of gedeeltelijk opeisbaar zonder dat daarbij enige termijn in acht hoeft te worden genomen indien:
a. Leningnemer enige bepaling van deze overeenkomst niet heeft nageleefd;
b. Leningnemer surséance van betaling heeft aangevraagd of ten aanzien van hem faillissement is aangevraagd;
c. Leningnemer overlijdt, wordt ontbonden of feitelijk wordt geliquideerd;
d. Leningnemer één of meerdere van zijn ondernemingen of een deel daarvan overdraagt of staakt of
e. executoriaal beslag is gelegd op enig belangrijk gedeelte van de vermogensbestanddelen van Leningnemer of aan crediteuren van Leningnemer is enig akkoord aangeboden.
2. Indien de niet-naleving door Leningnemer van enige bepaling in deze overeenkomst zich leent voor herstel zal de opzeggingsgrond, bedoeld in het eerste lid, onder a, uitsluitend worden aangewend nadat Leningnemer een redelijke termijn heeft gekregen om tot naleving over te gaan en er nog steeds sprake is van niet-nakoming.
3. In de gevallen bedoeld in het eerste lid kan Leninggever besluiten de leningsovereenkomst in stand te laten maar de lening geheel of gedeeltelijk vervroegd op te eisen.
1. Leningnemer is verplicht aan door de minister als toezichthouder in de zin van de Algemene wet bestuursrecht aangewezen personen voor zover dezen dit redelijkerwijs noodzakelijk achten voor de vervulling van hun taak:
1.° inlichtingen te verstrekken en inzage in zakelijke gegevens en bescheiden te verstrekken en de gelegenheid te bieden daarvan kopieën te maken;
2.° toegang te verlenen tot plaatsen niet zijnde woningen;
3.° anderszins binnen de door hen gestelde termijn alle door hen gewenste medewerking te verlenen.
2. Leningnemer verstrekt alle inlichtingen over zijn financiële positie die Leninggever redelijkerwijze van hem kan verlangen.
3. Leningnemer verleent op verzoek van Leninggever medewerking aan een evaluatie van het stimuleringsbeleid van de minister.
Kennisgevingen en mededelingen met betrekking tot deze overeenkomst worden, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, gedaan aan de hierna vermelde adressen:
[naam, adres, plaats Leninggever];
[naam, adres, plaats Leningnemer].
1. Behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van Leninggever is Leningnemer niet gerechtigd de rechten en verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst aan derden over te dragen. De rechten en verplichtingen voortvloeiende uit deze overeenkomst zijn één geheel en derhalve ondeelbaar.
2. De nietigheid van enig beding opgenomen in deze overeenkomst zal niet de nietigheid van de gehele overeenkomst met zich brengen.
3. Op deze overeenkomst en haar uitvoering is Nederlands recht van toepassing. Alle geschillen die mochten ontstaan naar aanleiding van deze overeenkomst, zullen uitsluitend worden voorgelegd aan de rechtbank Den Haag te Den Haag.
1. Deze overeenkomst wordt aangegaan onder de opschortende voorwaarde dat uiterlijk op [pm datum] de ondertekenaar van Leningnemer binnen [pm aantal] weken na ondertekening van deze overeenkomst aan Leninggever heeft aangetoond dat die overeenkomst is bekrachtigd door de inmiddels opgerichte rechtspersoon.
2. Bij gebreke van de tijdige overlegging van stukken waaruit blijkt van de bekrachtiging, treedt deze overeenkomst niet meer in werking en zullen Partijen ter zake van deze overeenkomst niet meer van elkander te vorderen hebben.
Deze overeenkomst wordt met terugwerkende kracht ontbonden indien de subsidiebeschikking uit hoofde waarvan deze overeenkomst van geldlening is gesloten wordt gewijzigd of ingetrokken.
1. Deze overeenkomst treedt in werking met ingang van [pm datum].
2. Indien de overeenkomst op de in het eerste lid genoemde datum nog niet is ondertekend treedt de overeenkomst in werking door de ondertekening door beide Partijen en krijgt de overeenkomst terugwerkende kracht tot en met deze datum12.
3. Deze overeenkomst eindigt als de uitstaande VFF-lening inclusief de lopende rente, of de wettelijke rente volledig is terugbetaald en vervolgens [pm aantal jaren] zijn verstreken waarin Leningnemer aan zijn informatieverplichtingen heeft voldaan.
Aldus in [pm]voud ondertekend te [plaats] op [datum]
LENINGNEMER
[naam/statutaire naam]
[handtekening]
[naam]
[functie]
LENINGGEVER
De Minister van Economische Zaken,
namens deze:
[handtekening]
[naam functionaris]
[functie]
Voor de verantwoording als bedoeld in artikel 7 lid 2 van de overeenkomst dient Leningnemer binnen de in dat artikel gestelde termijn een specificatie van de kosten in. Hierbij wordt qua opzet en wijze van specificatie aangesloten bij de ingediende begroting, die onderdeel uitmaakte van de subsidieaanvraag op grond van hoofdstuk 9a van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen. Ook wordt inzicht gegeven in eventueel ontvangen andere bijdragen in de kosten van de verrichte activiteiten voor het vernieuwingsfasetraject.
De specificatie van de kosten is voorzien van naam van de Leningnemer, aanduiding van het vernieuwingsfasetraject en het referentienummer van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) respectievelijk het bestuur van Stichting STW (STW). RVO en STW zijn de uitvoerders van hoofdstuk 9a van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen.
De verantwoording sluit af met een verklaring en ondertekening door Leningnemer. In de verklaring verklaart de ondertekenaar dat hij/zij bevoegd en/of gemachtigd is om te ondertekenen en dat de verantwoording naar waarheid is ingevuld. De ondertekenaar wordt vermeld met titels, voorletter(s), tussenvoegsels en achternaam. De datum van ondertekening wordt vermeld en tot slot wordt de verklaring ondertekend met een handtekening.
De aldus ondertekende verantwoording wordt toegezonden aan RVO of waarvan het adres is aangegeven op de subsidiebeschikking.
Indien de hoofdsom van de lening groter of gelijk is aan € 125.000 dient een verklaring van een accountant te worden bijgevoegd die is opgesteld conform het hieronder opgenomen model en met gebruikmaking van het hieronder opgenomen controleprotocol.
Dit controleprotocol heeft als doel het geven van aanwijzingen omtrent de reikwijdte en de intensiteit van de controle aan de accountant, belast met de controle van de door de Leningnemer bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) in te dienen verantwoording over de aanwending van de hoofdsom voor de financiering van het vernieuwingsfasetraject.
een registeraccountant of Accountant-Administratieconsulent als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek aan wie de leningnemer de opdracht heeft toegekend de verantwoording van de aanwending van de hoofdsom te controleren.
de MKB-ondernemer aan wie de Minister van Economische Zaken een subsidie in de vorm van een geldlening is verstrekt op grond van hoofdstuk 9a van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en die op grond van dat hoofdstuk met de Staat der Nederlanden een overeenkomst tot lening heeft.
een schriftelijke verklaring van de accountant inhoudende een oordeel omtrent de juistheid, volledigheid en financiële rechtmatigheid van de verantwoording van de aanwending van de hoofdsom van de lening.
een financiële transactie is in overeenstemming is met de in de van toepassing zijnde wet- en regelgeving (zie paragraaf 1.3) opgenomen bepalingen die de uitkomst van die financiële transactie beïnvloeden.
Voor de controle van de financiële rechtmatigheid volgens dit protocol is de volgende wet- en regelgeving (inclusief eventuele wijzigingen hierin) van toepassing:
– Subsidieregeling starten groeien en overdragen van ondernemingen, in het bijzonder hoofdstuk 9a (SGOO);
– De uitvoeringsovereenkomst tussen de Staat der Nederlanden vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken en Leningnemer, als bedoeld in artikel 9a.3, vierde lid, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen;
– Kaderbesluit EZ-subsidies en de Kaderwet EZ-subsidies;
– Algemene wet Bestuursrecht
Bij de uitvoering van de controle stelt de accountant tevens vast dat:
a. in de rekening en verantwoording omtrent de uitgaven en inkomsten:
1°. geen kosten zijn opgenomen die niet voor financiering in aanmerking komen op grond van de SGOO, de beschikking tot subsidieverlening en de uitvoeringsovereenkomst;
2°. uitsluitend kosten zijn opgenomen die daadwerkelijk voor rekening komen van de Leningnemer;
b. de Leningnemer opgave doet van alle inkomsten, waaronder subsidies, waarmee het vernieuwingsfasetraject waarop de lening betrekking heeft mede is gefinancierd;
c. het verniewingfasetraject is uitgevoerd.
De controle moet voldoen aan de controlestandaarden die onderdeel zijn van de nadere voorschriften Controle- en overige standaarden (NV COS), die door de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) zijn vastgesteld.
Zonder de in voorgaande alinea geformuleerde voorschriften in te perken, zijn voor de controle van specifieke financiële verantwoordingen ten behoeve van de vaststelling van bijdragen vanuit EZ zoals in dit geval een subsidie in de vorm van een geldlening met name de volgende aandachtspunten van belang:
1. De accountant stelt een analyse op inzake het risico dat de specifieke financiële verantwoording een materiële afwijking bevat. Deze risicoanalyse wordt specifiek opgesteld voor deze controle; er mag niet volstaan worden met een standaard analyse. In de risicoanalyse maakt de accountant zichtbaar welke controles gericht op de geïdentificeerde (significante) risico’s zullen worden uitgevoerd.
2. De accountant ontwikkelt op grond van de risicoanalyse een controleplan waarin zijn vastgelegd: de aard, de tijdsfasering en de omvang van de controlewerkzaamheden die door leden van het controleteam moeten worden uitgevoerd om toereikende controle-informatie te verkrijgen teneinde het controlerisico tot een aanvaardbaar laag niveau te reduceren.
3. In het controleplan wordt de goedkeuringstolerantie (zie paragraaf 2.2) vertaald naar controletoleranties, waarbij de goedkeuringstolerantie het maximum is.
4. Bij de controle wordt vastgesteld of de in de financiële verantwoording opgenomen posten, met in achtneming van de controletoleranties en goedkeuringstolerantie (zie paragraaf 2.2), juist, volledig en rechtmatig (zie definitie in paragraaf 1.2) zijn.
5. De accountant controleert:
– de juiste en volledige weergave van de door andere bestuursorganen, de Europese Commissie en derden verstrekte bijdragen in de kosten van de gesubsidieerde activiteiten;
6. De accountant mag bij zijn controle gebruik maken van controlewerkzaamheden, die zijn uitgevoerd bij de controle van de jaarrekening van de Leningnemer. Een enkele verwijzing hiernaar in het controledossier met betrekking tot deze lening of incidentele subsidie in de vorm van een geldlening is onvoldoende. In het controledossier voor de specifieke verklaring moeten deze werkzaamheden worden beschreven evenals de belangrijkste relevante conclusies. Het controledossier moet zelfstandig bruikbaar zijn. Dit betekent dat de relevante stukken daarin opgenomen zijn.
7. De accountant zorgt voor adequate controledocumentatie, waaruit blijkt dat de werkzaamheden conform het controleplan zijn uitgevoerd, wat de uitkomsten van de controle zijn en dat deze zijn beoordeeld door de eindverantwoordelijke accountant. Deze documentatie omvat naast het op de risicoanalyse gebaseerde controleplan in ieder geval stukken waaruit blijkt:
– dat de cijfermatige juistheid van de verantwoording is nagegaan;
– dat de verantwoording aansluit met de financiële administratie;
– dat een cijferbeoordeling is uitgevoerd van de werkelijk verantwoorde kosten ten opzichte van de begrote kosten;
– wat de aard en de omvang zijn van verrichte systeem- en gegevensgerichte controlewerkzaamheden op in de verantwoording opgevoerde kosten.
Bij zijn oordeelsvorming over de naleving van de subsidie- en leningvoorwaarden streeft de accountant naar een redelijke mate van zekerheid. Indien dit begrip voor het gebruik van statistische technieken gekwantificeerd moet worden, wordt een betrouwbaarheid van 95 procent gehanteerd.
Een controleverklaring met een goedkeurende strekking impliceert dat, gegeven eerder genoemde betrouwbaarheid, de maximale afwijking voor wat betreft de getrouwheid of financiële rechtmatigheid in de financiële verantwoording niet groter is dan één procent van het totaal financieel belang van die verantwoording. De hierna vermelde goedkeuringtoleranties zijn van toepassing.
Aard van de aangelegenheid |
Controleverklaring |
|||
---|---|---|---|---|
Goedkeurend |
Met beperking |
Oordeelonthouding |
Afkeurend |
|
Afwijkingen in de verantwoording |
<1% |
> 1% en < 3% |
N.v.t. |
> 3% |
Het niet in staat zijn om voldoende en geschikte controle-informatie te verkrijgen |
<3% |
> 3% en <10% |
> 10% |
N.v.t. |
Genoemde percentages zijn ontleend aan het Handboek Auditing Rijksoverheid (HARo) van het Interdepartementaal Overleg Departementale Auditdiensten (IODAD).
Afwijkingen in de verantwoording
Van een afwijking in de verantwoording is sprake indien naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek is gebleken dat een (gedeelte van een) verantwoorde post niet voldoet aan één of meer aspecten van de geldende wet- en regelgeving (zie ook paragraaf 1.2) of dat een (gedeelte van een) post niet juist of volledig is verantwoord. Afwijkingen van wet- en regelgeving worden in absolute zin opgevat; saldering van afwijkingen is daarom niet toegestaan.
Het niet in staat zijn om voldoende en geschikte controle-informatie te verkrijgen (onzekerheden in de controle)
Er is sprake van onzekerheden in de controle wanneer op basis van de beschikbare controle-informatie niet kan worden vastgesteld of een (gedeelte van een) post voldoet aan de eisen in de geldende wet- en regelgeving.
Omgaan met geconstateerde afwijkingen
Het uitgangspunt is dat leningnemer de door de accountant geconstateerde afwijkingen voor zover mogelijk corrigeert. Materiële afwijkingen (conform tabel paragraaf 2.2), die niet door de leningnemer worden gecorrigeerd, leiden tot een aangepast (niet goedkeurend) oordeel door de accountant.
De accountant legt de uitkomsten van de controle vast in een controleverklaring.Verwezen wordt naar de voorbeeldtekst bij dit controleprotocol.
De Auditdienst Rijk (ADR) kan een review uitvoeren op de uitgevoerde accountantscontrole inzake deze subsidie. De accountant, die de controle uitvoert, verstrekt de ADR desgevraagd alle inlichtingen en bescheiden13. De eventuele extra kosten van deze accountant in verband met de review zijn niet voor rekening van de Minister van Economische Zaken of de Staat der Nederlanden.
Afgegeven ten behoeve van ... (naam leninggever)
Aan: … (naam leningnemer)
Wij hebben bijgaande verantwoording van de aanwending van de hoofdsom van de lening voor de financiering van het vroegefasetraject ingevolge de subsidiebeschikking en de uitvoeringsovereenkomst en eventuele wijzigingen ... (omschrijving, kenmerk en datum) van ... (naam Leningnemer) te ... (adres/statutaire vestigingsplaats) over 20XX (of voor een gebroken boekjaar: voor het jaar geëindigd op (datum) 20XX) gecontroleerd.
Leningnemer/Het bestuur van … (naam Leningnemer) is verantwoordelijk voor het opstellen van de verantwoording van de aanwending van de hoofdsom voor de financiering van het vroegefasetraject in overeenstemming met de subsidiebeschikking en de uitvoeringsovereenkomst. Leningnemer/Het bestuur van Leningnemer is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opstellen van de verantwoording van de aanwending van de hoofdsom mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de verantwoording van de aanwending van de hoofdsom op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden, en het Controleprotocol Controleverklaring Vroegefasefinanciering. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de verantwoording geen afwijkingen van materieel belang bevat.
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de verantwoording van de aanwending van de hoofdsom. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de verantwoording van de aanwending van de hoofdsom een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten.
Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opstellen van de verantwoording van de aanwending van de hoofdsom door de leningnemer, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de leningnemer. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor het opstellen van de verantwoording van de aanwending van de hoofdsom, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de verantwoording van de aanwending van de hoofdsom.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Naar ons oordeel is de verantwoording van de aanwending van de hoofdsom van <naam instelling/persoon> over de periode <datum> tot <datum> in alle van materieel belang zijnde aspecten opgesteld in overeenstemming met de begroting zoals opgenomen in brief <kenmerk> d.d. <datum> en de relevante bepalingen in de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.
De verantwoording van de aanwending van de hoofdsom is opgesteld voor ... (naam Leninggever: Staat der Nederlanden) met als doel ... (naam Leningnemer) in staat te stellen te voldoen aan de voorwaarden van de beschikking tot subsidieverlening en de uitvoeringsovereenkomst. Hierdoor is de verantwoording van de aanwending van de hoofdsom mogelijk niet geschikt voor andere doeleinden. De verantwoording van de aanwending van de hoofdsom met onze controleverklaring is derhalve uitsluitend bestemd voor ... (naam Leningnemer) en ... (naam Leninggever: Staat der Nederlanden) en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen.
Plaats en datum
Handtekening
Naam accountant
Naam accountantskantoor
DE ONDERGETEKENDEN:
1. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken,
hierna te noemen: Leninggever;
2. [rechtspersoon: naam] 14,
statutair gevestigd te (plaats) en kantoorhoudende te (plaats) aan (adres en postcode) vertegenwoordigd door haar bestuurder(s) de heer/mevrouw (naam), en ....., ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer (nummer),
OF
2. [personenvennootschap: naam],
kantoorhoudende te (plaats) aan (adres en postcode) ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer (nummer),
OF
2. [natuurlijk persoon: handelende onder de bedrijfsnaam]
Kantoorhoudende te (plaats) aan (adres en postcode) ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer (nummer)15,
OF
2. [natuurlijk persoon niet handelende onder een bedrijfsnaam: naam, adres, beroep],
hierna te noemen: Leningnemer;
hierna tezamen ook genoemd: Partijen;
hebben het volgende overwogen:
A. Bij beschikking van [datum], met kenmerk [kenmerk], heeft de Minister van Economische Zaken, aan Leningnemer subsidie verleend in de vorm van een geldlening voor een maximum bedrag groot EUR [bedrag] voor de financiering van de uitvoering van een vroegefasetraject op grond van artikel 9a.4 van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen;
B. Partijen willen de bij de onder A genoemde subsidiebeschikking behorende uitvoeringsovereenkomst sluiten.
C. Leningnemer heeft in het kader van zijn subsidieaanvraag op basis waarvan de onder A genoemde subsidie is verleend een verklaring als bedoeld in artikel 9a.4, tweede lid, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen overgelegd waaruit blijkt dat [naam, [eventueel: statutair gevestigd te (plaats) en kantoorhoudende te (plaats) aan (adres en postcode) ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer (nummer)]] het voornemen heeft om bij het succesvol verlopen van het vroegefasetraject een bedrag groot EUR [bedrag] te investeren in de onderneming van betrokkene.
Partijen komen het volgende overeen
1. In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
– kosten vroegefasetraject: alle kosten die worden gemaakt ten behoeve van voor de uitvoering van het vroegefasetraject;
– EU-referentierente: de referentievoet, bedoeld in de Mededeling van de Commissie van 19 januari 2008 over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (PbEU 2008, C 14), zoals laatstelijk vastgesteld voor Nederland;
– subsidieaanvraag: volledig ingevulde en door Leningnemer ondertekende formulier voor het indienen van een aanvraag om subsidie op grond van artikelen 9a.9, eerste lid, en 9a.14, eerste lid, van de Subsdieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en het daarbij overgelegde vroegefaseplan en de daarbij overgelegde gegevens en documenten op basis waarvan Leningnemer subsidie heeft ontvangen op grond van hoofdstuk 9a van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen;
– subsidiebeschikking: beschikking van de Minister van Economische Zaken op grond van hoofdstuk 9a van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen van [datum], met kenmerk [kenmerk].
2. Voor de toepassing en de uitleg van deze overeenkomst zijn de begripsbepalingen die voorkomen in het Kaderbesluit EZ-subsidies en de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
Leninggever verstrekt aan Leningnemer een lening (hierna: VFF-lening) in contanten met een hoofdsom groot maximaal EUR [bedrag], welke lening Leningnemer aanvaardt, met inachtneming van de bepalingen van deze overeenkomst.
De VFF-lening is uitsluitend bestemd voor het financieren van de kosten van de uitvoering van het vroegefasetraject.
1. Leningnemer ontvangt de eerste tranche van de hoofdsom, groot [pm bedrag],16 binnen 14 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst op het (door hem opgegeven) rekeningnummer ......
2. Leningnemer ontvangt uitsluitend een tweede tranche, nadat hij met inachtneming van artikel 7, tweede lid, ten genoegen van Leninggever heeft aangetoond dat hij voor de uitvoering van het vroegefasetraject ten minste [pm bedrag eerste tranche] aan kosten heeft gemaakt en betaald.
3. Het als tweede tranche van de hoofdsom te verstrekken bedrag is groot [pm bedrag] of, indien Leningnemer heeft aangegeven een lager bedrag nodig te hebben dat lagere bedrag.
4. Leninggever kan het bedrag van de tweede tranche in twee gedeelten uitkeren indien aannemelijk is geworden dat er een risico is dat Leningnemer per saldo te veel financiering ontvangt en dat dit risico moet worden beperkt. Leninggever kan daarbij extra voorwaarden stellen waaraan moet zijn voldaan alvorens het tweede deel van de tweede tranche betaalbaar wordt gesteld.
5. Leningnemer ontvangt de tweede tranche van de hoofdsom, zo spoedig mogelijk nadat Leningnemer heeft voldaan aan de verplichting bedoeld in het tweede lid.
Leningnemer kan de tweede tranche of het tweede deel van de tweede tranche opvragen tot uiterlijk [pm datum]17. Daarna kan Leningnemer niet meer trekken op de VVF-lening.
1. Leningnemer is over de hoofdsom een rentepercentage verschuldigd van [pm]18.
2. De rente wast aan het einde van het kalenderjaar automatisch aan bij de uitstaande hoofdsom.
3. Voor de berekening van de rente zal de maand op 30 dagen en het jaar op 360 dagen worden gesteld.
4. Voor dat deel van de ter leen ontvangen bedragen waarvan Leningnemer niet, of niet met inachtneming van artikel 7, tweede lid, heeft aangetoond dat zij per saldo zijn aangewend voor de financiering van maximaal [pm percentage] van de door Leningnemer voor het vroegefasetraject gemaakte en betaalde kosten, kan Leninggever de rente vaststellen op de marktrente. De verhoging treedt met ingang van de eerste dag van de eerstvolgende kalendermaand.
5. De marktrente wordt bepaald als volgt: de EU-referentierente plus 1.000 basispunten.
1. Binnen zes maanden na beëindiging van het vroegefasetraject of na voortijdige staking van het vroegefasetraject zal Leningnemer verantwoording afleggen over de mate waarin de hoofdsom is aangewend voor financiering van het vroegefasetraject.
2. Leningnemer volgt voor de verantwoording van de kosten de instructies in de bij deze overeenkomst behorende bijlage 1.
3. In het geval de hoofdsom € 125.000 of meer bedraagt legt Leningnemer bij zijn verantwoording van de kosten een verklaring van een accountant over die is opgesteld volgens het controleprotocol dat in de bij deze overeenkomst horende bijlage 1 is opgenomen.
1. Leningnemer betaalt de lening (de hoofdsom en de rente) terug in zes jaarlijkse termijnen die telkens vervallen op 1 [maand en jaar] en voor het eerst op 1 [pm maand en jaar]19 en voor het laatst op 1 [pm maand en jaar].
2. Het af te lossen bedrag is de eerste vijf jaar gelijk aan 20% van de som van de uitbetaalde tranches. Het in het zesde jaar af te lossen bedrag is gelijk aan het dan uitstaande bedrag van de hoofdsom en de lopende rente.
3. Gedurende de periode van aflossing kan Leninggever op verzoek van Leningnemer maximaal twee maal een jaar uitstel geven van de verplichting tot aflossing. Leninggever kan aan het verlenen van uitstel voorwaarden verbinden. Indien uitstel is verleend worden de data bedoeld in het tweede lid, en in voorkomende gevallen het eerste lid, verlengd met de termijn waarvoor uitstel is verleend.
4. Leningnemer kan Leninggever verzoeken toe te staan dat door hem eerder onverplicht afgeloste bedragen in mindering komen op een termijn als bedoeld in het eerste lid.
5. Aflossingen geschieden door overboeking naar rekeningnummer [pm rekeningnummer en bank] ten name van [pm] onder vermelding van ‘Ministerie van Economische Zaken, verplichtingennummer [pm nummer]’. Leningnemer zal Leninggever machtigen en gemachtigd houden tot automatische incasso van de aflossingen.
6. Leningnemer is bij te late aflossing over het niet afgeloste bedrag de wettelijke rente verschuldigd.
7. Leningnemer is gerechtigd de VFF-lening geheel of gedeeltelijk vervroegd af te lossen.
8. Aflossingen worden achtereenvolgens in mindering gebracht op wettelijke renten, indien verschuldigd, op eventueel nog lopende rente en vervolgens op de hoofdsom.
1. Leningnemer zal geen uitkeringen hoe ook genaamd doen of toezeggen aan zijn aandeelhouders behoudens voorafgaande schriftelijke goedkeuring van Leninggever.
2. Leningnemer zal Leninggever zo spoedig mogelijk informeren bij voortijdige beëindiging van het vroegefasetraject en bij de gebeurtenissen die leiden tot opeisbaarheid van de lening op grond van artikel 10.
3. Leningnemer zal zijn administratie zo inrichten dat deze aansluit bij de bij zijn subsidieaanvraag overgelegde begroting voor het vroegefasetraject. Uit de administratie blijkt te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze welke kosten zijn gemaakt en betaald voor die activiteiten. Voor eventuele loonkosten is een door middel van een urenadministratie vastgestelde urenverantwoording aanwezig.
4. Op verzoek van Leninggever verschaft Leningnemer inlichtingen omtrent de voortgang of resultaten van de blijkens de aanvraag van Leningnemer
voor het vroegefasetraject verrichte en nog te verrichten activiteiten.
1. Leninggever kan de onderhavige overeenkomst opzeggen en de lening is geheel of gedeeltelijk opeisbaar zonder dat daarbij enige termijn in acht hoeft te worden genomen indien:
a. Leningnemer enige bepaling van deze overeenkomst niet heeft nageleefd;
b. Leningnemer surséance van betaling heeft aangevraagd of ten aanzien van hem faillissement is aangevraagd;
c. Leningnemer overlijdt, wordt ontbonden of feitelijk wordt geliquideerd;
d. Leningnemer één of meerdere van zijn ondernemingen of een deel daarvan overdraagt of staakt of
e. executoriaal beslag is gelegd op enig belangrijk gedeelte van de vermogensbestanddelen van Leningnemer of aan crediteuren van Leningnemer is enig akkoord aangeboden.
2. Indien de niet-naleving door Leningnemer van enige bepaling in deze overeenkomst zich leent voor herstel zal de opzeggingsgrond, bedoeld in het eerste lid, onder a, uitsluitend worden aangewend nadat Leningnemer een redelijke termijn heeft gekregen om tot naleving over te gaan en er nog steeds sprake is van niet-nakoming.
3. In de gevallen bedoeld in het eerste lid kan Leninggever besluiten de leningsovereenkomst in stand te laten maar de lening geheel of gedeeltelijk vervroegd op te eisen.
1. Leningnemer is verplicht aan door de minister als toezichthouder in de zin van de Algemene wet bestuursrecht aangewezen personen voor zover dezen dit redelijkerwijs noodzakelijk achten voor de vervulling van hun taak:
1.° inlichtingen te verstrekken en inzage in zakelijke gegevens en bescheiden te verstrekken en de gelegenheid te bieden daarvan kopieën te maken;
2.° toegang te verlenen tot plaatsen niet zijnde woningen;
3.° anderszins binnen de door hen gestelde termijn alle door hen gewenste medewerking te verlenen.
2. Leningnemer verstrekt alle inlichtingen over zijn financiële positie die Leninggever redelijkerwijze van hem kan verlangen.
3. Leningnemer is verleent op verzoek van Leninggever medewerking aan een evaluatie van het stimuleringsbeleid van de minister.
Kennisgevingen en mededelingen met betrekking tot deze overeenkomst worden, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, gedaan aan de hierna vermelde adressen:
[naam, adres, plaats Leninggever];
[naam, adres, plaats Leningnemer].
1. Behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van Leninggever is Leningnemer niet gerechtigd de rechten en verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst aan derden over te dragen. De rechten en verplichtingen voortvloeiende uit deze overeenkomst zijn één geheel en derhalve ondeelbaar.
2. De nietigheid van enig beding opgenomen in deze overeenkomst zal niet de nietigheid van de gehele overeenkomst met zich brengen.
3. Op deze overeenkomst en haar uitvoering is Nederlands recht van toepassing. Alle geschillen die mochten ontstaan naar aanleiding van deze overeenkomst, zullen uitsluitend worden voorgelegd aan de rechtbank Den Haag te Den Haag.
1. Deze overeenkomst wordt aangegaan onder de opschortende voorwaarde dat uiterlijk op [pm datum] de ondertekenaar van Leningnemer binnen [pm aantal] weken na ondertekening van deze overeenkomst aan Leninggever heeft aangetoond dat die overeenkomst is bekrachtigd door de inmiddels opgerichte rechtspersoon.
2. Bij gebreke van de tijdige overlegging van stukken waaruit blijkt van de bekrachtiging, treedt deze overeenkomst niet meer in werking en zullen Partijen ter zake van deze overeenkomst niet meer van elkander te vorderen hebben.
Deze overeenkomst wordt met terugwerkende kracht ontbonden indien de subsidiebeschikking uit hoofde waarvan deze overeenkomst van geldlening is gesloten wordt gewijzigd of ingetrokken.
1. Deze overeenkomst treedt in werking met ingang van [pm datum]
2. Indien de overeenkomst op de in het eerste lid genoemde datum nog niet is ondertekend treedt de overeenkomst in werking door de ondertekening door beide Partijen en krijgt de overeenkomst terugwerkende kracht tot en met deze datum20.
3. Deze overeenkomst eindigt als de uitstaande VFF-lening inclusief de lopende rente, of de wettelijke rente volledig is terugbetaald en vervolgens [pm aantal jaren] zijn verstreken waarin Leningnemer aan zijn informatieverplichtingen heeft voldaan.
Aldus in [pm]voud ondertekend te [plaats] op [datum]
LENINGNEMER
[naam/statutaire naam]
[handtekening]
[naam]
[functie]
LENINGGEVER
De Minister van Economische Zaken,
namens deze:
[handtekening]
[naam functionaris]
[functie]
Voor de verantwoording als bedoeld in artikel 7 lid 2 van de overeenkomst dient Leningnemer binnen de in dat artikel gestelde termijn een specificatie van de kosten in. Hierbij wordt qua opzet en wijze van specificatie aangesloten bij de ingediende begroting, die onderdeel uitmaakte van de subsidieaanvraag op grond van hoofdstuk 9a van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen. Ook wordt inzicht gegeven in eventueel ontvangen andere bijdragen in de kosten van de verrichte activiteiten voor het vroegefasetraject.
De specificatie van de kosten is voorzien van naam van de Leningnemer, aanduiding van het vroegefasetraject en het referentienummer van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) respectievelijk het bestuur van Stichting STW (STW). RVO en STW zijn de uitvoerders van hoofdstuk 9a van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen.
De verantwoording sluit af met een verklaring en ondertekening door Leningnemer. In de verklaring verklaart de ondertekenaar dat hij/zij bevoegd en/of gemachtigd is om te ondertekenen en dat de verantwoording naar waarheid is ingevuld. De ondertekenaar wordt vermeld met titels, voorletter(s), tussenvoegsels en achternaam. De datum van ondertekening wordt vermeld en tot slot wordt de verklaring ondertekend met een handtekening.
De aldus ondertekende verantwoording wordt toegezonden aan RVO of waarvan het adres is aangegeven op de subsidiebeschikking.
Indien de hoofdsom van de lening groter of gelijk is aan € 125.000 dient een verklaring van een accountant te worden bijgevoegd die is opgesteld conform het hieronder opgenomen model en met gebruikmaking van het hieronder opgenomen controleprotocol.
Dit controleprotocol heeft als doel het geven van aanwijzingen omtrent de reikwijdte en de intensiteit van de controle aan de accountant, belast met de controle van de door de Leningnemer bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) in te dienen verantwoording over de aanwending van de hoofdsom voor de financiering van het vroegefasetraject.
een registeraccountant of Accountant-Administratieconsulent als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek aan wie de leningnemer de opdracht heeft toegekend de verantwoording van de aanwending van de hoofdsom te controleren.
de innovatieve starter of academisch innovatieve starter aan wie de Minister van Economische Zaken een subsidie in de vorm van een geldlening is verstrekt op grond van hoofdstuk 9a van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen en die op grond van dat hoofdstuk met de Staat der Nederlanden een overeenkomst tot lening heeft.
een schriftelijke verklaring van de accountant inhoudende een oordeel omtrent de juistheid, volledigheid en financiële rechtmatigheid van de verantwoording van de aanwending van de hoofdsom van de lening.
een financiële transactie is in overeenstemming is met de in de van toepassing zijnde wet- en regelgeving (zie paragraaf 1.3) opgenomen bepalingen die de uitkomst van die financiële transactie beïnvloeden.
Voor de controle van de financiële rechtmatigheid volgens dit protocol is de volgende wet- en regelgeving (inclusief eventuele wijzigingen hierin) van toepassing:
– Subsidieregeling starten groeien en overdragen van ondernemingen, in het bijzonder hoofdstuk 9a (SGOO);
– De uitvoeringsovereenkomst tussen de Staat der Nederlanden vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken en Leningnemer, als bedoeld in artikel 9a.3, vierde lid, van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen;
– Kaderbesluit EZ-subsidies en de Kaderwet EZ-subsidies;
– Algemene wet Bestuursrecht
Bij de uitvoering van de controle stelt de accountant tevens vast dat:
a. in de rekening en verantwoording omtrent de uitgaven en inkomsten:
1°. geen kosten zijn opgenomen die niet voor financiering in aanmerking komen op grond van de SGOO, de beschikking tot subsidieverlening en de uitvoeringsovereenkomst;
2°. uitsluitend kosten zijn opgenomen die daadwerkelijk voor rekening komen van de Leningnemer;
b. de Leningnemer opgave doet van alle inkomsten, waaronder subsidies, waarmee het vroegefasetraject waarop de lening betrekking heeft mede is gefinancierd;
c. het vroegefasetraject is uitgevoerd.
De controle moet voldoen aan de controlestandaarden die onderdeel zijn van de nadere voorschriften Controle- en overige standaarden (NV COS), die door de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) zijn vastgesteld.
Zonder de in voorgaande alinea geformuleerde voorschriften in te perken, zijn voor de controle van specifieke financiële verantwoordingen ten behoeve van de vaststelling van bijdragen vanuit EZ zoals in dit geval een subsidie in de vorm van een geldlening met name de volgende aandachtspunten van belang:
1. De accountant stelt een analyse op inzake het risico dat de specifieke financiële verantwoording een materiële afwijking bevat. Deze risicoanalyse wordt specifiek opgesteld voor deze controle; er mag niet volstaan worden met een standaard analyse. In de risicoanalyse maakt de accountant zichtbaar welke controles gericht op de geïdentificeerde (significante) risico’s zullen worden uitgevoerd.
2. De accountant ontwikkelt op grond van de risicoanalyse een controleplan waarin zijn vastgelegd: de aard, de tijdsfasering en de omvang van de controlewerkzaamheden die door leden van het controleteam moeten worden uitgevoerd om toereikende controle-informatie te verkrijgen teneinde het controlerisico tot een aanvaardbaar laag niveau te reduceren.
3. In het controleplan wordt de goedkeuringstolerantie (zie paragraaf 2.2) vertaald naar controletoleranties, waarbij de goedkeuringstolerantie het maximum is.
4. Bij de controle wordt vastgesteld of de in de financiële verantwoording opgenomen posten, met in achtneming van de controletoleranties en goedkeuringstolerantie (zie paragraaf 2.2), juist, volledig en rechtmatig (zie definitie in paragraaf 1.2) zijn.
5. De accountant controleert:
– de juiste en volledige weergave van de door andere bestuursorganen, de Europese Commissie en derden verstrekte bijdragen in de kosten van de gesubsidieerde activiteiten;
6. De accountant mag bij zijn controle gebruik maken van controlewerkzaamheden, die zijn uitgevoerd bij de controle van de jaarrekening van de Leningnemer. Een enkele verwijzing hiernaar in het controledossier met betrekking tot deze lening of incidentele subsidie in de vorm van een geldlening is onvoldoende. In het controledossier voor de specifieke verklaring moeten deze werkzaamheden worden beschreven evenals de belangrijkste relevante conclusies. Het controledossier moet zelfstandig bruikbaar zijn. Dit betekent dat de relevante stukken daarin opgenomen zijn.
7. De accountant zorgt voor adequate controledocumentatie, waaruit blijkt dat de werkzaamheden conform het controleplan zijn uitgevoerd, wat de uitkomsten van de controle zijn en dat deze zijn beoordeeld door de eindverantwoordelijke accountant. Deze documentatie omvat naast het op de risicoanalyse gebaseerde controleplan in ieder geval stukken waaruit blijkt:
– dat de cijfermatige juistheid van de verantwoording is nagegaan;
– dat de verantwoording aansluit met de financiële administratie;
– dat een cijferbeoordeling is uitgevoerd van de werkelijk verantwoorde kosten ten opzichte van de begrote kosten;
– wat de aard en de omvang zijn van verrichte systeem- en gegevensgerichte controlewerkzaamheden op in de verantwoording opgevoerde kosten.
Bij zijn oordeelsvorming over de naleving van de subsidie- en leningvoorwaarden streeft de accountant naar een redelijke mate van zekerheid. Indien dit begrip voor het gebruik van statistische technieken gekwantificeerd moet worden, wordt een betrouwbaarheid van 95 procent gehanteerd.
Een controleverklaring met een goedkeurende strekking impliceert dat, gegeven eerder genoemde betrouwbaarheid, de maximale afwijking voor wat betreft de getrouwheid of financiële rechtmatigheid in de financiële verantwoording niet groter is dan één procent van het totaal financieel belang van die verantwoording. De hierna vermelde goedkeuringtoleranties zijn van toepassing.
Aard van de aangelegenheid |
Controleverklaring |
|||
---|---|---|---|---|
Goedkeurend |
Met beperking |
Oordeelonthouding |
Afkeurend |
|
Afwijkingen in de verantwoording |
<1% |
> 1% en < 3% |
N.v.t. |
> 3% |
Het niet in staat zijn om voldoende en geschikte controle-informatie te verkrijgen |
<3% |
> 3% en <10% |
> 10% |
N.v.t. |
Genoemde percentages zijn ontleend aan het Handboek Auditing Rijksoverheid (HARo) van het Interdepartementaal Overleg Departementale Auditdiensten (IODAD).
Afwijkingen in de verantwoording
Van een afwijking in de verantwoording is sprake indien naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek is gebleken dat een (gedeelte van een) verantwoorde post niet voldoet aan één of meer aspecten van de geldende wet- en regelgeving (zie ook paragraaf 1.2) of dat een (gedeelte van een) post niet juist of volledig is verantwoord. Afwijkingen van wet- en regelgeving worden in absolute zin opgevat; saldering van afwijkingen is daarom niet toegestaan.
Het niet in staat zijn om voldoende en geschikte controle-informatie te verkrijgen (onzekerheden in de controle)
Er is sprake van onzekerheden in de controle wanneer op basis van de beschikbare controle-informatie niet kan worden vastgesteld of een (gedeelte van een) post voldoet aan de eisen in de geldende wet- en regelgeving.
Omgaan met geconstateerde afwijkingen
Het uitgangspunt is dat leningnemer de door de accountant geconstateerde afwijkingen voor zover mogelijk corrigeert. Materiële afwijkingen (conform tabel paragraaf 2.2), die niet door de leningnemer worden gecorrigeerd, leiden tot een aangepast (niet goedkeurend) oordeel door de accountant.
De accountant legt de uitkomsten van de controle vast in een controleverklaring.Verwezen wordt naar de voorbeeldtekst bij dit controleprotocol.
De Auditdienst Rijk (ADR) kan een review uitvoeren op de uitgevoerde accountantscontrole inzake deze subsidie. De accountant, die de controle uitvoert, verstrekt de ADR desgevraagd alle inlichtingen en bescheiden21. De eventuele extra kosten van deze accountant in verband met de review zijn niet voor rekening van de Minister van Economische Zaken of de Staat der Nederlanden.
Ondergetekende,
[rechtspersoon: naam],
statutair gevestigd te (plaats) en kantoorhoudende te (plaats) aan (adres en postcode) vertegenwoordigd door haar bestuurder(s) de heer/mevrouw (naam), en ....., ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer (nummer);
[OF]
[personenvennootschap: naam],
kantoorhoudende te (plaats) aan (adres en postcode) ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer (nummer);
[OF]
[natuurlijk persoon, handelende onder de bedrijfsnaam: bedrijfsnaam]
Kantoorhoudende te (plaats) aan (adres en postcode) ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer (nummer);
[OF]
[natuurlijk persoon, niet handelende onder een bedrijfsnaam: naam, adres, beroep];
Verklaart het volgende:
1. Deze verklaring dient als bijlage bij de aanvraag van ..... [naam, adres aanvrager], hierna de Ondernemer, voor het verkrijgen van Vroegefasefinanciering (hierna: VVF) voor het vernieuwwings- of vroegefasetraject [.....]22(hierna: traject).
2. Ondergetekende is voornemens per .....]23 aan de Ondernemer financiering te verstrekken tot een bedrag van [.....]24.
3. Het traject waarvoor de Ondernemer VFF aanvraagt is ook voor ondergetekende van belang omdat het helpt vragen op te lossen die van belang zijn voor het besluit van Ondergetekende inzake plannen tot financiering van de Ondernemer in de fase die volgt op het traject.
4. De Ondernemer beschikt over onvoldoende middelen om het traject zelf te bekostigen.
5. Als Ondergetekende binnen drie jaar na de datum van ondertekening van deze verklaring terugkomt op zijn voornemen tot financiering of als hij besluit dat hij geen financiering zal verstrekken zal Ondergetekende de Ondernemer en de contactpersoon van de Ondernemer bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland dit schriftelijk berichten met een korte vermelding van de beweegredenen. Deze melding speelt een rol in het kader van de uitvoering van hoofdstuk 9a van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen.
6. Door het ondertekenen van deze verklaring gaat Ondergetekende geen verplichtingen aan jegens de Ondernemer of de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
Deze verklaring is naar waarheid afgelegd
te .....
op .....
.....
Vernieuwende producten en ideeën spelen een belangrijke rol bij het oplossen van maatschappelijke vraagstukken en het verhogen van de welvaart. Een cruciale fase hierbij is de stap van onderzoek/idee/concept naar een commercieel product, proces of dienst dat geschikt is voor de markt. Deze fase noemen we de vroege fase voor starters. Niet alleen starters komen met nieuwe producten en ideeën; ook mkb-ondernemers die al langer actief zijn op de markt komen met vernieuwende producten en ideeën op de markt. De term vroege fase is minder toepasselijk voor de levensfase van deze mkb-ondernemers en om die reden wordt met betrekking tot deze groep gesproken over de vernieuwingsfase. In deze fasen ontwikkelt de ondernemer het product, proces of de dienst dusdanig dat het binnen afzienbare tijd succesvol op de markt kan worden gebracht. Als gevolg van deze ontwikkeling zal een investeerder bereid moeten zijn om te investeren.
Bedrijfsmodellen ontwikkelen zich steeds sneller in variëteit en complexiteit. Private financiers kunnen ook niet alle risico’s van nieuwe bedrijfsmodellen goed inschatten, waardoor financiering uitblijft en ondernemers de potentie van hun product, proces of dienst niet kunnen aantonen. Deze informatieasymmetrie zorgt ervoor dat er geen financiering tot stand komt ondanks dat het om potentieel waardevolle ideeën en concepten voor de samenleving kan gaan.
Ook in Nederland hebben ondernemers die vernieuwende concepten en ideeën op de markt willen brengen, moeite om in de vroege fase aan financiering te komen. Studies van de expertgroep bedrijfsfinanciering (2011)25 en de expertgroep KMO financiering (2007)26 wijzen hierop. De overheid heeft vanuit haar doelstellingen in het ondernemerschaps- en innovatiebeleid een taak om dit probleem op te lossen. Daarom heeft het Ministerie van Economische Zaken een nieuw instrument ontwikkeld.
In het kader van het bedrijfslevenbeleid is in de brief aan de Tweede Kamer van 25 juni 201327 voor het eerst specifiek ingegaan op de financieringsknelpunten die ondernemers in de vroege fase ondervinden en de wens om aanvullend beleid hiervoor te ontwikkelen. De uitgevoerde analyses en marktsignalen van individuele ondernemers, partijen uit de financiële wereld en intermediaire organisaties bevestigen het financieringsknelpunt in de vroege fase. Ondernemers hebben onvoldoende eigen geld beschikbaar om hun nieuwe onderzoeken/ideeën/concepten naar de markt te brengen. Private financiers willen momenteel nauwelijks in deze risicovolle fase instappen, omdat het ontwikkelen en vermarkten van onderzoek, een idee of concept tot een product, proces of dienst in deze fase nog met veel onzekerheid gepaard gaat. De activiteiten in de vroege fase zitten tussen de op onderzoek en ontwikkeling gerichte subsidie-instrumenten en het innovatiekrediet in. Daarbij komt dat een aantal subsidieprogramma’s die (deels) ondersteuning boden voor ondernemers in de vroege fase is komen te vervallen.
Vervolgens is in het onderdeel ‘stimulering ondernemingsfinanciering’ in de brief aan de Tweede Kamer van 17 september 201328 bekendgemaakt dat er een nieuw instrument voor vroegefasefinanciering en een faciliteit voor business angels komt om ondersteuning te bieden aan innovatieve starters en MKB-ondernemers die willen innoveren. Daarbij werd ook aangegeven dat er voor academische innovatieve starters zou worden aangesloten op bestaande instrumenten zoals de Valorisation Grant, waarop in paragraaf 5 van deze toelichting nader zal worden ingegaan. De onderhavige wijziging van de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen (SGOO) geeft invulling aan het instrument voor vroegefasefinanciering en heeft tot doel ambitieuze ondernemers in staat te stellen de commerciële potentie van hun ideeën te valideren. Het instrument geeft de ruimte aan ambitieus ondernemerschap dat in de brief aan de Tweede Kamer van 17 maart 201429 centraal stond. Validatie houdt in dit verband in dat de aannames in het ondernemingsplan van een ambitieuze ondernemer worden getoetst door te praten met klanten, financiers en potentiële investeerders en andere stakeholders over wat het idee of concept inhoudt en wat het hen biedt. Deze validatie moet zodanig zijn dat dit een onderbouwing geeft van het ondernemingsplan zodat private financiers en investeerders dat plan verder willen financieren waardoor het innovatieve product of proces of de innovatieve dienst op de markt kan worden gebracht. In de afbakening van de vroege fase is van belang dat de fase begint op het moment dat technologisch al is aangetoond dat een rudimentaire versie van het idee, het concept of de dienst werkt (proof of principle) en/of voorziet in een latente marktbehoefte. Anders gezegd, een haalbaarheidsstudie naar de realiseerbaarheid is al voltooid. Het is de bedoeling dat vervolgens in de vroege fase een inzichtelijk werkend demonstratiemodel van het product, het proces of de dienst tot stand komt, dat naast de technologische realiseerbaarheid juist de (commerciële) potentie van het product of proces of de dienst laat zien (proof of concept).
De regeling voor vroegefasefinanciering is aldus de ontbrekende schakel in de keten van het bestaande instrumentarium van het Ministerie van Economische Zaken ter stimulering van ondernemerschap en innovatie. Zo voorziet hoofdstuk 1C van de Subsidieregeling sterktes in innovatie in een instrument ten bate van MKB innovatiestimulering topsectoren (MIT) waarbij subsidie mogelijk is aan ondernemers voor verschillende onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten binnen de topsectoren voorafgaand aan de vroegefase. Na de vroegefasefinanciering hebben ondernemers wellicht behoefte aan risicokapitaal. Hiervoor kunnen ze terecht bij bijvoorbeeld business angels die via de nieuwe co-investeringsfaciliteit worden ondersteund en ook onderdeel zijn van het stimuleringspakket, genoemd in de hiervoor genoemde brief aan de Tweede Kamer van 17 september 2013. Of ze kunnen terecht bij één van de startersfondsen die gebruik maken van hoofdstuk 4 van de SGOO, Seed Capital Technostarters. Moet het nieuwe product nog technisch verder ontwikkeld worden of is een klinische studie voor de ontwikkeling van een medicijn nodig, dan biedt hoofdstuk 3 van de Subsidieregeling innoveren, Innovatiekredieten, wellicht uitkomst.
Vroegefasefinanciering is dan een ideale voorloper. Of als er nog onvoldoende zekerheden zijn voor financiering door een bank, dan kan er gebruik worden gemaakt van de Borgstelling MKB-kredieten die is opgenomen in hoofdstuk 2 van de SGOO.
Vroegefasefinanciering is erop gericht ondernemers in staat te stellen te innoveren en te groeien, wat weer bijdraagt aan de Nederlandse economie en de oplossing van maatschappelijke behoeften. Om te meten wat het effect is, kan gedacht worden aan indicatoren die de benutting en het succes van het instrument kunnen aangeven.
Dit zijn onder meer:
– Hoeveel mkb-ondernemers ontvangen subsidie in de vorm van een geldlening om hun ondernemingsplan te valideren?
– Hoeveel vroegefasetrajecten worden (tussentijds) stopgezet?
– Hoeveel vroegefasetrajecten worden succesvol afgerond?
– Hoeveel vervolgfinanciering wordt beschikbaar gesteld?
– Hoeveel geld (aflossingen en rente) wordt er door de ondernemers terugbetaald?
Vroegefasefinanciering is een subsidie in de vorm van een geldlening voor ondernemers. Een aanvrager toont aan dat hij ondernemer is door zijn inschrijving bij de Kamer van Koophandel. Met de leningsfaciliteit krijgt de ondernemer de financiële middelen om te onderzoeken of het idee/concept geschikt te maken is voor de markt. Op deze manier wordt voorzien in een financieringsbehoefte bij het mkb en starters. Dergelijke financiering is immers zeer moeilijk te verkrijgen. Bij het verlenen van de geldlening moet het idee, concept of de dienst van de ambitieuze ondernemer dusdanig veelbelovend zijn dat hij binnen de looptijd van de overeenkomst van geldlening een gerede kans heeft op een substantiële groei, zodat de geldlening en de rente kunnen worden terugbetaald. Om dit aan te tonen zullen bij de aanvraag gegevens en documenten moeten worden overgelegd, zoals een uiteenzetting van de activiteiten in het vernieuwingsfase- of vroegefasetraject die moet worden gevalideerd alvorens de volgende fase te kunnen bereiken of de markt op te gaan. Ook zal er een ondernemingsplan moeten worden ingediend om te zien op welke wijze de ondernemer van plan is de onderneming substantieel te laten groeien en de lening terug te betalen. Dit kan aan de hand van een kasstroomprognose. Voor een MKB-ondernemer en een innovatieve starter geldt bovendien dat zij bij hun aanvraag een schriftelijke verklaring moeten overleggen van private partijen die bereid zijn bij succesvolle afronding van het vroegefasetraject in de eerstvolgende financieringsronde te voorzien, de toekomstige investeerders. Hun betrokkenheid is cruciaal in het definiëren van de succesvolle validatie van het idee/concept en het in kaart brengen van het commercieel perspectief daarvan.
Vroegefasefinanciering is van belang voor MKB-ondernemers, zowel bestaande ondernemers als starters die korter dan zes jaar bestaan. Zij hebben innovatieve ideeën en concepten ontwikkeld die zij gereed willen maken voor de markt. Er zijn ook ideeën of concepten die worden ontwikkeld in het verlengde van wetenschappelijk onderzoek. Bij die laatste groep van innovatieve starters gaat het om het vermarkten van kennis van universiteiten en andere publiek-wetenschappelijke onderzoeksinstellingen. Zij worden onderscheiden als een aparte doelgroep. Vroegefasefinanciering richt zich aldus op drie doelgroepen: MKB-ondernemers, innovatieve starters en academische innovatieve starters.
Het bedrag van de geldlening die nodig is voor de uitvoering van een vroegefasetraject, zou gemiddeld op € 200.000 liggen, zo bleek in een consultatie van een ontwerp van deze regeling. Wel werd er aangegeven dat er verschillen zijn per idee of concept in de hoogte van de geldlening die nodig is om het vroegefasetraject succesvol te voltooien. Voor innovatieve starters ligt de omvang van de lening tussen € 50.000 en € 350.000. De omvang van de lening voor een MKB-ondernemer ligt tussen € 50.000 en € 157.500 (maximaal 45% van 350.000). Dit is gebaseerd op een behoeftepeiling bij het MKB over hoe groot de omvang van de geldlening zou moeten zijn en sluit aan bij het bedrag dat bij een opdrachtverlening in het kader van het aanbestedingsinstrument SBIR wordt toegekend. Daarbij gaat het ook om innovaties die in een soortgelijke fase zitten. Bij de MKB-ondernemers is rekening gehouden met de geldende staatssteunintensiteiten. Voor academische innovatieve starters ligt de lening omvang tussen € 50.000 en € 250.000. Dit sluit aan op de ervaringen van de subsidie die wordt verstrekt in het kader van het Valorisation Grant programma (zie paragraaf 5 van deze toelichting), waarbij in deze regeling zowel de ondergrens als bovengrens opgehoogd zijn, vanwege de nadruk op commercialisatie.
De subsidiabele kosten voor de uitvoering van het vroegefasetraject zijn, gelet op het geldende staatssteunkader (zie hierna), voor innovatieve starters en academische innovatieve starters de kosten die worden gemaakt en betaald voor de activiteiten van het vroegefasetraject. Voor MKB-ondernemers dienen de subsidiabele kosten gelet op het daarvoor geldende staatssteunkader verband te houden met activiteiten voor experimentele ontwikkeling. Subsidiabele kosten kunnen onder meer zijn de kosten van personeel, de kosten van apparatuur en uitrusting, de kosten van huisvesting, de kosten voor contractonderzoek, technische kennis en octrooien, extra algemene kosten en andere exploitatiekosten die voortvloeien uit de onderzoeksactiviteiten zolang zij verband houden met het project in dit geval het vroegefasetraject.
Deze regeling wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) en de Stichting voor de Technische Wetenschappen (STW). RVO.nl verzorgt als vaste uitvoerder van subsidieregelingen van het Ministerie van Economische Zaken voor de uitvoering van de paragrafen 2 en 3 van deze regeling betreffende MKB-ondernemers en innovatieve starters en werkt met één digitaal uitvoeringsplatform. Het streven is om in de toekomst bij de uitvoering de samenwerking met de zogenoemde (regionale) ecosysteempartners, provincies en regionale participatie- en ontwikkelingsmaatschappijen in te bedden. Dit om de verschillende initiatieven op landelijk en regionaal niveau, gericht op het bevorderen van bedrijvigheid en de innovatiekracht van het MKB, te bundelen en onderling te versterken. STW voert de paragraaf uit over de academische innovatieve starters. STW is voor het Ministerie van Economische Zaken al jarenlang een belangrijke partner op het gebied van onderzoek en ontwikkeling. STW heeft binnen de structuur van de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) ervaring met het toekennen van middelen voor onderzoek waaronder ook middelen die daarvoor vanuit het Ministerie van Economische Zaken beschikbaar worden gesteld (Perspectiefprogramma’s). Daarnaast voerde STW de afgelopen tien jaar het door het Ministerie van Economische Zaken en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gesubsidieerde Valorisation Grant programma uit dat tot doel heeft academische kennis om te zetten in marktactiviteiten. De eerste fase van dat programma betreft subsidie voor haalbaarheidsstudies. Vroegefasefinanciering aan academische innovatieve starters op basis van deze regeling bestrijkt de tweede fase van dit programma. In het licht van de totstandkoming van deze regeling heeft STW het Valorisation Grant programma opnieuw ingericht onder de naam Take-Off programma. De eerste fase daarvan is gelijk aan de eerste fase van het Valorisation Grant programma en is gericht op haalbaarheidsstudies. Fase 2 van het Take-Off programma wordt gevormd door de subsidie in de vorm van een geldlening voor de vroege fase voor academische innovatieve starters op grond van paragraaf 4 van deze regeling. Een verschil met fase 2 van het Valorisation Grant programma is dat fase 2 van het Take-Off programma nu wetenschapsbreed wordt opengesteld. In dat licht werkt STW nauw samen met NWO en de aan NWO gelieerde instituten. Voor de uitvoering van vroegefasefinanciering aan academische innovatieve starters zal STW optimaal gebruik maken van de infrastructuur die al met het Valorisation Grant programma is opgebouwd zoals aanvraagrondes (calls) en het inwinnen van advies van een onafhankelijke adviescommissie.
Bij dit instrument is rekening gehouden met de Europese regels inzake staatssteun. De subsidie op grond van deze regeling houdt staatssteun in. Deze staatssteun wordt ten aanzien van elk van de drie doelgroepen met inachtneming van de relevante vereisten van de communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (hierna: O&O&I-steunkader) toegekend met toepassing van de goedkeuring van de Europese Commissie bij beschikking van 14 december 2012, C (2012) 9652 (steunmaatregel SA. 35254 (2012/N); hierna: Omnibusbeschikking). Voor MKB-ondernemers is onderdeel 5.1 van het O&O&I-steunkader relevant (onderdeel 4.5 van de Omnibusbeschikking) en voor innovatieve starters en academische innovatieve starters is dat onderdeel 5.4 van het O&O&I-steunkader (onderdeel 4.8 van de Omnibusbeschikking).
De vroegefasefinanciering is opgenomen in de SGOO. Bij de voorbereiding van dit instrument is zoals gebruikelijk bezien op welke wijze het doel kan worden bereikt met minimale lasten. De aanvrager heeft administratieve lasten bij de aanvraag. Bij de aanvraag om subsidie wordt gevraagd om een vernieuwingsfase- of vroegefaseplan, een ondernemingsplan – die ondernemers al vaak hebben opgesteld – en een begroting van het traject over te leggen. Voor MKB-ondernemers en innovatieve starters geldt dat er ook een verklaring vereist is van een toekomstige investeerder. Voor de academische innovatieve starter dient er een overeenkomst met een universiteit, een academisch ziekenhuis, een onderzoeksorganisatie van NWO, een onderzoeksinstituut van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW), het Nederlands Kanker Instituut, het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek, de Dubble-bundellijn bij de European Synchrotron Radiation Facility te Grenoble in Frankrijk, het Naturalis Biodiversity Center of het Advanced Research Centre for NanoLithography te worden overgelegd. Tijdens het vroegefasetraject zal er jaarlijks een voortgangsverslag moeten worden aangeleverd. Bij de verantwoording van de gemaakte en betaalde kosten in het kader van het vroegefasetraject is een controleverklaring nodig.
De administratieve lasten voor MKB-ondernemers en innovatieve starters bedragen € 1.278.288 op een budget van € 36 miljoen en € 585.000 voor academische innovatieve starters op een budget van € 14 miljoen. Dit komt neer op een administratieve last voor MKB-ondernemers en innovatieve starter van 3,74% van de subsidie in de vorm van een lening. Voor academische innovatieve starters is deze last 3,85% van de subsidie in de vorm van een lening.
Volgens het O&O&I-steunkader is een innovatieve starter een kleine onderneming die minder dan zes jaar bestaat op het tijdstip dat de steun wordt toegekend en die innovatief is volgens een door een externe deskundige uitgevoerde evaluatie of waarvan de onderzoeks- en ontwikkelingsuitgaven minstens 15% van haar totale exploitatiekosten bedragen.
De academische innovatieve starter is een innovatieve starter die specifiek voortbouwt op de kennis die is ontwikkeld aan een universiteit, een academisch ziekenhuis, een onderzoeksorganisatie van NWO, een onderzoeksinstituut van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW), het Nederlands Kanker Instituut, het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek, de Dubble-bundellijn bij de European Synchrotron Radiation Facility te Grenoble in Frankrijk, het Naturalis Biodiversity Center of het Advanced Research Centre for NanoLithography, om uiteindelijk producten, processen of diensten te ontwikkelen om commercieel op de markt te zetten. Deze kennis is het belangrijkste ingrediënt voor het vroegefasetraject en de verdere ontwikkeling van deze ondernemer. De academische innovatieve starter kan een aanstelling hebben aan de universiteit en de kennis zelf ontwikkeld hebben, maar het kan ook gaan om een innovatieve starter die nauw samenwerkt met de hiervoor genoemde wetenschappelijke instituten. Die aanstelling of samenwerking moet blijken uit een overeenkomst die bij de aanvraag moet worden overgelegd.
In de verklaring geeft de toekomstig investeerder aan voornemens te zijn om te investeren in het vernieuwingsfase- of vroegefasetraject, wat zijn bijdrage is en welke vragen het vernieuwingsfase- of vroegefasetraject zal beantwoorden die van belang zijn voor de investeerder om te investeren.
Het vernieuwingsfase- of vroegefasetraject bestaat uit de stappen en activiteiten die nodig zijn om te zorgen dat het idee/concept commercieel levensvatbaar is en op welke wijze er vervolgens geld zal worden verdiend inclusief een prognose hoe de onderneming zal groeien indien het product, het proces of de dienst met succes de markt op kan en gaat. Bij het vernieuwingsfaseplan betreft het een overzicht van activiteiten voor experimentele ontwikkeling. In het vernieuwingsfase- of vroegefaseplan wordt in detail uiteengezet wat het vernieuwingsfase- of vroegefasetraject inhoudt. Uit dit plan dat bij de aanvraag moet worden overgelegd, moet blijken dat er voldoende reden is om aan te nemen dat het vernieuwingsfase- of vroegefasetraject tot economische activiteiten zal leiden met voldoende commercieel perspectief. In feite moet er een bloeiende onderneming uit voort kunnen komen of moet een onderneming verder kunnen groeien. Dit moet dan ook voldoende worden onderbouwd.
Een toekomstig investeerder is belangrijk om te zorgen dat bij het vernieuwingsfase- of vroegefasetraject de focus gericht blijft op het valideren van de activiteiten van de ondernemer in de vernieuwingsfase of vroege fase om te bepalen of een vroegefasetraject succesvol is verlopen en wat er nog moet gebeuren met het bedrijfsmodel. Bij toekomstige investeerders kan gedacht worden aan publieke investeerders en private partijen (of combinaties) als regionale ontwikkelings- of participatiemaatschappijen, banken, business angels, of (regionale) investeringsfondsen.
Het vernieuwingsfase- of vroegefasetraject is de weg die de ondernemer moet afleggen om te komen van een idee/concept tot een product, proces of dienst met commercieel perspectief. Het zijn de activiteiten die in dit traject worden ondernomen die in aanmerking komen voor een subsidie in de vorm van een geldlening.
De subsidies die worden verstrekt op grond van dit hoofdstuk vallen onder het O&O&I-steunkader en de Omnibusbeschikking.
De aanvraagformulieren die een ondernemer moet indienen om in aanmerking te komen voor de subsidie op grond van dit hoofdstuk van de SGOO zijn in de bijlagen opgenomen. Ook de uitvoeringsovereenkomst van de geldlening is in de bijlage opgenomen. In de uitvoeringsovereenkomst staan de voorwaarden van de geldlening.
Het begrip MKB-ondernemer dat in artikel 9a.4 wordt gebruikt, is gedefinieerd in het Kaderbesluit EZ-subsidies, net als het begrip ondernemer. Het kan een natuurlijk persoon, een rechtspersoon of een vennootschap zijn die een kleine of middelgrote onderneming in stand houdt. Tot de kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (KMO’s) behoren ondernemingen waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waar de jaaromzet € 50 miljoen of het jaarlijks balanstotaal van € 43 miljoen niet overschrijdt. KMO is een Unierechtelijk begrip. Om te toetsen of een ondernemer een MKB-ondernemer is wordt de door de Europese Commissie ontwikkelde toets voor KMO gebruikt die is te vinden via de website van RVO.nl onder subsidiespelregels en standaardformulieren, www.rvo.nl.
Bij zijn aanvraag dient de MKB-ondernemer en de innovatieve starter een verklaring over te leggen waaruit blijkt dat er een toekomstig investeerder betrokken is bij het vernieuwingsfasetraject respectievelijk vroegefasetraject. Naast de verklaring, kan de uitvoerder in het kader van artikel 3:2 of 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht ook vragen om een gegoedheidsverklaring van een bank, als er twijfel is over de mogelijkheid van de investeerder om daadwerkelijk de fase na het vernieuwingsfase- of vroegefasetraject te kunnen financieren.
De subsidie wordt verstrekt in de vorm van een geldlening. Dit betekent dat de subsidieontvanger op basis van een overeenkomst leningnemer wordt en dat de verstrekte geldlening moet worden terugbetaald inclusief rente.
Een aanvraag kan worden afgewezen indien onaannemelijk is dat het vernieuwingsfasetraject, respectievelijk vroegefasetraject binnen twee jaar kan worden afgerond. Een tweetal uitsluitingsgronden zijn dat als er al een subsidie is verstrekt voor het vernieuwingsfase- respectievelijk vroegefasetraject en als er begonnen is met het vernieuwingsfasetraject of vroegefasetraject voor de datum van aanvraag.
In deze artikelen wordt de hoogte van de subsidiebedragen geregeld. Voor de drie doelgroepen geldt een maximum steunintensiteit die voortkomt uit het O&O&I-steunkader. Ingevolge het Kaderbesluit EZ-subsidies is de Regeling steunintensiteit hierop van toepassing. Dit betekent dat van de opgevoerde kosten voor het vernieuwingsfasetraject zijnde experimentele ontwikkeling van een MKB-ondernemer 35% tot 45% gesubsidieerd kunnen worden, afhankelijk of de MKB-ondernemer een middelgrote respectievelijk kleine onderneming is. Voor de innovatieve starter en de academische innovatieve starter geldt het uit paragraaf 5.4 voortvloeiende maximum steunbedrag dat echter niet alleen betrekking heeft op de steun op grond van dit hoofdstuk van de SGOO maar ook andere mogelijke staatssteun die de starter uit andere hoofde ontvangt.
Het maximum subsidiebedrag op grond van dit hoofdstuk van de SGOO is voor academische innovatieve starters lager dan voor MKB-ondernemers of innovatieve starters. Dit maximum subsidiebedrag is gebaseerd op de ervaringen met het Valorisation Grant programma en de gedane consultaties. Bovendien houdt het verband met de eerste fase van dat programma. De eventuele subsidie die door de academische innovatieve starter is ontvangen voor die fase, de haalbaarheidsstudie, wordt niet in mindering gebracht op de vroegefasefinanciering omdat die studie geen onderdeel uitmaakt van het vroegefasetraject.
Deze artikelen betreffende de afwijzingsgronden. Uitgangspunt bij vroegefasefinanciering is dat het voor ondernemers moeilijk is om in de vroege fase of vernieuwingsfase financiering te verkrijgen. Dit financieringsgat beoogt vroegefasefinanciering te dichten. Is reguliere financiering aannemelijk of is aannemelijk dat de ondernemer een voor- of vroegefasetraject zelf kan financieren dan is vroegefasefinanciering op grond van deze regeling niet op zijn plaats.
De afwijzingsgrond dat er onvoldoende vertrouwen is dat de toekomstige investeerder de fase na het vernieuwingsfase- en vroegefasetraject kan financieren voor zover het MKB-ondernemers of innovatieve starters betreft, benadrukt de rol van de toekomstige investeerder bij het mogelijke succes van een dergelijk traject. Het is belangrijk dat er interesse is van goed geïnformeerde marktdeelnemers die de MKB-ondernemer en de innovatieve starter kunnen begeleiden bij het vernieuwingsfase- en vroegefasetraject en dat deze interesse dusdanig is dat een toekomstige investeerder de fase na een traject kan en wil financieren. Die betrokkenheid kan van doorslaggevend belang zijn voor het commercieel perspectief van het idee/concept. Deze afwijzingsgrond geldt niet voor een academische innovatieve starter. Bij die starters staat het commercieel perspectief van onderzoek centraal. Teneinde dat goed te kunnen beoordelen wordt een deskundig advies gevraagd van de Adviescommissie vroegefasefinanciering academische innovatieve starters.
Aanvragen kunnen verder worden afgewezen indien de begrote kosten van het vernieuwingsfase- of vroegefasetraject te laag zijn of te hoog. Bij kosten die lager zijn dan de aangegeven bedragen zou de ondernemer op alternatieve wijze de financiering kunnen realiseren. Bijvoorbeeld met eigen middelen of met middelen van vrienden en familieleden. Op grond van dit hoofdstuk van de SGOO kan een gedeelte worden gefinancierd zodat het commercieel perspectief kan worden aangetoond. Private financiers, mogelijk in combinatie met het innovatiekrediet, zijn dan beschikbaar om het product, idee of dienst in de fase erna verder te financieren. Het bedrag wat hier als maximum is gekozen zou voldoende moeten zijn om de vernieuwings- of vroegefase succesvol door te komen zonder dat er een te grote lening is aangegaan.
Bij een afwijzing op grond van onvoldoende vertrouwen dat de desbetreffende ondernemer een vernieuwingsfase- of vroegefasetraject zowel in uitvoeringstechnische als in economische zin tot een succes zal kunnen maken, wordt gekeken naar de achtergrond en de ervaring van de ondernemer en zijn team. Om een traject succesvol te kunnen uitvoeren en af te kunnen ronden heeft hij inhoudelijke vaardigheden nodig om een goede ‘proof of concept’ te maken en ondernemersvaardigheden om economisch in staat te zijn om uiteindelijk een product, proces of dienst te ontwikkelen en naar de markt te brengen.
De afwijzingsgrond dat er onvoldoende vertrouwen is dat de ondernemer de geldlening terug kan betalen, houdt in dat als onvoldoende aannemelijk is dat in de fase na een vernieuwingsfase- of vroegefasetrajecten groei zal plaatsvinden, zo’n traject niet in aanmerking komt voor subsidie. Het vernieuwingsfase- of vroegefaseplan moet een gedegen en voldoende substantiële groei laten zien met voor de MKB-ondernemers en de (academische) innovatieve starters een duidelijk positief financieel perspectief, zodat de kans groot is dat de geldlening kan en zal worden terugbetaald. Na het vernieuwingsfase- of vroegefasetraject moet de geldlening terug kunnen worden betaald.
In deze bepalingen is vastgelegd dat het desbetreffende subsidieplafond wordt verdeeld volgens het principe ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’. Uiteraard geldt dit voor zover de aanvragen die aan de gestelde vereisten voldoen. Indien een aanvraag wordt ontvangen waarbij de wettelijk vereiste gegevens en bescheiden (zoals opgenomen in het aanvraagformulier) ontbreken, wordt voor deze aanvraag als datum van indiening aangemerkt de datum waarop de noodzakelijke gegevens en bescheiden alsnog zijn aangeleverd.
Nadat subsidie bij beschikking is verleend zal er een overeenkomst van geldlening moeten worden gesloten tussen de subsidieontvanger en de Staat der Nederlanden. Als deze overeenkomst niet tijdig tot stand komt, bijvoorbeeld omdat de subsidieontvanger en de Staat geen overeenstemming bereiken, is er geen aanspraak op de subsidie mogelijk. In de uitvoeringsovereenkomst staan de voorwaarden van de geldlening aangegeven.
Vroegefasefinanciering voor academische innovatieve starters beoogt wetenschappelijke kennis die bij universiteiten of andere wetenschappelijke organisaties is ontwikkeld, om te zetten in economische activiteiten. Door met deze kennis uiteindelijk commerciële producten, diensten of processen te ontwikkelen, wordt bedrijvigheid gecreëerd en de Nederlandse economie gestimuleerd.
Het verband tussen de academische innovatieve starter en de betrokken wetenschappelijke organisaties moet blijken uit een overeenkomst die de starter bij de aanvraag moet overleggen. Zo zullen zij in de regel afspraken maken over het gebruik van die wetenschappelijke kennis. De academische innovatieve starter wordt doorgaans op verschillende manieren ondersteund en ook geholpen bij het verder ontwikkelen van zijn ondernemersvaardigheden zoals faciliteiten, huisvesting, coaching, intellectuele eigendomskwesties en dergelijke. Dit krijgt vaak zijn beslag in een samenwerkingsovereenkomst. Dit is een overeenkomst als bedoeld in de definitie van academische innovatieve starter artikel 9a.1. Daarnaast dient de academische innovatieve starter een rapport van een haalbaarheidsstudie te overleggen waaruit blijkt dat het ‘proof of principle’ is aangetoond en het beoogde product of proces of de beoogde dienst commercieel perspectief heeft. Deze haalbaarheidsstudie kan uitgevoerd zijn met subsidie op grond van de eerste fase van het Take-Off programma, maar kan ook op een andere manier tot stand gekomen zijn.
Voor een toelichting op het eerste, derde en vierde lid wordt verwezen naar de toelichting bij de artikelen 9a.4 en 9a.9.
De Adviescommissie vroegefasefinanciering academische innovatieve starters is een onafhankelijke commissie die gelijkelijk is samengesteld uit ondernemende wetenschappers, ondernemers en private financiers. Zij zullen door de minister voor een termijn van ten hoogste twee jaar worden benoemd. Herbenoeming voor een nieuwe termijn is mogelijk.
Voor academische innovatieve starters is ervoor gekozen de voorstellen te honoreren op volgorde van rangschikking. Op basis van ervaringen met het Valorisation Grant programma wordt verwacht dat er ook in het Take-Off programma meer aanvragen gedaan zullen worden dan er gehonoreerd kunnen worden. Door aanvragen te rangschikken en het subsidieplafond te verdelen op volgorde van deze rangschikking, worden de beste aanvragen gehonoreerd. De Adviescommissie vroegefasefinanciering academische innovatieve starters adviseert de minister over de rangschikking op basis van vier rangschikkingscriteria.
De score voor het criterium commercieel perspectief weegt in de totale beoordeling twee keer zo zwaar als de overige drie beoordelingscriteria. Er wordt vanuit het ondernemersperspectief naar de economische activiteiten van de academische innovatieve starter gekeken. De marktbehoefte is een belangrijk aspect bij de beoordeling. Een andere belangrijke factor in de beoordeling van het commercieel perspectief is de zekerheid van terugbetaling van de geldlening (economisch perspectief). Dit gebeurt op basis van de verwachte introductie op de markt en de verwachte inkomsten. De positie met betrekking tot intellectuele eigendomsrechten wordt ook beoordeeld bij dit criterium commercieel perspectief. Ook de commerciële haalbaarheid wordt beoordeeld.
Bij het criterium wetenschappelijk innovatieve kwaliteit gaat het erom dat de aanvraag betrekking heeft op een eerste commerciële toepassing van kwalitatief hoogwaardig wetenschappelijk onderzoek. De innovatie en de wetenschappelijke kwaliteit van het voorafgaande onderzoek komen in dit criterium bij elkaar. Een uitvinding is dus niet per definitie een innovatie. Bij een innovatie kan het gaan om een wetenschappelijke uitvinding die commercieel toepasbaar wordt gemaakt of om een nieuwe manier van ordenen, combineren of vermarkten van wetenschappelijke kennis. Hoe nieuw iets is en in welke mate de aanvraag wetenschappelijk onderbouwd is, worden beoordeeld. Ook de praktische haalbaarheid wordt bij dit punt beoordeeld.
Het criterium kwaliteit van de academische innovatieve starter en het bij het vroegefasetraject betrokken wetenschappelijk team betekent dat de aanvrager aannemelijk zal moeten maken dat hij de capaciteiten in huis heeft om de onderneming zowel voor de inhoudelijke (wetenschappelijke) kennis en expertise als in economische zin tot een succes te kunnen maken. De academische innovatieve starter moet voldoende ondernemerskwaliteiten hebben of die bij zijn onderneming betrekken. Tevens is hierbij van belang of de aanvragers activiteiten gaan ontplooien om hun netwerk te vergroten. De motivatie en het ambitieniveau van het betrokken wetenschappelijk team, en de betrokkenheid van ervaren ondernemerscoaches en geïnteresseerde financiers met relevante netwerken dragen hieraan bij. Dit noemen we het ecosysteem van de ondernemer. Daarnaast is de inrichting van de inhoudelijke begeleiding van de academische starter een van de aspecten bij de beoordeling. Deze begeleiding kan bij de kennisinstelling belegd worden of elders.
Aan de hand van een gedegen beschrijving van het vroegefasetraject, het ondernemingsplan en een deugdelijk onderbouwde begroting zal de academische innovatieve starter duidelijk moeten maken dat hij in staat is het plan uit te voeren. Ook het financieringsplan wordt beoordeeld. Dit vormt bij elkaar het criterium ’kwaliteit van het vroegefasetraject en het ondernemingsplan’.
In dit artikel is aangegeven wanneer de regeling wordt opengesteld voor de verschillende doelgroepen en wat de subsidieplafonds zijn. Omdat er voor de academische innovatieve starter met een tender wordt gewerkt is de openstelling tussen 1 september 2014 tot en met 1 oktober 2014. Voor de MKB-ondernemer en de innovatieve starter is de openstelling tussen 1 juli 2014 en 1 december 2014. Omdat de regeling zal worden aangepast vanwege de nieuwe staatssteunregels is er geen openstelling in december. De plafonds zijn gekozen om de middelen over de doelgroepen en vier jaar te spreiden.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2014. Hiermee wordt aangesloten bij de vaste verandermomenten voor regelgeving, zoals opgenomen in aanwijzing 174, tweede lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Wel wordt afgeweken van het in het derde lid van dezelfde aanwijzing opgenomen principe van een minimale termijn van twee maanden tussen de publicatiedatum en het tijdstip van inwerkingtreding. Publicatie van de regeling voor 1 mei 2014 bleek niet mogelijk, maar uitstel van de inwerkingtreding tot 1 oktober 2014, die hiervan het gevolg zou moeten zijn, is niet in het belang van het bedrijfsleven.
Daarom is er met een beroep op het vierde lid, onderdeel a, van dezelfde aanwijzing voor gekozen de regeling toch met ingang van 1 juli 2014 in werking te laten treden.
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp
Communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie, 2006/c 323/01.
U ontvangt deze verklaring wanneer u gebruik maakt van de WBSO (Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk) en/of de RDA (Research en Development Aftrek). Meer informatie over de WBSO kunt u vinden op de website van RvO (http://www.rvo.nl/subsidies-regelingen/wbso-en-rda).
Indien er sprake is van een rechtspersoon in oprichting het volgende opnemen: [naam)], i.o., vertegenwoordigd door de volgende persoon/personen [naam, adres]. NB Tevens wordt bij deze standaardbepalingen voorzien in een bepaling die meebrengt dat de uitvoeringsovereenkomst niet in werking zal treden indien niet voor de in die overeenkomst aangegeven datum is gebleken van bekrachtiging van de overeenkomst door de inmiddels opgerichte rechtspersoon. Dit houdt in dat dan moet worden aangegeven voor welke datum de uitvoeringsovereenkomst bekrachtigd moet zijn door de rechtspersoon Zie voor de in dat geval op te nemen standaardbepaling artikel 13a.
Indien Leningnemer een kleine onderneming in stand houdt: 100/45 * het bedrag van de eerste tranche.
De eerste termijn wordt afgelost twee jaar en zes maanden na de datum gemeld in artikel 15, eerste lid.
NB Het kan zijn dat deze datum meebrengt dat de datum in artikel 4, eerste lid, moet worden aangepast zodat zeker is dat de betaling van de eerste tranche tijdig kan plaatsvinden.
Krachtens de Comptabiliteitswet 2001 (artikelen 43, 43a) heeft EZ bij rechtspersonen, commanditaire vennootschappen, vennootschappen onder firma en natuurlijke personen die een beroep of bedrijf uitoefenen aan wie door de Staat of een derde voor rekening of risico van de Staat rechtstreeks of middellijk een subsidie, een lening of garantie wordt verstrekt het recht kennis te nemen van jaarrekeningen, jaarverslagen en daaraan toegevoegde overige gegevens, verantwoordingen, gegevens en documenten nodig voor vaststelling van subsidies, leningen en garanties en verslagen van onderzoeken van accountants hiernaar en naar aanleiding hiervan nadere inlichtingen in te winnen en is EZ bevoegd inzage te vorderen in de controledossiers van de accountant die de betreffende bescheiden heeft gecontroleerd om te bepalen of bij de vaststelling kan worden gesteund op de door deze accountant uitgevoerde controle. Met betrekking tot het verlenen van inzage in het controledossier kan de accountant zich niet beroepen op de omstandigheid dat hij op grond van andere bij of krachtens de wet opgelegde verplichtingen tot geheimhouding is verplicht van in dit dossier opgenomen vertrouwelijke gegevens. De Minister van Economische Zaken is bevoegd van stukken inzake de betreffende controle uit de controledossiers kopieën te maken.
Indien er sprake is van een rechtspersoon in oprichting het volgende opnemen: [naam)], i.o., vertegenwoordigd door de volgende persoon/personen [naam, adres]. NB Tevens wordt bij deze standaardbepalingen voorzien in een bepaling die meebrengt dat de uitvoeringsovereenkomst niet in werking zal treden indien niet voor de in die overeenkomst aangegeven datum is gebleken van bekrachtiging van de overeenkomst door de inmiddels opgerichte rechtspersoon. Dit houdt in dat dan moet worden aangegeven voor welke datum de uitvoeringsovereenkomst bekrachtigd moet zijn door de rechtspersoon Zie voor de in dat geval op te nemen standaardbepaling artikel 13a.
NB Het kan zijn dat deze datum meebrengt dat de datum in artikel 4, eerste lid, moet worden aangepast zodat zeker is dat de betaling van de eerste tranche tijdig kan plaatsvinden.
Krachtens de Comptabiliteitswet 2001 (artikelen 43, 43a) heeft EZ bij rechtspersonen, commanditaire vennootschappen, vennootschappen onder firma en natuurlijke personen die een beroep of bedrijf uitoefenen aan wie door de Staat of een derde voor rekening of risico van de Staat rechtstreeks of middellijk een subsidie, een lening of garantie wordt verstrekt het recht kennis te nemen van jaarrekeningen, jaarverslagen en daaraan toegevoegde overige gegevens, verantwoordingen, gegevens en documenten nodig voor vaststelling van subsidies, leningen en garanties en verslagen van onderzoeken van accountants hiernaar en naar aanleiding hiervan nadere inlichtingen in te winnen en is EZ bevoegd inzage te vorderen in de controledossiers van de accountant die de betreffende bescheiden heeft gecontroleerd om te bepalen of bij de vaststelling kan worden gesteund op de door deze accountant uitgevoerde controle. Met betrekking tot het verlenen van inzage in het controledossier kan de accountant zich niet beroepen op de omstandigheid dat hij op grond van andere bij of krachtens de wet opgelegde verplichtingen tot geheimhouding is verplicht van in dit dossier opgenomen vertrouwelijke gegevens. De Minister van Economische Zaken is bevoegd van stukken inzake de betreffende controle uit de controledossiers kopieën te maken.
Hier invoegen: het bedrag dat Ondergetekende voornemens is te verstrekken en tevens minimaal het bedrag waarvoor de Ondernemer Vroegefasefinanciering aanvraagt.
Bijlage bij Kamerstukken II, 2010/11, 31 311, nr. 82, Naar een gezonde basis: bedrijfsfinanciering na de crisis Advies van de expertgroep bedrijfsfinanciering.
Bijlage bij Kamerstuk II, 2006/07, 30 800-XIII, nr. 54, Vermogen om te ondernemen De Nederlandse finance gap.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2014-17949.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.