Advies Raad van State, betreffende Ontwerpbesluit van ........, houdende wijziging van het Besluit SUWI in verband met een grondslag voor beleidsregels voor huisbezoeken in de sociale zekerheid

Nader Rapport

Datum 24 april 2014

Nader rapport inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur houdende wijziging van het Besluit SUWI in verband met een grondslag voor beleidsregels voor huisbezoeken in de sociale zekerheid

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 22 maart 2013, nr. 13.000553, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 8 mei 2013, nr. W12.13.0068/III, bied ik U hierbij aan.

Het ontwerp geeft de Afdeling advisering van de Raad van State aanleiding tot het maken van opmerkingen over de noodzaak van een verplichting tot vaststelling van beleidsregels en over de delegatiegrondslag daarvoor. Zij is van oordeel dat in verband met deze opmerkingen over het ontwerpbesluit in deze vorm niet positief kan worden geadviseerd.

Naar aanleiding van deze opmerkingen wordt het advies van de Afdeling advisering overgenomen. Eerst wordt afgewacht in welke mate bestuursorganen uit eigen beweging beleidsregels maken, gelet ook op de motie van de Tweede Kamer om de ruimte voor uitvoerende instanties in deze niet op voorhand in te perken (vergaderjaar 2011–2012, TK 31 929, nr. 18). Mocht alsnog de noodzaak van een verplichting tot het vaststellen van beleidsregels blijken, indien bestuursorganen hiertoe in onvoldoende mate overgaan, dan zal ook in een goed onderbouwde delegatiegrondslag worden voorzien.

Daartoe gemachtigd door de Ministerraad moge ik U in overweging geven het hierbij gevoegde ontwerpbesluit overeenkomstig het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State niet te bekrachtigen en goed te vinden dat het onderhavige nader rapport tezamen met het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State en het ontwerpbesluit en de daarbij behorende nota van toelichting, zoals deze aan de Afdeling advisering van de Raad van State zijn voorgelegd, openbaar wordt gemaakt.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma.

Advies Raad van State

No. W12.13.0068/III

’s-Gravenhage, 8 mei 2013

Bij Kabinetsmissive van 22 maart 2013, no.13.000553, heeft Hare Majesteit Koningin Beatrix, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit SUWI in verband met een grondslag voor beleidsregels voor huisbezoeken in de sociale zekerheid, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit beoogt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en de colleges van burgemeester en wethouders te verplichten tot vaststelling van beleidsregels voor de uitvoering van het binnentreden van de woning.

De Afdeling advisering van de Raad van State maakt naar aanleiding van het ontwerpbesluit opmerkingen over de noodzaak van een verplichting tot vaststelling van beleidsregels en het ontbreken van een delegatiegrondslag daarvoor. Zij is van oordeel dat in verband met deze opmerkingen over het ontwerpbesluit in deze vorm niet positief kan worden geadviseerd.

1. Verplichting tot vaststelling van beleidsregels

Het voorgestelde artikel 2.3, eerste lid, verplicht het UWV, onderscheidenlijk de SVB en de colleges van burgemeester en wethouders, voor de uitvoering van het binnentreden van de woning beleidsregels vast te stellen. Volgens het tweede lid van artikel 2.3 wordt in de beleidsregels tevens bepaald op welke wijze de belanghebbende wordt geïnformeerd over de rechten en plichten die voortvloeien uit de keuze voor het met toestemming binnentreden van zijn woning en de rechten en plichten en de gevolgen van het onthouden van toestemming voor het binnentreden van zijn woning. Volgens de toelichting bevatten de beleidsregels een protocol huisbezoeken. Een dergelijk protocol, waarbij de gang van zaken bij een huisbezoek uiteen is gezet op grond van wetgeving en rechtspraak, kan houvast bieden aan zowel de uitvoering als aan cliënten waar ze aan toe zijn bij een huisbezoek, aldus de toelichting.1

a. Noodzaak verplichting

Het ontwerpbesluit geeft uitvoering aan een toezegging van de toenmalige Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) tijdens de behandeling in de Eerste Kamer van het wetsvoorstel inzake ‘een regeling in de sociale zekerheid van de rechtsgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek (hierna: de wet).2 De staatssecretaris zegde toe door middel van een amvb het UWV, de SVB en de gemeenten te verplichten om een protocol op te stellen met daarin de regels die de rechten en plichten van de belanghebbenden bij een huisbezoek omschrijven.3

Begrijpt de Afdeling het goed dan was het voor de Eerste Kamer van belang dat willekeur en onvoorspelbaarheid bij het binnentreden zouden worden voorkomen door het formuleren van voorwaarden en dat cliënten zouden worden geïnformeerd over hun rechten en plichten in het kader van het huisbezoek.4, 5

De Afdeling onderschrijft het belang van het informeren van cliënten over de aan een uitkering verbonden rechten en plichten; dit hangt samen met het voeren van goed bestuur door bestuursorganen. Zij merkt allereerst op dat uit de meegezonden uitvoeringstoetsen van het UWV en de SVB en uit de memorie van antwoord bij het wetsvoorstel blijkt dat het UWV, de SVB en een groot aantal gemeenten daar al blijk van geven en reeds beschikken over beleidsregels en brochures op dit vlak ter informatie van hun cliënten. Zij zullen deze bovendien aanpassen aan de nieuwe situatie na de inwerkingtreding van de wet.6 Veel bestuursorganen voldoen dus al aan de informatieplicht. Hoewel nog niet elke gemeente beschikt over beleidsregels, acht de Afdeling het aannemelijk dat, nu de wet in werking is getreden, mede onder invloed van de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep7 en de aanbevelingen van de Gemeentelijke Ombudsman van Amsterdam en de Nationale Ombudsman,8 ook de gemeenten die dat nu nog niet doen hun cliënten van de benodigde informatie zullen gaan voorzien. Gelet hierop is de Afdeling niet overtuigd van de noodzaak van het opnemen van een verplichting tot het stellen van beleidsregels. Zij acht het van belang dat eerst de ontwikkelingen worden afgewacht.

Over de oplegging van de verplichting aan gemeenten merkt de Afdeling voorts op dat gemeenten sinds 2004 verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de Wet werk en bijstand (WWB). De Staatssecretaris van SZW wees er in de Eerste Kamer op dat men niet tot in detail moet voorschrijven hoe de gemeente in de uitvoeringspraktijk precies moet handelen, omdat daarmee een barrière kan worden opgeworpen om maatwerk te verlenen en het uiteindelijk de gemeenteraad is die toezicht uitoefent op de uitvoering van de WWB. De Afdeling onderschrijft dit standpunt. De voorgestelde verplichting bij amvb om beleidsregels te stellen is daarbij, gelet op de beleidsvrijheid die de WWB geeft aan gemeenten en het in 2011 door het kabinet Rutte-I, de gemeenten, provincies en waterschappen gesloten bestuursakkoord,9 niet passend. Het Uitvoeringspanel van het ministerie van SZW heeft in zijn advies voorts benadrukt dat de protocolplicht voor extra en onnodige regeldruk zorgt.10

Op grond van het vorenstaande acht de Afdeling de noodzaak van een verplichting tot vaststelling van beleidsregels niet aangetoond. De Afdeling adviseert deze verplichting te heroverwegen.

b. Delegatiegrondslag

Het ontwerpbesluit wordt gebaseerd op artikel 9, derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI).11 Dit artikel verplicht het UWV, de SVB en de colleges van burgemeester en wethouders tot samenwerking bij de uitvoering van de taken op het terrein van werk en inkomen. Die samenwerking richt zich meer specifiek op de samenwerking op het gebied van de inschakeling van uitkeringsgerechtigden en werkzoekenden in het arbeidsproces.12 Volgens de toelichting is het besluit op dit artikel gebaseerd, omdat samenwerking een uniforme wijze van uitvoering binnen het domein van werk en inkomen veronderstelt. Waar de wijze van uitvoering in de wetten op het terrein van werk en inkomen gelijk is geregeld zoals in geval van het toepassen van een huisbezoek dienen nadere regels voor de uitvoering van die huisbezoeken het doel van artikel 9, te weten een doeltreffende en klantgerichte uitvoering van taken.13

Artikel 9, eerste lid, van de Wet SUWI legt aan de daarin genoemde bestuursorganen de inspanningsverplichting op om met elkaar samen te werken bij de uitvoering van taken op – kortweg – het terrein van werk en inkomen.14 Artikel 9, derde lid, geeft vervolgens een grondslag voor een amvb waarin regels gesteld kunnen worden omtrent de vorm van de samenwerking, de afstemming van de samenwerking op de uitvoering van taken opgedragen bij of krachtens andere wetten dan die bedoeld in het eerste lid, en de vergoeding van kosten.

Over deze delegatiegrondslag merkt de Afdeling het volgende op.

De in artikel 9 van de Wet SUWI bedoelde samenwerking is gericht op de inschakeling van uitkeringsgerechtigden en werkzoekenden in het arbeidsproces. In het ontwerpbesluit gaat het echter om informatieverstrekking over de rechten en verplichtingen na het aanbod van een huisbezoek in verband met het aanvragen of hebben van een uitkering. Het is een instrument in het kader van handhaving van verschillende wetten en niet ter bevordering van re-integratie.

Uit het voorgestelde artikel 2.3, eerste lid, volgt dat het UWV, de SVB onderscheidenlijk de colleges van burgemeester en wethouders eigen beleidsregels vaststellen, waardoor de omschrijving van de rechten en plichten rondom huisbezoeken kan verschillen per uitvoerend bestuursorgaan.15 Daaruit moet worden afgeleid dat nu ieder bestuursorgaan zijn eigen beleidsregels vaststelt, van samenwerking op dit punt geen sprake hoeft te zijn. In artikel 9, derde lid, van de Wet SUWI kan daarom naar het oordeel van de Afdeling geen grondslag worden gevonden voor dit ontwerpbesluit. Ook de artikelen genoemd ten tijde van de toezegging aan de Eerste Kamer voorzien daarin naar het oordeel van de Afdeling niet.16

Op grond van het vorenstaande komt de Afdeling tot de conclusie dat een wettelijke grondslag voor het ontwerpbesluit ontbreekt. Indien de noodzaak van nadere regels alsnog blijkt (zie onderdeel a), adviseert de Afdeling te voorzien in een delegatiegrondslag in de wet.

2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft bezwaar tegen de inhoud en de vorm van het ontwerpbesluit en geeft U in overweging niet aldus te besluiten.

De vice-president van de Raad van State, J.P.H. Donner.

Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no. W12.13.0068/III met redactionele kanttekeningen die de Afdeling in overweging geeft

  • In het voorgestelde artikel 2.3, eerste lid, de zinsnede ‘uitvoering van het binnentreden van de woning’ vervangen door: uitoefening van de bevoegdheid tot binnentreden (Ar. 50; de Awb bezigt uitoefening van bevoegdheden).

  • In het voorgestelde artikel 2.3, tweede lid, de zinsnede ‘de rechten en plichten (...) onthouden van toestemming’ vervangen door: de rechten, plichten en gevolgen van het al dan niet onthouden van toestemming (Ar. 52).

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Ontwerpbesluit van ........, houdende wijziging van het Besluit SUWI in verband met een grondslag voor beleidsregels voor huisbezoeken in de sociale zekerheid

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 maart 2013, nr. 2013-0000025997;

Gelet op artikel 9, derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van ......);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van [niet invullen],

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In hoofdstuk 2 van het Besluit SUWI wordt na artikel 2.2 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.3 Beleidsregels voor huisbezoeken
  • 1. Voor de uitvoering van het binnentreden van de woning, bedoeld in de artikelen 12a, eerste lid, van de Toeslagenwet, 50 van de Algemene Ouderdomswet, 35a van de Algemene nabestaandenwet 15a, tweede lid, van de Algemene Kinderbijslagwet, 14, tweede lid, van de IOAW, 14, tweede lid, van de IOAZ en 53a, tweede lid, van de WWB worden door het UWV, onderscheidenlijk de SVB en de colleges van burgemeester en wethouders beleidsregels vastgesteld.

  • 2. In de beleidsregels wordt tevens bepaald op welke wijze de belanghebbende wordt geïnformeerd over de rechten en plichten die voortvloeien uit de keuze voor het met toestemming binnentreden van zijn woning en de rechten en plichten en de gevolgen van het onthouden van toestemming voor het binnentreden van zijn woning.

  • 3. De beleidsregels worden op een voor de belanghebbende begrijpelijke wijze kenbaar gemaakt.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

NOTA VAN TOELICHTING

Bij de behandeling van het bij koninklijke boodschap van 20 april 2009 ingediende voorstel van wet houdende een regeling in de sociale zekerheid van de rechtsgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek (Kamerstukken I 20011/12, 31 929) is door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Eerste Kamer toegezegd om het UWV en de SVB en de gemeenten te verplichten om openbare protocollen op te stellen in de vorm van beleidsregels waarin zij de werkwijze bij het binnentreden van een woning beschrijven en op welke wijze zij informatie aan de belanghebbende geven over de rechten en plichten die voortvloeien uit zijn toestemming voor het binnentreden van zijn woning en de rechten en plichten en de gevolgen van het onthouden van toestemming voor het binnentreden van zijn woning.

Met de hiervoor genoemde wet met een regeling in de sociale zekerheid van de rechtsgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek is beoogd in een aantal sociale zekerheidswetten uit te voeren door UWV en SVB en de WWB, IOAW en IOAZ uit te voeren door de colleges van B&W uniform te regelen hoe met het oog op het verkrijgen van informatie over de leefsituatie een huisbezoek kan worden ingezet. Het gaat om die wetten waarbij de woonsituatie en leefvorm relevant is voor het recht op of de hoogte van de uitkering.

Doel van de Wet SUWI is om de uitvoering van de verschillende uitkeringswetten door de verschillende uitvoeringsinstanties en gemeenten op elkaar af te stemmen en dat deze instanties en gemeenten zoveel mogelijk samenwerken. Daartoe behoort ook een uniforme en gezamenlijke gegevensinfrastructuur. Het verzoek de leefsituatie aan te tonen via het toestaan van een huisbezoek is een vorm van het verkrijgen van informatie over deze specifieke omstandigheden als die informatie niet op andere wijze via de gegevensuitwisseling zoals artikel 62 van de Wet SUWI beoogt en met gebruikmaking van die infrastructuur kan worden verkregen. Artikel 9 van de Wet SUWI schrijft die samenwerking binnen het domein van werk en inkomen voor met het oog op een doeltreffende en klantgerichte uitvoering van de taken van UWV, SVB en de gemeenten op het terrein van werk en inkomen. Artikel 62 Wet SUWI regelt de gegevensuitwisseling die uit die samenwerking voortvloeit.

Samenwerking veronderstelt een uniforme wijze van uitvoering binnen het domein van werk en inkomen. Waar de wijze van uitvoering in de wetten op het terrein van werk en inkomen gelijk is geregeld zoals in geval van het toepassen van een huisbezoek dienen nadere regels voor de uitvoering van die huisbezoeken het doel van artikel 9. De toezegging van de Staatssecretaris betreft immers vooral een duidelijke klantgerichte benadering bij de toepassing van de huisbezoeken. Op grond hiervan worden de regels voor het protocol voor de uitvoering van de huisbezoeken gebaseerd op artikel 9, derde lid, van de Wet SUWI en geregeld in het Besluit SUWI.

Hierbij gaat het om huisbezoeken als bedoeld in de artikelen van de wetten die worden genoemd in het eerste lid van het voorgestelde artikel 2.3 in het Besluit SUWI. Een uitkering of een toeslag of de hoogte hiervan op grond van deze wetten kan afhankelijk zijn van de leefvorm, bijvoorbeeld al dan niet alleenstaand zijn, en de woonsituatie (gezamenlijk aangeduid als leefsituatie). Het is aan belanghebbende om de leefsituatie aan te tonen. In dit verband kan de uitvoeringsinstelling of de gemeente de belanghebbende een huisbezoek aanbieden om de leefsituatie vast te stellen. Het huisbezoek is voor de belanghebbende een eenvoudige mogelijkheid om zijn leefsituatie aan te tonen en voor de uitvoeringsinstelling is het huisbezoek een verificatiemiddel om de uitkering rechtmatig vast te stellen. De belanghebbende is uitdrukkelijk niet verplicht aan dit type huisbezoek mee te werken. De belanghebbende staat het vrij om op andere wijze zijn leefsituatie aan te tonen en de uitvoeringsinstelling en de gemeente zijn verplicht te bezien of de leefsituatie niet op een minder belastende wijze kan worden vastgesteld. Wanneer de belanghebbende geen toestemming geeft voor een huisbezoek en evenmin op andere wijze de leefsituatie wordt aangetoond, heeft dit gevolgen voor de (hoogte van) de uitkering, zoals bij de desbetreffende wetten is bepaald. Als het gaat om de leefvorm wordt de uitkering dan meestal vastgesteld op een niveau waarbij de leefvorm niet relevant is; dit betekent dat de uitkering wordt vastgesteld op het niveau van de helft van een gehuwdenuitkering. Voor uitgebreide informatie over het hier bedoelde huisbezoek wordt verder verwezen naar de parlementaire stukken in het kader van de behandeling van het hiervoor aangehaalde wetsvoorstel (Kamerstukken 2011/12, 31 929). Dit type huisbezoek moet uitdrukkelijk worden onderscheiden van een voorgenomen huisbezoek in het kader van een redelijk vermoeden van fraude. De uitvoeringsinstellingen en gemeenten zijn bij het laatstgenoemde type niet verplicht eerst een aanbod tot huisbezoek te doen alvorens daadwerkelijk op huisbezoek te gaan. En wanneer dit laatste type huisbezoek wordt geweigerd, kan de uitkering worden ingetrokken.

Voor het afleggen van huisbezoeken moeten de uitgangspunten van de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene wet op het binnentreden in acht worden genomen en de regels die voortvloeien uit de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep in het kader van huisbezoeken.

Niettemin kan een dergelijk protocol waarbij de gang van zaken bij een huisbezoek uiteen is gezet op grond van wetgeving en rechtspraak houvast bieden aan zowel de uitvoering als aan cliënten waar ze aan toe zijn bij huisbezoek. Burgers mogen verwachten dat het controlebeleid van hun uitkeringsinstantie kenbaar is. In de praktijk is gebleken dat er gemeenten zijn die nu al met een protocol voor huisbezoeken werken. Er zijn goede voorbeelden van protocollen, het kenniscentrum handhaving heeft bijvoorbeeld op zijn site een algemeen protocol huisbezoek voor de WWB gepubliceerd.

Een protocol huisbezoeken wordt vervat in beleidsregels van het UWV, de SVB en de colleges van burgemeester en wethouders bij de uitvoering van de Toeslagenwet, onderscheidenlijk de Algemene Ouderdomswet, de Algemene nabestaandenwet, de Algemene Kinderbijslagwet en de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen, onderscheidenlijk de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de Wet werk en bijstand. Daarmee zijn die regels meteen openbaar. Het protocol beschrijft de gang van zaken bij een huisbezoek en de rechten en plichten die voortvloeien uit de toestemming van de belanghebbende voor het binnentreden van zijn woning en de rechten en plichten en de gevolgen van het onthouden van toestemming voor het binnentreden van zijn woning. In dit verband wordt er op gewezen dat de belanghebbende altijd de mogelijkheid moet hebben om op een andere wijze zijn leefsituatie aan te tonen en dat de uitvoeringsinstellingen en de gemeenten moeten bezien of de benodigde informatie over en de vaststelling van de leefsituatie ook op een minder belastende wijze dan een huisbezoek kan worden verkregen onderscheidenlijk kan worden vastgesteld.

De verdere uitwerking van de beoogde beleidsregels wordt aan het UWV, de SVB en de colleges van B&W overgelaten. De uitvoeringsinstellingen en de colleges moeten in de gelegenheid zijn dit afhankelijk van het eigen beleid en het individuele geval in te vullen. Hierbij wordt opgemerkt dat het bij huisbezoeken gaat om maatwerk. De inzet van huisbezoek en de wijze waarop hangt af van het individuele geval. Het strak benoemen van de inhoud van het beoogde protocol zou de handelsvrijheid van de uitvoeringsinstellingen en gemeenten beperken en kan de cliënt benadelen. Bijvoorbeeld als een uitvoeringsinstelling of gemeente een lijst van alternatieve verificatiebronnen ter vaststelling van leefsituatie zou moeten opnemen voor een huisbezoek, kan het in de praktijk voorkomen dat er een alternatief is dat niet in die lijst staat. Dat zou voor de cliënt ongunstig kunnen uitpakken.

In het derde lid van artikel 2.3 van het Besluit SUWI is bepaald dat de beleidsregels op een voor de belanghebbende begrijpelijke wijze kenbaar worden gemaakt. De beleidsregels worden op grond van de Algemene wet bestuursrecht gepubliceerd in bijvoorbeeld de Staatscourant, een gemeenteblad of een ander medium via welke het bestuursorgaan communiceert. Van belang is dat de cliënten de gepubliceerde teksten kunnen begrijpen.

In artikel II wordt afgeweken van de vaste verandermomenten. Het is voor de uitkeringsgerechtigden van belang zo spoedig mogelijk kennis te kunnen nemen van de desbetreffende beleidsregels. Er is rekening gehouden met de tijd die de uitvoeringsinstellingen en gemeenten redelijkerwijs nodig hebben om beleidsregels op te stellen. Hiervoor is een invoeringstermijn van drie maanden opgenomen. In verband hiermee is het op voorhand niet zeker dat het onderhavige besluit op uiterlijk 1 april 2013 kan worden gepubliceerd zodat het op het eerstvolgende verandermoment, 1 juli 2013, in werking zou kunnen treden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,


X Noot
1

Nota van toelichting, vierde alinea.

X Noot
2

Wet van 4 oktober 2012, houdende een regeling in de sociale zekerheid van de rechtsgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek (Stb. 2012, 463). De wet is in werking getreden op 1 januari 2013 (bij Besluit van 13 oktober 2012 (Stb. 2012, 482)).

X Noot
3

Handelingen I 2012/13, 2 oktober 2012, nr. 2, item 5, blz. 2-5-6. De Eerste Kamer heeft evenwel gevraagd om in de amvb een aantal voorwaarden op te nemen waaronder de uitvoeringsambtenaar woningen mag binnentreden. Er is onderkend dat daarvoor een wettelijke grondslag ontbreekt.

X Noot
4

Kamerstukken I 2011/12, 31 929, C, blz. 5. De staatssecretaris wees er tijdens de behandeling in de Eerste Kamer op dat het debat over de protocollen ook in de Tweede Kamer was gevoerd. Hij voegde er aan toe dat hij een wettelijke verplichting van protocollen op zichzelf niet nodig vindt (zie Handelingen I 2012/13, nr. 1, item 8, 25 september 2012; blz. 1-8-70 en 1-8-71).

X Noot
5

Uit Handelingen 2012/13, nr. 1, item 8, 25 september 2012: ‘Wat ons betreft zou daarin moeten staan wat het betekent om een woning binnen te treden en wie de bevoegdheid daartoe heeft. Er moet bovendien duidelijke informatie aan de cliënt verschaft worden over het feit dat deze mogelijkheid bestaat. Er moeten alternatieven duidelijk gemaakt worden aan de cliënt. De cliënt moet ook worden geïnformeerd over de gevolgen van het onthouden van toestemming.’.

X Noot
6

Brief UWV van 5 maart 2013, nr. RvB.25/13/NV/ptb, en brief SVB van 6 maart 2013, nr. SBK87085/EW en Kamerstukken I 2011/12, 31 929, C, blz. 5, 6.

X Noot
7

CRvB 11 april 2007, nr. 06/5950 WWB, LJN: BA2410. De Centrale Raad toetst in zijn jurisprudentie of er voorafgaand aan het binnentreden sprake was van ‘informed consent’, d.w.z dat zij op de hoogte waren van hun rechten en plichten op dit terrein.

X Noot
8

Nationale Ombudsman, 9 juni 2008, nr. 2008/090 (RSV 2008, 288; AB 2008, 303). De ombudsman beveelt het betreffende college van burgemeester en wethouders aan om de wijze van verslaglegging van huisbezoek aan te passen. Voortaan dient uit een verslag te blijken op welke wijze het doel en reden van huisbezoeken worden uitgelegd en toestemming is gevraagd (en al dan niet is verkregen) voor het binnentreden en voor het verrichten van onderzoek in de woning. En rapport ‘Onverwacht huisbezoek’ van de Gemeentelijke ombudsman Amsterdam, nr. RA 0612157, 3 juli 2008. In dit rapport adviseerde de ombudsman cliënten tijdens het intakegesprek mondeling en schriftelijk (brochure) te informeren over de gang van zaken bij het huisbezoek en de rechten en plichten van zowel de aanvrager als (de medewerkers van) de Dienst Werk en Inkomen

X Noot
9

Het onderhandelaarsakkoord wordt als het Bestuursakkoord 2011–2015 beschouwd. De daaraan toegevoegde correspondentie tussen het kabinet en de VNG, het IPO en de UvW naar aanleiding van de algemene ledenvergadering van de VNG van 8 juni 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 32 749, nr. 1, bijlage) vormen tezamen de Bestuursafspraken 2011–2015 (zie het voorwoord van de bestuursafspraken).

X Noot
10

Advies 2b over AMvB huisbezoeken, derde gedachtestreepje.

X Noot
11

Artikel 9 van de Wet SUWI luidt als volgt: 1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank en de colleges van burgemeester en wethouders werken samen bij de uitvoering van taken op grond van deze wet, de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening met het oog op een doeltreffende en klantgerichte uitoefening van die taken. (...) 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de vorm van de samenwerking, de afstemming van de samenwerking op de uitvoering van taken opgedragen bij of krachtens andere wetten dan die bedoeld in het eerste lid, en vergoeding van kosten (...).

X Noot
12

Kamerstukken II 2007/08, 31 514, nr. 3, blz. 20.

X Noot
13

Nota van toelichting, tweede alinea.

X Noot
14

Het gaat om de samenwerking op het gebied van de inschakeling van uitkeringsgerechtigden en werkzoekenden in het arbeidsproces. Met die samenwerking wordt een doeltreffende, efficiënte en klantgerichte taakuitoefening beoogd (Kamerstukken II 2007/08, 31 514, nr. 3, blz. 20).

X Noot
15

Bijvoorbeeld verschil in bedragen of percentages waarmee de uitkering gekort wordt of verschil in situaties waarin overgegaan wordt tot intrekking van de uitkering.

X Noot
16

Ten tijde van de toezegging aan de Eerste Kamer gaf de toenmalige staatssecretaris van SZW aan dat de wettelijke grondslag voor die amvb voor het UWV artikel 32d, tweede lid, van de Wet SUWI zou zijn, voor de SVB, artikel 34a, eerste lid, van de Wet SUWI en voor de gemeenten artikel 67, tweede lid, van de Wet werk en bijstand (WWB). De artikelen van de Wet SUWI regelen de grondslag voor een ministeriële regeling of amvb, waarin taken worden toegekend aan het UWV of de SVB die behoren tot het beleidsterrein van een andere minister. Artikel 67, eerste lid, van de WWB regelt de kosteloze gegevensverstrekking van het college van B&W over de uitvoering van de wet aan de in dat artikel genoemde instanties, niet zijnde uitkeringsgerechtigden. Op grond van artikel 67, vierde lid, van de WWB kunnen bij of krachtens amvb regels worden gesteld omtrent de gevallen waarin en de wijze waarop in ieder geval gegevens dienen te worden verstrekt, maar daar kunnen geen regels op gebaseerd worden voor de gegevensverstrekking aan uitkeringsgerechtigden.

Naar boven