Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 20 december 2013, nr. MinBuza.2013.355578, houdende wijziging van enkele sanctieregelingen

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Handelende in overeenstemming met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de Minister van Financiën en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

Gelet op Besluit 2013/659/GBVB van de Raad van de Europese Unie van 15 november 2013 houdende wijziging van Besluit 2010/231/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Somalië (Pb EU L 306);

Gelet op Besluit 2013/183/GBVB van de Raad van de Europese Unie van 22 april 2013 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea en tot intrekking van Besluit 2010/800/GBVB (Pb EG L 111);

Gelet op artikel 2, tweede lid, en artikel 3 van de Sanctiewet 1977;

Besluit:

ARTIKEL I

De Sanctieregeling Somalië 2003 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 2, tweede lid, komt als volgt te luiden:

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing in geval het een levering, verkoop of overdracht betreft van:

    • a. materieel dat uitsluitend bestemd is voor de ondersteuning van of het gebruik door personeel van de Verenigde Naties, met inbegrip van de bijstandsmissie van de Verenigde Naties in Somalië (UNSOM);

    • b. materieel dat uitsluitend bestemd is voor de ondersteuning van of het gebruik door de missie van de Afrikaanse Unie in Somalië (AMISOM);

    • c. materieel dat uitsluitend bestemd is voor de ondersteuning van of het gebruik door de strategische partners van AMISOM, die uitsluitend optreden op grond van het African Union Strategic Concept van 5 januari 2012, dan wel op grond van latere concepten, alsmede in samenwerking en in samenspraak met AMISON;

    • d. materieel dat uitsluitend bestemd is voor de ondersteuning van of het gebruik door de opleidingsmissie Somalië van de Europese Unie (EUTM);

    • e. materieel dat uitsluitend bestemd is ‘voor gebruikmaking door lidstaten of internationale organisaties wanneer deze op verzoek van de federale regering van Somalië en mits daarvan kennis is gegeven aan de secretaris-generaal, maatregelen nemen tegen piraterij en zeeroverij voor de kust van Somalië. Deze maatregelen dienen in overeenstemming met internationaal recht te zijn;

    • f. materieel, met uitzondering van goederen, genoemd in bijlage II van Besluit 2013/201/GBVB, dat uitsluitend bestemd is voor de ontwikkeling van de veiligheidstroepen van de federale regering van Somalië, en om de veiligheid van de Somalische bevolking te garanderen, mits het Sanctiecomité hiervan vijf dagen voorafgaand aan de levering, verkoop of overdracht in kennis is gesteld overeenkomstig het onder 14 en 15 van Resolutie 2111 (2013);

    • g. materieel als bedoeld in bijlage II van Besluit 2013/201/GBVB bestemd voor de federale regering van Somalië mits het Sanctiecomité voorafgaand toestemming heeft gegeven aan de levering, verkoop of overdracht;

    • h. beschermende kledingstukken, waaronder kogelwerende vesten en militaire helmen die door het VN-personeel, vertegenwoordigers van de media, medewerkers van humanitaire organisaties, en ontwikkelingswerkers en aanverwant personeel voor hun eigen bescherming tijdelijk naar Somalië wordt verzonden;

    • i. niet-dodelijke militaire uitrusting voor uitsluitend humanitaire of beschermende doeleinden waarvan de leverende staat of de internationale organisatie vijf dagen van te voren het Sanctiecomité in kennis heeft gesteld;

    • j. materieel dat uitsluitend bestemd is voor de hulp bij de ontwikkeling van de instellingen van de veiligheidssector mits het Sanctiecomité niet binnen vijf werkdagen na ontvangst van de kennisgeving een negatief besluit heeft genomen.

ARTIKEL II

De Sanctieregeling Noord-Korea 2007 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 1a worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 1b

  • 1. Het is verboden om gespecialiseerde kennis die rechtstreeks of middellijk bijdraagt of kan bijdragen aan proliferatiegevoelige activiteiten van Noord-Korea of aan de ontwikkeling van systemen voor de overbrenging van kernwapens in Noord-Korea aan te bieden aan personen die niet beschikken over een ontheffing van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

  • 2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, strekt zich niet uit tot de verstrekking van kennis in het kader van bacheloropleidingen als bedoeld in artikel 7.3a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

  • 3. In de bij deze regeling behorende bijlage wordt vermeld op welke gebieden van onderwijs en onderzoek het verbod, bedoeld in het eerste lid, in elk geval betrekking heeft.

  • 4. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verleent de gevraagde ontheffing tenzij hij het risico onaanvaardbaar groot acht dat het aanbieden van de bedoelde kennis aan de persoon voor wie de ontheffing is gevraagd, zal bijdragen aan proliferatiegevoelige activiteiten van Noord-Korea of aan de ontwikkeling van systemen voor de overbrenging van kernwapens in Noord-Korea.

Artikel 1c

Een instelling als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel g, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, verstrekt de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gevraagd en ongevraagd alle inlichtingen over wijzigingen in het door de instelling verzorgde onderwijs en onderzoek die van belang kunnen zijn voor de toepassing van artikel 1b.

B

Toegevoegd wordt de volgende bijlage:

Bijlage als bedoeld in artikel 1b, derde lid

  • Physics of Nuclear reactors (TU Delft);

  • Gespecialiseerde kennis over de inrichting en de werking van de reactorhal (Hoger Onderwijs Reactor, TU Delft);

  • Hypersonic aerodynamics experimenteel en theoretisch onderzoek (Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek, TU Delft);

  • Guidance Navigation & Control systemen, software en simulaties (Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek, TU Delft);

  • Re-entry technology (Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek, TU Delft);

  • Studentenproject DARE – Stratos (Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek, TU Delft).

Toelichting

Deze bijlage bevat de gebieden van onderwijs en onderzoek waarvoor in het hoger onderwijs ontheffing vereist is, zoals bedoeld in artikel 1b, derde lid, van de Sanctieregeling Noord-Korea 2007. De lijst is een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van de reikwijdte van het verbod om in het hoger onderwijs zonder ontheffing van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap proliferatiegevoelige kennis te verstrekken, zoals bepaald in artikel 1b, eerste lid, van de regeling. De lijst heeft geen limitatief karakter.

Deze bijlage is met name van belang voor het hoger onderwijs en doet niet af aan het algemene verbod om kennis over te dragen die zou kunnen bijdragen aan proliferatiegevoelige activiteiten van Noord-Korea of aan de ontwikkeling van systemen voor de overbrenging van kernwapens in Noord-Korea. Dat algemene verbod geldt ook buiten het hoger onderwijs en buiten de hier vermelde kennisgebieden.

ARTIKEL III

Het verbod, bedoeld in artikel 1b van de Sanctieregeling Noord-Korea 2007, zoals gewijzigd bij deze regeling, geldt niet voor het aanbieden van kennis als bedoeld in dat artikel aan de student die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling reeds bij de desbetreffende instelling voor hoger onderwijs was ingeschreven met het oog op het volgen van onderwijs of het verrichten van onderzoek op een kennisgebied waarop de bijlage bij die regeling betrekking heeft.

ARTIKEL IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans.

TOELICHTING

De wijziging van het wapenembargo in artikel 2 van de Sanctieregeling Somalië 2003 is het gevolg van Resolutie 2111 (2013) van de VN-Veiligheidsraad (zie artikel I). In deze resolutie is voorzien in een uitzondering op het verbod op bijstand met betrekking tot wapens en militaire uitrusting die bestemd zijn ter ondersteuning van de bijstandsmissie van de VN (UNSOM) en de opleidingsmissie van de Europese Unie in Somalië (EUTM).

Voor meer informatie over de beperkende maatregelen zij verwezen naar de website www.rijksoverheid.nl/sancties

De wijziging van de Sanctieregeling Noord-Korea 2007 komt overeen met eenzelfde wijziging van de Sanctieregeling Iran 20121. VN-Veiligheidsraadsresolutie 1874 draagt de VN-lidstaten op om alle maatregelen te nemen die nodig zijn om te voorkomen dat proliferatiegevoelige kennis direct of indirect wordt doorgegeven aan Noord-Korea. Deze resolutie is in EU verband o.a. omgezet in Raadsbesluit 2013/183 (Pb EG L 111). In Nederland wordt door onderhavige wijziging deze verplichting wettelijk verankerd in de Sanctieregeling Noord-Korea 2007. Op grond van artikel 1b geldt voor burgers, in het bijzonder studenten en onderzoekers, van alle nationaliteiten die kennis willen vergaren op proliferatiegevoelig terrein een ontheffingsvereiste. In de bijlage zijn de onderwijs- en onderzoeksvelden waarop het ontheffingsvereiste betrekking heeft, zo nauwkeurig mogelijk omschreven, zodat de ontheffingsplicht zich uitsluitend uitstrekt tot de meest geavanceerde kennisgebieden.

De daarvoor in aanmerking komende instellingen voor hoger onderwijs dienen aanstaande studenten uiteraard goed te informeren over de gewijzigde sanctieregeling. Deze informatieplicht jegens studenten vloeit voort uit artikel 7.15 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

Hoewel de regeling eerst en vooral van belang is voor instellingen voor hoger onderwijs en onderzoek, is de reikwijdte van het verbod, omschreven in artikel 1b, niet daartoe beperkt: ook verstrekking van proliferatiegevoelige kennis door derden – bijvoorbeeld in het kader van bedrijfsactiviteiten – valt onder het bereik van de regeling. Artikel 1b, eerste lid, van de regeling richt zich tot een ieder. Ook in de tekst van artikel 1b, derde lid, komt dit tot uitdrukking door de bepaling dat de proliferatiegevoelige kennis waarop de regeling betrekking heeft in elk geval de kennisgebieden omschreven in de bijlage omvat.

Om de bijlage actueel te kunnen houden is in het nieuwe artikel 1c voor de instellingen voor hoger onderwijs de verplichting neergelegd om relevante wijzigingen in hun onderwijsaanbod gevraagd en ongevraagd te melden. Schending van dit nieuwe voorschrift is, net als overtreding van de overige bepalingen in de regeling die een verplichting tot doen of nalaten inhouden, een overtreding of een misdrijf (artikel 14c van de Sanctiewet 1977).

Bij de totstandkoming van deze regeling is beoordeeld of de verwerking van persoonsgegevens bij de toepassing van de regeling voldoet aan de maatstaven waarop een Privacy Impact Assessment betrekking heeft (Kamerstukken I, 2010/11, 31 051, nr. D), zoals doelbinding, noodzakelijkheid, proportionaliteit en zorgvuldigheid. De regeling levert in dit opzicht geen bijzondere risico’s op. Niet meer persoonsgegevens worden verwerkt dan noodzakelijk is. De informatie wordt deugdelijk verwerkt en opgeslagen. Toepassing van de regeling vindt plaats met gebruik van een bestaand en periodiek op kwetsbaarheden getoetst geautomatiseerd archief- en documentatiesysteem. Niet meer personen hebben toegang tot de gegevens dan nodig is voor de toepassing van de regeling.

Op grond van artikel III geldt het ontheffingsvereiste op grond van de Sanctieregeling Noord-Korea 2007 niet voor studenten die op het moment van inwerkingtreding reeds waren ingeschreven voor onderwijs of onderzoek op een van de in de bijlage bij die regeling genoemde kennisgebieden.

Ten slotte kan worden gemeld dat de onderhavige regeling strekt tot naleving van een internationale verplichting en dat uit dien hoofde inwerkingtreding niet plaatsvindt conform de Vaste Verander Momenten-systematiek.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans.


X Noot
1

Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken in overeenstemming met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 28 oktober 2013, nr. Minbuza-2013.295689, tot wijziging van de Sanctieregeling Iran 2012 in verband met een uitbreiding van de groep personen die over een ontheffing dient te beschikken (Stcrt. nr. 30733).

Naar boven