Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 7 januari 2013 nr. 332642 houdende wijziging van de Regeling Wapens en munitie in verband met de regulering van het gebruik van airsoftapparaten

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 4, eerste lid, onderdeel e, van de Wet wapens en munitie;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling wapens en munitie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

h. airsoftapparaat:

lucht-, gas-, of veerdrukwapen met een maximum schotkracht van 3,5 joules, welk wapen voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis toont met vuurwapens;

i. airsoftvereniging:

de vereniging die blijkens de in een notariële akte opgenomen statuten tot doel heeft haar leden de gelegenheid te bieden de airsoftsport te beoefenen.

B

In artikel 6, onderdeel a, vervalt: en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

C

In artikel 8a, eerste lid, wordt ‘categorie II of III of munitie’ vervangen door: categorie II of III, munitie of airsoftapparaten.

D

In artikel 12, tiende lid, eerste volzin, wordt na ‘in lucht-, gas- of veerdrukwapens van categorie IV’ ingevoegd ‘, airsoftapparaat’ en wordt na ‘die lucht-, gas- of veerdrukwapens’ ingevoegd: , airsoftapparaten, patroonhouders of -magazijnen.

E

Na artikel 17 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

9a. Vrijstelling voor airsoftapparaten

Artikel 17a
  • 1. Van het verbod in artikel 13, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend voor het overdragen, voorhanden hebben en vervoeren van airsoftapparaten voor de beoefening van de airsoftsport in verenigingsverband aan personen die ten minste de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en door middel van een bewijs van lidmaatschap kunnen aantonen lid te zijn van een door de Minister erkende airsoftvereniging.

  • 2. De vrijstelling ingevolge het eerste lid geldt voor het vervoeren slechts langs de weg en het tijdsbestek welke redelijkerwijs voor het vervoer zijn geboden voor:

    • a. het vervoeren tussen de woning en de schietvereniging;

    • b. het vervoeren tussen de woning en door de airsoftvereniging, bedoeld in het eerste lid, aangewezen bijeenkomsten en beurzen in het kader van de airsoftsport of voor de airsoftsport te gebruiken wedstrijdterreinen;

    • c. het vervoeren tussen de woning en de erkende wapenhandelaar.

Artikel 17b
  • 1. Van het verbod in artikel 13, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend voor het voorhanden hebben van airsoftapparaten voor de beoefening van de airsoftsport in verenigingsverband aan personen die ten minste de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en door middel van:

    • a. een bewijs van voorlopig lidmaatschap kunnen aantonen aspirant-lid te zijn van de airsoftvereniging, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, of

    • b. een bewijs kunnen aantonen door de airsoftvereniging, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, als introducé te zijn aangewezen.

  • 2. Van het verbod in artikel 13, eerste lid, van de wet wordt aan een persoon als bedoeld in artikel 17a, eerste lid, vrijstelling verleend voor het overdragen van airsoftapparaten aan personen als bedoeld in het eerste lid, onder a en b, en wordt aan laatstbedoelde personen vrijstelling verleend voor het overdragen van airsoftapparaten aan personen als bedoeld in artikel 17a, eerste lid.

Artikel 17c
  • 1. Van het verbod in artikel 13, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend voor het dragen van airsoftapparaten op voor het publiek toegankelijke plaatsen, met uitzondering van de openbare weg.

  • 2. De vrijstelling ingevolge het eerste lid geldt slechts:

    • a. voor personen als bedoeld in artikel 17a, eerste lid;

    • b. voor personen als bedoeld in artikel 17b, eerste lid, onder a en b, indien en zolang zij tezamen met een persoon als bedoeld in artikel 17a, eerste lid, de airsoftsport beoefenen;

    • c. voor de beoefening van door de airsoftvereniging, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, georganiseerde airsoftsport ten behoeve waarvan voorafgaande schriftelijke toestemming van de korpschef is verleend, welke toestemming in ieder geval wordt onthouden of ingetrokken indien geen redelijke maatregelen ter voorkoming van bedreiging en afdreiging door de airsoftapparaten zijn getroffen, dan wel indien misbruik is te vrezen;

    • d. gedurende de tijden waarop het sportevenement plaatsvindt;

    • e. op het terrein van het evenement in de onmiddellijke nabijheid van de plaats waar de airsoftsport daadwerkelijk wordt beoefend.

Artikel 17d
  • 1. Van het verbod in artikel 13, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend aan erkenninghouders en personen als bedoeld in artikel 17a, eerste lid, voor het doen binnenkomen of doen uitgaan van airsoftapparaten die zodanig zijn verpakt dat zij niet voor onmiddellijk gebruik kunnen worden aangewend.

  • 2. Van het verbod in artikel 13, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend aan erkenninghouders voor het vervoeren van airsoftapparaten.

Artikel 17e
  • 1. Van het verbod in artikel 13, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend aan in het buitenland wonende personen, voor het doen binnenkomen of uitgaan van airsoftapparaten.

  • 2. De vrijstelling ingevolge het eerste lid geldt slechts:

    • a. voor personen die blijkens een schriftelijke uitnodiging of verklaring van de airsoftvereniging, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, gedurende een daarin vermeld tijdvak in Nederland de airsoftsport gaan beoefenen of hebben beoefend en die in het land van herkomst bevoegd zijn de meegebrachte airsoftapparaten voorhanden te hebben;

    • b. vanaf de tweede dag voor, tot en met de tweede dag na het in onderdeel a bedoelde tijdvak.

Artikel 17f
  • 1. Van het verbod van artikel 13, eerste lid van de wet wordt voor het vervoeren van airsoftapparaten vrijstelling verleend aan personen die in de uitoefening van een beroep of bedrijf zaken vervoeren.

  • 2. De vrijstelling in het eerste lid geldt slechts:

    • a. voor zover het vervoer plaats vindt in opdracht van degene die bevoegd is het airsoftapparaat voorhanden te hebben en te vervoeren;

    • b. indien de ontvanger bevoegd is het airsoftapparaat voorhanden te hebben; en

    • c. voor zover uit tijdens het vervoer aanwezige documenten blijkt dat aan de in het eerste lid, alsmede aan de in dit lid onder a en b genoemde voorwaarden is voldaan.

Artikel 17g
  • 1. Van het verbod van artikel 13, eerste lid van de wet wordt voor het vervoeren van airsoftapparaten vrijstelling verleend aan personen in dienst van erkenninghouders.

  • 2. De vrijstelling in het eerste lid geldt slechts indien:

    • a. het airsoftapparaten betreft waarop de erkenning betrekking heeft;

    • b. het vervoer plaatsvindt in opdracht van de erkenninghouder, dan wel de beheerder in het bedrijf waaraan de erkenning is verleend;

    • c. het vervoer noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de handelingen waarop de erkenning betrekking heeft;

    • d. de erkenninghouder, onderscheidenlijk de beheerder bevoegd is de airsoftapparaten te vervoeren; en

    • e. uit tijdens het vervoer aanwezige documenten blijkt dat aan de in het eerste lid, alsmede aan de in dit lid onder a tot en met d genoemde voorwaarden is voldaan.

F

In artikel 24 wordt ‘Vaarwegmarkeringsdienst’ vervangen door: Markeerdienst.

G

In artikel 38a, aanhef, wordt ‘de artikelen 34 eerste lid en artikel 40, derde lid’ vervangen door: de artikelen 34, tweede lid, onderdeel a, en 40, derde lid,.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 15 januari 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 7 januari 2013

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

TOELICHTING

Algemeen

Per 15 januari 2013 wordt de beoefening van de airsoftsport in de Regeling wapens en munitie (Rwm, hierna: de Regeling) onder stringente voorwaarden gereguleerd. Daartoe is een nieuwe paragraaf 9a aan de Regeling toegevoegd. Deze behelst onder de daar genoemde voorwaarden een vrijstelling voor het voorhanden hebben, overdragen, vervoeren, dragen en in- en uitvoeren etc. van zogenoemde airsoftapparaten. Onder airsoftapparaten wordt in de Regeling verstaan: lucht-, gas-, of veerdrukwapen met een maximum schotkracht van 3,5 joules, welk wapen voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis toont met vuurwapens.

Met deze wijziging van de Regeling wordt uitvoering gegeven aan mijn toezegging aan deom een regeling te scheppen voor de beoefenaren van de airsoftsport in Nederland (Handelingen II 2010/11, nr. 53, item 9, blz. 57). Tot inwerkingtreding van de wijziging van de Regeling was het vervaardigen, transformeren, voor derden herstellen, overdragen, voorhanden hebben, dragen, vervoeren en doen binnenkomen en doen uitgaan van airsoftapparaten ingevolge artikel 13, gelezen in samenhang met artikel 2, eerste lid, onder 7, van de Wet wapens en munitie (hierna: Wwm) en artikel 3, onderdelen a en b, van de Regeling verboden. Er was immers sprake van strafbare nabootsingen van vuurwapens, zoals de meeste airsoftapparaten in Nederland worden beoordeeld. Daardoor was de regelgeving niet meegegroeid met de laatste ontwikkelingen, zoals de opkomst van de airsoftsport en het feit dat vele vuurwapenfabrikanten licenties hebben afgegeven om hun vuurwapens in airsoftvorm exact te laten namaken. De sprekende gelijkenis van airsoftapparaten met vuurwapens is tegelijkertijd reden tot strikte zorgvuldigheid, omdat de apparaten door die sprekende gelijkenis voor bedreiging en afdreiging geschikt zijn. Airsoftapparaten vallen daarom onder door de Minister aangewezen ‘andere voorwerpen die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig op een wapen gelijken, dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn’, zijnde een wapen in de zin van de Wwm als bedoeld in categorie I, onder 7°, van artikel 2, eerste lid, van de Wwm. Strikte regulering is daarom wenselijk. Doordat het strengste regime van categorie I en de verbodsbepaling van artikel 13, eerste lid, Wwm van toepassing zijn op airsoftapparaten, worden strenge eisen gesteld aan de regulering van het gebruik van deze apparaten.

Hetgeen in deze wijziging van de Regeling is bepaald omtrent airsoftapparaten geldt ook voor onderdelen van airsoftapparaten, voor zover deze als onderdelen in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Wwm zijn aan te merken. Op onderdelen van airsoftapparaten die niet als onderdelen in de zin van voornoemd artikel zijn aan te merken, zijn de bepalingen van de Wwm betreffende categorie I, onder 7°, wapens niet van toepassing. De wijziging van de Regeling zijn daarop dan ook niet van toepassing.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdeel A (artikel 1, onderdelen h en i)

Airsoftapparaten zijn lucht,- gas,- of veerdrukwapens die een doelbewuste imitatie zijn van vuurwapens en kleine plastic balletjes verschieten. De term ‘airsoftapparaat’ is een directe vertaling van de Engelse term ‘airsoft device’. Deze term wordt door de diverse internationale airsoftorganisaties gebruikt ter aanduiding van het voorwerp waarmee de airsoftsport wordt beoefend. In de praktijk worden in de airsoftsport in ieder geval de disciplines kaart- en parcoursschieten beoefend, alsmede de zgn. reënactment, waarbij in historisch kostuum geklede deelnemers (militaire) historische gebeurtenissen naspelen of uitbeelden, meestal op de plaats waar deze oorspronkelijk plaats vonden. De maximaal toegestane schotkracht van het airsoftapparaat is vastgesteld op 3,5 joules, hetgeen internationaal de gangbare norm is. Airsoftapparaten met een schotkracht hoger dan 3,5 joules blijven derhalve onder de strafbepaling van artikel 13, eerste lid, Wwm vallen.

Onder airsoftvereniging wordt de vereniging verstaan die, zoals onderdeel i aangeeft, blijkens de in een notariële akte opgenomen statuten tot doel heeft haar leden de gelegenheid te bieden de schietsport te beoefenen met een airsoftapparaat. Beoefenaren van de airsoftsport dienen lid te zijn van een dergelijke airsoftvereniging. Zoals uit artikel 17a blijkt, is de vrijstelling van nadere in paragraaf 9a van de Regeling genoemde handelingen met airsoftapparaten voorbehouden aan leden van een door de minister erkende airsoftvereniging, zij het dat voor introducés en aspirant-leden van deze vereniging afwijkende regels gelden (artikel 17b).

Onderdeel B (artikel 6, onderdeel a)

Op grond van artikel 1 van het Besluit van 14 oktober 2010, houdende de departementale herindeling met betrekking tot veiligheid (Stcrt. 16528) is de Minister van Veiligheid en Justitie belast met de behartiging van de aangelegenheden op het terrein van veiligheid behoudens de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, voor zover deze voor 14 oktober 2010 was opgedragen aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Om die reden vervalt in artikel 6, onderdeel a, de zinsnede: en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Onderdeel C (artikel 8a, eerste lid)

Voor het vervaardigen, transformeren of in de uitoefening van een bedrijf uitwisselen, verhuren of anderszins ter beschikking stellen, herstellen, beproeven of verhandelen van airsoftapparaten is ingevolge artikel 9 e.v. van de Wwm een erkenning vereist. De in de Regeling in paragraaf 6 vermelde eisen voor het verkrijgen van een erkenning zijn van toepassing.

De vrijstelling voor de in paragraaf 9a van de Regeling genoemde handelingen met airsoftapparaten raakt aan de werkzaamheden, plichten en bevoegdheden van erkenninghouders. Dat betekent dat de verplichting voor de erkenninghouder om voor personen die hij belast met werkzaamheden een gunstig luidende verklaring omtrent het gedrag te verkrijgen, ook geldt indien de erkenninghouder de in dit artikellid genoemde handelingen ten aanzien van airsoftapparaten verricht.

Onderdeel D (artikel 12, tiende lid)

De verplichting voor de erkenninghouder die handelt in lucht-, gas-, of veerdukwapens, stroomstootwapens of noodsignaalmiddelen, om een register bij te houden waarin hij de in het tiende lid gespecificeerde gegevens aantekent, geldt eveneens voor airsoftapparaten.

In artikel 12, tiende lid, is voorts een omissie hersteld ten aanzien van patroonhouders of -magazijnen. De zinsnede na ‘houdt ten aanzien van de verkoop van’ zou ten onrechte de indruk kunnen wekken dat ten aanzien van patroonhouders of -magazijnen geen register dient te worden bijgehouden.

Onderdeel E (paragraaf 9a. Vrijstelling voor airsoftapparaten)
Artikel 17a, eerste lid

Artikel 17a behelst de vrijstelling voor het overdragen, voorhanden hebben en vervoeren van airsoftapparaten. Deze vrijstelling is uitdrukkelijk gekoppeld aan en beperkt tot de beoefening van sporten in verenigingsverband aan personen die de leeftijd van achttien jaren hebben bereikt. Deze personen dienen voorts door middel van een bewijs van lidmaatschap desgevraagd te kunnen aantonen lid te zijn van een door de Minister van Veiligheid en Justitie erkende airsoftvereniging.

Nu airsoftapparaten uitermate geschikt zijn voor be- en afdreiging, dient hierover voor de airsoftsportbeoefenaren, alsmede voor de handhavingspraktijk geen enkele onduidelijkheid over te bestaan.

Dat betekent dat airsoftsportbeoefenaren, om onder de vrijstelling te kunnen vallen, het bewijs van lidmaatschap waaruit de ministeriële erkenning blijkt, te allen tijde bij zich dienen te hebben en op eerste vordering dienen te kunnen tonen aan de betreffende opsporingsambtenaren. Zij moeten immers in iedere situatie kunnen beoordelen of sprake is van een vrijgestelde handeling van een voorwerp dat onder categorie I, onder 7°, van artikel 2, eerste lid, van de Wwm valt. Wordt aan één of meer van genoemde voorwaarden niet voldaan, dan is in beginsel sprake van een misdrijf.

Artikel 17a, tweede lid

In het tweede lid van artikel 17a wordt de vrijstelling ten aanzien van het vervoeren door beoefenaren van de airsoftsport nader ingeperkt. Vervoer van airsoftapparaten is uitsluitend vrijgesteld onder de voorwaarden, genoemd in de onderdelen a tot en c. Voor elk in deze onderdelen genoemd vervoer geldt dat het dient plaats te vinden langs de weg en het tijdsbestek welke redelijkerwijs voor dat vervoer zijn geboden. Vervoer langs onnodige, redelijkerwijs niet te verklaren omwegen valt niet onder de vrijstelling.

Het is de verantwoordelijkheid van het vervoerende verenigingslid om hiermee zorgvuldig om te gaan, teneinde niet onder het bereik van de strafbepaling te vallen.

Ad onderdeel a. Het vervoer van airsoftapparaten is vrijgesteld tussen de woning van het lid en de schietvereniging. In de praktijk wordt door beoefenaren van de airsoftsport immers ook gebruik gemaakt van de oefenfaciliteiten van reguliere schietverenigingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van de Regeling, die geen verband houden met de airsoftvereniging.

Ad onderdeel b. In onderdeel b wordt het vervoer tussen de woning en de diverse bijeenkomsten, beurzen of wedstrijdterreinen vrijgesteld. Deze vrijstelling geldt uitsluitend als de erkende airsoftvereniging die bijeenkomst, beurs of dat wedstrijdterrein ondubbelzinnig heeft aangewezen en – het bestuur van – de airsoftvereniging zich er voorts voldoende van heeft vergewist dat sprake is van een bijeenkomst of beurs die in het kader van de airsoftsport wordt georganiseerd, dan wel dat sprake is van een wedstrijdterrein dat in het kader van de airsoftsport wordt gebruikt. Onder bijeenkomsten of beurzen die in het kader van de airsoftsport worden georganiseerd worden mede verstaan de (promotie)bijeenkomsten en beurzen waar airsoftapparaten onder meer worden getoond, geruild en verhandeld.

De wijze waarop de airsoftvereniging de bijeenkomsten, beurzen of wedstrijdterreinen aanwijst, wordt in een convenant tussen de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en de airsoftvereniging nader vastgesteld.

Ad onderdeel c. Het vervoer tussen de woning en de erkende wapenhandelaar is eveneens vrijgesteld.

Artikel 17b

In deze bepaling is de vrijstelling voor introducés en aspirant-leden van de airsoftvereniging opgenomen. De vrijstelling op basis van dit artikel is beperkt tot het voorhanden hebben en het overdragen van het airsoftapparaat door het in artikel 17a bedoelde lid aan de introducé of het aspirant-lid en vice versa. Het aspirant-lid valt alleen dan onder deze vrijstelling, als hij of zij door middel van een bewijs van voorlopig lidmaatschap kan aantonen aspirant-lid te zijn van de erkende airsoftvereniging. Ten aanzien van introducés geldt dat zij alleen dan onder deze vrijstelling vallen, indien zij door middel van een schriftelijk bewijs kunnen aantonen door de erkende airsoftvereniging als introducé te zijn aangewezen. Een dergelijk bewijs voorkomt dat individuele leden willekeurige introducés uitnodigen, terwijl het bestuur van de airsoftvereniging daar geen weet van heeft en deze personen vervolgens airsoftapparaten gaan gebruiken. Dat leidt immers tot oncontroleerbare, ongewenste situaties en onduidelijkheid voor de handhavingspraktijk. Het bewijs dient mede daarom zodanig te zijn opgesteld dat het voor de opsporingsambtenaren duidelijk is dat het bewijs authentiek is en het door het bestuur van de airsoftvereniging is afgegeven, ondertekend en gewaarmerkt. Voorst dienen de te gebruiken bewijzen uniform te zijn. Datzelfde geldt voor het bewijs van het voorlopig lidmaatschap voor aspirant-leden. Indien introducés of aspirant-leden niet beschikken over het bedoelde document, is de vrijstelling van artikel 17b niet van toepassing en zijn zij strafbaar.

Artikel 17c

Artikel 17c regelt de vrijstelling voor het dragen van het airsoftapparaat op voor publiek toegankelijke plaatsen, met uitzondering van de openbare weg. De vrijstelling geldt voor leden, aspirant-leden en introducés, zolang deze laatsten de airsoftsport maar tezamen met leden beoefenen. De vrijstelling is voorts beperkt tot het beoefenen van door de erkende airsoftvereniging georganiseerde airsoftsporten. Omdat het hier gaat om het dragen op voor publiek toegankelijke plaatsen, wordt – in tegenstelling tot het bepaalde in artikel 17a, tweede lid – in artikel 17c van de airsoftvereniging geëist dat zij de te beoefenen sport volledig organiseert, alle daarbij noodzakelijke zorgvuldigheidseisen in acht neemt en haar leden maant tot naleving daarvan. Het volstaat derhalve niet indien de airsoftvereniging de voor het publiek toegankelijke plaats, waar de airsoftsport wordt beoefend, bijvoorbeeld slechts heeft aangewezen. Dit voorkomt het dragen van airsoftapparaten in allerlei los van de erkende airsoftvereniging optredende kleinere verbanden op voor publiek toegankelijke plaatsen en te lichtvaardige blootstelling daarvan aan het publiek. Tot slot is voor onderhavige vrijstelling de voorafgaande schriftelijke toestemming van de korpschef vereist. De korpschef onthoudt dan wel trekt de toestemming in ieder geval in, als geen redelijke maatregelen ter voorkoming van af- en bedreiging zijn genomen en/of voor misbruik is te vrezen, een en ander ter beoordeling van de korpschef. Dat is in lijn met de regeling van artikel 28 van de Regeling voor het dragen van wapens van categorie IV. Datzelfde geldt voor de voorwaarden, bedoeld in artikel 17c, tweede lid, onderdelen c en d.

Artikel 17d

Artikel 17d, eerste lid, regelt de vrijstelling voor de in- en uitvoer door personen als bedoeld in artikel 17a en erkenninghouders. Airsoftapparaten of onderdelen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wwm worden veelal uit het buitenland betrokken. Het tweede lid regelt het vervoer door erkenninghouders.

Artikel 17e

In artikel 17e wordt de in- en uitvoer van airsoftapparaten vrijgesteld van personen die onder de daar genoemde voorwaarden op uitnodiging van de erkende airsoftvereniging naar Nederland komen om daar de airsoftsport te beoefenen.

Artikel 17f

Artikel 17f reguleert de vrijstelling voor personen die airsoftapparaten in de uitoefening van beroep of bedrijf vervoeren. Hier moet worden gedacht aan post- en vervoersbedrijven, die in opdracht van degene die bevoegd is het airsoftapparaat voorhanden te hebben, het airsoftapparaat binnen Nederland vervoeren. De inhoud van de bepaling is ontleend aan artikel 45 van de Regeling, waarin de vrijstelling voor, kort gezegd, vervoerders ten aanzien van wapens van de categorieën II en III is geregeld.

Artikel 17g

In artikel 17g wordt de vrijstelling voor het vervoer van airsoftapparaten door personen in dienst van erkenninghouders geregeld en vormt in zoverre een logische aanvulling op de in artikel 17d geregelde vrijstelling voor erkenninghouders zelf.

De inhoud van de bepaling is ontleend aan artikel 46 van de Regeling, waarin de vrijstelling voor, kort gezegd, personeel van erkenninghouders ten aanzien van het vervoer van wapens van de categorieën II en III is geregeld.

Onderdelen F en G (artikelen 24 en 38a)

In beide artikelen worden enkele reparaties aangebracht.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Naar boven