Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 11 maart 2013, nr. IENM/BSK-2013/17871, houdende vaststelling van de bemanningssamenstelling van garnalenkotters

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 4 van het Besluit zeevisvaartbemanning;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. besluit:

Besluit zeevisvaartbemanning;

b. garnalenkotter:

een vissersvaartuig gebruikt voor de vangst van garnalen, met een lengte van minder dan 24 meter en een voortstuwingsvermogen van minder dan 750 kW, waarvoor een bemanningscertificaat voor reizen die zich niet verder uitstrekken dan vaargebied I, en een vergunning voor het vangen van Noordzee- of grijze garnalen (Crangon crangon) in de visserijzone, het zeegebied of de kustwateren, bedoeld in artikel 11 van de Beschikking visserij, visserijzone, zeegebied en kustwateren, zijn afgegeven.

Artikel 2

  • 1. Aan de scheepsbeheerder van een garnalenkotter wordt vrijstelling verleend van de verplichting de garnalenkotter te bemannen overeenkomstig de in artikel 6 van het besluit voorgeschreven bemanningssamenstelling indien wordt voldaan aan de in de artikelen 3 tot en met 6 genoemde eisen.

  • 2. De in het eerste lid bedoeld vrijstelling geldt telkens voor een periode, gerekend vanaf het tijdstip van uitvaren van de garnalenkotter, van ten hoogste 48 uur.

Artikel 3

De bemanning bestaat ten minste uit een schipper en een plaatsvervangend schipper.

Artikel 4

De garnalenkotter is voorzien van:

  • a. een koppeling van het wachtalarm met de automatische stuurinrichting;

  • b. een geautomatiseerde spoel- en sorteermachine voor de scheiding van garnalen en vis;

  • c. een geautomatiseerde kookinrichting waarbij geen handmatige handelingen hoeven te worden verricht; en

  • d. een veilige verschansing of zeereling.

Artikel 5

Bij aanwezigheid op het dek van de garnalenkotter draagt de bemanning een opblaasbare reddinggordel die voldoet aan het bepaalde in artikel 212 van het Vissersvaartuigenbesluit of voorzien is van het merkteken beschreven in bijlage D van richtlijn 96/98/EG van de Raad van 20 december 1996 inzake de uitrusting van zeeschepen (PbL 46).

Artikel 6

De tijdspanne tussen binnenkomst en weer uitvaren van de garnalenkotter bedraagt ten minste 10 uren.

Artikel 7

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bemanningssamenstelling garnalenkotters.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling strekt tot vrijstelling van de minimum bemanningseisen, bedoeld in artikel 6 van het Besluit zeevisvaartbemanning, voor zogenoemde garnalenkotters op grond van artikel 4 van dat besluit. Aanleiding hiertoe zijn de conclusies en aanbevelingen van het rapport Onderzoek garnalenvisserij van VisieFit BV te Wassenaar. De algemene conclusie van het rapport luidt dat het op basis van uitgevoerd onderzoek aan boord van een aantal garnalenkotters mogelijk blijkt om 48 uur met twee man aan boord te varen zonder dat de veiligheid eronder te lijden heeft. Onderzocht werd of bij garnalenkotters die zijn voorzien van een geautomatiseerd verwerkingssysteem voor de vangst en een koppeling van het wachtalarm met de automatische stuurinrichting, veilig met een geringere bemanning gevaren kan worden, rekening houdend met de geldende regelgeving inzake arbeids- en rusttijden. Het onderzoek is uitgevoerd met garnalenkotters met een lengte van minder dan 24 meter en een voortstuwingsvermogen van minder dan 750 kW die reizen ondernamen in vaargebied I (tot 30 zeemijlen uit de kust). In plaats van een bemanning bestaande uit ten minste drie personen, zijn de vaartuigen in het project geobserveerd met een bemanning bestaande uit twee personen. Teneinde het onderzoeksproject mogelijk te maken, is in 2008 de Tijdelijke regeling bemanningssamenstelling garnalenkotters (Staatscourant 2008, 212) vastgesteld. Die tijdelijke regeling is goeddeels overgenomen in deze regeling.

Administratieve lasten voor burgers en bedrijven

Aangezien deze beleidsregel geen nieuwe informatieverplichtingen in het leven roept leidt deze niet tot extra administratieve lasten of andere gevolgen voor burgers en bedrijven.

Vast verandermoment

Voor de invoering van deze regeling is op verzoek van de doelgroep afgeweken van de zogenoemde vaste verandermomenten omdat uitstel van de hiermee gegeven vrijstelling aanmerkelijke nadelen voor deze groep garnalenvissers met zich meebrengt.

Artikelsgewijs

Artikelen 1, 2 en 3

De voorgeschreven bemanning bestaat voor een garnalenkotter, zoals gedefinieerd in artikel 1, onderdeel b, uit ten minste een schipper en een plaatsvervangend schipper die uiteraard aan alle aan deze functies verbonden eisen moeten voldoen. Het is niet nodig dat daarnaast ook een gezel deel van de bemanning uitmaakt.

Artikelen 4, 5 en 6

Voorwaarde voor het gebruik kunnen maken van de vrijstellingsregeling is dat er een geautomatiseerd systeem voor de verwerking van de vangst aan boord is. In artikel 4, onderdelen b en c, is aangegeven uit welke onderdelen zo’n systeem moet bestaan. Het systeem zorgt ervoor dat de garnalen vrijwel zonder menselijke handelingen vanuit het net in het visruim terechtkomen. Tegenwoordig beschikken zeegaande vissersvaartuigen over een automatische stuurinrichting. Indien de chef van de wacht onverhoopt uitvalt worden, bij een koppeling van het wachtalarm met de automatische stuurinrichting (onderdeel a), de overige bemanningsleden door middel van een alarm daarop geattendeerd. Ter voorkoming van ernstige ongevallen schrijft onderdeel d een veilige verschansing of zeereling voor, waardoor de bemanning onder vrijwel alle weersomstandigheden aan boord kan werken zonder het risico te lopen overboord te vallen. Hetgeen als een veilige verschansing of zeereling wordt geaccepteerd is uiteengezet in de Beleidsregel bemanningssamenstelling garnalenkotters van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie. Deze beleidsregel is gelijktijdig met deze regeling bekendgemaakt. Krachtens artikel 5 moet de bemanning bij aanwezigheid op het dek een reddinggordel dragen die voldoet aan de eisen van het Vissersvaartuigenbesluit of gekeurd is overeenkomstig richtlijn 96/98/EG. Deze veiligheidsvoorschriften zijn, zeker bij een geringe bemanning, van levensbelang. De Raad voor de Scheepvaart heeft hier in enkele van zijn uitspraken inzake scheepsrampen eveneens op gewezen. Zie bijvoorbeeld uitspraak 2007/16 (Bijvoegsel Staatscourant 2007, 196).

In artikel 6 wordt de tijd die, na afloop van een reis van maximaal 48 uur, moet verstrijken alvorens met hetzelfde schip een nieuwe reis gemaakt kan worden, mede gelet op internationale normen (onder andere het Werk in de visserijverdrag 2007 van de Internationale Arbeidsorganisatie) gesteld op ten minste 10 uren.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

Naar boven