Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 23 mei 2014, nummer 520785, tot wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (honderdachtentwintigste wijziging)

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 3.43, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 en de artikelen 2l, eerste lid, 24, tweede lid en 107a, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Voorschrift Vreemdelingen 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 1.16 wordt een hoofdstuk toegevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 1A. NATIONALE VISA

Artikel 1.17
  • 1. Ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen of wijzigen van een terugkeervisum is de vreemdeling een bedrag van € 142 verschuldigd.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is de vreemdeling die valt onder artikel 1, eerste lid, van de Wet betreffende de positie van Molukkers, geen leges verschuldigd.

  • 3. In afwijking van het eerste lid is de vreemdeling die valt onder artikel 41, eerste lid, van het op 23 november 1970 te Brussel tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij de op 12 september 2963 te Ankara gesloten Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije (Trb. 1971,70) of artikel 6, 7 of 13 van het Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije betreffende de ontwikkeling van de Associatie, een bedrag van € 41 verschuldigd.

B

Aan artikel 3.24 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Indien de vreemdeling de Zuid-Koreaanse nationaliteit heeft, wordt de aanvraag niet afgewezen op de grond, bedoeld in artikel 3.42, eerste lid, onder a, van het Besluit.

C

In de tabel in artikel 3.34 komt rij p. te luiden:

p. ‘tijdelijke humanitaire gronden’

In het kader van ‘buiten schuld’, met uitzondering van amv’s € 304, de regeling langdurig verblijvende kinderen € 152, overige € 0

In het kader van ‘buiten schuld’, met uitzondering van amv’s € 304, de regeling langdurig verblijvende kinderen € 152, overige € 0

D

In de tabel in artikel 3.34a komt rij f. te luiden:

f. vreemdeling met de nationaliteit van Australië, Canada, Nieuw-Zeeland dan wel Zuid-Korea die het verblijfsdoel ‘uitwisseling’ aanvraagt, in het kader van het Working Holiday Scheme of het Working Holiday Program

€ 53

niet van toepassing

E

In artikel 3.34c, tweede lid, wordt voor ‘artikel 3.51, eerste lid, aanhef en onder a, ten eerste, van het Besluit’ ingevoegd: artikel 3.50, eerste lid, of.

F

In artikel 3.43c, eerste lid, wordt ‘€ 253’ vervangen door: € 152.

G

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 7.1a, eerste lid, onderdeel j, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • k. voor de beoordeling van de gronden voor het uitvaardigen van een inreisverbod tegen een vreemdeling en de opheffing of tijdelijke opheffing van het inreisverbod.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juni 2014, met dien verstande dat artikel I, onderdeel F, terugwerkt tot en met 1 januari 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 23 mei 2014

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling tot wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 bevat onder andere de opname van een legestarief voor verlening of wijziging van een terugkeervisum en een aantal aanpassingen van legestarieven.

De inwerkingtreding is niet op een Vast Verandermoment en de invoeringstermijn van deze regeling bedraagt minder dan twee maanden. Hiermee wordt afgeweken van het in het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten neergelegde uitgangspunt. Deze afwijking is toegestaan omdat de doelgroepen gebaat zijn bij spoedige inwerkingtreding (Aanwijzing 174, vierde lid, onder a, Aanwijzingen voor de regelgeving).

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A (artikel 1.17)

Op grond van artikel 2l, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 is de vreemdeling ter afdoening van een aanvraag tot verlening of wijziging van een terugkeervisum een vergoeding verschuldigd die door de Minister van Veiligheid en Justitie wordt vastgesteld. Het nu vastgestelde bedrag komt overeen met het bedrag dat is opgenomen in de Regeling op de consulaire tarieven en bedraagt € 142.

Onderdeel B (artikel 3.24, vierde lid)

Op 1 juni 2014 treedt het Working Holiday Program (WHP) dat Zuid-Korea en Nederland hebben afgesloten in werking. Jongeren kunnen op grond van het WHP een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verband houdend met het verblijfsdoel ‘uitwisseling, al dan niet in het kader van een verdrag’ aanvragen. Met verwijzing naar artikel 3.43, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000, wordt de aanvraag niet afgewezen op grond van artikel 3.43, eerste lid, onder a, van het Vreemdelingenbesluit 2000.

Onderdeel C (artikel 3.34)

Bij brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken II 2013/14, 19 637, nr. 1813) is aangegeven dat per 1 juni 2014 een legesbedrag voor het indienen van een aanvraag om een verblijfsvergunning ‘tijdelijke humanitaire gronden’ in het kader van de definitieve regeling langdurig verblijvende kinderen en voor het indienen van een aanvraag voor een verblijfsvergunning op grond van het buitenschuldbeleid wordt ingevoerd.

Onderdeel D (artikel 3.34a)

Op 1 juni 2014 treedt het WHP dat Zuid-Korea en Nederland hebben afgesloten in werking. Jongeren kunnen op grond van het WHP een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verband houdend met het verblijfsdoel ‘uitwisseling, al dan niet in het kader van een verdrag’ aanvragen. In verband daarmee is op basis van artikel 24, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 in artikel 3.34a de rij f., eerste kolom, uitgebreid met de categorie vreemdelingen die de nationaliteit van Zuid-Korea bezitten.

Onderdeel E (artikel 3.34c, tweede lid)

In deze bepaling is, als gevolg van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 oktober 2012 (zie de brief van 28 november 2012 aan de Voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer (Kamerstukken I 2012/13, 31 549, K)), het legesbedrag voor een aanvraag tot het wijzigen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid in een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verband houdend met niet-tijdelijke humanitaire gronden op grond van artikel 3.50, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (het voormalige voortgezet verblijf), vastgesteld op € 228. In de praktijk werd hieraan al door de Immigratie- en Naturalisatiedienst uitvoering gegeven.

Onderdeel F (artikel 3.43c, eerste lid)

Bij brief aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal (Bijlage bij Kamerstukken II 2013/14, 19 637, nr. 1813) is aangegeven dat het tarief voor de vervanging van een verblijfsdocument asiel voor bepaalde tijd ingeval van verlies, diefstal of beschadiging wordt verlaagd naar € 152. De verlaging werkt terug tot en met 1 januari 2014.

Onderdeel G (artikel 7.1a, eerste lid, onder d)

Ingevolge artikel 23, aanhef en eerste lid, onder e, van de Wet bescherming persoonsgegevens is het verbod op het verwerken van bijzondere persoonsgegevens niet van toepassing indien een dergelijke verwerking noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang. In dat geval dienen passende waarborgen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer te worden geboden en dient de verwerking bij wet te worden voorzien. Artikel 107a, eerste lid, van de Wet voorziet daarin. Ingevolge het derde lid van artikel 107a van de Wet worden bij ministeriële regeling binnen het kader van het eerste en tweede lid nadere regels gesteld ter waarborging van de persoonlijke levenssfeer. In artikel 7.1a is opgenomen in welke gevallen de verwerking van bijzondere persoonsgegevens noodzakelijk is. Door middel van het nieuwe onderdeel k wordt aan die gevallen toegevoegd de beoordeling van de gronden voor het uitvaardigen van een inreisverbod tegen een vreemdeling en de opheffing of tijdelijke opheffing van het inreisverbod.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Naar boven