Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van 4 april 2014 (kenmerk: 502750 /13/DP&O), houdende wijziging van de Mandaatregeling Ministerie van Veiligheid en Justitie 2011 in verband met de doorgifte van ondermandaat inzake besluiten op het terrein van de vreemdelingenwetgeving en van de Rijkswet op het Nederlanderschap.

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de artikelen 10:3, 10:9, eerste lid, en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

ARTIKEL I

Aan artikel 3 van de Mandaatregeling Ministerie van Veiligheid en Justitie 2011 wordt een lid toegevoegd, luidende

  • 6. In afwijking van het tweede lid kunnen het hoofd van het cluster, bedoeld in artikel 2, onder f, van de Organisatieregeling Ministerie van Veiligheid en Justitie 2011, en de door deze aan te wijzen hoofden van andere dienstonderdelen hun ondermandaat inzake het nemen van besluiten op het terrein van de vreemdelingenwetgeving en van de Rijkswet op het Nederlanderschap verder dan één hiërarchisch niveau doorgeven.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

TOELICHTING

Artikel I

Met ingang van 5 november 2012 heeft er een departementale herindeling plaatsgevonden met betrekking tot vreemdelingenzaken (Besluit houdende departementale herindeling met betrekking tot vreemdelingenzaken, Stcrt. 2012, 23043. De taken op het gebied van vreemdelingenzaken, de grensbewaking inzake vreemdelingenzaken en de Rijkswet op het Nederlanderschap, zijn overgeheveld van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) naar het ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ).

Eén en ander had gevolgen voor de mandaatverlening binnen het ministerie van Veiligheid en Justitie. Bij de Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van 19 november 2012, Stcrt.2012, 24261, is daarin voorzien door toevoeging van een tweede lid aan artikel 9 van de Mandaatregeling Ministerie van Veiligheid en Justitie 2011, waarbij de door of namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verleende mandaten en ondermandaten op het terrein van de vreemdelingenwetgeving en van de Rijkswet op het Nederlanderschap die op 4 november 2012 van kracht waren, worden aangemerkt als mandaten die met ingang van 5 november 2012 zijn verleend door of namens de Minister van Veiligheid en Justitie, met dien verstande dat:

  • a. mandaten aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden aangemerkt als mandaten aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Veiligheid en Justitie;

  • b. mandaten die rechtstreeks zijn verleend aan functionarissen die ressorteren onder het directoraat-generaal Vreemdelingenzaken worden aangemerkt als ondermandaten die overeenkomstig deze regeling zijn verleend.

Gelet op de verschillende bevoegdheden in relatie tot werkzaamheden van functionarissen binnen de vreemdelingenketen, is het vanuit een organisatorisch oogpunt gewenst om ten aanzien van de mandatering voor de uitvoering van de Rijkswet op het Nederlanderschap en de vreemdelingenwetgeving af te wijken van de regel dat ondermandaat steeds slechts één hiërarchisch niveau kan worden doorgegeven.

Na inwerkingtreding van deze regeling wordt de Mandaatregeling DGVZ Ministerie van Veiligheid en Justitie 2013 aangepast en een mandaatregeling aan de algemeen directeur van de dienst Terugkeer en Vertrek alsmede een mandaatregeling aan de hoofddirecteur van de Immigratie- en Naturalisatiedienst opgesteld ter vervanging van artikel 9, tweede lid van de Mandaatregeling Ministerie van Veiligheid en Justitie 2011.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Naar boven