Besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank van 30 april 2014, houdende de bekendmaking van de Beleidsregels 2013 (Besluit Beleidsregels SVB 2013)

De Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank,

Gelet op artikel 34, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, artikel 8a van de Remigratiewet, artikel 2 van de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen, de paragrafen 3 en 4 van de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW, artikel 2 van de Regeling koopkrachttegemoetkoming niet-KOB-gerechtigden met een AOW-pensioen, de artikelen 6 tot en met 9 van de Regeling onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen, artikel 13 van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers en artikel 9 van de Regeling tegemoetkoming niet-loondienstgerelateerde slachtoffers van mesothelioom, alsmede gelet op het Boetebesluit socialezekerheidswetten en het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten;

Besluit:

Artikel 1

Bij de uitvoering van de in artikel 34 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen genoemde wetten, de Remigratiewet, de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen, de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW, de Regeling koopkrachttegemoetkoming niet-KOB-gerechtigden met een AOW-pensioen, de Regeling tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen, de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers en de Regeling tegemoetkoming niet-loondienstgerelateerde slachtoffers van mesothelioom, past de Sociale verzekeringsbank het beleid toe dat is neergelegd in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Het Besluit Beleidsregels SVB 2011 (Stcrt. 2011, nr. 15239) en het Besluit Beleidsregels Internationaal SVB 2012 (Strcrt. 2012, nr. 17507) worden ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Beleidsregels SVB 2013.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. De bijlage wordt ter inzage gelegd bij de vestigingskantoren en het hoofdkantoor van de Sociale verzekeringsbank. De inhoud van de bijlage kan tevens worden ingezien via het internet op www.svb.nl

Amstelveen, 30 april 2014

De voorzitter van de Raad van bestuur, N.A. Vermeulen

TOELICHTING

Inleiding

De Sociale verzekeringsbank (SVB) publiceert sinds 1997 het beleid dat zij hanteert bij de uitvoering van de aan haar opgedragen wetten en regelingen. Publicatie vindt plaats door bekendmaking van een besluit als het voorgaande, inhoudende dat de Raad van bestuur van de SVB opnieuw de beleidsregels heeft vastgesteld. De bijlage waarnaar in het besluit wordt verwezen, betreft de gebundelde verzameling SVB Beleidsregels 2013 die voor een ieder ter inzage ligt bij de vestigingskantoren en het hoofdkantoor van de SVB. De inhoud van de publicatie kan tevens worden ingezien via het internet op www.svb.nl.

Status en werking van de beleidsregels

Bij de ontwikkeling van de beleidsregels heeft de SVB zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de bepalingen die inde Algemene wet bestuursrecht (Awb) over dit onderwerp zijn opgenomen.

In het vierde lid van artikel 1:3 Awb zijn beleidsregels gedefinieerd als: ‘een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan’.

De SVB zoekt bij de ontwikkeling van haar beleidsregels aansluiting bij deze definitie. Dit betekent dat de regels niet uitsluitend betrekking hebben op de toepassing van zuiver discretionaire bepalingen (zogenaamde ‘kan-bepalingen’), maar ook op de uitleg van wettelijke bepalingen in situaties waarin deze meerdere interpretaties toestaan. Ook ten behoeve van een uniforme uitleg van jurisprudentie zijn regels geformuleerd.

De beleidsregels zoals de SVB die hanteert, zijn ook neergelegd in instructies gericht aan de vestigingskantoren. Deze instructies bevatten echter tevens administratieve en procedurele instructies. Dergelijke instructies hebben een zuiver intern karakter en worden veelvuldig aangepast, waardoor ze niet geschikt zijn voor bekendmaking aan derden. In deze publicatie worden de beleidsregels weergegeven zonder de interne administratieve en procedurele aspecten.

Hoewel burgers de SVB op de beleidsregels kunnen aanspreken, mogen deze niet op één lijn worden gesteld met algemeen verbindende voorschriften, zelfs niet nu ze formeel aan derden bekend zijn gemaakt en uit dien hoofde moeten worden beschouwd als ‘recht’ in de zin van artikel 79 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie. Zo is de SVB op grond van artikel 4:84 Awb verplicht van een beleidsregel af te wijken in gevallen waarin toepassing van de beleidsregel voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Voor zover zuiver wetsinterpreterende regels aan de orde zijn, zal de gehoudenheid tot afwijking overigens eerder aan de orde komen naarmate de desbetreffende wettelijke norm vager is en meer beoordelingsvrijheid aan de SVB toestaat. Voorts zijn gevallen denkbaar waarin zulke bijzondere omstandigheden spelen dat zij niet meer behoren tot de categorie van gevallen waarop de SVB bij de totstandkoming van de beleidsregel het oog heeft gehad. In dergelijke gevallen is de beleidsregel niet van toepassing en zal de SVB een individuele beslissing nemen, gebaseerd op de bijzondere omstandigheden van het individuele geval.

Bovendien bevatten de beleidsregels slechts globale lijnen die nooit volledig recht kunnen doen aan alle individuele belangen waarmee de SVB in de praktijk bij het nemen van een beslissing rekening houdt. Ten aanzien van alle in deze publicatie vervatte regels geldt daarom het principe dat hiervan in individuele gevallen op grond van bijzondere omstandigheden kan worden afgeweken.

Daarbij wordt opgemerkt dat deze beleidsregels, hoewel veelomvattend, niet een uitputtend beeld geven van het beleid van de SVB. Beleid dat nog niet is uitgekristalliseerd, of uitsluitend om strategische redenen wordt gevoerd, bijvoorbeeld om jurisprudentie uit te lokken, is bijvoorbeeld niet opgenomen. Ook de omvang van de beschrijving van de regels verschilt. De reden hiervan is gelegen in het feit dat sommige bepalingen, doordat ze al veel langer bestaan of door veelvuldiger toepassing, meer ontwikkeld zijn dan andere.

Ten slotte dient er rekening mee te worden gehouden dat de SVB niet kan garanderen dat alle beleidsregels volledig actueel zijn. Er kan sprake zijn van wetswijzigingen of nieuwe rechterlijke uitspraken die nog niet zijn verwerkt. Dit is een onvermijdelijk gevolg van het feit dat de besluitvorming en de feitelijke publicatie van nieuwe beleidsregels enige tijd vergen.

De tekst is afgesloten naar de stand van zaken op 31 december 2013. De wetgeving is verwerkt tot en met 31 december 2013. Om deze reden is in de titel van het besluit het jaartal 2013 opgenomen. Wel zijn enkele uitspraken uit 2014 verwerkt.

Overzicht van wijzigingen

Het hieronder vermelde overzicht bevat de wijzigingen in Deel I en II van de beleidsregels. De Delen III (Awb) en IV (Overige onderwerpen) zijn niet inhoudelijk geactualiseerd. De verwijzingen naar uitspraken die te vinden zijn op www.rechtspraak.nl zijn wel aangepast aan de nieuwe nummering (ECLI in plaasts van LJN).

Door de inwerkingtreding van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd, de Wet vereenvoudiging regelingen SVB (die de afschaffing van de halfwezenuitkering regelt) de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW (OBR) en de Regeling koopkrachttegemoetkoming niet-KOB-gerechtigden met een AOW-pensioen (Regeling niet-KOB-gerechtigden) zijn de beleidsregels in Deel I en II op een groot aantal plaatsen aangepast. Omdat het in de meeste gevallen een tekstuele aanpassing betreft, zijn deze wijzigingen niet in onderstaand overzicht opgenomen. Inhoudelijke wijzigingen van de beleidsregels naar aanleiding van de inwerkingtreding van eerdergenoemde wetten en ministeriële regelingen zijn wel opgenomen.

Deel I (AOW, Anw, AKW, OBR, Remigratiewet, MKOB, Regeling niet-KOB-gerechtigden, TOG, TAS en TNS) bevat de volgende wijzigingen:

  • Aan SB1001 (Vaststelling leeftijd, meerderjarigheid en minderjarigheid) is toegevoegd hoe de SVB handelt als een persoon niet in de GBA staat ingeschreven. De SVB hanteert in dat geval het beleid zoals dat gold tot en met de Beleidsregels 2009.

  • Het arrest van de Hoge Raad van 15 juni 2012 is verwerkt in SB1005 (Zorgdragen voor elkaar (zorgcriterium)). Op grond van dit arrest is het gezamenlijke ondernemen van activiteiten alleen relevant als bij deze activiteiten sprake is van financiële verstrengeling of een andere vorm van zorg.

  • In SB1238 (Bijzondere situatie: hulpbehoevendheid) is een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 28 december 2012 verwerkt. In die uitspraak oordeelde de CRvB dat eveneens aan de voorwaarden van artikel 17, tweede lid AOW is voldaan indien de gezamenlijke huishouding wegens hulpbehoevendheid is aangevangen voordat beiden de pensioengerechtigde leeftijd bereiken.

  • Aan SB1009 (Eigen kinderen / adoptie / erkenning) is toegevoegd dat de SVB op basis van een uitspraak van de CRvB van 24 juni 2011 een kind eveneens als eigen kind van de vrouwelijke huwelijkspartner van de moeder aanmerkt, indien die partner voor de geboorte van het kind en voor het indienen van het adoptieverzoek is overleden en de intentie had om het kind te adopteren.

  • In SB1014 (Tot het huishouden behoren) is het 45-dagen beleid verduidelijkt zodat ook in de situatie dat een ouder bij een kind verblijft dat niet tot zijn huishouden behoort, geldt dat het gaat om de voor de nachtrust bestemde tijd. Aan SB1014 is toegevoegd dat een kind dat in een instelling verblijft wegens een crisisplaatsing geacht wordt tot het huishouden te blijven behoren, mits de crisisplaatsing niet langer duurt dan een maand.

  • SB1015 (Huishouden in het buitenland bij verblijf in Nederland) is aangepast naar aanleiding van de arresten van de Hoge Raad over ingezetenschap. Als gevolg van de arresten van de Hoge Raad van 12 april 2013 is het beleid over de dubbele woonplaats geschrapt en kan een verzekerde zowel in Nederland als in een ander land wonen. In deze beleidsregel is tevens tot uitdrukking gebracht dat de toepassing van het Unierecht eraan in de weg staat dat een verzekerde in twee landen woont. Door de beleidsregel op deze wijze te formuleren is het mogelijk dat de vraag of sprake is van een huishouden verschillend wordt beoordeeld bij twee personen die overigens in identieke situaties verkeren. De aldus ontstane ongelijkheid vloeit echter voort uit de beoordeling van de woonplaats die verschilt al naar gelang toepassing wordt gegeven aan de jurisprudentie van de Hoge Raad of het Unierecht. Het verschil tussen beide beoordelingen wordt gematigd doordat altijd moet worden beoordeeld of geen sprake is van een breuk in het huishouden.

  • In SB1022 (Wonen / ingezetene) zijn arresten van de Hoge Raad van 21 januari 2011, 4 maart 2011 en 12 april 2013 verwerkt. Op grond van deze jurisprudentie wordt een persoon geacht in Nederland te wonen als tussen hem en Nederland een duurzame band van persoonlijke aard bestaat. Of sprake is van zulk een band, moet worden beoordeeld aan de hand van alle in aanmerking komende feiten en omstandigheden van het geval. In SB1022 staat tevens dat de SVB bij toepassing van het Unierecht onverkorte toepassing geeft aan de jurisprudentie van het Hof van Justitie EU (in het bijzonder de zaak Wencel) en de daaraan ontleende criteria neergelegd in artikel 11, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 987/2009. De SVB gaat er in dat geval – in afwijking van de jurisprudentie van de Hoge Raad – van uit dat een persoon slechts in een land zijn woonplaats kan hebben.

  • Het nieuwe onderdeel SB1273 (Band met Nederland) bevat voorbeelden van feiten en omstandigheden die de SVB in aanmerking neemt bij de beoordeling of sprake van een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland.

  • Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat aan het beschikken over een duurzame woning veel belang toekomt. Daarom staat in SB1274 (Duurzame woning) beschreven wanneer sprake is van een duurzame woning.

  • In SB1023 (Invloed van nationaliteit en vreemdelingenrecht) is het oude beleid dat stond onder SB1023 (Juridische binding) en SB1026 (Koppelingswet) samengevoegd tot één beleidsregel. In de nieuwe beleidsregel is onder meer neergelegd vanaf welk moment de SVB verzekering op grond van ingezetenschap aanneemt indien een persoon met terugwerkende kracht een verblijfsvergunning krijgt.

  • SB1024 (Economische binding), SB1025 (Sociale binding), SB1241 (Binding met een ander land) zijn vervallen.

  • SB1027 (Einde verplichte verzekering na vertrek uit Nederland) is verduidelijkt, omdat uit de tekst van de beleidsregels niet duidelijk was welk beleid de SVB hanteert bij een tijdelijk verblijf buiten Nederland dat langer duurt dan een jaar.

  • Het beleid in SB1028 (Dubbele woonplaats) vervalt.

  • In SB1038 (Ontheffing van de verplichte verzekering: artikel 18 en artikel 22) stond ook beleid over wisselkoersen en hyperinflatie. Omdat dit niet de juiste plaats is voor dat beleid, is het beleid over wisselkoersen nu opgenomen in SB1049 (Inkomenstoets, herleiding naar maandinkomen en wisselkoersen). In SB1038 is een verwijzing opgenomen naar het beleid over wisselkoersen in SB1049.

  • Aan SB1043 (Aanvraag) is toegevoegd dat voor personen jonger dan 17 jaar die op de dag na de dag waarop hun verplichte verzekering eindigt de dan geldende aanvangsleeftijd als bedoeld in artikel 7a van de AOW hebben bereikt een uitzondering geldt op deze aanmeldtermijn van één jaar. De SVB laat deze personen toe als zij vóór het bereiken van hun 18e verjaardag een aanvraag indienen.

  • Het nieuwe onderdeel SB1275 (Ingangsdatum vrijwillige verzekering AOW) bevat het beleid dat de SVB toepast ten aanzien van de gewezen verzekerde die op de dag nadat zijn verplichte verzekering is geëindigd nog niet de hoogste in artikel 7a AOW vastgelegde aanvangsleeftijd heeft bereikt. De SVB hanteert bij de toepassing van artikel 38 AOW het beleid dat zij geen premies heft over tijdvakken waarvan wegens de geleidelijke verhoging van de pensioenleeftijd bij voorbaat vaststaat dat deze niet worden meegeteld bij de berekening van het ouderdomspensioen.

  • In het nieuwe onderdeel SB1276 (Voortvluchtigen) staat wat de SVB verstaat onder het zich onttrekken aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of een vrijheidsbelemmerende maatregel.

  • Aan SB1049 (Inkomenstoets, herleiding naar maandinkomen, wisselkoersen) is toegevoegd op welke wijze de SVB inkomen kort op de overbruggingsuitkering en de partneruitkering op grond van de OBR. Tevens is toegevoegd hoe de SVB handelt in geval buitenlands inkomen niet in euro’s is uitgedrukt. Het voorheen in SB1038 opgenomen beleid over hyperinflatie is opgenomen in dit onderdeel.

  • In SB1050 (Schuldige nalatigheid) staan enkele voorbeelden genoemd van bijzondere omstandigheden om af te zien van schuldig-nalatigverklaring. Toegevoegd zijn voorbeelden uit de jurisprudentie van omstandigheden die niet leiden tot het afzien van schuldig-nalatigverklaring.

  • In het nieuwe onderdeel SB1277 (Rechthebbende op een overbruggingsuitkering) staat wie de SVB als rechthebbende op een overbruggingsuitkering aanmerkt.

  • SB1058 is aangepast naar aanleiding van de beëindiging van de voorlopige toepassing van de verdragen met Bolivia, Botswana, Brazilië, Costa Rica, Gambia, Mali en Mexico per 1 januari 2012. Aan SB1058 is toegevoegd hoe de SVB handelt ten aanzien van personen die op 31 december 2011 woonden in een van deze landen en een uitkering ontvingen op grond van de AOW, Anw of AKW. De SVB anticipeert in dat geval op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op het overgangsrecht uit het wetsvoorstel over de exportbeperking in de AKW (Kamerstukken I 2011/12, 33 162 nr. A).

  • In de nieuwe onderdelen SB1278 (Voorschot op het ouderdomspensioen); SB1279 (Aanvraag van een voorschot); SB1280 (Hoogte van het voorschot); SB1281 (Betaling van het voorschot) en SB1282 (Verrekening van het voorschot) staat het beleid dat de SVB toepast bij de uitvoering van de voorschotregeling op grond van artikel 22 van de AOW.

  • SB1069 (Ingangsdatum uitkering) is aangepast aan de Wet wijziging ingangsdatum AOW-ouderdomspensioen die op 1 april 2012 in werking is getreden. Sinds die dag gaat het recht op AOW-pensioen in op de dag waarop aan de voorwaarden voor het recht op ouderdomspensioen is voldaan in plaats van de eerste dag van de maand waarin de pensioengerechtigde leeftijd wordt bereikt.

  • Aan SB1071 (Bijzonder geval) is toegevoegd dat uitsluitend in het kader van de kinderbijslag sprake is van een bijzonder geval in alle situaties waarin bij een overheidsorgaan een verzoek is ingediend tot vaststelling van een recht dat van doorslaggevend belang is voor het recht op kinderbijslag, zoals een verblijfsvergunning of de gerechtelijke vaststelling van ouderschap.

  • Aan SB1073 (Mate van terugwerkende kracht) is toegevoegd dat als een te late aanvraag om kinderbijslag veroorzaakt wordt door besluitvorming van de overheid waardoor de betrokkene in de onmogelijkheid verkeerde eerder het recht op kinderbijslag aan te tonen (zie SB1071 over bijzonder geval), de toets aan hardheid achterwege blijft en de SVB kinderbijslag toekent met een maximale terugwerkende kracht van vijf jaar.

  • Het nieuwe onderdeel SB1283 (Ingangsdatum ouderdomspensioen bij bereiken 65-jarige leeftijd vóór 1 april 2012) bevat wetsuitleg over de ingangsdatum van het ouderdomspensioen indien de ingangsdatum van het pensioen ligt vóór 1 april 2012.

  • Het nieuwe onderdeel SB1284 (Ingangsdatum overbruggingsuitkering) bevat het beleid over de ingangsdatum van de overbruggingsuitkering. Dit beleid wijkt af van het beleid dat de SVB toepast bij de uitvoering van de AOW.

  • Het nieuwe onderdeel SB1285 (Terugwerkende kracht van maximaal een jaar) bevat het beleid over het met terugwerkende kracht toekennen van een overbruggingsuitkering.

  • SB1260 (Ingangsdatum tegemoetkoming op grond van de TOG) is aangepast aan een wijziging in de Regeling TOG. Door die wijziging is de voorwaarde dat een aanvraag binnen 8 weken moet worden ingediend, vervallen. Het recht op TOG gaat in, in het kwartaal waarin de aanvraag is ingediend, mits er over dat kwartaal een geldige indicatie is. Aan SB1260 is toegevoegd dat de SVB in bijzondere gevallen kan afwijken van deze hoofdregel.

  • Aan SB1075 (Herziening ten voordele van de gerechtigde) is toegevoegd hoe de SVB handelt indien een AOW-gerechtigde door inkoop van achterliggende niet-verzekerde tijdvakken recht heeft op een hoger ouderdomspensioen.

  • In SB1075 stond ten aanzien van de Anw vermeld dat de Anw geen uitkeringsverhogende omstandigheden kent. Dat is niet langer juist, nu de uitkering door het vervallen van de halfwezenuitkering en de invoering van het woonlandbeginsel wel degelijk verhoogd kan worden.

  • Aan SB1075 is toegevoegd hoe de SVB handelt als een wijziging van de omstandigheden ertoe leidt dat de overbruggingsuitkering moet worden verhoogd.

  • Aan SB1076 (Terugkomen van een rechtens onaantastbaar besluit ten voordele van de belanghebbende) is het beleid toegevoegd dat de SVB hanteert ten aanzien van de OBR

  • SB1077 (Verlaging of intrekking ex nunc wegens wijziging van de omstandigheden) is aangepast als gevolg van het in het nieuwe onderdeel SB1287 (Beëindiging nabestaandenuitkering wegens toegenomen arbeidsgeschiktheid) opgenomen beleid naar aanleiding van de zogenaamde ‘aanzegjurisprudentie’.

  • In SB1077 vervalt het beleid dat de SVB een langere afbouwperiode kan toepassen dan een jaar. De SVB verricht die beoordeling voortaan in het kader van de toepassing van artikel 4:84 van de Awb.

  • Het nieuwe onderdeel SB1286 (Herziening of intrekking van een ouderdomspensioen wegens schuldige nalatigheid) bevat het beleid ten aanzien van de herziening of intrekking van een AOW-pensioen wegens schuldige nalatigheid die pas na de pensioengerechtigde leeftijd wordt vastgesteld.

  • Het nieuwe onderdeel SB1287 (Beëindiging nabestaandenuitkering wegens toegenomen arbeidsgeschiktheid) bevat het beleid naar aanleiding van de ‘aanzegjurisprudentie’ in het kader van de arbeidsongeschiktheidswetten. Op grond van die jurisprudentie – die eveneens geldt voor de Anw – moet de SVB een uitlooptermijn toepassen indien de beëindiging van een nabestaandenuitkering uitsluitend het gevolg is van de toegenomen arbeidsgeschiktheid van de nabestaande.

  • In SB1081 (Bijzonderheden met betrekking tot de Remigratiewet) vervalt de verwijzing naar SB1028 (Dubbele woonplaats), omdat die beleidsregel vervalt.

  • In SB1093 (Schorsing wegens twijfels aan de rechtmatigheid van de betaling) is verduidelijkt wanneer de SVB overgaat tot schorsing of opschorting van de betaling. De SVB doet dit in alle gevallen waarin twijfel bestaat over het recht op uitkering en nog niet vaststaat vanaf welk moment mogelijk geen recht meer bestaat.

  • In SB1093 vervalt de eerste zin na de opsomming, omdat de vermoedelijke schending van de controlevoorschriften in de wet is opgenomen als een grond om te schorsen en zich niet snel een dergelijke situatie zal voordoen.

  • Het in SB1096 (Kinderbijslagbetaling bij gescheiden huishoudens; echtscheiding en co-ouderschap) opgenomen beleid over co-ouderschap is verduidelijkt, zodat tot uitdrukking komt dat de SVB co-ouderschap beoordeelt aan de hand van de verdeling van de voor de nachtrust bestemde tijd en de mate van onderhoud.

  • SB1097 (Mededelingsverplichting) is aangepast naar aanleiding van de Wet eenmalige gegevensuitvraag (WEU). Op grond van deze wet mag de SVB geen gegevens opvragen die uit de gemeentelijke basisadministratie (GBA) of de polisadministratie blijken. De SVB hanteert het beleid dat de mededelingsverplichting niet geldt voor gegevens over burgerlijke staat, nationaliteit en inkomen, voor zover deze gegevens zijn te verkrijgen uit de GBA of de polisadministratie. Tevens is opgenomen hoe de SVB handelt als de gegevens uit de GBA of de polisadministratie niet volledig of niet actueel zijn.

  • Aan de mededelingsverplichting op verzoek van de SVB is toegevoegd dat deze ook geldt voor de persoon die voor een uitkering in aanmerking wenst te komen (de aanvrager).

  • SB1245 (Mededelingsverplichting AOW) is aangepast aan de Wet eenmalige gegevensuitvraag (WEU). De betrokkene is niet langer verplicht wijzigingen te melden over burgerlijke staat, nationaliteit en inkomen, voor zover deze gegevens zijn te verkrijgen uit de gemeentelijke basisadministratie (GBA) of de polisadministratie.

  • Aan SB1245 zijn verplichtingen toegevoegd die betrekking hebben op de generieke korting op de AOW-toeslag.

  • In aansluiting op de mededelingsverplichting in het kader van de Anw en de AKW is aan SB1245 toegevoegd dat de mededelingsverplichting ook geldt voor degene die voor een ouderdomspensioen in aanmerking wenst te komen.

  • SB1246 (Mededelingsverplichting Anw) is aangepast aan de Wet eenmalige gegevensuitvraag (WEU). De betrokkene is niet langer verplicht wijzigingen te melden over burgerlijke staat, nationaliteit en inkomen, voor zover deze gegevens zijn te verkrijgen uit de gemeentelijke basisadministratie of de polisadministratie.

  • De verplichtingen die betrekking hebben op de halfwezenuitkering vervallen, omdat de halfwezenuitkering niet meer bestaat.

  • In SB1247 (Mededelingsverplichting AKW) is de definitie van ‘kind’ aangepast, omdat de gezinsgrootte niet meer van invloed is op de hoogte van de kinderbijslag.

  • SB1247 is aangepast aan de Wet eenmalige gegevensuitvraag (WEU). De betrokkene is niet langer verplicht wijzigingen te melden over burgerlijke staat, nationaliteit en inkomen, voor zover deze gegevens zijn te verkrijgen uit de gemeentelijke basisadministratie of de polisadministratie.

  • Verplichtingen die betrekking hebben op kinderen die vóór 1 oktober 2009 16 jaar zijn geworden, vervallen omdat deze kinderen inmiddels de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt.

  • In het nieuwe onderdeel SB1288 (Mededelingsverplichting OBR) is opgenomen op welke verplichtingen de in de artikelen 24 en 25 OBR bedoelde mededelingsverplichting in ieder geval betrekking heeft.

  • SB1262 (Mededelingsverplichting MKOB en Regeling niet-KOB-gerechtigden) is aangepast naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Regeling koopkrachttegemoetkoming niet-KOB-gerechtigden met een AOW-pensioen. Vanwege deze regeling is een verhuizing naar het buitenland alleen van invloed op de tegemoetkoming KOB als een belanghebbende gaat wonen in een land waarmee Nederland geen verdrag heeft gesloten.

  • In SB1242 (Geen schending mededelingsverplichting) vervalt het laatste voorbeeld in de opsomming, omdat de gezinsgrootte niet meer van invloed is op de hoogte van de kinderbijslag.

  • Aan SB1100 (Niet of niet correct voldoen aan een verzoek van de SVB) is het beleid ten aanzien van de OBR toegevoegd. Omdat de OBR geen boeten kent maar alleen maatregelen, wijkt het beleid ten aanzien van de OBR af van dat voor de AOW, Anw en AKW.

  • SB1100 bevat beleid over het schorsen van de betaling als een betrokkene niet reageert op een verzoek om informatie. In het kader van de AKW geldt echter dat, indien geen onzekerheid bestaat over het recht op al uitbetaalde kinderbijslag, de SVB toepassing geeft aan het bepaalde in artikel 14a, eerste lid, onderdeel c AKW en de kinderbijslag beëindigt of herziet zonder terugwerkende kracht.

  • Aan SB1102 is toegevoegd welk beleid de SVB hanteert bij de uitvoering van de OBR.

  • Ook is toegevoegd dat de SVB geen maatregel oplegt als het pensioen, de uitkering of de kinderbijslag is beëindigd en niet kan herleven. Een reeds opgelegde maatregel vervalt als het recht op pensioen, uitkering of kinderbijslag eindigt en niet kan herleven.

  • In SB1106 (De hoogte van de bestuurlijke boete) is verduidelijkt dat de SVB een bepaalde volgorde hanteert bij het afstemmen van de hoogte van de boete.

  • In verband met de aanscherping van het sanctieregime is in SB1107 (Ernst van de overtreding) verduidelijkt dat de boete altijd minimaal € 150,– bedraagt.

  • Het in SB1106 opgenomen beleid inzake de verhoging van de boete wegens de ernst van de overtreding vervalt, omdat de minimale boete altijd € 150,– bedraagt en dit bedrag al hoog is vergeleken met de regels die golden vóór 1 januari 2013.

  • In SB1108 (Mate van verwijtbaarheid) stond dat de SVB in geval van verminderde verwijtbaarheid het basis boetebedrag of het wegens recidive verhoogde boetebedrag in beginsel met 50% verlaagt. Daaraan is toegevoegd dat de SVB hiervan afwijkt als de mate van verwijtbaarheid relatief gering of relatief groot is.

  • SB1243 (Omstandigheden waaronder de overtreding in gepleegd) is aangepast in verband met het aangescherpte sanctieregime. Als een belanghebbende gelet op zijn financiële situatie en rekening houdend met zijn beslagvrije voet de boete niet binnen een bepaalde termijn kan betalen, verlaagt de SVB de op te leggen boete. Deze termijn bedroeg een jaar en is nu verruimd naar drie jaar.

  • Aan SB1243 is toegevoegd dat de SVB in geval van recidive de boete niet op grond van bijzondere financiële omstandigheden verlaagt.

  • In SB1243 is tevens opgenomen op welke wijze de SVB toepassing geeft aan het in artikel 3:4, tweede lid Awb neergelegde evenredigheidsbeginsel.

  • Het beleid in SB1113 (DNA-onderzoek) is geactualiseerd. Naar aanleiding van jurisprudentie van de CRvB uit 2004 is toegevoegd dat de kosten voor een DNA-onderzoek in bepaalde gevallen voor rekening van de SVB kunnen komen.

  • In SB1251 (Termijnen van verrekening en uitstel van betaling) is de werkwijze bij vorderingen hoger dan € 2.400,– aangepast. De SVB honoreert een verzoek om uitstel als de belanghebbende dit verzoek motiveert en hij de gehele geldsom binnen twaalf maanden door middel van verrekening of betaling voldoet.

  • Aan SB1119 (Afzien van verdere terugvordering) is toegevoegd dat de SVB alleen na vijf jaar afziet van verdere terugvordering indien betrokkene hierom verzoekt. Deze termijn bedraagt tien jaar indien de vordering het gevolg is van de schending van de mededelingsverplichting.

  • Tevens is in SB1119 opgenomen hoe de SVB handelt indien de mededelingsverplichting is overtreden en de belanghebbende gedurende een aantal jaren geen betalingen heeft verricht.

  • De in SB1253 (Schuldregeling en schuldsanering) opgenomen uitzondering voor vorderingen op grond van de AKW vervalt. De SVB handelt bij vorderingen op grond van de AKW hetzelfde als bij vorderingen op grond van de AOW en de Anw.

Deel II (Internationaal) bevat de volgende wijzigingen:

  • SB2138 (Werken in loondienst in twee of meer lidstaten) bevat het beleid over de toepassing van artikel 13, eerste lid van Verordening (EG) nr. 883/2004. De omschrijving van dit artikel is geschrapt, omdat deze niet meer actueel was.

  • In SB2138 is verduidelijkt dat de SVB een persoon die een Nederlandse uitkering ontvangt en in een andere lidstaat werkt, aanmerkt als een persoon die in twee landen werkt.

  • Aan SB2139 (Detachering) is toegevoegd dat de SVB in uitzonderingsgevallen aan de hand van alle individuele relevante feiten en factoren beoordeelt of bij een voorafgaande verzekeringsduur van korter dan een maand niettemin aan de eis van voorafgaande verzekering is voldaan. Het onderdeel noemt een aantal factoren die bij die beoordeling een rol spelen.

  • Het beleid in SB2142 (Onderbreking van de detacheringsperiode en hernieuwde detachering) over punt 3, onder c, van Besluit nr. A2 van de Administratieve Commissie is herschreven, omdat de Nederlandse tekstversie afwijkt van de Duitse, Engelse en Franse tekstversie. De beleidsregel is nu in overeenstemming met de andere tekstversies.

  • Aan SB2146 (Verzoek tot het sluiten van een artikel 16-overeenkomst) zijn de criteria toegevoegd waaraan de SVB toetst om te beoordelen of een overeenkomst op grond van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 883/2004 in het belang is van individuele personen.

  • In SB2146 is verduidelijkt in welke gevallen de SVB een overeenkomst op grond van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 883/2004 met terugwerkende kracht afsluit. Daarnaast is in SB2146 opgenomen in welke gevallen de SVB geen overeenkomst sluit op grond van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 883/2004.

  • Aan SB2147 (Vijfjaartermijn) is toegevoegd onder welke voorwaarden de SVB toestaat dat een overeenkomst op grond van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 883/2004 na vijf jaar met maximaal een jaar wordt verlengd.

  • In SB2148 (Onderbreking en hernieuwde periode van 5 jaar) is de wachttijd tussen een nieuwe overeenkomst op grond van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 883/2004 of een nieuwe detachering op grond van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 883/2004 vergroot van twee maanden naar twaalf maanden. Ten aanzien van overeenkomsten op grond van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 883/2004 die al zijn gesloten vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels geldt tot een jaar na de inwerkingtreding hiervan een wachttijd van twee maanden.

  • Aan SB2154 (Bijzonderheden voor de toepassing van de AOW) is toegevoegd dat de SVB vanwege de verhoging van de AOW-leeftijd bij de toepassing van bijlage XI, Nederland, onder 2, b en d van Verordening (EG) nr. 883/2004 uitsluitend acht slaat op tijdvakken die zijn gelegen tussen de aanvangsleeftijd en de pensioengerechtigde leeftijd die op grond van artikel 7a AOW op de betrokkene van toepassing is.

  • Aan SB2155 (Vrijwillige verzekering) is toegevoegd dat de SVB er vanwege de verhoging van de AOW-leeftijd van uitgaat dat de mogelijkheid om verzekerd te blijven pas eindigt op de dag dat de vrijwillig verzekerde de pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in artikel 7a AOW bereikt.

  • In SB2155 is de toetreding van Kroatië tot de Europese Unie verwerkt. In geval de echtgenoot voor de toetreding van Kroatië tot de Europese Unie gebruik heeft gemaakt van de vrijwillige verzekering op grond van het bilaterale verdrag met Kroatië gaat de SVB ervan uit dat deze verzekering doorloopt met toepassing van bijlage XI Verordening (EG) nr. 883/2004.

  • In SB2177 (Detachering) is de toetreding van Kroatië tot de Europese Unie verwerkt. De SVB gaat ervan uit dat detacheringsverklaringen die vóór 1 juli 2013 zijn afgegeven op grond van het bilaterale verdrag met Kroatië hun geldigheid behouden voor de duur waarvoor ze zijn afgegeven.

  • Vanwege de verhoging van de AOW-leeftijd is aan SB2181 (Tijdvakken voor 1957 en huwelijkse tijdvakken) toegevoegd dat de SVB bij de toepassing van de bepalingen over huwelijkse tijdvakken in de verschillende verdragen uitsluitend acht slaat op tijdvakken die zijn gelegen tussen de aanvangsleeftijd en de pensioengerechtigde leeftijd die op grond van artikel 7a AOW op de betrokkene van toepassing is.

  • De SVB past bepalingen over huwelijkse tijdvakken sexe-neutraal toe. In verband daarmee stond in SB2181 vermeld hoe de SVB omgaat met een verhoging van rechtens onaantastbaar geworden uitkeringen. Dat beleid vervalt omdat het is uitgewerkt.

  • In SB2181 (Detachering) is de toetreding van Kroatië tot de Europese Unie verwerkt. In geval op grond van het bilaterale verdrag met Kroatië in het tijdvak van 2 augustus 1989 tot 1 oktober 2000 recht bestaat op huwelijkse tijdvakken in het pensioen of de toeslag honoreert de SVB deze tijdvakken.

  • Aan SB2182 (Huwelijkse tijdvakken en vrijwillige verzekering) is toegevoegd dat de SVB er vanwege de verhoging van de AOW-leeftijd van uitgaat dat de bevoegdheid om zich vrijwillig te verzekeren pas eindigt op de dag dat de huwelijkspartner de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.

  • In SB2182 (Polygamie: bijzondere regeling ouderdomspensioen Marokko en Tunesië) is een uitspraak van de CRvB van 8 januari 2014 verwerkt. De CRvB bevestigt dat slechts een van de echtgenotes in aanmerking komt voor huwelijkse tijdvakken.

  • SB2187 (Recht op pro-rata halfwezenuitkering) vervalt, omdat geen recht meer kan bestaan op een halfwezenuitkering.

De voorzitter van de Raad van bestuur, N.A. Vermeulen

Naar boven