De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Gelet op artikel 3.43, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 en de artikelen
2l, eerste lid, 24, tweede lid en 107a, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000;
Besluit:
ARTIKEL I
Het Voorschrift Vreemdelingen 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 1.16 wordt een hoofdstuk toegevoegd, luidende:
HOOFDSTUK 1A. NATIONALE VISA
Artikel 1.17
-
1. Ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen of wijzigen van een terugkeervisum
is de vreemdeling een bedrag van € 142 verschuldigd.
-
2. In afwijking van het eerste lid is de vreemdeling die valt onder artikel 1, eerste
lid, van de Wet betreffende de positie van Molukkers, geen leges verschuldigd.
-
3. In afwijking van het eerste lid is de vreemdeling die valt onder artikel 41, eerste
lid, van het op 23 november 1970 te Brussel tot stand gekomen Aanvullend Protocol
bij de op 12 september 2963 te Ankara gesloten Overeenkomst waarbij een associatie
tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije (Trb. 1971,70) of artikel 6, 7 of 13 van het Besluit 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije betreffende
de ontwikkeling van de Associatie, een bedrag van € 41 verschuldigd.
B
Aan artikel 3.24 wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
4. Indien de vreemdeling de Zuid-Koreaanse nationaliteit heeft, wordt de aanvraag niet
afgewezen op de grond, bedoeld in artikel 3.42, eerste lid, onder a, van het Besluit.
C
In de tabel in artikel 3.34 komt rij p. te luiden:
p. ‘tijdelijke humanitaire gronden’
|
In het kader van ‘buiten schuld’, met uitzondering van amv’s € 304, de regeling langdurig
verblijvende kinderen € 152, overige € 0
|
In het kader van ‘buiten schuld’, met uitzondering van amv’s € 304, de regeling langdurig
verblijvende kinderen € 152, overige € 0
|
D
In de tabel in artikel 3.34a komt rij f. te luiden:
f. vreemdeling met de nationaliteit van Australië, Canada, Nieuw-Zeeland dan wel Zuid-Korea
die het verblijfsdoel ‘uitwisseling’ aanvraagt, in het kader van het Working Holiday
Scheme of het Working Holiday Program
|
€ 53
|
niet van toepassing
|
E
In artikel 3.34c, tweede lid, wordt voor ‘artikel 3.51, eerste lid, aanhef en onder
a, ten eerste, van het Besluit’ ingevoegd: artikel 3.50, eerste lid, of.
F
In artikel 3.43c, eerste lid, wordt ‘€ 253’ vervangen door: € 152.
G
Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 7.1a, eerste lid, onderdeel
j, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juni 2014, met dien verstande dat
artikel I, onderdeel F, terugwerkt tot en met 1 januari 2014.
TOELICHTING
Algemeen
Deze regeling tot wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 bevat onder andere
de opname van een legestarief voor verlening of wijziging van een terugkeervisum en
een aantal aanpassingen van legestarieven.
De inwerkingtreding is niet op een Vast Verandermoment en de invoeringstermijn van
deze regeling bedraagt minder dan twee maanden. Hiermee wordt afgeweken van het in
het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten neergelegde uitgangspunt. Deze
afwijking is toegestaan omdat de doelgroepen gebaat zijn bij spoedige inwerkingtreding
(Aanwijzing 174, vierde lid, onder a, Aanwijzingen voor de regelgeving).
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A (artikel 1.17)
Op grond van artikel 2l, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 is de vreemdeling
ter afdoening van een aanvraag tot verlening of wijziging van een terugkeervisum een
vergoeding verschuldigd die door de Minister van Veiligheid en Justitie wordt vastgesteld.
Het nu vastgestelde bedrag komt overeen met het bedrag dat is opgenomen in de Regeling
op de consulaire tarieven en bedraagt € 142.
Onderdeel B (artikel 3.24, vierde lid)
Op 1 juni 2014 treedt het Working Holiday Program (WHP) dat Zuid-Korea en Nederland
hebben afgesloten in werking. Jongeren kunnen op grond van het WHP een verblijfsvergunning
regulier voor bepaalde tijd verband houdend met het verblijfsdoel ‘uitwisseling, al
dan niet in het kader van een verdrag’ aanvragen. Met verwijzing naar artikel 3.43,
tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000, wordt de aanvraag niet afgewezen op
grond van artikel 3.43, eerste lid, onder a, van het Vreemdelingenbesluit 2000.
Onderdeel C (artikel 3.34)
Bij brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken
II 2013/14, 19 637, nr. 1813) is aangegeven dat per 1 juni 2014 een legesbedrag voor het indienen van een aanvraag
om een verblijfsvergunning ‘tijdelijke humanitaire gronden’ in het kader van de definitieve
regeling langdurig verblijvende kinderen en voor het indienen van een aanvraag voor
een verblijfsvergunning op grond van het buitenschuldbeleid wordt ingevoerd.
Onderdeel D (artikel 3.34a)
Op 1 juni 2014 treedt het WHP dat Zuid-Korea en Nederland hebben afgesloten in werking.
Jongeren kunnen op grond van het WHP een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde
tijd verband houdend met het verblijfsdoel ‘uitwisseling, al dan niet in het kader
van een verdrag’ aanvragen. In verband daarmee is op basis van artikel 24, tweede
lid, van de Vreemdelingenwet 2000 in artikel 3.34a de rij f., eerste kolom, uitgebreid
met de categorie vreemdelingen die de nationaliteit van Zuid-Korea bezitten.
Onderdeel E (artikel 3.34c, tweede lid)
In deze bepaling is, als gevolg van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State van 9 oktober 2012 (zie de brief van 28 november 2012 aan de
Voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer (Kamerstukken I 2012/13, 31 549, K)), het legesbedrag voor een aanvraag tot het wijzigen van een verblijfsvergunning
regulier voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met verblijf als familie-
of gezinslid in een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verband houdend
met niet-tijdelijke humanitaire gronden op grond van artikel 3.50, eerste lid, van
het Vreemdelingenbesluit 2000 (het voormalige voortgezet verblijf), vastgesteld op
€ 228. In de praktijk werd hieraan al door de Immigratie- en Naturalisatiedienst uitvoering
gegeven.
Onderdeel F (artikel 3.43c, eerste lid)
Bij brief aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal (Bijlage bij Kamerstukken
II 2013/14, 19 637, nr. 1813) is aangegeven dat het tarief voor de vervanging van een verblijfsdocument asiel
voor bepaalde tijd ingeval van verlies, diefstal of beschadiging wordt verlaagd naar
€ 152. De verlaging werkt terug tot en met 1 januari 2014.
Onderdeel G (artikel 7.1a, eerste lid, onder d)
Ingevolge artikel 23, aanhef en eerste lid, onder e, van de Wet bescherming persoonsgegevens
is het verbod op het verwerken van bijzondere persoonsgegevens niet van toepassing
indien een dergelijke verwerking noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen
belang. In dat geval dienen passende waarborgen ter bescherming van de persoonlijke
levenssfeer te worden geboden en dient de verwerking bij wet te worden voorzien. Artikel
107a, eerste lid, van de Wet voorziet daarin. Ingevolge het derde lid van artikel
107a van de Wet worden bij ministeriële regeling binnen het kader van het eerste en
tweede lid nadere regels gesteld ter waarborging van de persoonlijke levenssfeer.
In artikel 7.1a is opgenomen in welke gevallen de verwerking van bijzondere persoonsgegevens
noodzakelijk is. Door middel van het nieuwe onderdeel k wordt aan die gevallen toegevoegd
de beoordeling van de gronden voor het uitvaardigen van een inreisverbod tegen een
vreemdeling en de opheffing of tijdelijke opheffing van het inreisverbod.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven