Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 22 april 2014, nr. IENM/BSK-2014/91236, tot wijziging van regelingen op het terrein van de scheepvaart in verband met de implementatie van de wijziging van de bijlage bij het STCW-Verdrag en de STCW-Code en van richtlijn 2012/35/EU en enige andere onderwerpen op het terrein van de zeevaartbemanning

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op het op 7 juli 1978 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978 (Trb. 1981, 144), de bij dat verdrag behorende bindende bijlage en de Code inzake opleiding, diplomering en wachtdienst (Trb. 1996, 249) zoals deze laatstelijk gewijzigd zijn op 25 juni 2010 (Trb. 2012, 43 en 198), norm A3.2, lid 4, en norm A.4.1, vierde lid, onderdeel c, van het Maritiem Arbeidsverdrag, 2006, richtlijn 2012/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 houdende wijziging van Richtlijn 2008/106/EG inzake het minimum opleidingsniveau van zeevarenden (PbEU L 343), de artikelen 7, derde lid, 17, derde lid, 18, vierde lid, 19a, vierde en vijfde lid, 20, derde lid, 22, vierde en vijfde lid, 22a, vierde lid, 48c, tweede lid, 49, eerste lid, 62, onderdelen c, d, en i, en 68 van de Wet zeevarenden, de artikelen 8, tweede en achtste lid, 10, derde lid, 11, 33, 34, 93, eerste lid, 97, tweede lid, onderdelen c en d, 103, eerste lid, 125e, zevende lid, en 125aa van het Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart, artikel 47 van het Besluit zeevisvaartbemanning, artikel 33, eerste en tweede lid, van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties en de artikelen 10:3 en 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling zeevarenden wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 2.1 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 2.2 monsterboekje

  • 1. Naast de kapitein zijn de volgende personen of instellingen bevoegd tot het maken van de hierna omschreven aantekeningen in het monsterboekje van een zeevarende:

    • a. tot het maken van aantekeningen betreffende het door deze zeevarende met goed gevolg hebben afgesloten van een training als bedoeld in de artikelen 35 tot en met 42 van het Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart en de artikelen 44 en 45 van het Besluit zeevisvaartbemanning: het bevoegd gezag van een door de Minister erkende opleiding als bedoeld in artikel 19a, derde lid, van de Wet zeevarenden;

    • b. tot het maken van aantekeningen van een gunstige uitslag van een onderzoek op tuberculose: een bevoegd geneeskundige als bedoeld in artikel 40 van de Wet zeevarenden.

  • 2. Voor de afgifte van een monsterboekje komen, naast de personen, bedoeld in artikel 97, tweede lid, onderdelen a en b, van het Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart, tevens in aanmerking personen behorende tot de onderstaande beroepsgroepen, indien zij kunnen aantonen het monsterboekje nodig te hebben ten behoeve van de uitoefening van hun beroep aan boord van een schip tijdens zeereizen:

    • a. nautisch/technisch surveyors van erkende organisaties;

    • b. registerloodsen;

    • c. noordzeeloodsen (certificaatloodsen);

    • d. maritiem wetenschappelijk onderzoekers;

    • e. personeel met dienstverlenende taken aan boord van schepen;

    • f. nautisch/technisch onderhoudspersoneel;

    • g. nautisch/technisch ondersteunend personeel;

    • h. medewerkers van nautische/technische inspecties van scheepsbeheerders;

    • i. andere zeevarenden dan bedoeld in artikel 97, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart, die in het bezit zijn van een geldig Nederlands vaarbevoegdheidsbewijs;

    • j. detacheringsmedewerkers, te werk gesteld via een uitzendbureau of een detacheringsbureau, voor het verrichten van werkzaamheden aan boord van zeeschepen; en

    • k. ambtenaren belast met toezichthoudende of handhavende taken aan boord van zeeschepen.

Artikel 2.3 monsterrol

  • 1. Het model van de monsterrol is het model van het FAL-formulier nr. 5 (Crew List) behorende bij het op 9 april 1965 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake het vergemakkelijken van het internationale verkeer ter zee (FAL Verdrag) (Trb. 2010, 208).

  • 2. Met inachtneming van artikel 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht kan Onze Minister de scheepsbeheerder schriftelijk verplichten de monsterrollen gedurende een bepaalde periode onverwijld aan hem toe te sturen.

B

§ 8 Wijziging andere regelingen, wordt vervangen door:

§ 8 Beroepsvereisten

Artikel 8.1 kennisbewijzen hoger maritiem officier alle schepen en middelbaar maritiem officier alle schepen

Voor de afgifte van het kennisbewijs hoger maritiem officier alle schepen of middelbaar maritiem officier alle schepen:

  • a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van de bijlage bij het STCW-Verdrag:

    • 1°. voorschrift II/1, lid 2, onderdelen 2 tot en met 6;

    • 2°. voorschrift II/2, lid 2, onderdeel 2;

    • 3°. voorschrift III/1, lid 2, onderdelen 2 tot en met 5; en

    • 4°. voorschrift III/2, lid 2, onderdeel 2;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-Code:

    • 1°. sectie A-II/1, onderdeel 1, onder 1, en onderdelen 2 tot en met 6;

    • 2°. sectie A-II/2, onderdelen 1 tot en met 7, waarbij het in onderdeel 4 bedoelde kennisniveau de functie kapitein betreft en waarbij het in onderdeel 5 bedoelde niveau alle schepen betreft;

    • 3°. sectie A-III/1, onderdelen 1 tot en met 6 en 9; en

    • 4°. sectie A-III/2, onderdelen 1 tot en met 7, met uitzondering van de aspecten voorstuwing door middel van stoomturbines en voorstuwing door middel van gasturbines, en waarbij het in onderdeel 4 bedoelde kennisniveau de functie hoofdwerktuigkundige alle schepen betreft; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 12 maanden ervaring opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een door de kapitein en door de hoofdwerktuigkundige of een eerste maritiem officier af te tekenen stageboek.

Artikel 8.2 kennisbewijs stuurman-werktuigkundige kleine schepen

Voor de afgifte van het kennisbewijs stuurman-werktuigkundige kleine schepen:

  • a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van de bijlage bij het STCW-Verdrag:

    • 1°. voorschrift II/1, lid 2, onderdelen 2 tot en met 6;

    • 2°. voorschrift II/2, lid 4, onderdeel 3;

    • 3°. voorschrift III/1, lid 2, onderdelen 2 tot en met 5; en

    • 4°. voorschrift III/3, lid 2, onderdeel 2;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-Code:

    • 1°. sectie A-II/1, onderdeel 1, onder 1, onderdelen 2 tot en met 6;

    • 2°. sectie A-II/2, onderdelen 1 tot en met 7, waarbij het in onderdeel 4 bedoelde kennisniveau de functie kapitein betreft en het in onderdeel 5 bedoelde niveau schepen van minder dan 3000 GT betreft;

    • 3°. sectie A-III/1, onderdelen 1 tot en met 6 en 9; en

    • 4°. sectie A-III/2, onderdelen 1 tot en met 7, met uitzondering van de aspecten voorstuwing door middel van stoomturbines en voorstuwing door middel van gasturbines, en waarbij het in onderdeel 4 bedoelde kennisniveau de functie hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3000 kW voortstuwingsvermogen betreft; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 12 maanden ervaring opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een door de kapitein en door de hoofdwerktuigkundige of een eerste maritiem officier af te tekenen stageboek.

Artikel 8.3 kennisbewijzen stuurman alle schepen en stuurman waterbouw

Voor de afgifte van het kennisbewijs stuurman alle schepen of stuurman waterbouw:

  • a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van de bijlage bij het STCW-Verdrag:

    • 1°. voorschrift II/1, lid 2, onderdelen 2 tot en met 6; en

    • 2°. voorschrift II/2, lid 2, onderdeel 2;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-Code:

    • 1°. sectie A-II/1, onderdeel 1, onder 1, onderdelen 2 tot en met 6; en

    • 2°. sectie A-II/2, onderdelen 1 tot en met 7, waarbij het in onderdeel 4 bedoelde kennisniveau de functie kapitein betreft en het in onderdeel 5 bedoelde niveau alle schepen betreft; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 12 maanden ervaring opgedaan, waarvan 6 maanden gedurende wachtwerkzaamheden op de brug, onder bijhouding van een door de kapitein af te tekenen stageboek.

Artikel 8.4 kennisbewijs wachtstuurman tot 3000 GT

Voor de afgifte van het kennisbewijs wachtstuurman tot 3000 GT:

  • a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van de bijlage bij het STCW-Verdrag:

    • 1°. voorschrift II/1, lid 2, onderdelen 2 tot en met 6; en

    • 2°. voorschrift II/2, lid 4, onderdeel 3;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-Code:

    • 1°. sectie A-II/1, onderdeel 1, onder 1, onderdelen 2 tot en met 6; en

    • 2°. sectie A-II/2, onderdelen 1 tot en met 7, waarbij het in onderdeel 4 bedoelde kennisniveau de functie kapitein betreft en het in onderdeel 5 bedoelde niveau schepen van minder dan 3000 GT betreft; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 12 maanden ervaring opgedaan, waarvan 6 maanden gedurende wachtwerkzaamheden op de brug, onder bijhouding van een door de kapitein af te tekenen stageboek.

Artikel 8.5 kennisbewijzen scheepswerktuigkundige alle schepen en scheepswerktuigkundige waterbouw

Voor de afgifte van het kennisbewijs scheepswerktuigkundige alle schepen of scheepswerktuigkundige waterbouw:

  • a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van de bijlage bij het STCW-Verdrag:

    • 1°. voorschrift III/1, lid 2, onderdelen 2 tot en met 5; en

    • 2°. voorschrift III/2, lid 2, onderdeel 2;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-Code:

    • 1°. sectie A-III/1, onderdelen 1 tot en met 6 en 9; en

    • 2°. sectie A-III/2, onderdelen 1 tot en met 7, met uitzondering van de aspecten voorstuwing door middel van stoomturbines en voorstuwing door middel van gasturbines en waarbij het in onderdeel 4 bedoelde kennisniveau de functie hoofdwerktuigkundige alle schepen betreft; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 12 maanden ervaring opgedaan, waarvan 6 maanden gedurende wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een door de hoofdwerktuigkundige of een eerste maritiem officier af te tekenen stageboek.

Artikel 8.6 kennisbewijs wachtwerktuigkundige tot 3000 kW

Voor de afgifte van het kennisbewijs wachtwerktuigkundige tot 3000 kW:

  • a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van de bijlage bij het STCW-Verdrag:

    • 1°. voorschrift III/1, lid 2, onderdelen 2 tot en met 5; en

    • 2°. voorschrift III/3, lid 2, onderdeel 2;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-Code:

    • 1°. sectie A-III/1, onderdelen 1 tot en met 6 en 9; en

    • 2°. sectie A-III/3, onderdelen 1 tot en met 7, met uitzondering van de aspecten voorstuwing door middel van stoomturbines en voorstuwing door middel van gasturbines en waarbij het in onderdeel 4 bedoelde kennisniveau de functie hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3000 kW voortstuwingsvermogen betreft; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 12 maanden ervaring opgedaan, waarvan zes maanden gedurende wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een door de hoofdwerktuigkundige of een eerste maritiem officier af te tekenen stageboek.

Artikel 8.7 kennisbewijs schipper-machinist beperkt werkgebied

Voor de afgifte van het kennisbewijs schipper-machinist beperkt werkgebied:

  • a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van de bijlage bij het STCW-Verdrag:

    • 1°. voorschrift II/3, lid 4, onderdelen 2.2.1, 3, 4 en 5; en

    • 2°. voorschrift III/1, lid 2, onderdeel 4;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-Code:

    • 1°. sectie A-II/3, onderdelen 1 tot en met 6, met uitzondering van de aspecten opgenomen in de secties A-VI/2 en A-VI/3; en

    • 2°. sectie A-III/1; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 6 maanden ervaring opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een door de kapitein en door de hoofdwerktuigkundige of een eerste maritiem officier af te tekenen stageboek.

Artikel 8.8 kennisbewijs officier elektrotechniek alle schepen

Voor de afgifte van het kennisbewijs officier elektrotechniek alle schepen:

  • a. voldoet de aanvrager aan voorschrift III/6, lid 2, onderdelen 2, 3 en 4, van de bijlage bij het STCW-Verdrag;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan sectie A-III/6, onderdelen 1 tot en met 5 van de STCW-Code; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 12 maanden ervaring opgedaan, waarvan 6 maanden gedurende wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een door de hoofdwerktuigkundige of een eerste maritiem officier af te tekenen stageboek.

Artikel 8.9 kennisbewijs gezel elektrotechniek alle schepen

Voor de afgifte van het kennisbewijs gezel elektrotechniek alle schepen:

  • a. voldoet de aanvrager aan voorschrift III/7, lid 2, onderdelen 2.2.3 en 3, van de bijlage bij het STCW-Verdrag;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan sectie A-III/7, onderdelen 1 tot en met 3 van de STCW-Code; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 3 maanden ervaring opgedaan, onder bijhouding van een door de hoofdwerktuigkundige, een eerste maritiem officier of een officier elektrotechniek af te tekenen stageboek.

Artikel 8.10 kennisbewijs gekwalificeerd gezel dek alle schepen

Voor de afgifte van het kennisbewijs gekwalificeerd gezel dek alle schepen:

  • a. voldoet de aanvrager aan voorschrift II/5, lid 2, onderdelen 3.3.2 en 4, van de bijlage bij het STCW-Verdrag;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan sectie A-II/5, onderdelen 1 tot en met 3 van de STCW-Code; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 6 maanden ervaring opgedaan, onder bijhouding van een door de kapitein af te tekenen stageboek, terwijl hij in het bezit is van de vaarbevoegdheid wachtlopend gezel dek alle schepen.

Artikel 8.11 kennisbewijs gekwalificeerd gezel machinekamer alle schepen

Voor de afgifte van het kennisbewijs gekwalificeerd gezel machinekamer alle schepen:

  • a. voldoet de aanvrager aan voorschrift III/5, lid 2, onderdelen 3.3.2 en 4 van de bijlage bij het STCW-Verdrag;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan sectie A-III/5, onderdelen 1 tot en met 3 van de STCW-Code; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 6 maanden ervaring opgedaan, onder bijhouding van een door de hoofdwerktuigkundige of een eerste maritiem officier af te tekenen stageboek, terwijl hij in het bezit is van de vaarbevoegdheid wachtlopend gezel machinekamer alle schepen.

Artikel 8.12 kennisbewijs gekwalificeerd gezel dek en machinekamer alle schepen

Voor de afgifte van het kennisbewijs gekwalificeerd gezel dek en machinekamer alle schepen:

  • a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van de bijlage bij het STCW-Verdrag:

    • 1°. voorschrift II/5, lid 2, onderdelen 3.3.2 en 4; en

    • 2°. voorschrift III/5, lid 2, onderdelen 3.3.2 en 4;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-Code:

    • 1°. sectie A-II/5, onderdelen 1 tot en met 3; en

    • 2°. sectie A-III/5, onderdelen 1 tot en met 3; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 12 maanden ervaring opgedaan, die in gelijke mate bestaat uit werkzaamheden op de brug en uit werkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een door de kapitein en door de hoofdwerktuigkundige of een eerste maritiem officier af te tekenen stageboek, terwijl hij in het bezit is van de vaarbevoegdheid wachtlopend gezel dek en machinekamer alle schepen.

Artikel 8.13 kennisbewijs wachtlopend gezel dek alle schepen

Voor de afgifte van het kennisbewijs wachtlopend gezel dek alle schepen:

  • a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van de bijlage bij het STCW-Verdrag:

    • 1°. voorschrift II/4, lid 2, onderdelen 2.2.2, en 3; en

    • 2°. voorschrift II/4, lid 3;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan sectie A-II/4, onderdelen 1 tot en met 4 van de STCW-Code; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 2 maanden ervaring opgedaan met betrekking tot het verrichten van werkzaamheden op het gebied van de brugwacht, onder bijhouding van een door de kapitein af te tekenen stageboek.

Artikel 8.14 kennisbewijs wachtlopend gezel machinekamer alle schepen

Voor de afgifte van het kennisbewijs wachtlopend gezel machinekamer alle schepen:

  • a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van de bijlage bij het STCW-Verdrag:

    • 1°. voorschrift III/4, lid 2, onderdelen 2.2.2, en 3; en

    • 2°. voorschrift III/4, lid 3;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan sectie A-III/4, onderdelen 1 tot en met 4 van de STCW-Code; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 2 maanden ervaring opgedaan met betrekking tot het verrichten van werkzaamheden op het gebied van de machinekamerwacht, onder bijhouding van een door de hoofdwerktuigkundige of een eerste maritiem officier af te tekenen stageboek.

Artikel 8.15 kennisbewijs wachtlopend gezel dek en machinekamer alle schepen

Voor de afgifte van het kennisbewijs wachtlopend gezel dek en machinekamer alle schepen:

  • a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van de bijlage bij het STCW-Verdrag:

    • 1°. voorschrift II/4, lid 2, onderdelen 2.2.2 en 3;

    • 2°. voorschrift II/4, lid 3;

    • 3°. voorschrift III/4, lid 2, onderdelen 2.2.2 en 3; en

    • 4°. voorschrift III/4, lid 3;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-Code:

    • 1°. sectie A-II/4, onderdelen 1 tot en met 4; en

    • 2°. sectie A-III/4, onderdelen 1 tot en met 4; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 4 maanden ervaring opgedaan die in gelijke mate bestaat uit wachtwerkzaamheden op de brug en uit wachtwerkzaamheden in de machinekamer, onder bijhouding van een door de kapitein en door de hoofdwerktuigkundige of een eerste maritiem officier af te tekenen stageboek.

Artikel 8.16 bekwaamheidsbewijs stuurman grote zeilvaart
  • 1. Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs stuurman grote zeilvaart:

    • a. voldoet de aanvrager aan de volgende onderdelen van voorschriften van de bijlage bij het STCW-Verdrag:

      • 1°. voorschrift II/1, lid 2, onderdeel 2, 3 en 5; en

        waarbij 12 maanden ervaring is opgedaan onder bijhouding van een door de kapitein af te tekenen stageboek;

      • 2°. voorschrift II/2, lid 4, onderdeel 3;

    • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die de aspecten materialen, tuigage, scheepsvormen, dynamische stabiliteit en behandeling van zeilschepen omvat en voldoet aan de volgende onderdelen van de STCW-Code:

      • 1°. sectie A-II/1, onderdeel 1, onder 1, en onderdelen 2 tot en met 6, met uitzondering van de aspecten behandeling en stuwen van lading; en

      • 2°. sectie A-II/2, onderdelen 1 tot en met 7, waarbij het in onderdeel 4 bedoelde kennisniveau de functie kapitein betreft, het in onderdeel 5 bedoelde niveau schepen van minder dan 3000 GT betreft, en met uitzondering van de aspecten behandeling en stuwen van lading; en

    • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 12 maanden ervaring opgedaan onder bijhouding van een door de kapitein af te tekenen stageboek.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, kan de aanvrager die in het bezit is van:

    • a. het bekwaamheidsbewijs stuurman kleine zeilvaart, genoemd in artikel 8.17, volstaan met een ervaring van ten minste 6 maanden;

    • b. een geldig vaarbevoegdheidsbewijs voor de functie maritiem officier, stuurman schepen van minder dan 3000 GT of stuurman alle schepen, volstaan met een ervaring van ten minste 2 maanden.

Artikel 8.17 bekwaamheidsbewijs stuurman kleine zeilvaart

Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs stuurman kleine zeilvaart:

  • a. voldoet de aanvrager aan voorschrift II/3, lid 4, onderdelen 2.2.1, 4, 5 voor zover het sectie A-VI/1, onderdeel 2, van de STCW-Code betreft, en 6.3 van de bijlage bij het STCW-Verdrag;

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg examen afgelegd ter afsluiting van een opleiding die de aspecten materialen, tuigage, scheepsvormen, dynamische stabiliteit en behandeling van zeilschepen omvat en voldoet aan sectie A-II/3, onderdelen 1 tot en met 7 van de STCW-Code, met uitzondering van de aspecten behandeling en stuwen van lading; en

  • c. heeft de aanvrager als onderdeel van de in onderdeel b bedoelde opleiding gedurende ten minste 6 maanden ervaring opgedaan onder bijhouding van een door de kapitein af te tekenen stageboek.

Artikel 8.18 bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling olie- en chemicaliëntankschepen

Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling olie- en chemicaliëntankschepen is de aanvrager in het bezit van het certificaat basisveiligheid en:

  • a. voldoet de aanvrager aan voorschrift V/1-1, lid 2, onderdeel 1, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; of

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-V/1-1, onderdeel 1, van de STCW-Code.

Artikel 8.19 bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling gastankschepen

Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling gastankschepen is de aanvrager in het bezit van het certificaat basisveiligheid en:

  • a. voldoet de aanvrager aan voorschrift V/1-2, lid 2, onderdeel 1, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; of

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-V/1-2, onderdeel 1, van de STCW-Code.

Artikel 8.20 bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling olietankschepen voor gevorderden

Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs olietankschepen voor gevorderden is de aanvrager in het bezit van het bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling olie- en chemicaliëntankschepen en:

  • a. voldoet de aanvrager aan voorschrift V/1-1, lid 4, onderdelen 1 en 2, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-V/1-1, onderdeel 2, van de STCW-Code.

Artikel 8.21 bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling chemicaliëntankschepen voor gevorderden

Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling chemicaliëntankschepen voor gevorderden is de aanvrager in het bezit van het bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling olie- en chemicaliëntankschepen en:

  • a. voldoet de aanvrager aan voorschrift V/1-1, lid 6, onderdelen 1 en 2, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-V/1-1, onderdeel 3, van de STCW-Code

Artikel 8.22 bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling gastankschepen voor gevorderden

Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling gastankschepen voor gevorderden is de aanvrager in het bezit van het bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling gastankschepen en:

  • a. voldoet de aanvrager aan voorschrift V/1-2, lid 4, onderdelen 1 en 2, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-V/1-2, onderdeel 2, van de STCW-Code.

Artikel 8.23 schriftelijk bewijs groepsbegeleiding

Voor de afgifte van het schriftelijk bewijs groepsbegeleiding:

  • a. voldoet de aanvrager aan voorschrift V/2, lid 4, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg een training afgerond die voldoet aan sectie A-V/2, onderdeel 1, van de STCW-Code.

Artikel 8.24 schriftelijk bewijs dienstverlening aan passagiers

Voor de afgifte van het schriftelijk bewijs dienstverlening aan passagiers:

  • a. voldoet de aanvrager aan voorschrift V/2, lid 5, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg een training afgerond die voldoet aan sectie A-V/2, onderdeel 2, van de STCW-Code.

Artikel 8.25 certificaat crisisbeheersing en menselijk gedrag

Voor de afgifte van het certificaat crisisbeheersing en menselijk gedrag:

  • a. voldoet de aanvrager aan voorschrift V/2, lid 6, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-V/2, onderdeel 3, van de STCW-Code.

Artikel 8.26 certificaat passagiersveiligheid, ladingveiligheid en waterdichtheid van de scheepsromp

Voor de afgifte van het certificaat passagiersveiligheid, ladingveiligheid en waterdichtheid van de scheepsromp:

  • a. voldoet de aanvrager aan voorschrift V/2, lid 7, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-V/2, onderdeel 4, van de STCW-Code.

Artikel 8.27 certificaat type rating HSC

Voor de afgifte van het certificaat type rating HSC heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan voorschrift 18.3.3 van de bij resolutie MSC.97(73) van de Maritieme Veiligheidsheidscommissie aangenomen Internationale Code voor de veiligheid van hogesnelheidsschepen (High-Speed Craft Code, 2000).

Artikel 8.28 certificaat stoomvoortstuwing

Voor de afgifte van het certificaat stoomvoortstuwing:

  • a. is de aanvrager in het bezit van ten minste het kennisbewijs scheepswerktuigkundige alle schepen; en

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-III/2 van de STCW-Code wat betreft het aspect voortstuwing door middel van stoomturbines.

Artikel 8.29 certificaat gasturbinevoortstuwing

Voor de afgifte van het certificaat gasturbinevoortstuwing:

  • a. is de aanvrager in het bezit van ten minste het kennisbewijs scheepswerktuigkundige alle schepen; en

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-III/2 van de STCW-Code wat betreft het aspect voortstuwing door middel van gasturbines.

Artikel 8.30 certificaten basisveiligheid
  • 1. Voor de afgifte van het certificaat basisveiligheid:

    • a. voldoet de aanvrager aan voorschrift VI/1 van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en

    • b. heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/1, onderdeel 2, van de STCW-Code.

  • 2. Voor de afgifte van het certificaat van de herhalingstraining basisveiligheid:

    • a. voldoet de aanvrager aan voorschrift VI/1 van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en

    • b. heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/1, onderdeel 3, van de STCW-Code.

  • 3. Sectie A-VI/1, onderdeel 4, van de STCW-Code is van toepassing.

Artikel 8.31 certificaten reddingmiddelen
  • 1. Voor de afgifte van het certificaat reddingmiddelen:

    • a. voldoet de aanvrager aan voorschrift VI/2, lid 1, onderdeel 3, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en

    • b. heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/2, onderdelen 1 tot en met 4, van de STCW-Code.

  • 2. Voor de afgifte van het certificaat van de herhalingstraining reddingmiddelen:

    • a. voldoet de aanvrager aan voorschrift VI/2, lid 1, onderdeel 3, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en

    • b. heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/2, onderdeel 5, van de STCW-Code.

  • 3. Sectie A-VI/2, onderdeel 6, van de STCW-Code is van toepassing.

Artikel 8.32 certificaten snelle hulpverleningsboten
  • 1. Voor de afgifte van het certificaat snelle hulpverleningsboten:

    • a. voldoet de aanvrager aan voorschrift VI/2, lid 2, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en

    • b. heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/2, onderdelen 7 tot en met 10, van de STCW-Code.

  • 2. Voor de afgifte van het certificaat van de herhalingstraining snelle hulpverleningsboten:

    • a. voldoet de aanvrager aan voorschrift VI/2, lid 2, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en

    • b. heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/2, onderdeel 11, van de STCW-Code.

  • 3. Sectie A-VI/2, onderdeel 12, van de STCW-Code is van toepassing.

Artikel 8.33 certificaten brandbestrijding voor gevorderden
  • 1. Voor de afgifte van het certificaat brandbestrijding voor gevorderden:

    • a. voldoet de aanvrager aan voorschrift VI/3 van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en

    • b. heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/3, onderdelen 1 tot en met 4, van de STCW-Code.

  • 2. Voor de afgifte van het certificaat van de herhalingstraining brandbestrijding voor gevorderden:

    • a. voldoet de aanvrager aan voorschrift VI/3 van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en

    • b. heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/3, onderdeel 5, van de STCW-Code.

  • 3. Sectie A-VI/3, onderdeel 6, van de STCW-Code is van toepassing.

Artikel 8.34 certificaten medische eerste hulp aan boord
  • 1. Voor de afgifte van het certificaat medische eerste hulp aan boord:

    • a. voldoet de aanvrager aan voorschrift VI/4, lid 1, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en

    • b. heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan:

      • 1°. sectie A-VI/4, onderdelen 1 tot en met 3, van de STCW-Code; en

      • 2°. Bijlage V van richtlijn 92/29/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 31 maart 1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid ter bevordering van een betere medische hulpverlening aan boord van schepen (PB 1992, L 113).

  • 2. Voor de afgifte van het certificaat van de herhalingstraining medische eerste hulp aan boord is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8.35 certificaten medische zorg aan boord
  • 1. Voor de afgifte van het certificaat medische zorg aan boord:

    • a. voldoet de aanvrager aan voorschrift VI/4, lid 2, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en

    • b. heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan:

      • 1°. sectie A-VI/4, onderdelen 4 tot en met 6, van de STCW-Code; en

      • 2°. Bijlage V van richtlijn 92/29/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 31 maart 1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid ter bevordering van een betere medische hulpverlening aan boord van schepen (PB 1992, L 113).

  • 2. Voor de afgifte van het certificaat van de herhalingstraining medische zorg aan boord is het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8.36 certificaten maritieme radiocommunicatie

Het algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie en het beperkt certificaat maritieme radiocommunicatie worden afgegeven in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens het Frequentiebesluit 2013.

Artikel 8.37 bekwaamheidsbewijs scheepskok

Voor de afgifte van het bekwaamheidsbewijs scheepskok:

  • a. heeft de aanvrager een diensttijd behaald van ten minste een maand in de kombuis van een zeeschip en is hij in het bezit van een kennisbewijs van een opleiding tot kok die ten minste de volgende aspecten bevat:

    • 1°. praktische kookvaardigheden;

    • 2°. voeding en persoonlijke hygiëne;

    • 3°. opslag van levensmiddelen;

    • 4°. voorraadcontrole;

    • 5°. milieubescherming; en

    • 6°. gezondheid en veiligheid met betrekking tot maaltijdverzorging; of

  • b. is de aanvrager in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs als scheepskok, afgegeven voor 1 februari 2002, en heeft hij na de verkrijging van dat vaarbevoegdheidsbewijs een diensttijd behaald van ten minste 36 maanden als scheepskok bij een Nederlandse zeewerkgever.

Artikel 8.38 certificaat scheepsbeveiligingsfunctionaris

Voor de afgifte van het certificaat scheepsbeveiligingsfunctionaris:

  • a. voldoet de aanvrager aan voorschrift VI/5, lid 1, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/5, onderdelen 1 tot en met 4, van de STCW-Code.

Artikel 8.39 certificaat uitvoering beveiligingstaken

Voor de afgifte van het certificaat uitvoering beveiligingstaken:

  • a. voldoet de aanvrager aan voorschrift VI/6, lid 4, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/6, onderdelen 6 tot en met 8, van de STCW-Code.

Artikel 8.40 certificaat bewustwording scheepsbeveiliging

Voor de afgifte van het certificaat bewustwording scheepsbeveiliging:

  • a. voldoet de aanvrager aan voorschrift VI/6, lid 1, voor zover het bewustwording scheepsbeveiliging betreft, van de bijlage bij het STCW-Verdrag; en

  • b. heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die voldoet aan sectie A-VI/6, onderdeel 4, van de STCW-Code.

Artikel 8.41 certificaat wetgeving en openbaar gezag

Voor de afgifte van het certificaat wetgeving en openbaar gezag heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die de in bijlage F, onderdeel A, genoemde onderdelen beslaat van de Nederlandse wetgeving op de scheepvaart betrekking hebbend.

Artikel 8.42 certificaat scheepsmanagement-N

Voor de afgifte van het certificaat scheepsmanagement-N heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die de in bijlage F, onderdeel B, genoemde onderdelen van tabel A-II/2, behorende bij sectie A-II/2 van de STCW-Code beslaat.

Artikel 8.43 certificaat scheepsmanagement-W

Voor de afgifte van het certificaat scheepsmanagement-W heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die de in bijlage F, onderdeel C, genoemde onderdelen van tabel A-III/2, behorende bij sectie A-III/2 van de STCW-Code beslaat.

Artikel 8.44 certificaat aanvulling-N voor reizen nabij de internationale kust

Voor de afgifte van het certificaat aanvulling-N voor reizen nabij de internationale kust heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die de in bijlage F, onderdeel D, genoemde onderdelen van de tabellen A-II/2 en A-II/3, behorende bij respectievelijk de secties A-II/2 en A-II/3, van de STCW-Code beslaat.

Artikel 8.45 certificaat aanvulling-W voor reizen nabij de internationale kust

Voor de afgifte van het certificaat aanvulling-W voor reizen nabij de internationale kust heeft de aanvrager met goed gevolg een door Onze Minister erkende training afgerond die de in bijlage F, onderdeel E, genoemde onderdelen van tabel A-III/2, behorende bij sectie A-III/3 van de STCW-Code beslaat.

C

§ 9. Slotbepalingen, wordt vervangen door:

§ 9. Bemanningsplan

Artikel 9.1 gegevens bemanningsplan

In het bemanningsplan worden ten minste de gegevens opgenomen die zijn vermeld op een door Onze Minister ter beschikking te stellen formulier.

D

Na § 9 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 10 Vaarbevoegdheidsbewijzen en bekwaamheidsbewijzen voor het dienstdoen op tankers

Artikel 10.1 Eerste afgifte

Voor de verkrijging van een vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs voor het dienstdoen op tankschepen door een kapitein of een officier, legt de aanvrager de volgende bescheiden over aan Onze Minister:

  • a. een door hem ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;

  • b. een geldig identiteitsbewijs waaruit zijn nationaliteit blijkt;

  • c. een recente pasfoto;

  • d. het originele kennisbewijs of bekwaamheidsbewijs op grond waarvan afgifte wordt gevraagd;

  • e. de voor het gewenste vaarbevoegdheidsbewijs vereiste bekwaamheidsbewijzen en schriftelijke bewijzen;

  • f. de originele geldige geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart, bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de wet; en

  • g. een bewijs dat is voldaan aan de vereiste ervaring voor het gewenste bewijs.

Artikel 10.2 Vernieuwing
  • 1. Voor de vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs is artikel 10.1, met uitzondering van onderdeel d, van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Voor de vernieuwing van een bekwaamheidsbewijs voor het dienstdoen op tankschepen door een kapitein of een officier, is artikel 10.1 van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van onderdeel e, en met dien verstande dat de in onderdeel g vereiste ervaring is opgedaan:

    • a. aan boord van olie- of chemicaliëntankschepen indien het betreft het bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling olie- en chemicaliëntankschepen;

    • b. aan boord van gastankschepen indien het betreft het bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling gastankschepen;

    • c. aan boord van olietankschepen indien het betreft het bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling olietankschepen voor gevorderden;

    • d. aan boord van chemicaliëntankschepen indien het betreft het bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling chemicaliëntankschepen voor gevorderden; of

    • e. aan boord van gastankschepen indien het betreft het bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling gastankschepen voor gevorderden.

Artikel 10.3 Erkenning van buitenlandse bewijzen
  • 1. Voor de verkrijging van een vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs voor het dienstdoen op tankschepen door een kapitein of een officier, op grond van een dergelijk bewijs, afgegeven door de bevoegde autoriteit van een andere staat, als bedoeld in de artikelen 22 of 22a van de wet, legt de aanvrager de volgende bescheiden over aan Onze Minister:

    • a. een door hem ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;

    • b. een geldig identiteitsbewijs waaruit zijn nationaliteit blijkt;

    • c. een recente pasfoto;

    • d. het originele bewijs waarvan erkenning wordt gevraagd; en

    • e. de originele geldige geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart, bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de wet.

  • 2. Indien het vaarbevoegdheidsbewijs waarvan erkenning wordt gevraagd de functie kapitein betreft en is afgegeven door de bevoegde autoriteit van een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of de Bondsstaat Zwitserland, overlegt de aanvrager tevens het bewijs van schriftelijke toestemming, bedoeld in artikel 30, vijfde lid, van de wet, tenzij artikel 5 van de Vrijstellingsregeling buitenlandse kapiteins voor de sector koopvaardij of artikel 5 van de Vrijstellingsregeling buitenlandse kapiteins sector zeegaande waterbouw van toepassing is.

  • 3. Een vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs als bedoeld in het eerste lid heeft een geldigheidsduur die gelijk is aan die van het door de bevoegde autoriteit van de andere staat afgegeven oorspronkelijke bewijs, maar niet langer dan 5 jaar.

  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op de aanvraag van een vaarbevoegdheidsbewijs door een migrerende beroepsbeoefenaar als bedoeld in artikel 2 van de Regeling erkenning EG-beroepskwalificaties zeevisserij.

  • 5. Het tweede lid is niet van toepassing op de verkrijging van een vaarbevoegdheidsbewijs voor het dienstdoen op vissersvaartuigen.

Artikel 10.4 Bewijs van aanvraag om erkenning van een vaarbevoegdheidsbewijs
  • 1. Artikel 18, vierde lid, eerste volzin, van de wet is niet van toepassing op radio-operators op schepen, niet zijnde vissersvaartuigen.

  • 2. Bij een aanvraag voor de afgifte van een bewijs van aanvraag om erkenning van een vaarbevoegdheidsbewijs als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de wet, overlegt de aanvrager naast de in artikel 10.3, eerste lid, bedoelde bescheiden tevens een verklaring:

    • a. van de zeewerkgever omtrent het afgesloten zijn van een arbeidsovereenkomst, waarbij de aanvrager zich heeft verbonden arbeid aan boord van een zeeschip te verrichten; en

    • b. van de scheepsbeheerder omtrent de authenticiteit van de door de aanvrager overgelegde bescheiden en de juistheid van de door deze verstrekte gegevens, voor zover dit door hem kan worden beoordeeld.

Artikel 10.5 Ervaring in 1 bedrijfstak
  • 1. Voor de vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs wordt:

    • a. ervaring, opgedaan in de functie maritiem officier alle schepen, voor de helft daarvan gelijkgesteld aan ervaring, opgedaan in de functie wachtstuurman alle schepen en voor de helft daarvan gelijkgesteld aan ervaring, opgedaan in de functie wachtwerktuigkundige alle schepen;

    • b. ervaring, opgedaan in de functie eerste maritiem officier schepen van minder dan 3000 GT en minder dan 3000 kW voortstuwingsvermogen, voor de helft daarvan gelijkgesteld aan ervaring, opgedaan in de functie eerste stuurman schepen van minder dan 3000 GT en voor de helft daarvan gelijkgesteld aan ervaring, opgedaan in de functie hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3000 kW voortstuwingsvermogen;

    • c. ervaring, opgedaan in de functie eerste maritiem officier alle schepen, voor de helft daarvan gelijkgesteld aan ervaring, opgedaan in de functie eerste stuurman alle schepen en voor de helft daarvan gelijkgesteld aan ervaring, opgedaan in de functie hoofdwerktuigkundige alle schepen;

    • d. ervaring, opgedaan in de functie wachtstuurman alle schepen tezamen met ervaring, opgedaan in de functie wachtwerktuigkundige alle schepen, gelijkgesteld aan ervaring, opgedaan in de functie maritiem officier alle schepen;

    • e. ervaring, opgedaan in de functie eerste stuurman schepen van minder dan 3000 GT tezamen met ervaring, opgedaan in de functie hoofdwerktuigkundige schepen met minder dan 3000 kW voortstuwingsvermogen, gelijkgesteld aan ervaring, opgedaan in de functie eerste maritiem officier schepen van minder dan 3000 GT en minder dan 3000 kW voortstuwingsvermogen;

    • f. ervaring, opgedaan in de functie eerste stuurman alle schepen tezamen met ervaring, opgedaan in de functie hoofdwerktuigkundige alle schepen, gelijkgesteld aan ervaring, opgedaan in de functie eerste maritiem officier alle schepen;

    • g. ervaring, opgedaan in de functie stuurman-werktuigkundige zeevisvaart, voor de helft daarvan gelijkgesteld aan ervaring, opgedaan in de functie stuurman zeevisvaart, en voor de helft daarvan gelijkgesteld aan ervaring in de functie werktuigkundige zeevisvaart;

    • h. ervaring, opgedaan in de functie stuurman zeevisvaart tezamen met ervaring, opgedaan in de functie werktuigkundige zeevisvaart, gelijkgesteld aan ervaring, opgedaan in de functie stuurman-werktuigkundige zeevisvaart.

  • 2. Voor de berekening van de opgedane ervaring in 2 functies tezamen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen d, e, f en h, wordt slechts de ervaring van beide functies in acht genomen voor zover deze zich in gelijke mate tot elkaar verhoudt en zij uit ten minste 1 maand ervaring per functie bestaat.

Artikel 10.6 Ervaring in verschillende bedrijfstakken
  • 1. Voor de vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs wordt ervaring, opgedaan in een relevante functie in een van de bedrijfstakken handelsvaart, zeegaande zeilvaart, zeevisvaart of de Koninklijke Marine, gelijkgesteld aan ervaring, opgedaan in een van de andere genoemde bedrijfstakken, met dien verstande dat in de bedrijfstak waarvoor de vernieuwing van het vaarbevoegdheidsbewijs is aangevraagd, ten minste 3 maanden ervaring is opgedaan in een functie waarvoor een vaarbevoegdheidsbewijs is vereist. Deze eis geldt niet voor de vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs voor de functies als scheepswerktuigkundige op schepen in de handelsvaart en in de zeevisvaart en voor het behoud van een vaarbevoegdheid in een relevante functie in een andere bedrijfstak dan die waarin de zeevarende op het moment van de aanvraag tot vernieuwing werkzaam is.

  • 2. Voor de berekening van de ervaring, bedoeld in het eerste lid, wordt de ervaring, opgedaan in een van de functies als maritiem officier en in de functie stuurman-werktuigkundige zeevisvaart, herleid naar ervaring, opgedaan in de functies als stuurman of werktuigkundige, overeenkomstig het bepaalde in artikel 10.5.

  • 3. Onze Minister besluit welke ervaring, opgedaan in een functie bij de Koninklijke Marine, voor de berekening van de ervaring, bedoeld in het eerste lid, in aanmerking wordt genomen.

Artikel 10.7 Vergelijkbare functies
  • 1. Vergelijkbare functies als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van het Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart, zijn:

    • a. voor de functies van kapitein en stuurman:

      • 1°. registerloods;

      • 2°. gecertificeerde noordzeeloods;

      • 3°. nautisch surveyor van zeeschepen van een erkende organisatie;

      • 4°. medewerker van nautische inspecties van scheepsbeheerders;

      • 5°. ambtenaar van de Inspectie Leefomgeving en Transport, voor zover daadwerkelijk betrokken bij het toezicht op zeeschepen; en

      • 6°. simulatorinstructeur op een door de Inspectie Leefomgeving en Transport erkende simulator voor stuurhuisactiviteiten van de hoogste categorie, zoals opgenomen in de Leidraad maritieme simulatoren;

    • b. voor de functie van kapitein of stuurman op zeegaande zeilschepen:

      officier van de zeedienst der Koninklijke Marine, voor zover daadwerkelijk ervaring als navigatieofficier is opgedaan;

    • c. voor de functie van scheepswerktuigkundige:

      • 1°. technisch surveyor van zeeschepen van een erkende organisatie;

      • 2°. medewerker van technische inspecties van scheepsbeheerders;

      • 3°. ambtenaar van de Inspectie Leefomgeving en Transport, voor zover daadwerkelijk betrokken bij het toezicht op zeeschepen;

      • 4°. werktuigkundige, werkzaam in de binnenvaart;

      • 5°. werktuigkundige, werkzaam op elektriciteitscentrales, gemalen en de procesindustrie;

      • 6°. werktuigkundige, werkzaam op zeeschepen zonder eigen voortstuwing;

      • 7°. werktuigkundige, werkzaam op installaties in de offshore-industrie;

      • 8°. inbedrijfsteller scheepsinstallaties; en

      • 9°. simulatorinstructeur op een door de Inspectie Leefomgeving en Transport erkende simulator voor machinekameractiviteiten van de hoogste categorie, zoals opgenomen in de Leidraad maritieme simulatoren;

    • d. voor de functie van radio-operator:

      • 1°. radio-operator werkzaam in de operationele dienst van de kustwacht;

      • 2°. bedrijfspersoneel betrokken bij de bediening, installatie of reparatie van radiocommunicatie- en radionavigatieapparatuur;

      • 3°. toezichthoudend ambtenaar van het Agentschap Telecom; en

      • 4°. leraar radiokunde verbonden aan een door het Agentschap Telecom erkende opleiding voor het algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie of voor het beperkt certificaat maritieme radiocommunicatie.

  • 2. Onze Minister kan andere functies dan de functies, genoemd in het eerste lid, als vergelijkbare functie aanmerken.

  • 3. Een vaarbevoegdheidsbewijs of een aanvulling daarop kan worden vernieuwd indien de houder daarvan in de periode van 5 jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag tot vernieuwing ten minste 24 maanden een functie als bedoeld in het eerste of tweede lid heeft vervuld.

  • 4. De bevoegdheden waarvoor het vernieuwde vaarbevoegdheidsbewijs geldig is, zijn niet ruimer dan die, welke bij aanvang van de vergelijkbare functie bestonden.

E

Na paragraaf 10 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 11. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 11.1 Verlening certificaten

Onze Minister verleent een voor 1 januari 2014 aangevraagd:

  • a. certificaat uitvoering beveiligingstaken aan een aanvrager die voldoet aan sectie A-VI/6, onderdeel 9, van de STCW-Code;

  • b. certificaat bewustwording scheepsbeveiliging aan een aanvrager die voldoet aan sectie A-VI/6, onderdeel 5, van de STCW-Code.

Artikel 11.2 Gelijkstelling certificaten
  • 1. Certificaten uitvoering beveiligingstaken, afgegeven op grond van sectie A-VI/6, onderdeel 9, van de STCW-Code, worden gelijkgesteld met certificaten uitvoering beveiligingstaken, afgegeven op grond van artikel 8.39.

  • 2. Certificaten bewustwording scheepsbeveiliging, afgegeven op grond van sectie A-VI/6, onderdeel 5, van de STCW-Code, worden gelijkgesteld met certificaten uitvoering beveiligingstaken, afgegeven op grond van artikel 8.40.

Artikel 11.3 certificaten aanvulling-N en aanvulling-W voor reizen nabij de internationale kust

De datum, bedoeld in de artikelen 125e, zevende lid, en 125aa van het Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart, is 1 januari 2016.

Artikel 11.4 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling zeevarenden.

F

Bijlage D wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a. In de eerste volzin wordt ‘artikelen 18, 19, 25 en 25b’ vervangen door: artikelen 18, 19, 19a, 25 en 25b.

b. In de laatste volzin wordt ‘artikel 116 (3 en 4)’ vervangen door: artikel 40 (5 en 6).

2. In onderdeel 12 wordt in de derde volzin ‘artikelen 91, 118, 119 en 121’ vervangen door: artikelen 34, 42, 119 en 121.

G

Na bijlage E wordt de bijlage bij deze regeling toegevoegd.

ARTIKEL II REGELING BEMANNING ZEEGAANDE ZEILSCHEPEN

De Regeling bemanning zeegaande zeilschepen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

  • 1. In plaats van het bepaalde in artikel 8, eerste tot en met vijfde en zevende lid, van het Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart, is op de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs voor het dienstdoen op zeilschepen van minder dan 500 GT het bepaalde in dit artikel van toepassing.

  • 2. Een vaarbevoegdheidsbewijs wordt afgegeven indien de aanvrager aantoont te voldoen aan de bij of krachtens het in het eerste lid bedoelde besluit vereiste kennis en ervaring, mits het bekwaamheidsbewijs voor de zeilvaart ten hoogste 4 jaar voor het indienen van de aanvraag is afgegeven.

  • 3. Een geldig vaarbevoegdheidsbewijs of een aanvulling daarop kan worden vernieuwd indien de houder heeft dienstgedaan in een naar het oordeel van Onze Minister relevante functie waarvoor een vaarbevoegdheid is vereist en die door de houder op grond van de aan hem toegekende vaarbevoegdheden mocht worden vervuld of in een andere, bij regeling van Onze Minister vastgestelde, daarmee vergelijkbare functie, gedurende ten minste:

    • a. 1 seizoen in de periode van 5 jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag tot vernieuwing; of

    • b. ½ seizoen in de periode van 6 maanden voorafgaand aan de datum van de aanvraag tot vernieuwing.

  • 4. Een vaarbevoegdheidsbewijs of een aanvulling daarop waarvan de geldigheid niet langer dan 5 jaar is verstreken wordt op verzoek vernieuwd indien de houder voorafgaand aan de aanvraag:

    • a. een opleiding heeft gevolgd als bedoeld in de artikelen 8.16 of 8.17 van de Regeling zeevarenden en deze met succes heeft afgesloten;

    • b. gedurende ten minste ½ seizoen in de periode van 6 maanden voorafgaand aan de datum van de aanvraag tot vernieuwing in een naar het oordeel van Onze Minister relevante functie boven de sterkte heeft dienstgedaan; of

    • c. gedurende ten minste ½ seizoen in de periode van 6 maanden voorafgaand aan de datum van de aanvraag tot vernieuwing in een naar het oordeel van Onze Minister relevante maar lagere functie heeft dienstgedaan dan waarvoor zijn ongeldig geworden vaarbevoegdheidsbewijs gold.

  • 5. Onze Minister geeft op verzoek een vaarbevoegdheidsbewijs af met een geldigheidsduur van ten hoogste 6 maanden voor de vervulling van een functie als bedoeld in het vierde lid, onderdeel c.

  • 6. Een vaarbevoegdheidsbewijs waarvan de geldigheid langer dan 5 jaar is verstreken wordt op verzoek vernieuwd indien de houder voorafgaand aan de aanvraag een opleiding heeft gevolgd als bedoeld in de artikelen 8.16 of 8.17 van de Regeling zeevarenden en deze met succes heeft afgesloten.

  • 7. Indien de aanvrager van een duplicaat vaarbevoegdheidsbewijs aanspraak kan maken op vernieuwing van het vaarbevoegdheidsbewijs, wordt hem desgevraagd met inachtneming van het derde lid een vaarbevoegdheidsbewijs afgegeven.

B

Hoofdstuk 2 wordt vervangen door:

HOOFDSTUK 2. BEKWAAMHEIDSBEWIJZEN EN ERVARING

Artikel 3

Voor de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs voor de functie kapitein zeilvaart met de beperking tot zeilschepen van minder dan 500 GT op reizen in de vaargebieden III en IV is

ten minste vereist:

  • a. het bekwaamheidsbewijs stuurman grote zeilvaart;

  • b. het certificaat basisveiligheid;

  • c. het certificaat medische eerste hulp aan boord;

  • d. het certificaat medische zorg aan boord;

  • e. het algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie; en

  • f. een diensttijd van 2 seizoenen als wachtstuurman zeilvaart.

Artikel 4
  • 1. Voor de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs voor de functie kapitein zeilvaart met de beperking tot zeilschepen van minder dan 500 GT op reizen in de vaargebieden I, II en IIIA, is ten minste vereist:

    • a. het bekwaamheidsbewijs stuurman kleine zeilvaart;

    • b. het certificaat basisveiligheid;

    • c. het certificaat medische eerste hulp aan boord;

    • d. het beperkt certificaat maritieme radiocommunicatie; en

    • e. een diensttijd van 2 seizoenen als wachtstuurman zeilvaart aan boord van zeilschepen, waarbij ten hoogste 1 seizoen op binnenwateren mag zijn behaald.

  • 2. Voor de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs als kapitein zeilvaart met de beperking tot zeilschepen van minder dan 500 GT op reizen in de vaargebieden I en II volstaat, in afwijking van het eerste lid, onderdeel e, een diensttijd van 2 seizoenen als wachtstuurman zeilvaart aan boord van zeilschepen op binnenwateren.

Artikel 5

Voor de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs als wachtstuurman zeilvaart met de beperking tot zeilschepen van minder dan 500 GT op reizen in de vaargebieden III en IV, is ten minste vereist:

  • a. het bekwaamheidsbewijs stuurman kleine zeilvaart;

  • b. het certificaat basisveiligheid;

  • c. het certificaat medische eerste hulp aan boord;

  • d. het algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie; en

  • e. de leeftijd van 18 jaar.

Artikel 6

Voor de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs als wachtstuurman zeilvaart met de beperking tot zeilschepen van minder dan 500 GT op reizen in de vaargebieden I, II en IIIA is ten minste vereist:

  • a. het bekwaamheidsbewijs stuurman kleine zeilvaart;

  • b. het certificaat basisveiligheid;

  • c. het certificaat medische eerste hulp aan boord;

  • d. het beperkt certificaat maritieme radiocommunicatie; en

  • e. de leeftijd van 18 jaar.

Artikel 7

Voor de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs als gezel zeilvaart met de beperking tot zeilschepen van minder dan 500 GT is ten minste vereist:

  • a. een schriftelijke verklaring van de kapitein van een Nederlands zeilschip dat de aanvrager heeft aangetoond te voldoen aan de eisen van bekwaamheid, bedoeld in sectie A-II/4 van de STCW-Code;

  • b. het certificaat basisveiligheid;

  • c. een diensttijd van 1 seizoen als aankomend gezel zeilvaart, die op binnenwateren mag zijn behaald; en

  • d. de leeftijd van 16 jaar.

C

Het opschrift van hoofdstuk 3 komt te luiden:

HOOFDSTUK 3. LANDELIJK EXAMENBUREAU VOOR DE BEROEPSZEILVAART

D

Het opschrift van paragraaf 1 alsmede paragraaf 2 vervallen.

E

Hoofdstuk 4 komt te luiden:

HOOFDSTUK 4. SLOTBEPALINGEN

Artikel 13

Deze regeling berust op artikel 68 Wet zeevarenden en de artikelen 8, achtste lid (nieuw), en 33 van het Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart.

Artikel 14

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bemanning zeegaande zeilschepen.

ARTIKEL III ERKENNINGSREGELING OPLEIDINGEN ZEEVAARTBEMANNING

De Erkenningsregeling opleidingen zeevaartbemanning wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘een opleiding’ vervangen door: een training.

2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid in tweede lid.

3. In het tweede lid (nieuw) wordt ‘de opleiding’ vervangen door: de training.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘een opleiding’ vervangen door ‘een training’ en wordt ‘het betrokken opleidingsinstituut’ vervangen door ‘het betrokken trainingsinstituut’.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Voor elke training wordt een afzonderlijke aanvraag ingediend.

3. In het derde lid, onderdelen a, d, e en f, wordt ‘de opleiding’ vervangen door ‘de training’.

4. In het derde lid, onderdeel c, en vierde lid, wordt ‘de opleiding of training’ vervangen door: de training.

C

In artikel 3 wordt ‘een opleiding of training’ vervangen door: een training.

D

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘Maritieme studie- en opleidingsprogramma’s, alsmede cursussen’ vervangen door: Trainingen.

2. In het tweede lid wordt ‘een opleiding’ vervangen door: een training.

3. In het derde lid wordt ‘De opleiding’ vervangen door: De training.

4. In het vierde lid wordt ‘opleidingen’ vervangen door: een training.

E

In artikel 6 wordt ‘een opleiding’ vervangen door ‘een training’ en wordt ‘de opleiding’ vervangen door ‘de training’.

F

In artikel 7 wordt ‘een opleiding’ vervangen door ‘een training’ en vervalt ‘(Trb. 1996, 249)’.

G

In artikel 8, onderdeel b, wordt ‘de opleiding’ vervangen door: de training.

H

Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10

Deze regeling wordt aangehaald als: Erkenningsregeling trainingen zeevaartbemanning.

I

Artikel 11 vervalt.

ARTIKEL IV REGELING AANWIJZING TOEZICHTHOUDENDE AMBTENAREN INSPECTIE VERKEER EN WATERSTAAT OP HET DOMEIN SCHEEPVAART

De Regeling aanwijzing toezichthoudende ambtenaren Inspectie Verkeer en Waterstaat op het domein scheepvaart wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt ‘Besluit zeevaartbemanning handelsvaart en zeilvaart’ vervangen door: Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart.

B

In de artikelen 1 en 2 wordt ‘ambtenaar van de Inspectie Verkeer en Waterstaat’ vervangen door: ambtenaar van de Inspectie Leefomgeving en Transport.

C

In artikel 2 wordt ‘de ambtenaren van de Inspectie Verkeer en Waterstaat’ vervangen door: de ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport.

D

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanwijzing toezichthoudende ambtenaren Inspectie Leefomgeving en Transport op het domein scheepvaart.

ARTIKEL V BESLUIT AANWIJZING TOEZICHTHOUDERS ZEEVAARTBEMANNINGSWET

Het Besluit aanwijzing toezichthouders Zeevaartbemanningswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de Wet zeevarenden bepaalde zijn belast:

  • a. de ambtenaren van het Korps Nationale Politie die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en zijn tewerkgesteld bij het district Zeehavenpolitie van de Regionale Eenheid Rotterdam;

  • b. de ambtenaren van het Korps Nationale Politie die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en zijn tewerkgesteld bij de Dienst Infrastructuur van de Landelijke Eenheid; en

  • c. de ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee.

B

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanwijzing toezichthouders Wet zeevarenden.

C

Artikel 3 vervalt.

ARTIKEL VI BESLUIT MANDAAT EN MACHTIGING KIWA N.V. (I)

In de bij het Besluit mandaat en machtiging Kiwa N.V. (I) behorende bijlage A1a wordt het onderdeel ‘Zeevaart en Visserij’ vervangen door:

Zeevaart en Visserij

Afgifte vaarbevoegdheidsbewijs

Wet zeevarenden

art 20, lid 1

Afgifte bekwaamheidsbewijs voor het dienstdoen op tankers

Wet zeevarenden

art 20, lid 2

Intrekken vaarbevoegdheidsbewijs

Wet zeevarenden

art 24

Intrekken bekwaamheidsbewijs voor het dienstdoen op tankers

Wet zeevarenden

art 24

Erkenning vaarbevoegdheidsbewijs handelsvaart en zeilvaart of bekwaamheidsbewijs voor het dienstdoen op tankers uit derde land

Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart

art 9

Erkenning vaarbevoegdheidsbewijs handelsvaart en zeilvaart of bekwaamheidsbewijs voor het dienstdoen op tankers uit andere lidstaat EU, EER, Zwitserland

Wet zeevarenden

art 22a, leden 1 en 2

Erkenning vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs zeevisvaart uit derde land

Besluit zeevisvaartbemanning

art 22

Erkenning vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs zeevisvaart uit andere lidstaat EU, EER, Zwitserland

Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties

art 5

 

Regeling erkenning EG-beroepskwalificaties zeevisserij

art. 4 en 5

Afgifte bewijs van aanvraag om erkenning vaarbevoegdheidsbewijs

Wet zeevarenden

art 18 lid 4

Afgifte ontheffing verplichting in het bezit te zijn van een geldig vaarbevoegdheidsbewijs handelsvaart en zeilvaart

Wet zeevarenden

Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart

art 25

art 3 leden 2 en 3

Intrekken ontheffing verplichting in het bezit te zijn van een geldig vaarbevoegdheidsbewijs handelsvaart en zeilvaart

Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart

art 3 lid 5

Afgifte ontheffing verplichting in het bezit te zijn van een geldig vaarbevoegdheidsbewijs zeevisvaart

Wet zeevarenden

Besluit zeevisvaartbemanning

art 25

art 3 leden 2 en 3

Afgifte monsterboekje handelsvaart en zeilvaart

Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart

art 97

Afgifte monsterboekje zeevisvaart

Besluit zeevisvaartbemanning

art 53

Afgifte certificaat uitvoering beveiligingstaken

Regeling zeevarenden

art 11.1

Afgifte certificaat bewustwording scheepsbeveiliging

Regeling zeevarenden

art 11.1

Afgifte ontheffing verplichting in het bezit te zijn van het bekwaamheidsbewijs scheepskok

Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart

art 3 lid 5

ARTIKEL VII BESLUIT MANDAAT EN MACHTIGING CERTIFICERING ZEESCHEPEN 2012

Artikel 5 van het Besluit mandaat en machtiging certificering zeeschepen 2012 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Bevoegdheden Wet zeevarenden.

2. In het eerste en tweede lid wordt ‘Zeevaartbemanningswet’ vervangen door: Wet zeevarenden.

ARTIKEL VIII REGELING GEGEVENS AANVRAAG BEMANNINGSCERTIFICAAT ZEEVISVAART

Artikel 3 van de Regeling gegevens aanvraag bemanningscertificaat zeevisvaart komt te luiden:

Artikel 3

Deze regeling berust op artikel 17, derde lid, van de Wet zeevarenden.

ARTIKEL IX UITVOERINGSREGELING ZEEVISSERIJ

In artikel 130, achtste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij wordt ‘Zeevaartbemanningswet’ vervangen door: Wet zeevarenden.

ARTIKEL X REGELING ERKENNING EG-BEROEPSKWALIFICATIES ZEEVISSERIJ

In artikel 2 van de Regeling erkenning EG-beroepskwalificaties zeevisserij wordt ‘artikel 18, tweede lid, onderdeel d’ vervangen door: artikel 18, tweede lid, onderdeel i.

ARTIKEL XI REGELING TARIEVEN SCHEEPVAART 2005

De Regeling tarieven scheepvaart 2005 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.24. vervalt ‘of een voorlopig monsterboekje’ en wordt ‘artikel 35’ vervangen door: artikel 35, eerste lid,.

B

Artikel 2.25., eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

  • a. € 110 voor elk vaarbevoegdheidsbewijs of een duplicaat vaarbevoegdheidsbewijs, waarop ten minste één van de volgende functies voorkomt:

    • 1°. kapitein;

    • 2°. eerste stuurman;

    • 3°. wachtstuurman;

    • 4°. hoofdwerktuigkundige;

    • 5°. tweede werktuigkundige;

    • 6°. wachtwerktuigkundige;

    • 7°. eerste maritiem officier;

    • 8°. maritiem officier;

    • 9°. officier elektrotechniek;

    • 10°. schipper zeevisvaart;

    • 11°. plaatsvervangend schipper zeevisvaart;

    • 12°. stuurman-werktuigkundige zeevisvaart; of

    • 13°. radio-operator;.

2. In onderdeel c wordt ‘€ 110’ vervangen door: € 130.

C

In artikel 2.26. wordt ‘artikel 19, tweede lid, onder b,’ vervangen door: artikel 19a, derde lid,.

D

Artikel 2.27. komt te luiden:

Artikel 2.27. Tarief type rating HSC

Voor de afgifte van een certificaat type rating HSC als bedoeld in artikel 8.27 van de Regeling zeevarenden is een tarief verschuldigd van € 118.

E

Na artikel 3.5. worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 3.6. Tarief bekwaamheidsbewijzen tankschepen

  • 1. Voor de afgifte van de volgende bewijzen is een tarief van € 118 verschuldigd:

    • a. bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling olie- en chemicaliëntankschepen als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van het Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart;

    • b. bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling gastankschepen als bedoeld in artikel 35, tweede lid, van het Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart;

    • c. bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling olietankschepen voor gevorderden als bedoeld in artikel 35, derde lid, van het Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart;

    • d. bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling chemicaliëntankschepen voor gevorderden als bedoeld in artikel 35, vierde lid, van het Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart;

    • e. bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling gastankschepen voor gevorderden als bedoeld in artikel 35, vijfde lid, van het Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart;

    • f. de vernieuwing van een bekwaamheidsbewijs als bedoeld onder a tot en met e.

  • 2. Voor de afgifte van een erkenning van een buitenlands bekwaamheidsbewijs als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met e, is een tarief verschuldigd van € 138.

Artikel 3.7. Tarief bekwaamheidsbewijs scheepskok

  • 1. Voor de afgifte van een bekwaamheidsbewijs scheepskok als bedoeld in artikel 8.37 van de Regeling zeevarenden is een tarief verschuldigd van € 118.

  • 2. Voor de afgifte van een erkenning van een buitenlands bekwaamheidsbewijs als bedoeld in het eerste lid is een tarief verschuldigd van € 138.

Artikel 3.8 Tarief certificaten uitvoering beveiligingstaken en bewustwording scheepsbeveiliging

Voor de afgifte van een certificaat uitvoering beveiligingstaken of een certificaat bewustwording scheepsbeveiliging als bedoeld in artikel 11.1 van de Regeling zeevarenden is een tarief verschuldigd van € 65.

ARTIKEL XII INTREKKING

Ingetrokken worden:

  • a. de Regeling bemanningsplan zeevaart;

  • b. de Regeling certificering scheepsbeveiligingsfunctionarissen;

  • c. de Regeling monsterrol en monsterboekje zeevaart;

  • d. de Regeling stageduur en stagevervangende medische trainingen zeevarenden; en

  • e. de Regeling vaarbevoegdheidsbewijzen zeevaart.

ARTIKEL XIII OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

  • 1. Besluiten tot het toepassen van een tarief als bedoeld in artikel 3.8 van de Regeling tarieven scheepvaart 2005, genomen vóór het tijdstip waarop deze regeling in werking treedt, worden bekrachtigd.

  • 2. Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I van de Wet van 25 september 2013 tot wijziging van de Wet zeevarenden, de Scheepvaartverkeerswet en de Wet op de economische delicten in verband met de implementatie van de wijziging van de bijlage bij het STCW-Verdrag en de STCW-Code en enige andere onderwerpen op het terrein van de zeevaartbemanning (Stb. 2013, 381) in werking treedt. Artikel I, onderdeel E, voor wat betreft de in dat onderdeel opgenomen artikelen 11.1 en 11.2, werkt terug tot en met 1 november 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen

BIJLAGE - BIJLAGE F BIJ DE ARTIKELEN 8.41 TOT EN MET 8.45 VAN DE REGELING ZEEVARENDEN

Onderdeel A certificaat wetgeving en openbaar gezag

  • 1. Kennis van de hoofdlijnen en de structuur van de onderstaande wetten en de daarop gebaseerde regelgeving op het terrein van:

    • a. Veiligheid en beveiliging van zeeschepen:

      • Schepenwet;

      • Wet scheepsuitrusting;

    • b. Voorkoming van verontreiniging van het milieu door zeeschepen:

      • Wet voorkoming verontreiniging door schepen;

      • Wet scheepsuitrusting;

    • c. Het bemannen van zeeschepen:

      • Wet zeevarenden;

      • Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart;

      • Besluit zeevisvaartbemanning;

      • Regeling zeevarenden;

    • d. Werk- en leefomstandigheden aan boord van zeeschepen:

      • Wet zeevarenden;

      • Arbeidstijdenwet;

      • Arbeidsomstandighedenwet;

    • e. Zeearbeidsrecht:

      • Burgerlijk Wetboek, Boek 7, titel 10, afdeling 12;

    • f. Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee:

      • Scheepvaartverkeerswet.

  • 2. Voor kapiteins naast de in punt 1 genoemde regelgeving tevens kennis van onderstaande wetten en de daarop gebaseerde regelgeving op het terrein van:

    • a. Nationaliteit en registratie van zeeschepen:

      • Zeebrievenwet;

      • Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting;

      • Wetboek van Koophandel, Tweede Boek, Eerste en Tweede titel;

    • b. Positie en verantwoordelijkheden van de kapitein:

      • Burgerlijk Wetboek, Boek 8, titel 4, afdeling 2;

      • Wetboek van Koophandel, Tweede Boek, Vierde titel;

      • Wet laden en lossen zeeschepen;

      • Relevante onderdelen uit de in punt 1 genoemde regelgeving

    • c. Strafrecht m.b.t. misdrijven en overtredingen in de scheepvaart:

      • Wetboek van Strafrecht, Eerste Boek, Titel I;

      • Wetboek van Strafrecht, Tweede Boek, Titel XXIX;

      • Wetboek van Strafrecht, Derde Boek, Titel IX;

    • d. Geboorte en overlijden aan boord:

      • Burgerlijk Wetboek, Boek 1, titel 4, afdeling 4:

      • Wet op de lijkbezorging;

    • e. Opmaken aan boord van uiterste wil:

      • Burgerlijk Wetboek, Boek 4, titel 4, afdeling 4;

    • f. Oorlog en buitengewone omstandigheden:

      • Grondwet, de artikelen 96 en 99a;

      • Wetboek van Koophandel, Tweede Boek, Derde titel, de artikelen 367 en 368;

      • Havennoodwet;

Onderdeel B certificaat scheepsmanagement-N

Onderdelen van tabel A-II/2, behorende bij sectie A-II/2 van de STCW-Code:

  • 1. Coordinate search and rescue operations;

  • 2. Respond to navigational emergencies;

  • 3. Monitor and control compliance with legislative requirements and measures to ensure safety of life at sea, security and the protection of the marine environment;

  • 4. Maintain safety and security of the ship’s crew and passengers and the operational condition of life-saving, fire-fighting and other safety systems, only:

    • a. Actions to be taken to protect and safeguard all persons on board in emergencies;

    • b. Actions to limit damage and salve the ship following a fire, explosion, collision or grounding;

  • 5. Develop emergency and damage control plans and handle emergency situations;

  • 6. Use of leadership and managerial skill.

Onderdeel C certificaat scheepsmanagement-W

Onderdelen van tabel A-III/2, behorende bij sectie A-III/2 van de STCW-Code:

  • 1. Ensure safe working practices;

  • 2. Monitor and control compliance with legislative requirements and measures to ensure safety of life at sea, security and protection of the marine environment;

  • 3. Maintain safety and security of the vessel, crew and passengers and the operational condition of life-saving, fire-fighting and other safety systems, only:

    • a. Actions to be taken to protect and safeguard all persons on board in emergencies;

    • b. Actions to limit damage and salve the ship following fire, explosion, collision or grounding;

  • 4. Develop emergency and damage control plans and handle emergency situations;

  • 5. Use leadership and managerial skill.

Onderdeel D certificaat aanvulling-N voor reizen nabij de internationale kust

Onderdelen van tabel A-II/3, behorende bij sectie A-II/3 van de STCW-Code:

  • 1. Maintain a safe navigational watch, alleen het onderdeel Reporting in accordance with general principles for ship reporting systems and with VTS procedures;

  • 2. Respond to emergencies, de onderdelen:

    • a. Emergency steering;

    • b. Arrangements for towing and for being taken in tow;

    • c. Rescuing persons from sea;

    • d. Assisting a vessel in distress;

    • e. Appreciation of the action to be taken when emergencies arise in port;

  • 3. Ensure compliance with pollution-prevention requirements;

  • 4. Maintain seaworthiness of the ship, de onderdelen:

    • a. Understanding of fundamental actions to be taken in the event of partial loss of intact buoyancy;

    • b. Understanding of the fundamentals of watertight integrity;

  • 5. Monitor compliance with legislative requirements.

Het onderdeel ‘Use of leadership and managerial skill’ van tabel A-II/2, behorende bij sectie A-II/2 van de STCW-code, te beheersen op het niveau van reizen nabij de kust, de onderdelen:

  • 1. Knowledge of shipboard personnel management and training;

  • 2. Knowledge and ability to apply effective resource management, de onderdelen:

    • a. allocation, assignment, and prioritization of resources;

    • b. effective communication on board and ashore;

    • c. obtaining and maintaining situation awareness;

  • 3. Knowledge and ability to apply decision-making techniques.

Onderdeel E certificaat aanvulling-W voor reizen nabij de internationale kust

Onderdelen van tabel A-III/2, behorende bij sectie A-III/3 van de STCW-Code, te beheersen op het niveau van reizen nabij de kust:

  • 1. Plan and schedule operations, alleen het onderdeel ‘Propulsion characteristics of diesel engines including speed, output and fuel consumption’;

  • 2. Operation, surveillance, performance assessment and maintaining safety of diesel propulsion plant and auxiliary machinery, de onderdelen:

    • a. Start up and shut down main propulsion and auxiliary machinery, including associated systems;

    • b. Operating limits of propulsion plant;

    • c. The efficient operation, surveillance, performance assessment and maintaining;

    • d. Safety of propulsion plant and auxiliary machinery;

    • e. Functions and mechanism of automatic control for main engine;

    • f. Functions and mechanism of automatic control for auxiliary machinery including but not limited to:

      • 1°. Oil purifier;

      • 2°. Refrigeration system;

      • 3°. Pumping and piping systems;

      • 4°. Steering gear system;

      • 5°. Cargo-handling equipment and deck machinery

  • 3. Manage operation of electrical and electronic control equipment, de onderdelen:

    • a. Automatic control engineering and safety devices;

    • b. Design features and system configurations of automatic control equipment and safety devices for the generator and distribution system;

    • c. Design features and system configuration of operational control equipment for electrical motors;

    • d. Features of hydraulic and pneumatic control equipment;

  • 4. Manage troubleshooting restoration of electrical and electronic control equipment to operating condition, alleen het onderdeel ‘Troubleshooting of electrical and electronic control equipment’;

  • 5. Manage safe and effective maintenance and repair procedures, de onderdelen:

    • a. Marine engineering practice;

    • b. Manage safe and effective maintenance and repair procedures;

    • c. Planning maintenance, including statutory and class verifications;

  • 6. Detect and identify the cause of machinery malfunctions and correct faults, de onderdelen:

    • a. Detection of machinery malfunction, location of faults and action to prevent damage;

    • b. Inspection and adjustment of equipment;

  • 7. Ensure safe working practices;

  • 8. Control trim, stability and stress, de onderdelen:

    • a. Knowledge of the effect on stability of a ship in the event of damage to and consequent flooding of a compartment and countermeasures to be taken;

    • b. Knowledge of IMO recommendations concerning ship stability;

  • 9. Monitor and control compliance with legislative measures to ensure safety of life at sea and protection of the marine environment, alleen het onderdeel ‘Knowledge of relevant international maritime law embodied in international agreements and conventions’;

  • 10. Use of leadership and managerial skill, de onderdelen:

    • a. Knowledge of shipboard personnel management and training;

    • b. Knowledge and ability to apply effective resource management, de onderdelen:

      • 1°. Allocation, assignment, and prioritization of resources;

      • 2°. Effective communication on board and ashore;

      • 3°. Obtaining and maintaining situation awareness;

    • c. Knowledge and ability to apply decision‑making techniques.

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling maakt deel uit van de implementatie van de wijziging van de bijlage bij het STCW-Verdrag1 en van de daarbij behorende Code (Trb. 1996, 249) (hierna: STCW-Code) alsmede van richtlijn 2012/35/EU2 tot wijziging van richtlijn 2008/106/EG3 inzake het minimum opleidingsniveau van zeevarenden. De wijzigingen van de bijlage bij het STCW-Verdrag en de STCW-Code zijn aangenomen bij resolutie 1 respectievelijk resolutie 2 van een conferentie van de verdragsluitende partijen, gehouden van 21 tot 25 juni 2010 te Manilla (hierna: Manilla-wijzigingen; Trb. 2012, 43 en 198).

Voor nadere informatie over de achtergronden en inhoud van de Manilla-wijzigingen wordt verwezen naar § 2.1. en hoofdstuk 3 van de memorie van toelichting bij het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet zeevarenden, de Scheepvaartverkeerswet en de Wet op de economische delicten in verband met de implementatie van de wijziging van de bijlage bij het STCW-Verdrag en de STCW-Code en enige andere onderwerpen op het terrein van de zeevaartbemanning4 (hierna: het wetsvoorstel).

Door middel van richtlijn 2008/106/EG (hierna: de bemanningsrichtlijn) is het STCW-Verdrag in het EU-recht opgenomen. De wijziging van de bemanningsrichtlijn door middel van richtlijn 2012/35/EU strekt voornamelijk tot verwerking van de Manilla-wijzigingen in het EU-recht. De uiterste implementatiedatum van richtlijn 2012/35/EU is 4 juli 2014.

De Manilla-wijzigingen en richtlijn 2012/35/EU zijn tevens geïmplementeerd in de Wet zeevarenden5 (hierna: Wz) en in het Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart6 (hierna: het besluit). In deze regeling zijn de beroepsvereisten vastgesteld voor de verkrijging van een kennisbewijs ten behoeve van de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs en voor de verkrijging van diverse bekwaamheidsbewijzen en schriftelijke bewijzen.

In overleg met de sociale partners in de maritieme sector en andere belanghebbenden is bezien welke aanpassingen van de bemanningsregelgeving naast de aanpassingen in verband met de Manilla-wijzigingen wenselijk waren, waarbij ook is gekeken naar mogelijkheden om de administratieve lastendruk te reduceren. De uit de wijziging van de Wz en het besluit voortvloeiende noodzakelijke wijzigingen op het niveau van de ministeriële regeling zijn in de onderhavige regeling opgenomen. Het betreft regels met betrekking tot de uitwisselbaarheid van bemanningsleden tussen de verschillende bedrijfstakken, de vereiste ervaring voor de vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs en de monsterrol. Daarnaast zijn de inhoudelijke opleidingseisen (beroepsvereisten) voor de verkrijging van een kennisbewijs, een bekwaamheidsbewijs of een schriftelijk bewijs in deze regeling opgenomen. Tot slot hebben diverse technische aanpassingen plaatsgevonden en kon een vijftal regelingen worden ingetrokken omdat de inhoud daarvan een plaats heeft gekregen in de Regeling zeevarenden. In de artikelsgewijze toelichting wordt op deze aspecten nader ingegaan. Een transponeringstabel van richtlijn 2012/35/EU naar de Nederlandse regelgeving is als bijlage bij deze toelichting opgenomen.

Gevolgen

De gevolgen voor de administratieve lasten en de inhoudelijke nalevingslasten zijn berekend in het kader van het wetsvoorstel en de wijziging van het besluit. Uit deze regeling vloeien geen aanvullende lasten voort.

Advisering en consultatie

Evenals bij de totstandkoming van het wetsvoorstel en de wijziging van het besluit het geval was, is het ontwerp van deze regeling voorgelegd aan de meest representatieve organisaties van werkgevers en werknemers in de maritieme sector: Nautilus International, de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders, de Vereniging van Waterbouwers, de Nederlandse Vereniging van Kapiteins ter Koopvaardij, het Productschap Vis. Tevens is op relevante aspecten overleg gevoerd met de Koninklijke Marine en de Vereniging voor beroepschartervaart (BBZ). Daarnaast zijn ook maritieme opleidings- en trainingsinstituten betrokken. Met deze betrokkenheid wordt geborgd dat deze instituten in staat zijn (toekomstige) zeevarenden overeenkomstig de eisen van het STCW-Verdrag op te leiden en te trainen voor hun functie.

Artikelsgewijs

Artikel I Regeling zeevarenden

Onderdeel A

De artikelen 2.2 en 2.3 vinden hun oorsprong in de Regeling monsterrol en monsterboekje zeevaart en de Beleidsregel zeevaartbemanning. De Regeling monsterrol en monsterboekje zeevaart is ingetrokken.

In artikel 2.2, eerste lid, is het voorheen in artikel 4 van de genoemde regeling bepaalde overgenomen en geactualiseerd in verband met de wijziging van de Wet zeevarenden en het Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart7. Als bewijs van het door een zeevarende met goed gevolg hebben afgesloten van een training wordt tegenwoordig een certificaat uitgereikt. De mogelijkheid tot het maken van aantekeningen omtrent de gevolgde trainingen in het monsterboekje dient voornamelijk nog als hulpmiddel voor de zeevarende zelf om een overzicht te hebben van de verloopdata van zijn certificaten. De aantekening omtrent tuberculose wordt tegenwoordig eveneens in de geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart vermeld. De aantekening daaromtrent in het monsterboekje kan de zeevarende attenderen op de geldigheidsduur daarvan.

In artikel 2.2, tweede lid, is de inhoud van artikel 2 van de Beleidsregel zeevaartbemanning overgenomen. Onderdeel a betreft surveyors die in dienst zijn van erkende organisaties als bedoeld in artikel 1 van het Besluit mandaat en certificering zeeschepen 2012. Bij het verzoek om afgifte van een monsterboekje moet de aanvrager zijn dienstverband met het erkende klassebureau aantonen door zijn arbeidsovereenkomst te overleggen.

Onderdeel b betreft registerloodsen in de zin van artikel 1, onderdeel f, van de Loodsenwet. Bij het verzoek om afgifte van een monsterboekje overlegt de aanvrager het bewijs van inschrijving in het loodsenregister, bedoeld in artikel 22, derde lid, van de Loodsenwet. Onderdeel c betreft Noordzeeloodsen (voorheen certificaatloodsen genoemd) die voldoen aan de eisen met betrekking tot vakbekwaamheid en geschiktheid, vastgesteld bij of krachtens het Besluit opleidingen en bevoegdheden nautische beroepsbeoefenaren (BOBNB). Bij het verzoek om afgifte van een monsterboekje overlegt de aanvrager het document bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Loodsenwet en artikel 3.1 BOBNB.

Maritiem wetenschappelijk onderzoekers (onderdeel d) moeten bij de aanvraag een verklaring van de scheepsbeheerder overleggen waaruit blijkt dat de aanvrager aan boord wetenschappelijk onderzoek gaat verrichten.

Onderdeel e betreft bijvoorbeeld managers, verplegend personeel, hotelpersoneel, horecapersoneel, winkelpersoneel en personeel in de civiele dienst. Zij overleggen een verklaring van de scheepsbeheerder waaruit blijkt dat de aanvrager aan boord taken zal gaan verrichten die buiten de functies genoemd op het bemanningscertificaat vallen. Onderdeel f betreft technici voor het onderhoud aan bijvoorbeeld voorstuwingsinstallaties, radio-installaties en laad- en losgerei. Bij de aanvraag wordt een werkgeversverklaring overgelegd waaruit blijkt dat de aanvrager onderhoudstaken aan boord van een schip gaat verrichten. Onderdeel g betreft bijvoorbeeld duikers, Remotely Operated Vehicle (ROV) operators, Dynamic positioning (DP) operators, hydrografen en bergingsinspecteurs. Bij de aanvraag wordt een werkgeversverklaring overgelegd waaruit blijkt dat de aanvrager ondersteunende werkzaamheden aan boord van zeeschepen gaat verrichten. Onder onderdeel h wordt bijvoorbeeld een herintredende oud-zeevarende begrepen, die in het bezit is van een vaarbevoegdheidsbewijs zonder dat hij al een arbeidsovereenkomst heeft. Bij de aanvraag overlegt de aanvrager een verklaring van de scheepsbeheerder waaruit blijkt dat de aanvrager aan boord werkzaamheden zal gaan verrichten. Onder uitzendbureau dan wel een detacheringsbureau (onderdeel i) wordt verstaan: een onderneming die werkkrachten tijdelijk ter beschikking stelt aan ondernemingen in de zeevaart voor het verrichten van werkzaamheden op zeeschepen. Bij de aanvraag wordt een verklaring van het detacherings- of uitzendbureau overgelegd waaruit blijkt dat de aanvrager werkzaamheden aan boord van zeeschepen gaat verrichten. Onderdeel j betreft ambtenaren in dienst van het rijk, een provincie of een gemeente. Te denken valt aan ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport, de Douane, Rijkswaterstaat, de Koninklijke Marechaussee en ambtenaren van de Korps Nationale Politie, belast met de uitvoering van de politietaak en dienstdoende bij de Landelijke Eenheid, Dienst Infrastructuur en de Regionale Eenheid Rotterdam, District Zeehavenpolitie. Bij de aanvraag wordt een werkgeversverklaring overgelegd waaruit blijkt dat de aanvrager toezichthoudende of handhavende taken aan boord van zeeschepen gaat verrichten.

In de bijlage bij de Regeling monsterrol en monsterboekje zeevaart was het model van FAL-formulier nr. 5 opgenomen. In artikel 2.3, eerste lid, is gekozen voor een dynamische verwijzing naar dit formulier. Artikel 2.3, tweede lid, is overgenomen van artikel 3 van de genoemde regeling. Artikel 2 daarvan is niet overgenomen, deels omdat aan regeling niet langer behoefte was en deels omdat regeling reeds elders heeft plaatsgevonden. Dit betreft artikel 94, derde lid, van het besluit, artikel 4 van de Vrijstellingsregeling buitenlandse kapiteins voor de sector koopvaardij, artikel 4 van de Vrijstellingsregeling buitenlandse kapiteins voor de sector zeegaande waterbouw en artikel 3, derde lid, Wz.

Onderdeel B

§ 8 Beroepsvereisten, van de Regeling zeevarenden, behelst de inhoudelijke opleidingseisen voor de verkrijging van een kennisbewijs, een bekwaamheidsbewijs of een schriftelijk bewijs. De artikelen 10, derde lid, 11 en 34 van het besluit vormen de grondslag hiertoe. In de hoofdstukken 3 en 4 van het besluit is aangegeven op welk vaarbevoegdheidsbewijs men aanspraak kan maken indien men beschikt over een bepaald kennisbewijs, diverse bekwaamheidsbewijzen en schriftelijke bewijzen, voldoet aan de gestelde leeftijdseis, en, met betrekking tot de opwaardering naar een hogere functie, tevens voldoet aan de vereiste ervaring. In de artikelen 8.1 tot en met 8.15 is aangegeven aan welke onderdelen van voorschriften van de bijlage bij het STCW-Verdrag de aanvrager van een kennisbewijs moet voldoen en aan welke onderdelen van de STCW-Code de opleiding moet voldoen ter afsluiting waarvan de aanvrager met goed gevolg examen heeft afgelegd. Evenzo zijn in de artikelen 8.16 tot en met 8.45 de eisen opgenomen voor de afgifte van de diverse bekwaamheidsbewijzen (waaronder certificaten) en schriftelijke bewijzen. Voor een nadere uitleg over deze eisen wordt verwezen naar de hierna opgenomen toelichting bij de diverse artikelen.

De maritieme opleidingsinstituten op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna: WHW) en de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: WEB) hebben hun onderwijsprogramma zodanig ingericht dat de schoolverlaters niet alleen beschikken over een bepaald kennisbewijs maar tevens over de ingevolge hoofdstuk VI van de bijlage van het STCW-Verdrag vereiste bekwaamheidsbewijzen voor de uitoefening van specifieke functies of werkzaamheden aan boord of voor werkzaamheden op bepaalde type schepen. Hierdoor kan de schoolverlater direct een aanvraag voor een vaarbevoegdheidsbewijs indienen.

In de artikelen 8.1 tot en met 8.17 is opgenomen dat bepaalde ervaring tijdens de opleiding moet zijn opgedaan onder bijhouding van een stageboek. Het stageboek wordt als onderdeel van de opleiding door de onderwijsinstelling afgegeven. In alle gevallen zullen de te verrichten werkzaamheden tijdens de stage plaatsvinden onder toezicht van een daartoe bevoegde zeevarende. Afhankelijk van het specifieke kennisbewijs en het gestelde in de betreffende artikelen zal een kapitein, een hoofdwerktuigkundige of een eerste maritiem officier de verrichte werkzaamheden in het stageboek aftekenen. Het stageboek wordt door de stagiair bij de onderwijsinstelling ter beoordeling ingediend.

In de voorschriften III/1, lid 2, onderdeel 2, en III/6, lid 2, onderdeel 2, van de bijlage bij het STCW-Verdrag is voor de functies scheepswerktuigkundige en officier elektrotechniek opgenomen dat een gecombineerde training in werkplaatsvaardigheden en diensttijd moet hebben plaatsgevonden.

Onder werkplaatsvaardigheden worden verstaan de technische vaardigheden die de scheepswerktuigkundige of de officier elektrotechniek aan boord nodig heeft om in principe alle mogelijke storingen en beschadigingen te kunnen voorkomen, oplossen of repareren. Hierbij wordt met betrekking tot de scheepswerktuigkundige gedoeld op het omgaan met en gebruiken van hand- en machinaal gereedschap, meetapparatuur, verticale boor- en freesmachines, draaibanken, et cetera. Voor de officier elektrotechniek betreft dit alle elektrische en elektronische uitrusting aan boord. Deze vaardigheden maken onderdeel uit van de reguliere opleidingen voor de afgifte van de kennisbewijzen maritiem officier, scheepswerktuigkundige, schipper-machinist beperkt werkgebied en officier elektrotechniek.

Artikel 8.1

Voor de verkrijging van een kennisbewijs hoger maritiem officier alle schepen of een kennisbewijs middelbaar maritiem officier alle schepen wordt ten aanzien van de ingevolge de bijlage bij het STCW-Verdrag en de STCW-Code daarvoor vereiste opleiding, vaardigheden en ervaring geen onderscheid naar niveau gemaakt. Het verschil tussen de mbo-opleiding tot middelbaar maritiem officier en de hbo-opleiding tot hoger maritiem officier vindt zijn oorsprong in de verschillende daarvoor voorgeschreven vooropleidingen. Met betrekking tot de doorgroeimogelijkheden naar een hogere vaarbevoegdheid is het wel van belang onderscheid te maken naar een 2- of 3-jarige mbo-opleiding of een 4-jarige mbo of een hbo-opleiding. Een hoger opleidingsniveau geeft hiertoe meer mogelijkheden.

Volgens de bijlage bij het STCW-Verdrag (voorschrift II/1, lid 2, onderdeel 3) moet van de in onderdeel a, onder 1°, genoemde ervaring van 12 maanden 6 maanden ervaring zijn opgedaan onder toezicht van de kapitein, een bevoegde maritiem officier of een bevoegde stuurman gedurende wachtwerkzaamheden op de brug. Van de in onderdeel a, onder 4°, genoemde ervaring van 12 maanden (voorheen 6 maanden) moet 6 maanden ervaring zijn opgedaan onder toezicht van een bevoegde hoofdwerktuigkundige, een bevoegde maritiem officier of een bevoegde wachtwerktuigkundige gedurende wachtwerkzaamheden in de machinekamer (voorschrift III/1, lid 2, onderdeel 3). De ervaring voor de machinekamerfunctie kan binnen hetzelfde tijdsbestek als de ervaring voor de dekfunctie worden opgedaan omdat dagelijks alle taken en werkzaamheden vanuit zowel de dekfunctie als vanuit de machinekamerfunctie worden uitgevoerd. Met deze duale stage wordt op de later uit te oefenen duale functie maritiem officier toegesneden ervaring opgedaan.

Artikel 8.2

Evenals voor het kennisbewijs maritiem officier het geval is, moet in de opleiding voor het kennisbewijs stuurman-werktuigkundige kleine schepen 6 maanden ervaring zijn opgedaan in de machinekamer en 6 maanden op de brug. Voor een toelichting wordt verwezen naar de toelichting op artikel 8.1.

Artikelen 8.3 en 8.4

Voorschrift II/1, lid 2, onderdeel 3, van de bijlage bij het STCW-Verdrag bepaalt dat van de vereiste 12 maanden ervaring 6 maanden moet zijn opgedaan onder toezicht van een bevoegde kapitein of een bevoegde stuurman gedurende wachtwerkzaamheden op de brug.

Artikelen 8.5 en 8.6

Vereist is dat tijdens de opleiding scheepswerktuigkunde ten minste 6 maanden ervaring wordt opgedaan in de machinekamer van een zeeschip.

Artikel 8.7

Evenals het geval is bij de opleiding tot maritiem officier, is bij de schipper-machinist beperkt werkgebied sprake van een duale opleiding en functie. De opleiding richt zich uitsluitend op schepen van minder dan 500 GT en op schepen van minder dan 3000 kW voortstuwingsvermogen op reizen nabij de kust. Hierbij is gebruik gemaakt van de mogelijkheid die voorschrift I/3 van de bijlage bij het STCW-Verdrag en sectie A-I/3 van de STCW-Code bieden om voor zeevarenden op schepen die alleen in het kustgebied opereren, lagere eisen te stellen. Omdat het vaargebied zich steeds nabij de kust en nabij uitwijkhavens uitstrekt, wordt een ervaring van 6 maanden voldoende geacht. De ervaring voor de dekfunctie en de machinekamerfunctie kan binnen hetzelfde tijdsbestek worden opgedaan omdat dagelijks alle taken en werkzaamheden vanuit zowel de dekfunctie als vanuit de machinekamerfunctie worden uitgevoerd.

Artikelen 8.8 tot en met 8.12

De Manilla-wijzigingen leiden tot de introductie van een aantal nieuwe functies, onder andere de officier elektrotechniek en de gezel elektrotechniek, opgenomen in de voorschriften III/6 en III/7 van de bijlage bij het STCW-Verdrag. Als gevolg van de toename van het gebruik van elektrotechniek en hoogspanning is er een steeds grotere vraag naar specifiek en goed opgeleid personeel op deze gebieden. De genoemde functies voorzien hierin. Zij zijn opgenomen in artikel 18, tweede lid, onderdelen d en f, Wz als functie waarvoor een vaarbevoegdheidsbewijs kan worden afgegeven. In de artikelen 8.8 en 8.9 zijn de beroepsvereisten opgenomen die moeten leiden tot de afgifte van een kennisbewijs.

De officier elektrotechniek zal aan boord van een schip belast worden met het onderhoud en het repareren van alle elektrische en elektronische uitrusting, de installaties en de machines. Dit is inclusief de radiocommunicatieapparatuur en de elektronische navigatiehulpmiddelen. De gezel elektrotechniek biedt ondersteuning voor de aspecten veilig gebruik van de elektrische uitrusting, het veilig kunnen omgaan met elektrische installaties en -uitrusting, arbo-aspecten, de bescherming van het mariene milieu en hij zal bijdragen aan onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan de elektrische installaties en -uitrusting. De voor de afgifte van de desbetreffende kennisbewijzen te volgen opleidingen zijn op deze werkzaamheden toegesneden. Voor de verkrijging van het kennisbewijs gezel en officier elektrotechniek kan de opleiding zijn genoten aan een andere school dan een scheepvaartberoepsopleiding indien het vakkenpakket ten minste voldoet aan de gestelde STCW-eisen.

Ook de gekwalificeerd gezel dek, de gekwalificeerd gezel machinekamer en de gekwalificeerd gezel dek en machinekamer zijn nieuwe functies die zijn geïntroduceerd omdat er een grote vraag is naar goed opgeleid ondersteunend personeel aan boord van schepen. Zij zijn opgenomen in de voorschriften II/5 en III/5 van de bijlage bij het STCW-Verdrag.

Voor de verkrijging van alle hiervoor genoemde kennisbewijzen is een verplichte ervaring aan boord voorgeschreven. Zo moet voor de kennisbewijzen gekwalificeerd gezel de ervaring (stage) worden opgedaan terwijl de betrokkene in het bezit is van de vaarbevoegdheid wachtlopend gezel. Om te waarborgen dat alle onderdelen van de beroepskennis aanwezig zijn en in de praktijk worden doorlopen, wordt voor elke afzonderlijke functie een apart stageboek gebruikt. In de stageboeken zijn alle onderdelen opgenomen die nodig zijn om adequaat en veilig de betreffende functie te kunnen uitoefenen. Door het volgen van het stageboek wordt de gebruiker als het ware door het hele lesprogramma gevoerd en is er sprake van een training, zoals door het STCW-Verdrag vereist. Hierdoor kunnen de in het stageboek opgenomen onderdelen worden aangeleerd en geoefend tijdens de uitoefening van een andere functie aan boord of tijdens het varen boven de sterkte. Hiermee wordt gehandeld in overeenstemming met het STCW-verdrag.

De functie gekwalificeerd gezel dek en machinekamer is, evenals de functie maritiem officier, een duale functie waarin dagelijks alle taken en werkzaamheden die tot het takenpakket van zowel de gezel dek als de gezel machinekamer behoren worden uitgevoerd. Dit betekent dat de ervaringsstages voor de afzonderlijke functies gezel dek- en machinekamer in een en dezelfde periode kunnen plaatsvinden, zodat de totale stage voor de duale functie binnen 12 maanden kan plaatsvinden.

Artikelen 8.16 en 8.17

In artikel 8.16 zijn de beroepsvereisten opgenomen met betrekking tot het bekwaamheidsbewijs stuurman grote zeilvaart. Dit betreft zeegaande zeilschepen van 500 GT of meer in de commerciële vaart. Voorschrift II/1, lid 2, onderdeel 3, geeft aan dat ten minste 12 maanden ervaring moet zijn opgedaan, waarvan 6 maanden onder toezicht van een bevoegde kapitein of een bevoegde stuurman gedurende wachtwerkzaamheden op de brug. Indien men reeds in het bezit is van het in artikel 8.17 genoemde bekwaamheidsbewijs stuurman kleine zeilvaart is tijdens de opleiding voor de verkrijging van dat bewijs al 6 maanden ervaring opgedaan. In dat geval kan tijdens de opleiding voor de verkrijging van het bekwaamheidsbewijs stuurman grote zeilvaart worden volstaan met een aanvullende ervaring van 6 maanden. Zeevarenden die in het bezit zijn van een geldig vaarbevoegdheidsbewijs voor de functie maritiem officier, stuurman schepen van minder dan 3000 GT of stuurman alle schepen hebben al ten minste 1 jaar ervaring opgedaan met het varen op zee met een motorschip. Zij kunnen volstaan met een aanvullende ervaring van 2 maanden op een zeegaand zeilschip zodat zij zich met de specifieke aspecten met het varen daarvan op zee vertrouwd kunnen maken.

In artikel 8.17 zijn de beroepsvereisten opgenomen met betrekking tot het bekwaamheidsbewijs stuurman kleine zeilvaart. Dit betreft zeegaande zeilschepen van minder dan 500 GT in de commerciële vaart. Gekozen is voor opname van de beroepsvereisten voor de verkrijging van het bekwaamheidsbewijs stuurman kleine zeilvaart in de Regeling zeevarenden om in deze regeling een compleet overzicht te hebben van de beroepsvereisten voor de verkrijging van alle kennisbewijzen, bekwaamheidsbewijzen en schriftelijke bewijzen. De overige vereisten voor de verkrijging van een vaarbevoegdheidsbewijs voor een functie op zeilschepen van minder dan 500 GT zijn opgenomen in de Regeling bemanning zeegaande zeilschepen.

Artikelen 8.18 tot en met 8.22

In de voorschriften V/1-1 en V/1-2 van de bijlage bij het STCW-Verdrag en hoofdstuk V van de STCW-Code zijn de trainingen opgenomen voor tankschepen, onderverdeeld naar de types olie-, chemicaliën- en gastankschepen. De inhoud van de trainingen is herzien en gericht op de specifieke kenmerken van de verschillende tankertypes. Daarnaast is de training aangevuld met een training brandbestrijding op dit soort schepen. Het in de artikelen 8.18 en 8.19 vermelde certificaat basisveiligheid moet in het bezit zijn van een kandidaat voor het bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling olie- en chemicaliëntankschepen of het bekwaamheidsbewijs basis ladingbehandeling gastankschepen alvorens dat bekwaamheidsbewijs aan hem kan worden afgegeven. Voor de afgifte van een bekwaamheidsbewijs ladingbehandeling (olie, chemicaliën of gas)tankschepen voor gevorderden moet de aanvrager in het bezit zijn van een certificaat van de basistraining. Voor zowel de basistraining als de gevorderdentraining voor tankschepen geldt dat het volgen van de training gevaar kan opleveren indien men niet reeds over bepaalde vaardigheden beschikt en daarin is getraind. Als voorbeeld kan hier het onderdeel brandbestrijding worden genoemd. Derhalve is voor het kunnen volgen van de basistraining voor tankschepen vereist dat de algemene training basisveiligheid is gevolgd.

Artikelen 8.23 tot en met 8.26

Voorschrift V/2 van de bijlage bij het STCW-Verdrag en sectie A-V/2 van de STCW-Code bevatten de eisen voor de training van personeel op alle passagiersschepen, inclusief ro-ro passagiersschepen. Voorheen werd er een onderscheid gemaakt tussen de trainingen voor passagiersschepen en die voor ro-ro passagiersschepen, dat onderscheid wordt ingevolge de Manilla-wijzigingen niet meer gemaakt. Inhoudelijk heeft er geen wijziging van de eisen plaatsgevonden.

De trainingen voor de certificaten ‘crisisbeheersing en menselijk gedrag’ en ‘passagiersveiligheid, ladingveiligheid en waterdichtheid van de scheepsromp’ zijn ten opzichte van de voorheen in het besluit opgenomen eisen niet gewijzigd. De voorschriften van de bijlage bij het STCW-Verdrag en de secties van de STCW-Code zijn vernummerd.

De onderdelen ‘groepsbegeleiding’ en ‘dienstverlening aan passagiers’ worden veelal aan boord gedaan. Hiervan wordt geen certificaat uitgereikt maar moet aan boord wel schriftelijk bewijs aanwezig zijn. Ook deze trainingen zijn ongewijzigd.

Artikel 8.27

De Manilla-wijzigingen hebben geen gevolgen voor de trainingseisen voor het certificaat type rating HSC. Deze trainingseisen zijn opgenomen in de High-Speed Craft Code, 2000.

Artikelen 8.28 en 8.29

Het beperkte aantal schepen dat wordt voortgedreven door middel van stoom- of gasturbines rechtvaardigt het niet behandelen van deze onderwerpen (op managementniveau) tijdens een initiële opleiding ter verkrijging van een kennisbewijs. Op de vaarbevoegdheidsbewijzen voor de functies tweede werktuigkundige en hoofdwerktuigkundige wordt aangetekend dat de vaarbevoegdheid niet van toepassing is op schepen met stoom- of gasturbines als voortstuwing. Nadat een zeevarende de desbetreffende training heeft gevolgd wordt hem het certificaat stoomvoortstuwing of het certificaat gasturbinevoortstuwing uitgereikt, dat fungeert als aanvulling op het vaarbevoegdheidsbewijs. Een eerder aangebrachte aantekening omtrent het niet van toepassing zijn van de vaarbevoegdheid op schepen met stoom- of gasturbines als voortstuwing, wordt verwijderd. Zoals aangegeven gaat het om trainingen op managementniveau. Om een goede kennisoverdracht te bewerkstelligen geldt de instroomeis van het bezit van ten minste het kennisbewijs scheepswerktuigkundige alle schepen. Zoals in de toelichting op de wijziging van het besluit reeds is vermeld, vinden er in Nederland nog geen trainingen plaats met betrekking tot door een stoomturbine of een gasturbine aangedreven schepen. Het staat de trainingsinstituten vrij deze trainingen in combinatie aan te bieden.

Artikelen 8.30 tot en met 8.33

In deze artikelen zijn de beroepsvereisten opgenomen aangaande de trainingen op het gebied van veiligheid, reddingmiddelen, snelle hulpverleningsboten en brandbestrijding. Het in artikel 8.31 genoemde certificaat reddingmiddelen is de nieuwe benaming van het certificaat sloepsgast. De nieuwe naam geeft de inhoud van de training beter weer. De in het tweede lid van ieder artikel bedoelde herhalingstrainingen die ten minste iedere 5 jaar moeten worden gevolgd, zijn minder uitgebreid dan de initiële trainingen, zij zijn namelijk bedoeld om de kennis en vaardigheden van de zeevarende op te frissen. De herhalingstrainingen zullen alle onderdelen van de initiële trainingen bevatten waarbij de nadruk komt te liggen op de elementen die aan boord niet goed of niet veilig kunnen worden geoefend. Dit neemt niet weg dat de bekendheid en vaardigheid van de kandidaat met alle elementen moet worden getoetst. De herhalingstrainingen kunnen echter in een aanzienlijk korter tijdsbestek plaatsvinden dan de initiële trainingen. De verschillen in nadruk op bepaalde onderwerpen en het feit dat de deelnemers in een eerder stadium al een volwaardige initiële training hebben gevolgd, rechtvaardigen een bekorting tot in principe 50% van de initiële trainingsduur. Het met succes voltooien van een herhalingstraining leidt tot afgifte van een nieuw certificaat. Op dat certificaat wordt zowel de datum van de initiële training vermeld als de datum van de afronding van de herhalingstraining. Het staat de trainingsinstituten vrij om zowel de initiële trainingen als de herhalingstrainingen in combinatie aan te bieden.

Artikelen 8.34 en 8.35

De in deze artikelen genoemde beroepsvereisten met betrekking tot de certificaten medische eerste hulp aan boord en medische zorg aan boord vloeien voort uit voorschrift VI/4 van de bijlage bij het STCW-Verdrag en uit de bepalingen van richtlijn 92/29/EEG8. De ILT certificeert de trainingen voor een periode van maximaal 5 jaar. De door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) opgestelde voorbeeld trainingen ‘Medical First Aid’ en ‘Medical Care’ kunnen daarbij als uitgangspunt worden genomen. De training medische eerste hulp dient 16 klokuren te beslaan en de training medische zorg 24 klokuren.

Er wordt inhoudelijk geen onderscheid wordt gemaakt tussen de initiële training en de periodieke herhalingstraining. Een belangrijke reden daarvoor is dat het gaat om (medische) handelingen met een dusdanig speciaal karakter dat de objectieve, gebruikelijke meetlat van ervaring in dit geval niet toepasbaar is. Het betreft namelijk handelingen die in de praktijk niet vaak of zelden worden uitgevoerd, zoals hechten, het inbrengen van een infuus en het stabiliseren van botbreuken. Deze handelingen zijn van directe invloed op de gezondheid en de overlevingskansen van zeevarenden. Het is daarom van belang dat deze kennis en vaardigheden zo goed mogelijk worden geborgd. De vaardigheden dienen daarbij wederom geoefend te worden, hetgeen leidt tot hetzelfde tijdsbeslag als de initiële training.

Artikel 8.36

Hoofdstuk IV van de bijlage bij het STCW-verdrag vereist kennis en ervaring met betrekking tot de maritieme radiocommunicatie zoals vastgelegd in de Radio Regulations van de Internationale Unie voor Telecommunicatie. In Nederland zijn de beroepsvereisten voor deze certificaten op grond van artikel 4 van het Frequentiebesluit 2013 opgenomen in artikel 13 en de bijlagen 4 en 5 van de Examenregeling frequentiegebruik 2008.

Artikel 8.37

De in artikel 8.37 opgenomen beroepsvereisten voor de verkrijging van het bekwaamheidsbewijs scheepskok zijn overgenomen uit het voormalige artikel 92 van het Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart en zijn gestoeld op voorschrift 3.2, lid 3, en norm A3.2, leden 3 tot en met 6, van het Maritiem Arbeidsverdrag, 2006. Thans biedt artikel 34 van het genoemde besluit de grondslag voor het vaststellen van deze beroepsvereisten bij ministeriële regeling.

Voor de afgifte van een bekwaamheidsbewijs scheepskok komen ook aanvragers in aanmerking die in het bezit zijn van een vaarbevoegdheidsbewijs als scheepskok, afgegeven voor 1 februari 2002. De aanvrager moet na de verkrijging van dat vaarbevoegdheidsbewijs een diensttijd hebben behaald van ten minste 36 maanden als scheepskok. Het betreft hier een groep scheepskoks die al geruime tijd in die functie vaart en mede op basis van de opgedane kennis en expertise in aanmerking komt voor een bekwaamheidsbewijs.

Artikelen 8.38 tot en met 8.40

Door de toename van piraterij en gewapende overvallen is er behoefte aan training van alle zeevarenden voor situaties waarin het schip en haar bemanning worden aangevallen en tevens voor een betere voorbereiding op mogelijke aanvallen. Hiertoe zijn in de secties A-VI/5 en A-VI/6 van de STCW-Code trainingseisen met betrekking tot beveiliging opgenomen. In de nota van toelichting bij de wijziging van het besluit9 zijn in de toelichting bij artikel 41 de verschillende beveiligingstrainingen en de bijbehorende certificaten uiteengezet.

Artikel 8.38 is overgenomen uit de (ingetrokken) Regeling certificering scheepsbeveiligingsfunctionarissen. De Manilla-wijzigingen hebben geen wijziging aangebracht in de beroepsvereisten voor de verkrijging van het certificaat scheepsbeveiligingsfunctionaris. De certificaten uitvoering beveiligingstaken en bewustwording scheepsbeveiliging zijn nieuwe certificaten.

Artikel 8.41

Artikel 10 van het besluit bepaalt dat voor de afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs op grond van een te erkennen buitenlands vaarbevoegdheidsbewijs een kapitein in het bezit moet zijn van het certificaat wetgeving en openbaar gezag. De training voor kapiteins ter verkrijging van het certificaat moet de in bijlage F, onderdeel A, punten 1 en 2 genoemde onderdelen van de Nederlandse regelgeving beslaan. Ter toetsing van de door de kapitein verworven kennis van de maritieme regelgeving wordt in de praktijk een examen afgenomen. Deelname aan een dergelijk examen is ook mogelijk door personen die de kennis door middel van zelfstudie hebben opgedaan.

Voor de officieren is schriftelijk bewijs dat zij kennis hebben genomen van de voor hen van belang zijnde maritieme regelgeving voldoende. Dit betreft de in bijlage F, onderdeel A, punt 1, genoemde regelgeving. Deze lijst met regelgeving is geactualiseerd.

Artikelen 8.42 en 8.43

De erkenning van de trainingen scheepsmanagement betreft het wettelijk voorgeschreven deel met betrekking tot de aspecten in de genoemde secties van de STCW-Code. De trainingen scheepsmanagement op zowel het nautische aspect (N) als het werktuigkundige aspect (W) zijn gericht op een herhaling en een verdieping van de reeds in het reguliere onderwijs behandelde scheepsmanagementaspecten. Door de verschillen in opleidingsniveau zal er in de training verschil zijn in de mate van verdieping voor de verschillende doelgroepen waarbij tevens rekening wordt gehouden met de verschillen in bedrijfsvoering die er zijn tussen grotere en kleinere schepen. Bij de training scheepsmanagement-N zijn de onderwerpen en de focus gerelateerd aan de functie van kapitein. Bij de training scheepsmanagement-W zijn de onderwerpen en de focus gerelateerd aan de functie als hoofdwerktuigkundige.

Artikelen 8.44 en 8.45

Voor een vaarbevoegdheid met de beperking tot reizen nabij de internationale kust moeten de kapitein en de hoofdwerktuigkundige tevens beschikken over respectievelijk het certificaat aanvulling-N of aanvulling-W voor reizen nabij de internationale kust. Dit omvat de aanvullingen die in de secties A-II/2, A-II/3 en A-III/3 van de STCW-Code worden genoemd voor kapiteins respectievelijk hoofdwerktuigkundigen op dergelijke schepen in internationale wateren en de managementvaardigheden die zijn toegesneden op het vaargebied en het werkniveau van deze zeevarenden.

Onderdeel C

Op grond van artikel 7, eerste lid, Wz hoeft de scheepsbeheerder niet langer voor elk schip afzonderlijk een bemanningsplan in te dienen, maar kan hij volstaan met één plan voor een of meer identieke schepen. Wel wordt voor elk schip afzonderlijk een bemanningscertificaat afgegeven. Op de website van de ILT (www.ilent.nl) is het formulier ‘Aanvraag beoordeling bemanningsplan zeeschip’ opgenomen. In dit formulier, dat kan worden gedownload, zijn de gegevens opgenomen die in ieder geval in het bemanningsplan moeten worden vermeld. Met de opname van artikel 9.1 in de Regeling zeevarenden kon de Regeling bemanningsplan zeevaart vervallen.

Onderdeel D

Paragraaf 10 is gedeeltelijk afkomstig uit de Regeling vaarbevoegdheidsbewijzen zeevaart. Daarbij heeft een actualisatie plaatsgevonden van de voor de verkrijging van een vaarbevoegdheidsbewijs te overleggen bescheiden en is het onderscheid naar de eerste afgifte van een vaarbevoegdheidsbewijs, de vernieuwing ervan en de erkenning van buitenlandse bewijzen verduidelijkt. Tevens is aangegeven welke bescheiden moeten worden overgelegd ter verkrijging van een bekwaamheidsbewijs voor het dienstdoen op tankers door een kapitein of een officier. Daarnaast is opgenomen welke ervaring, opgedaan in een andere functie of in een andere bedrijfstak, in aanmerking wordt genomen voor de berekening van het voldoen aan de ingevolge het besluit vereiste ervaring voor de verkrijging van een vaarbevoegdheidsbewijs. Ook de vergelijkbare functies, voorheen opgenomen in artikel 8 van de hiervoor genoemde regeling, hebben in deze paragraaf een plaats gekregen.

Artikel 10.1

Om een bepaald vaarbevoegdheidsbewijs te verkrijgen moet de aanvrager niet alleen een kennisbewijs, als regel het diploma van de zeevaartopleiding, overleggen. Hij moet daarnaast ook bewijs overleggen van het met goed resultaat hebben gevolgd van de ingevolge het besluit verplichte trainingen. Het gaat hierbij hoofdzakelijk om certificaten zoals het certificaat basisveiligheid, het certificaat reddingmiddelen of het certificaat medische eerste hulp aan boord, afgegeven door het trainingsinstituut. In sommige gevallen volstaat (ander) schriftelijk bewijs, bijvoorbeeld omtrent het geoefend zijn in groepsbegeleiding aan boord van passagiersschepen en ro-ro passagiersschepen. De afgifte van de bewijzen vindt plaats in mandaat door Kiwa N.V. De aanvrager kan volstaan met het overleggen van een afschrift van de verschillende bewijsstukken. Bij twijfel aan de echtheid daarvan wordt door Kiwa N.V. het originele bewijs opgevraagd. De over te leggen pasfoto moet voldoen aan het bij of krachtens de Paspoortwet daaromtrent bepaalde.

Artikel 10.2.

Voor de vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs moeten over het algemeen dezelfde documenten worden overgelegd als bij de eerste aanvraag van een vaarbevoegdheidsbewijs. Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat met ‘vernieuwen’ niet alleen het verlengen van de geldigheid van de bestaande vaarbevoegdheid wordt bedoeld, maar eveneens het afgeven van een vaarbevoegdheidsbewijs voor een hogere functie dan de initiële vaarbevoegdheid.

In een dergelijk geval, zoals bijvoorbeeld van de functie wachtstuurman naar de functie eerste stuurman, is het evenals in het geval van het verlengen van de initiële vaarbevoegdheid, niet nodig het kennisbewijs te overleggen. Voor de vernieuwing van een bekwaamheidsbewijs voor het dienstdoen op tankschepen door een kapitein of een officier moet op grond van artikel 35, zevende lid, van het besluit worden voldaan aan de daarin opgenomen ervaringseis dan wel het certificaat worden overgelegd dat is afgegeven als bewijs van het gevolgd hebben van een passende herhalingstraining. Een certificaat valt ingevolge artikel 1, onderdeel q, van het besluit onder de noemer ‘bekwaamheidsbewijs’.

Artikel 10.3

Artikel 10.3 vindt zijn oorsprong in artikel 3 van de Regeling vaarbevoegdheidsbewijzen zeevaart en geeft aan welke documenten moeten worden overgelegd wanneer de aanvraag een vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs voor het dienstdoen op tankers door een kapitein of een officier op grond van een dergelijk buitenlands bewijs betreft. Met betrekking tot de beroepen in de zeevisserij is in de Regeling EG-beroepskwalificaties zeevisserij reeds bepaald welke documenten de aanvrager van een erkenning van zijn beroepskwalificaties uit een lidstaat van de van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of de Bondsstaat Zwitserland, moet overleggen.

In de Regeling vrijstelling nationaliteitseis kapiteins zeevisserij is vrijstelling verleend van de nationaliteitseis ten behoeve van personen die de nationaliteit bezitten van een lidstaat van de van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of de Bondsstaat Zwitserland en die als schipper op een Nederlands zeevissersvaartuig worden aangesteld. Personen die een andere nationaliteit bezitten mogen niet als schipper op een Nederlands zeevissersvaartuig worden aangesteld. Het bewijs van schriftelijke toestemming, bedoeld in het tweede lid, is op deze personen dan ook niet van toepassing.

De aanvrager van een vaarbevoegdheidsbewijs als kapitein op grond van een dergelijk buitenlands vaarbevoegdheidsbewijs moet tevens het op grond van artikel 10 van het besluit vereiste certificaat wetgeving en openbaar gezag overleggen.

Artikel 10.4

Artikel 10.4 geeft uitvoering aan artikel 18, vierde lid, tweede en derde volzin, Wz.

In artikel 18, vierde lid, eerste volzin, Wz is bepaald dat een bemanningslid dat erkenning van zijn vaarbevoegdheidsbewijs als bedoeld in de artikelen 22, eerste lid, of 22a, eerste lid, Wz heeft aangevraagd, voor een periode van ten hoogste 3 maanden kan volstaan met een door Onze Minister op aanvraag afgegeven bewijs van aanvraag om erkenning van een vaarbevoegdheidsbewijs, tezamen met het te erkennen vaarbevoegdheidsbewijs. Voorschrift I/10, vijfde lid, van de bijlage bij het STCW-Verdrag en artikel 19, zevende lid, van de bemanningsrichtlijn bieden daartoe de mogelijkheid. Daarbij zijn radio-operators (en de in de Wz niet bekende radio-officieren) uitgezonderd. Voorschrift 7, derde lid, van de bijlage bij het STCW-F Verdrag10 kent deze uitzonderingsbepaling niet. Radio-operators van vissersvaartuigen komen derhalve wel voor een bewijs van aanvraag om erkenning van hun vaarbevoegdheidsbewijs in aanmerking.

De aanvrager van een dergelijk bewijs zal wel reeds een zee-arbeidsovereenkomst met een scheepsbeheerder of een andere werkgever moeten zijn aangegaan waarin hij zich verbindt arbeid aan boord van een (Nederlands) zeeschip te verrichten. Tevens wordt verlangd dat de aanvrager een verklaring van de scheepsbeheerder overlegt waarin deze verklaart dat, voor zover hij dat kan beoordelen, de door de aanvrager overgelegde bescheiden bij de aanvraag tot erkenning authentiek zijn en de verstrekte gegevens juist zijn.

Artikel 10.5

De Nederlandse vloot wordt onder andere gekenmerkt door een grote variatie in scheepsgrootte en voortstuwingsvermogen. In het kader van een optimale bedrijfsvoering aan boord van schepen is er daardoor een grote verscheidenheid in de samenstelling van scheepsbemanningen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen een conventionele (mono disciplinaire) bedrijfsvoering en een bedrijfsvoering die uitgaat van geïntegreerde functies. Zo heeft de maritiem officier niet alleen de bevoegdheid om in de geïntegreerde functie maritiem officier dienst te doen maar heeft deze tevens de bevoegdheid om als wachtstuurman of als wachtwerktuigkundige dienst te doen. Evenzo is de stuurman-werktuigkundige zeevisvaart tevens bevoegd voor de afzonderlijke functies stuurman zeevisvaart en wachtwerktuigkundige zeevisvaart.

Om een vaarbevoegdheidsbewijs te kunnen vernieuwen moet bepaalde ervaring zijn opgedaan, gerelateerd aan de datum van de aanvraag tot vernieuwing. Deze ervaring moet zijn opgedaan in een relevante functie waarvoor een vaarbevoegheidsbewijs is vereist, of in een naar het oordeel van de minister gelijkwaardige functie. Het is daarom voor de houder van een vaarbevoegdheidsbewijs van belang om alle relevante ervaring die is opgedaan binnen een bedrijfstak (handelsvaart of zeevisvaart) mee te kunnen laten wegen. In artikel 10.5 is bepaald welke ervaring als relevant wordt aangemerkt. In de situatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, kan een zeevarende die bijvoorbeeld 12 maanden ervaring heeft opgedaan als maritiem officier, daarvan 6 maanden laten meetellen als ervaring als wachtstuurman en 6 maanden als ervaring als wachtwerktuigkundige. Geredeneerd vanuit de mono disciplines kan een zeevarende die 6 maanden ervaring heeft opgedaan als wachtstuurman en 6 maanden ervaring heeft opgedaan als wachtwerktuigkundige, 12 maanden relevante ervaring laten meewegen als maritiem officier (onderdeel d). Bij het optellen van de ervaring in de beide mono-disciplines geldt dat de discipline waarin de minste ervaring is opgedaan bepalend is. Ingevolge het tweede lid wordt namelijk alleen de ervaring van beide mono-disciplinaire functies meegeteld voor zover deze zich in gelijke mate tot elkaar verhoudt (1:1). Ook moet sprake zijn van ervaring, per functie opgedaan in periodes van ten minste 1 maand. Dezelfde uitgangspunten worden gehanteerd voor de telling van ervaring in functies in de zeevisvaart.

Artikel 10.6

In het kader van het wetsvoorstel is geconstateerd dat de uitwisselbaarheid van bemanningsleden op schepen tussen de verschillende bedrijfstakken handelsvaart, zeegaande zeilvaart, zeevisvaart en de Koninklijke Marine, wordt bemoeilijkt omdat de vaarbevoegdheden niet op elkaar aansluiten. Daarom zijn er in artikel 18, tweede lid, Wz vaarbevoegdheden toegevoegd teneinde de uitwisselbaarheid tussen verschillende bedrijfstakken mogelijk te maken. Om de uitwisseling van zeevarenden verder te verbeteren is het ook van belang dat er wordt voorzien in de mogelijkheid om relevante ervaring, opgedaan in de verschillende bedrijfstakken, in acht te kunnen nemen. In artikel 10.6 is daarin voorzien door de mogelijkheid te bieden om ervaring die is opgedaan in de ene bedrijfstak mee te kunnen tellen in het kader van een aanvraag van een vaarbevoegdheidsbewijs voor een andere bedrijfstak. Dit is bijvoorbeeld van belang voor een zeevarende die een overstap maakt van de visserij naar de handelsvaart. Voordat een dergelijke zeevarende in aanmerking komt voor een vaarbevoegdheidsbewijs in een andere bedrijfstak, zal hij in het bezit moeten zijn van een relevant kennisbewijs voor die andere bedrijfstak. Een zeevarende die een overstap wil maken van de zeevisserij naar de handelsvaart zal beschikken over een kennisbewijs voor de zeevisvaart, dat geen recht geeft op een vaarbevoegdheidsbewijs voor de handelsvaart. Voor een zodanige zeevarende staat de weg open om volgens de zogenaamde EVC-procedure op grond van de WEB in het bezit te komen van een adequaat kennisbewijs, in dit geval een kennisbewijs dat is toegesneden op de bedrijfstak handelsvaart. Na het verkrijgen van dat kennisbewijs kan een aanvraag worden gedaan voor een initieel vaarbevoegdheidsbewijs voor de handelsvaart.

Hiernaast voorziet artikel 10.6, eerste lid, in de mogelijkheid dat zeevarenden die een vaarbevoegdheidsbewijs voor 2 of meer verschillende bedrijfstakken bezitten, hun ervaring in een relevante functie voor het behoud van hun vaarbevoegdheid in beide (of meer) bedrijfstakken kunnen aanwenden. Zo zal een stuurman zeevisvaart zijn ervaring in de zeevisvaart niet alleen kunnen aanwenden voor de vernieuwing van zijn vaarbevoegdheid voor de zeevisvaart maar tevens (en tegelijkertijd) voor de vernieuwing van zijn vaarbevoegdheid in de handelsvaart.

In het eerste lid is bepaald dat voordat gebruik kan worden gemaakt van de eerder opgedane relevante ervaring in de andere bedrijfstak eerst 3 maanden ervaring wordt opgedaan in een functie in de bedrijfstak waarvoor de vernieuwing van het vaarbevoegdheidsbewijs is aangevraagd. Na deze praktijkperiode bestaat de mogelijkheid om gebruik te maken van de eerdere opgedane ervaring, hetgeen recht kan geven op een hogere vaarbevoegdheid. Hiermee wordt bijvoorbeeld gefaciliteerd dat een persoon die beschikt over een vaarbevoegdheid als schipper in de zeevisvaart na bovenvermelde praktijkperiode van 3 maanden in de handelsvaart in aanmerking komt voor een vaarbevoegdheid op een vergelijkbaar niveau, in dit specifieke geval een vaarbevoegdheid als kapitein. Zonder deze mogelijkheid zou de desbetreffende zeevarende een geruime periode ervaring moeten opdoen vooraleer in aanmerking te kunnen komen voor een vaarbevoegdheid in de handelsvaart op het hetzelfde niveau als hij bezat in de zeevisvaart. De eis van 3 maanden ervaring in de andere bedrijfstak is niet van toepassing op zeevarenden die reeds een vaarbevoegdheidsbewijs voor 2 of meer verschillende bedrijfstakken bezitten en hun ervaring voor het behoud van hun vaarbevoegdheid in beide (of meer) bedrijfstakken willen aanwenden. Evenmin is deze eis van toepassing op scheepswerktuigkundigen op schepen in de handelsvaart en in de zeevisvaart omdat deze functies vergelijkbaar zijn.

Onze Minister besluit welke relevante ervaring, opgedaan in een functie bij de Koninklijke Marine, in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de ervaring voor de vaarbevoegdheden in de handelsvaart, de zeegaande zeilvaart of de zeevisvaart. De functies bij de Koninklijke Marine en de daarmee opgedane ervaring zijn dermate divers dat daar geen standaardberekening op van toepassing kan zijn.

Artikel 10.7

De met een voor de vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs vereiste diensttijd in een met een relevante functie vergelijkbare functie was reeds opgenomen in de Regeling vaarbevoegdheidsbewijzen zeevaart. Een aantal onderdelen hiervan is verduidelijkt of geactualiseerd. De in het eerste lid, onderdelen a, onder 3°, en b onder 1°, genoemde nautisch en technisch surveyor van zeeschepen betreft surveyors die in dienst zijn van erkende organisaties als bedoeld in artikel 1 van het Besluit mandaat en certificering zeeschepen 2012. Om in aanmerking te komen voor de vernieuwing van een vaarbevoegdheidsbewijs in de functie maritiem officier door middel van diensttijd in een vergelijkbare functie, moet ervaring in zowel een nautische als een technische functie zijn opgedaan.

Onderdeel E
Artikelen 11.1 en 11.2

Sectie A-VI/6, onderdelen 5 en 9, van de STCW-Code bevatten voor zeevarenden die hun goedgekeurde diensttijd zijn begonnen voor 1 januari 2012 een overgangsregeling die kortweg inhoudt dat zij tot 1 januari 2014 niet in het bezit hoeven te zijn van het certificaat uitvoering beveiligingstaken of het certificaat bewustwording scheepsbeveiliging indien zij kunnen aantonen gedurende een bepaalde periode reeds beveiligingstaken te hebben uitgevoerd. Aan dergelijke zeevarenden is of wordt op verzoek het desbetreffende certificaat verstrekt.

Artikel 11.3

In artikel 125aa van het besluit is een overgangsregeling opgenomen met betrekking tot de verplichting tot het in het bezit zijn van het certificaat aanvulling-N of aanvulling-W voor reizen nabij de internationale kust. Deze verplichting is ingevolge artikel 11.3 niet van toepassing tot 1 januari 2016.

Artikel 11.4

In verband met het vervangen van paragraaf 9 (onderdeel C) is de citeertitel opnieuw vastgesteld in dit artikel.

Onderdeel F

Bijlage D bevat de verklaring naleving maritieme arbeid deel I. Enkele verwijzingen naar regelgeving daarin zijn aangepast.

Artikel II Regeling bemanning zeegaande zeilschepen

Artikel 33 van het Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart (hierna: het besluit) bevat de basis voor het stellen van regels met betrekking tot de bemanning van zeilschepen van minder dan 500 GT. Dit betreft zeilschepen in de commerciële vaart. De eisen ten aanzien van de bemanning van zeilschepen van 500 GT en meer zijn opgenomen in artikel 32 van het besluit en artikel 8.16 van de Regeling zeevarenden. Zoals in de nota van toelichting bij de wijziging van het besluit (zie voetnoot 6) reeds is vermeld, wordt uitgegaan van de grens van 500 GT omdat deze grenswaarde de ondergrens is van het STCW-Verdrag. Voorheen werd de grenswaarde van 40 meter lengte gehanteerd. De wijziging van de Regeling bemanning zeegaande zeilschepen (hierna: de regeling) komt uit deze andere benadering voort. Daarbij is er voor gekozen de opleidingseisen voor het bekwaamheidsbewijs stuurman kleine zeilvaart (zeilschepen van minder dan 500 GT) niet langer in de regeling op te nemen maar deze, evenals alle andere opleidingseisen, op te nemen in de Regeling zeevarenden (artikel 8.17). Daardoor bevat die regeling een compleet overzicht van de beroepsvereisten voor de verkrijging van alle kennisbewijzen, bekwaamheidsbewijzen en schriftelijke bewijzen met betrekking tot de zeevaartbemanning. De Regeling bemanning zeegaande zeilschepen bevat de voorwaarden voor de verkrijging van een vaarbevoegdheidsbewijs voor zeilschepen van minder dan 500 GT op grond van een bekwaamheidsbewijs voor de zeilvaart.

Onderdeel A

In artikel 8 van het besluit is bepaald hoeveel diensttijd in een relevante of een vergelijkbare functie een zeevarende moet hebben opgedaan om vernieuwing van zijn vaarbevoegdheidsbewijs te kunnen verkrijgen. Deze diensttijd is voor de handelsvaart en de zeilvaart niet in alle gevallen gelijk en wordt voor de zeilvaart op schepen van minder dan 500 GT bovendien uitgedrukt in seizoenen in plaats van in maanden.

Onderdeel B

Het voorheen opgenomen artikel 3 regelde de overgang van de voor de inwerkingtreding van de (toenmalige) Zeevaartbemanningswet op 1 februari 2002 afgegeven diploma’s naar de in de Zeevaartbemanningswet opgenomen vaarbevoegdheidsbewijzen. Inmiddels zijn alle actieve zeevarenden die in het bezit waren van een dergelijk diploma voorzien van een vaarbevoegdheidsbewijs. Indien men niet als zeevarende actief is geweest kan door het gebrek aan vaartijd in de afgelopen vijf jaar en het daarbij behorende verlies aan kennis en vaardigheden, op basis van die diploma’s geen vaarbevoegdheid meer verkregen worden. Personen met oude diploma’s die nog geen vaarbevoegdheidsbewijs hebben en die weer wensen te gaan varen, kunnen gebruik maken van de zogenaamde EVC-procedure, waardoor zij in het bezit kunnen komen van een bekwaamheidsbewijs.

Daarnaast waren in hoofdstuk 2 ook de vereisten opgenomen voor de verkrijging van een vaarbevoegdheidsbewijs voor het dienstdoen op zeilschepen van 500 GT tot 3000 GT. Die eisen zijn, zoals hiervoor reeds is aangegeven, nu opgenomen in het besluit. Hoofdstuk 2 bevat thans alleen de vereisten voor de verkrijging van een vaarbevoegdheidsbewijs voor het dienstdoen op zeilschepen van minder dan 500 GT. Daarbij zijn de verschillende verplichte certificaten aangepast aan de nieuwe indeling en de benaming daarvan zoals opgenomen in het besluit. De verplichting tot het in het bezit zijn van een specifiek certificaat is onder andere afhankelijk van het vaargebied dat met het vaarbevoegdheidsbewijs mag worden aangedaan. De voorgeschreven diensttijd aan boord van zeilschepen moet zijn behaald aan boord van Nederlandse of buitenlandse zeilschepen in de commerciële vaart. Naast het bestaande vaarbevoegdheidsbewijs voor de functie gezel zeilvaart (artikel 7) kan met het (algemene) vaarbevoegdheidsbewijs voor de functie wachtlopend gezel dek alle schepen de functie gezel op zeilschepen worden uitgeoefend.

Onderdelen C en D

Aangezien de beroepsvereisten voor de verkrijging van een bekwaamheidsbewijs voor de zeilvaart inmiddels in de Regeling zeevarenden zijn opgenomen, zijn de bestaande bepalingen hieromtrent in de regeling vervallen. In verband hiermee is tevens het opschrift van hoofdstuk 3 aangepast.

Onderdeel E

In verband met de wijziging van het besluit (zie voetnoot 6) is de grondslag van de regeling opnieuw vastgesteld.

Artikel III Erkenningsregeling opleidingen zeevaartbemanning

De Erkenningsregeling opleidingen zeevaartbemanning is aangepast aan het in de artikelen 19 en 19a Wz opgenomen onderscheid tussen de opleidingen op grond van de WHW en de WEB en de door de ILT te erkennen trainingen. Daarbij is tevens de citeertitel aangepast.

Artikel IV Regeling aanwijzing toezichthoudende ambtenaren Inspectie Verkeer en Waterstaat op het domein scheepvaart

De Regeling aanwijzing toezichthoudende ambtenaren Inspectie Verkeer en Waterstaat op het domein scheepvaart is gewijzigd ten aanzien van de benaming van de Inspectie Leefomgeving en Transport.

Artikel V Besluit aanwijzing toezichthouders Zeevaartbemanningswet

In het Besluit aanwijzing toezichthouders Zeevaartbemanningswet is de benaming van de toezichthouders geactualiseerd. De aanwijzing van douaneambtenaren als toezichthouder is vervallen. De douane is al bevoegd en belast met het toezicht ten aanzien van de Wet zeevarenden (voorheen: Zeevaartbemanningswet) op basis van de Algemene Douanewet. Tevens is de citeertitel gewijzigd in ‘Besluit aanwijzing toezichthouders Wet zeevarenden’. In het kader van de implementatie van het Maritiem Arbeidsverdrag, 200611 is de citeertitel van de Zeevaartbemanningswet gewijzigd in Wet zeevarenden. Het onderhavige besluit was daaraan nog niet aangepast.

Artikel VI Besluit mandaat en machtiging Kiwa N.V. (I)

In bijlage A1a bij het Besluit mandaat en machtiging Kiwa N.V. (I) is het mandaat van de Minister van Infrastructuur en Milieu aan de voorzitter van de directie van Kiwa N.V. aangepast aan de wijzigingen van de Wz, het besluit en de onderhavige regeling. Hierdoor wordt tevens mandaat verleend voor het afgeven (en intrekken) van bekwaamheidsbewijzen voor het dienstdoen op tankers, alsmede voor de erkenning van dergelijke buitenlandse bewijzen, voor het afgeven van bewijzen van aanvraag om erkenning van een vaarbevoegdheidsbewijs, voor het afgeven van ontheffingen ten aanzien van de verplichting in het bezit te zijn van het bekwaamheidsbewijs scheepskok en voor het afgeven van certificaten uitvoering beveiligingstaken en bewustwording scheepsbeveiliging, aangevraagd voor 1 januari 2014. Tevens zijn de voorheen in het Besluit mandaat en machtiging Zeevaartbemanningswet Kiwa N.V. (I) door de Inspecteur-Generaal gemandateerde bevoegdheden opgenomen.

Artikel VII Besluit mandaat en machtiging certificering zeeschepen

In het kader van de implementatie van het Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 is de citeertitel van de Zeevaartbemanningswet gewijzigd in Wet zeevarenden. Het Besluit mandaat en machtiging certificering zeeschepen was daaraan nog niet aangepast.

Artikel VIII Regeling gegevens aanvraag bemanningscertificaat zeevisvaart

In verband met de vernummering van artikel 17 Wz (zie voetnoot 5) is de grondslag van de Regeling gegevens aanvraag bemanningscertificaat zeevisvaart aangepast.

Artikel IX Uitvoeringsregeling zeevisserij

De Uitvoeringsregeling zeevisserij is aangepast aan de in het kader van de implementatie van het Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 gewijzigde citeertitel van de Wet zeevarenden.

Artikel X Regeling erkenning EG-beroepskwalificaties zeevisserij

De verwijzing naar artikel 18 Wz is aangepast aan de wijziging van dat artikel (zie voetnoot 5).

Artikel XI Regeling tarieven scheepvaart 2005

In de Regeling tarieven scheepvaart 2005 zijn tarieven opgenomen voor de (nieuwe) vaarbevoegdheidsbewijzen, bekwaamheidsbewijzen en schriftelijke bewijzen die ingevolge de gewijzigde Wz (zie voetnoot 5), het gewijzigde besluit (zie voetnoot 6) en de door middel van deze regeling gewijzigde Regeling zeevarenden namens de Minister van Infrastructuur en Milieu worden afgegeven. In verband met de in artikel 22b Wz opgenomen verplichting tot verificatie van de authenticiteit en de geldigheid van de overgelegde documenten (in het buitenland) bij een aanvraag om erkenning van een vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs voor het dienstdoen op tankers door een kapitein of een officier, is in de tarieven voor die bewijzen een bedrag van € 20 opgenomen. De benaming van het ‘type rating certificate’ is gewijzigd in ‘type rating HSC’. Tot slot is in verband met het vervallen van het voorlopig monsterboekje het tarief voor de afgifte daarvan eveneens vervallen en zijn enkele verwijzingen naar de Wz aangepast.

Artikel XII Intrekking

De inhoud van de onder a, b, c en e genoemde regelingen is, voor zover noodzakelijk, opgenomen in de Regeling zeevarenden. Artikel 42 van het besluit voorziet in de verplichting tot het in het bezit zijn van een certificaat medische eerste hulp aan boord of het certificaat medische zorg aan boord. Daarmee zijn de bestaande bepalingen inzake de certificaten scheepsgezondheidszorg en de daarmee samenhangende praktijkopleiding in een ziekenhuis of een daarmee vergelijkbare training eveneens vervallen. Voor een toelichting daarop wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 42 (zie voetnoot 6). Hierdoor kan de onder d genoemde Regeling stageduur en stagevervangende medische trainingen zeevarenden worden ingetrokken.

Artikel XIII Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op hetzelfde tijdstip waarop artikel I van de wet tot wijziging van de Wz12 in werking treedt. Aangezien ook deze regeling strekt tot implementatie van zowel een verdrag als een Europese richtlijn, is een uitzondering in het kader van het stelsel van vaste verandermomenten op zijn plaats. Dit laatste is ook van toepassing op de overige bepalingen die in deze regeling zijn opgenomen. Zij strekken tot voor de doelgroepen wenselijke wijzingen. Artikel I, onderdeel E, bevat een overgangsregeling voor de afgifte van bepaalde beveiligingscertificaten aan zeevarenden door de minister. Aangezien de afgifte daarvan reeds vanaf 1 november 2013 heeft plaatsgevonden, is voor deze bepaling terugwerkende kracht tot die datum noodzakelijk.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen

BIJLAGE BIJ DE TOELICHTING

Transponeringstabel implementatie richtlijn 2012/35/EU

Gebruikte afkortingen:

Atb-vervoer:

Arbeidstijdenbesluit vervoer

Atw:

Arbeidstijdenwet

Bzhz:

Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart

Keuringsreglement:

Keuringsreglement voor de zeevaart 2012

WEB:

Wet educatie en beroepsonderwijs

WED:

Wet op de economische delicten

WHW:

Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

WvSr:

Wetboek van Strafrecht

WvSv:

Wetboek van Strafvordering

Wz:

Wet zeevarenden

Rz:

Regeling zeevarenden

Artikel richtlijn 2012/35/EU

Artikel richtlijn 2008/106/EG

Inhoud

Nederlandse regelgeving

1, onderdeel 1

1

Definitiebepalingen

Voor zover nodig opgenomen in art. 1, eerste lid, Wz en art. 1, Bzhz

1, onderdeel 2

3, lid 1

Bezit vaarbevoegdheidsbewijs, bekwaamheidsbewijs of ander schriftelijk bewijs

Art. 18, eerste lid, 19, eerste lid, onderdeel a, en 19a, eerste lid, Wz; art. 8, 11 t/m 43 Bzhz

1, onderdeel 3

4

Vervallen omschrijving bewijs van beroepsbekwaamheid

Wijziging art. 1, eerste lid, onderdeel w, Wz

1, onderdeel 4, onder a)

5, opschrift

Wijziging opschrift

Behoeft geen implementatie in wetgeving in verband met de aard van de bepaling

1, onderdeel 4, onder b)

5, lid 1

Afgifte vaarbevoegdheidsbewijzen

en bekwaamheidsbewijzen

Art. 20, eerste lid, jo. art. 19, eerste lid, 19a, eerste lid, 21 en 40 Wz; art. 10, derde lid, 11 en 34 Bzhz; par. 8 Rz

1, onderdeel 4, onder c)

5, lid 3

Taal vaarbevoegdheidsbewijzen en bekwaamheidsbewijzen

Behoeft geen implementatie in wetgeving in verband met de aard van de bepaling. De bewijzen voldoen aan de eisen.

1, onderdeel 4, onder d)

5, lid 3bis

Afgifte vaarbevoegdheidsbewijs alleen na controle echtheid en geldigheid onderliggende

bewijzen

Art. 20, vijfde lid, Wz

1, onderdeel 4, onder e)

5, lid 5

Officiële verklaringen

Art. 20, eerste en tweede lid, Wz en het vaarbevoegdheidsbewijs en bekwaamheidsbewijs zelf

1, onderdeel 4, onder f)

5, leden 6 en 7

Officiële verklaringen ter erkenning van door derde landen afgegeven vaarbevoegdheidsbewijzen en bekwaamheidsbewijzen voor tankers

Art. 22, tweede lid, 22b en 24, vierde lid, Wz; artt. 7 en 35, zesde lid, Bzh. De vaarbevoegdheidsbewijzen en bekwaamheidsbewijzen zelf voldoen aan de criteria

1, onderdeel 4, onder g)

5, lid 11

Te overleggen bewijzen bij aanvraag vaarbevoegdheidsbewijzen en bekwaamheidsbewijzen

Art. 20, derde lid, Wz en

art. 10.1 en 10.2 Rz

 

5, lid 12

Register vaarbevoegdheidsbewijzen en officiële verklaringen; beschikbaarstelling gegevens aan andere staten

Art. 65 en 65a, eerste lid, Wz

 

5, lid 13

Gegevens twaalfde lid moeten elektronisch beschikbaar zijn m.i.v. 1 januari 2017

Behoeft geen implementatie in wetgeving in verband met de aard van de bepaling die uitvoering betreft

1, onderdeel 5

5bis

Aan de Europese Commissie te verstrekken gegevens

Behoeft geen implementatie in wetgeving in verband met de aard van de bepaling

1, onderdeel 6

7, lid 1bis

Overeenkomst met andere verdragspartijen indien de bepalingen m.b.t. reizen nabij de kust ook worden toegestaan langs de kust van die partijen

Behoeft geen implementatie in wetgeving in verband met de aard van de bepaling

 

7, lid 3bis

Erkenning van vaarbevoegdheidsbewijzen voor reizen nabij de kust van een andere verdragspartij indien een overeenkomst is afgesloten

Behoeft geen implementatie in wetgeving in verband met de aard van de bepaling

 

7, lid 3ter, onderdeel a

Inachtneming principes m.b.t. reizen nabij de kust

Art. 1, onderdelen c en d, 18, 19 en 20 Bzhz

 

7, lid 3ter, onderdeel b

Opname beperkingen in de officiële verklaringen

Behoeft geen implementatie in wetgeving in verband met de aard van de bepaling. De vaarbevoegdheidsbewijzen voldoen aan de eisen.

1, onderdeel 7

8, lid 1

Maatregelen ter voorkoming van fraude, vaststelling sancties

Art. 20, vijfde lid, 22b en 24, tweede lid, Wz; art. 225 WvSr

1, onderdeel 8

9, lid 1

Werkwijzen en procedures onderzoeken en intrekken vaarbevoegdheidsbewijzen en bekwaamheidsbewijzen

Art. 23, 24 en 55 t/m 60 Wz

 

9, lid 2

Maatregelen ter voorkoming van fraude

Art. 20, vijfde lid, 22b en 24, tweede lid, Wz; art. 225 WvSr

 

9, lid 3

Straffen of disciplinaire maatregelen

Art. 3, 24 lid 2, 56 t/m 58 Wz;

Art. 1, onder 4º, 2, vierde lid, 6, eerste lid, onder 4º, WED

1, onderdeel 9, onder a)

10, lid 1, onderdeel a

Kwaliteitssysteem diverse werkzaamheden derden

Art. 1.3.6. WEB; Hfdst. 5a WHW; Artt. 4 en 6 Erkenningsregeling opleidingen zeevaartbemanning

 

10, lid 1, onderdeel b

Kwaliteitssysteem diverse werkzaamheden overheid

Behoeft geen implementatie in wetgeving in verband met de aard van de bepaling.

 

10, lid 1, onderdeel c

Omschrijving onderwijs- en opleidingsdoelstellingen en te behalen niveau

Art. 7.2.4 en 7.2.6 WEB; art. 7.3, 7.6 en 7.13 WHW

1, onderdeel 9, onder b)

10, lid 2, onderdeel d

In periodieke evaluatie bezien of alle toepasselijke STCW bepalingen zijn verankerd in de kwaliteitssystemen

Art. 5 Erkenningsregeling opleidingen zeevaartbemanning;

Art. 1.3.6. WEB; art. 1.18 WHW

1, onderdeel 9, onder c)

10, lid 3

Rapportage aan Commissie

Behoeft geen implementatie in wetgeving in verband met de aard van de bepaling.

1, onderdeel 10

11, lid 1

Verplichting tot het vaststellen van normen m.b.t. medische geschiktheid

Art. 19, lid 1, onderdeel a, onder 3°, 40 t/m 47 Wz; Art. 104 t/m 113 Bzhz; Keuringsreglement

 

11, lid 2

Erkenning artsen

Art. 44, eerste lid Wz; art. 110 Bzhz, art. 1a Keuringsreglement

 

11, lid 3

Verplichting tot het beschikken over een medische verklaring

Art. 40 Wz; art. 106 Bzhz; Keuringsreglement

 

11, lid 4

Voorwaarden voor verkrijging medische verklaring

Art. 1:2, 2:8, 3:2 Atw; art. 2 en 3 en bijlagen 1 en 2 Keuringsreglement

 

11, lid 5

Geldigheidsduur medische verklaringen

Art. 107, eerste lid Bzhz

 

11, lid 6

Verstrijken geldigheidsduur medische verklaring tijdens reis

Art. 47 Wz

 

11, lid 7

Geen medische verklaring in dringende gevallen

Art. 45 Wz

1, onderdeel 11, onder a)

12, opschrift

Wijziging opschrift

Behoeft geen implementatie in wetgeving in verband met de aard van de bepaling.

1, onderdeel 11, onder b)

12, lid 2bis

Bevoegdheid voor tankers

Art. 35, zesde en zevende lid Bzhz

1, onderdeel 11, onder c)

12, lid 3

Bijscholing

Art. 125b t/m 125z Bzhz

1, onderdeel 11, onder d)

12, lid 5

Kennis en beschikbaarheid voorschriften

Art. 9 Schepenbesluit 2004

1, onderdeel 12

13, lid 2

Vervallen overgangsbepaling simulatoren

Geen aanpassing van wetgeving nodig omdat er geen gebruik is gemaakt van de overgangsregeling

1, onderdeel 13, onderdeel a)

14, lid 1, onderdeel f

Bijscholings- en herhalingstrainingen

Art. 4, derde lid en 19a, tweede lid, Wz; art. 35, zevende lid, 36, zesde lid, 37, tweede lid, 40, zevende lid, 42, derde lid, 125b Bzhz

 

14, lid 1, onderdeel g

Communicatie

Art. 122 en 123 Bzhz

1, onderdeel 13, onderdeel b)

14, lid 4

Familiarisatietraining voor roro-passagiersschepen

Art. 36, vijfde lid, Bzhz

1, onderdeel 14

15, lid 1

Wachtindeling en rustperioden

Art. 4, eerste en zevende lid, en 8, tweede lid, Wz; hoofdstuk 6 Atb-vervoer

 

15, lid 2

Voorkoming drug- en alcoholmisbruik

Art. 59b Wz

 

15, lid 3

Vermoeidheid

Art. 4, eerste en zevende lid, en 8, tweede lid, Wz; art. 9.1 Rz

 

15, lid 4

Rustperioden

Art. 6.5:2, eerste en derde lid, en 6.5:3 Atb-vervoer

 

15, lid 5

Verdeling rusturen

Art. 6.5:2, tweede lid, 6.5:3 en 6.5:4 Atb-vervoer

 

15, lid 6

Afwijking rustperioden

Art. 6.5:6 en 6.5:7, eerste lid, Atb-vervoer

 

15, lid 7

Werkrooster

Art. 6.4:1 Atb-vervoer; Regeling werkrooster en werklijst zeevarenden

 

15, lid 8

Compensatie rust

Art. 6.5:7, tweede lid, Atb-vervoer

 

15, lid 9

Werklijsten

Art. 6.4:2 Atb-vervoer; Regeling werkrooster en werklijst zeevarenden

 

15, lid 10

Afwijking rustperioden

Art. 6.5:7 Atb-vervoer

 

15, leden 11 t/m 13

Afwijking bij CAO

Geen aanpassing van wetgeving omdat er geen gebruik is gemaakt van deze mogelijkheid.

 

15, lid 14

Voorkoming alcoholmisbruik

Art. 59b Wz

1, onderdeel 15

17, lid 1 onder c)

Afgifte bewijzen

Art. 20, eerste en tweede lid, Wz

1, onderdeel 16, onderdeel a)

19

Wijziging opschrift

Behoeft geen implementatie in wetgeving in verband met de aard van de bepaling.

1, onderdeel 16, onderdeel b)

19, lid 1

Erkenning bewijzen

Art. 22 Wz; art. 9 en 10 Bzhz

1, onderdeel 16, onderdeel c)

19, lid 2

Verzoek aan Commissie over erkenning derde land

Behoeft geen implementatie in wetgeving in verband met de aard van de bepaling.

1, onderdeel 16, onderdeel d)

19, lid 3

Besluit van Commissie

Behoeft geen implementatie in wetgeving in verband met de aard van de bepaling.

1, onderdeel 17

20, lid 6

Intrekken erkenning derde land door Commissie

Behoeft geen implementatie in wetgeving in verband met de aard van de bepaling.

1, onderdeel 18

22, lid 1

Havenstaatcontrole

Art. 1, onderdeel b, onder 7° en 9°, 2 t/m 4 en 19 Wet havenstaatcontrole

1, onderdeel 19

23, lid 1, onder a)

Beperking havenstaatcontrole

Art. 2, eerste lid, 3 en 4 Wet havenstaatcontrole; art. 4 Regeling havenstaatcontrole

1, onderdeel 20

23, lid 2

Beoordeling geschiktheid zeevarenden

Art. 2, eerste lid, 3 en 4 Wet havenstaatcontrole; art 4 Regeling havenstaatcontrole

1, onderdeel 21

25bis

Gegevensverstrekking aan Commissie

Behoeft geen implementatie in wetgeving in verband met de aard van de bepaling.

1, onderdeel 22

27

Gedelegeerde handelingen Commissie

Behoeft geen implementatie in wetgeving in verband met de aard van de bepaling.

1, onderdeel 23

27bis

Uitoefening gedelegeerde handelingen Commissie

Behoeft geen implementatie in wetgeving in verband met de aard van de bepaling.

1, onderdeel 24

28

Comitéprocedure

Behoeft geen implementatie in wetgeving in verband met de aard van de bepaling.

1, onderdeel 25

29

Sancties

Art. 56 t/m 60 Wz; Art. 1, onder 4°, 2, lid 4, 6, lid 1, onder 4°, WED; Art. 10:1 en 11:3 Arbeidstijdenwet; Art. 8:4, lid 1, Atb-vervoer; Art. 1, onder 3°, 2, lid 4, 6, lid 1, onder 4° WED;

Art. 4, 16, lid 2, onder a, 56, lid 1, en 58 Schepenwet;

Art. 12 t/m 14 en 33 Wet havenstaatcontrole; Art. 3.1 Regeling tarieven scheepvaart 2005; Art. 1, onder 4°, 2, lid 4, 6, lid 1, onder 4°, WED; Art. 225 WvSr

1, onderdeel 26

30

Overgangsbepalingen

Art. 125a Bzhz

1, onderdeel 27

33

Vervallen inwerkingtredingsbepaling

Behoeft geen implementatie in wetgeving in verband met de aard van de bepaling

1, onderdeel 28

Behoeft geen implementatie in wetgeving in verband met de aard van de bepaling

1, onderdeel 29

Bijlagen I, II en V

Wijziging bijlagen

Behoeft geen implementatie in wetgeving in verband met de aard van de bepaling

2

Omzetting richtlijn

Behoeft geen implementatie in wetgeving in verband met de aard van de bepaling

3

Inwerkingtreding richtlijn

Behoeft geen implementatie in wetgeving in verband met de aard van de bepaling

4

Adressaten

Behoeft geen implementatie in wetgeving in verband met de aard van de bepaling

Bijlage I

Bijlage I

Opleidingsvoorschriften

Algemeen: Art. 18, eerste en tweede lid, 19, eerste lid, 19a, eerste lid, 20, eerste en tweede lid, Wz; art. 11 t/m 42 Bzhz; par. 8 Rz

Bijlage I, Hoofdstuk I

Bijlage I, Hoofdstuk I

Algemene bepalingen

Behoeft geen implementatie in wetgeving in verband met de aard van de bepaling

Bijlage I, Hoofdstuk II, voorschrift II/1

Bijlage I, Hoofdstuk II,

voorschrift II/1

Officieren belast met brugwacht schepen 500 GT of meer

Art. 12, eerste lid, 13, eerste lid, 14, eerste lid, 15, eerste lid, 32, eerste lid, Bzhz; art. 8.1 t/m 8.4, 8.16 Rz

Bijlage I, Hoofdstuk II, voorschrift II/2

Bijlage I, Hoofdstuk II, voorschrift II/2

Kapiteins en eerste stuurlieden schepen 3000 GT of meer

Art. 12, tweede en derde lid, 14, tweede en vierde lid Bzhz; art. 8.1, 8.3, 8.4 Rz

Bijlage I, Hoofdstuk II, voorschrift II/2

Bijlage I, Hoofdstuk II, voorschrift II/2

Kapiteins en eerste stuurlieden schepen tussen 500 en 3000 GT

Art. 12, eerste en vierde lid, 13, eerste, tweede en derde lid, 14 eerste en derde lid, 15, eerste en tweede lid, 32, tweede en derde lid, Bzhz; art. 8.1 t/m 8.4, 8.16 Rz

Bijlage I, Hoofdstuk II, voorschrift II/3

Bijlage I, Hoofdstuk II, voorschrift II/3

Officieren belast met brugwacht en kapiteins schepen minder dan 500 GT niet gebruikt voor reizen nabij de kust

Art. 12, eerste en vierde lid, 13, eerste, tweede en derde lid, 14 eerste en derde lid, 15, eerste en tweede lid, Bzhz; art. 8.1 t/m 8.4, 8.17 Rz; hoofdstuk 2 Regeling bemanning zeegaande zeilschepen

Bijlage I, Hoofdstuk II, voorschrift II/3

Bijlage I, Hoofdstuk II, voorschrift II/3

Officieren belast met brugwacht schepen minder dan 500 GT gebruikt voor reizen nabij de kust

Art. 18, eerste lid, 19, eerste lid, 20, eerste lid, Bzhz; art. 8.7, 8.44, 8.45, Rz

Bijlage I, Hoofdstuk II, voorschrift II/3

Bijlage I, Hoofdstuk II, voorschrift II/3

Kapiteins schepen minder dan 500 GT gebruikt voor reizen nabij de kust

Art. 18, derde lid, 19, derde lid, 20, derde lid, Bzhz; art. 8.7, 8.44, 8.45, Rz

Bijlage I, Hoofdstuk II, voorschrift II/4

Bijlage I, Hoofdstuk II, voorschrift II/4

Gezellen die deel uitmaken van brugwacht

Art. 26 en 28 Bzhz; art. 8.13, 8.15 Rz

Bijlage I, Hoofdstuk II, voorschrift II/5

Gekwalificeerd gezel dek

Art. 23 en 25 Bzhz; art. 8.10, 8.12 Rz

Bijlage I, Hoofdstuk III, voorschrift III/1

Bijlage I, Hoofdstuk III, voorschrift III/1

Officieren belast met machinekamerwacht schepen 750 kW of meer

Art. 12, eerste lid, 13, eerste lid, 16, eerste lid, 17, eerste lid, Bzhz; art. 8.1, 8.2, 8.5, 8.6 Rz

Bijlage I, Hoofdstuk III, voorschrift III/2

Bijlage I, Hoofdstuk III, voorschrift III/2

Hoofdwerktuigkundigen en tweede werktuigkundigen schepen 3000 kW of meer

Art. 12, vijfde en zevende lid, 16, tweede en vierde lid, Bzhz; art. 8.1, 8.5, 8.43, Rz

Bijlage I, Hoofdstuk III, voorschrift III/3

Bijlage I, Hoofdstuk III, voorschrift III/3

Hoofdwerktuigkundigen en tweede werktuigkundigen schepen tussen 750 en 3000 kW

Art. 12, eerste, tweede, vijfde, zesde en zevende lid, 13, eerste, tweede en vierde lid, 16, 17 Bzhz; art. 8.1, 8.2, 8.5, 8.6, Rz

Bijlage I, Hoofdstuk III, voorschrift III/4

Bijlage I, Hoofdstuk III, voorschrift III/4

Gezellen die deel uitmaken van machinekamerwacht

Art. 27en 28 Bzhz; art. 8.13, 8.14 Rz

Bijlage I, Hoofdstuk III, voorschrift III/5

Gekwalificeerd gezel machinekamer

Art. 24 en 25 Bzhz; art. 8.11, 8.12 Rz

Bijlage I, Hoofdstuk III, voorschrift III/6

Officier elektrotechniek schepen 750 kW of meer

Art.21 Bzhz, art. 8.8 Rz

Bijlage I, Hoofdstuk III, voorschrift III/7

Gezel elektrotechniek schepen 750 kW of meer

Art.22 Bzhz; art. 8.9 Rz

Bijlage I, Hoofdstuk IV, voorschrift IV/1

Bijlage I, Hoofdstuk IV, voorschrift IV/1

niet-GMDDS radio-operators

Art. 31 Bzhz; Frequentiebesluit 2013

Bijlage I, Hoofdstuk IV, voorschrift IV/2

Bijlage I, Hoofdstuk IV, voorschrift IV/2

GMDDS Radio-operators

Art. 30 Bzhz; Frequentiebesluit 2013

Bijlage I, Hoofdstuk V, voorschrift V/1-1

Kapiteins, officieren en gezellen op olie- en chemicaliëntankers

Art. 35, eerste, derde en vierde lid Bzhz; art. 8.18, 8.20, 8.21 Rz

Bijlage I, Hoofdstuk V, voorschrift V/1-2

Kapiteins, officieren en gezellen op gastankers

Art. 35, tweede en vijfde lid Bzhz; art. 8.19, 8.22 Rz

Bijlage I, Hoofdstuk V, voorschrift V/2

Bijlage I, Hoofdstuk V, voorschriften V/2 en V/3

Kapiteins, officieren en gezellen op passagiersschepen

Art. 36 Bzhz; art. 8.23 t/m 8.26 Rz

Bijlage I, Hoofdstuk VI, voorschrift VI/2

Bijlage I, Hoofdstuk VI, voorschrift VI/2

Reddingmiddelen en (snelle) hulpverleningsboten

Art. 40, tweede en derde lid, Bzhz; art. 8.31 en 8.32 Rz

Bijlage I, Hoofdstuk VI, voorschrift VI/3

Bijlage I, Hoofdstuk VI, voorschrift VI/3

Brandbestrijding voor gevorderden

Art. 40, vierde lid, Bzhz; art. 8.33 Rz

Bijlage I, Hoofdstuk VI, voorschrift VI/4

Bijlage I, Hoofdstuk VI, voorschrift VI/4

medische eerste hulp en zorg

Art. 42 Bzhz; art. 34 en 35 Rz

Bijlage I, Hoofdstuk VI, voorschrift VI/5

scheepsbeveiligingsfunctionaris

Art. 41, eerste lid, Bzhz; art. 8.38 Bzhz

Bijlage I, Hoofdstuk VI, voorschrift VI/6

bewustwording scheepsbeveiliging

Art. 41, derde en vierde lid, Bzhz; art. 8.40 Rz

Bijlage I, Hoofdstuk VI, voorschrift VI/6

zeevarenden met beveiligingstaken

Art. 41, tweede lid, Bzhz; art. 8.39 Rz

Bijlage I, Hoofdstuk VII, voorschrift VII/1

Bijlage I, Hoofdstuk VII, voorschrift VII/1

Alternatieve vaarbevoegdheidsbewijzen

Art. 12, 13, 25, 28 Bzhz; art. 8.1, 8.2, 8.12, 8.15 Rz

Bijlage I, Hoofdstuk VII, voorschrift VII/2

Bijlage I, Hoofdstuk VII, voorschrift VII/2

vaarbevoegdheidsbewijzen

Artikel 18, eerste en tweede lid Wz

Bijlage I, Hoofdstuk VII, voorschrift VII/3

Bijlage I, Hoofdstuk VII, voorschrift VII/3

Beginselen inzake alternatieve vaarbevoegdheidsbewijzen

Behoeft geen implementatie in wetgeving in verband met de aard van de bepaling

Bijlage II

Bijlage II, punt 3

Beoordeling door Commissie van derde landen

Behoeft geen implementatie in wetgeving in verband met de aard van de bepaling

Bijlage III

Bijlage V

Aan de Commissie te verstrekken gegevens

Behoeft geen implementatie in wetgeving in verband met de aard van de bepaling


X Noot
1

Het op 7 juli 1978 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978 (Trb. 1981, 144).

X Noot
2

Richtlijn 2012/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 houdende wijziging van Richtlijn 2008/106/EG inzake het minimum opleidingsniveau van zeevarenden (PbEU 2012 L 343).

X Noot
3

Richtlijn 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 november 2008 inzake het minimum opleidingsniveau van zeevarenden (PbEU 2008 L 323).

X Noot
4

Kamerstukken II 2012/13, 33 442, nr. 3, blz. 2, 5-7.

X Noot
5

Wet van 25 september 2013 tot wijziging van de Wet zeevarenden, de Scheepvaartverkeerswet en de Wet op de economische delicten in verband met de implementatie van de wijziging van de bijlage bij het STCW-Verdrag en de STCW-Code en enige andere onderwerpen op het terrein van de zeevaartbemanning (Stb. 2013, 381).

X Noot
6

Besluit van 31 maart 2014 houdende wijziging van algemene maatregelen van bestuur op het terrein van de scheepvaart in verband met de implementatie van de wijziging van de bijlage bij het STCW-Verdrag en de STCW-Code en van richtlijn 2012/35/EU en enige andere onderwerpen op het terrein van de zeevaartbemanning (Stb. 2014, 150).

X Noot
7

Zie voetnoten 5 en 6.

X Noot
8

Richtlijn 92/29/EEG van de Raad van 31 maart 1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid ter bevordering van een betere medische hulpverlening aan boord van schepen (PbEG 1992, L 113).

X Noot
9

Zie voetnoot 6.

X Noot
10

Het op 7 juli 1995 te Londen tot stand gekomen verdrag inzake opleiding, certificering en wachtlopen in de visserij.

X Noot
11

Wet van 6 juli 2011 inzake implementatie van het op 23 februari 2006 te Genève tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Trb. 2007, 93) (Stb. 2011, 394)

X Noot
12

Zie voetnoot 5

Naar boven