TOELICHTING
Algemeen
Per 15 januari 2013 wordt de beoefening van de airsoftsport in de Regeling wapens
en munitie (Rwm, hierna: de Regeling) onder stringente voorwaarden gereguleerd. Daartoe
is een nieuwe paragraaf 9a aan de Regeling toegevoegd. Deze behelst onder de daar
genoemde voorwaarden een vrijstelling voor het voorhanden hebben, overdragen, vervoeren,
dragen en in- en uitvoeren etc. van zogenoemde airsoftapparaten. Onder airsoftapparaten
wordt in de Regeling verstaan: lucht-, gas-, of veerdrukwapen met een maximum schotkracht
van 3,5 joules, welk wapen voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende
gelijkenis toont met vuurwapens.
Met deze wijziging van de Regeling wordt uitvoering gegeven aan mijn toezegging aan
deom een regeling te scheppen voor de beoefenaren van de airsoftsport in Nederland
(Handelingen II 2010/11, nr. 53, item 9, blz. 57). Tot inwerkingtreding van de wijziging van de Regeling was het vervaardigen,
transformeren, voor derden herstellen, overdragen, voorhanden hebben, dragen, vervoeren
en doen binnenkomen en doen uitgaan van airsoftapparaten ingevolge artikel 13, gelezen
in samenhang met artikel 2, eerste lid, onder 7, van de Wet wapens en munitie (hierna:
Wwm) en artikel 3, onderdelen a en b, van de Regeling verboden. Er was immers sprake
van strafbare nabootsingen van vuurwapens, zoals de meeste airsoftapparaten in Nederland
worden beoordeeld. Daardoor was de regelgeving niet meegegroeid met de laatste ontwikkelingen,
zoals de opkomst van de airsoftsport en het feit dat vele vuurwapenfabrikanten licenties
hebben afgegeven om hun vuurwapens in airsoftvorm exact te laten namaken. De sprekende
gelijkenis van airsoftapparaten met vuurwapens is tegelijkertijd reden tot strikte
zorgvuldigheid, omdat de apparaten door die sprekende gelijkenis voor bedreiging en
afdreiging geschikt zijn. Airsoftapparaten vallen daarom onder door de Minister aangewezen
‘andere voorwerpen die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig
op een wapen gelijken, dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn’, zijnde
een wapen in de zin van de Wwm als bedoeld in categorie I, onder 7°, van artikel 2,
eerste lid, van de Wwm. Strikte regulering is daarom wenselijk. Doordat het strengste
regime van categorie I en de verbodsbepaling van artikel 13, eerste lid, Wwm van toepassing
zijn op airsoftapparaten, worden strenge eisen gesteld aan de regulering van het gebruik
van deze apparaten.
Hetgeen in deze wijziging van de Regeling is bepaald omtrent airsoftapparaten geldt
ook voor onderdelen van airsoftapparaten, voor zover deze als onderdelen in de zin
van artikel 3, eerste lid, van de Wwm zijn aan te merken. Op onderdelen van airsoftapparaten
die niet als onderdelen in de zin van voornoemd artikel zijn aan te merken, zijn de
bepalingen van de Wwm betreffende categorie I, onder 7°, wapens niet van toepassing.
De wijziging van de Regeling zijn daarop dan ook niet van toepassing.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I
Onderdeel A (artikel 1, onderdelen h en i)
Airsoftapparaten zijn lucht,- gas,- of veerdrukwapens die een doelbewuste imitatie
zijn van vuurwapens en kleine plastic balletjes verschieten. De term ‘airsoftapparaat’
is een directe vertaling van de Engelse term ‘airsoft device’. Deze term wordt door
de diverse internationale airsoftorganisaties gebruikt ter aanduiding van het voorwerp
waarmee de airsoftsport wordt beoefend. In de praktijk worden in de airsoftsport in
ieder geval de disciplines kaart- en parcoursschieten beoefend, alsmede de zgn. reënactment,
waarbij in historisch kostuum geklede deelnemers (militaire) historische gebeurtenissen
naspelen of uitbeelden, meestal op de plaats waar deze oorspronkelijk plaats vonden.
De maximaal toegestane schotkracht van het airsoftapparaat is vastgesteld op 3,5 joules,
hetgeen internationaal de gangbare norm is. Airsoftapparaten met een schotkracht hoger
dan 3,5 joules blijven derhalve onder de strafbepaling van artikel 13, eerste lid,
Wwm vallen.
Onder airsoftvereniging wordt de vereniging verstaan die, zoals onderdeel i aangeeft,
blijkens de in een notariële akte opgenomen statuten tot doel heeft haar leden de
gelegenheid te bieden de schietsport te beoefenen met een airsoftapparaat. Beoefenaren
van de airsoftsport dienen lid te zijn van een dergelijke airsoftvereniging. Zoals
uit artikel 17a blijkt, is de vrijstelling van nadere in paragraaf 9a van de Regeling
genoemde handelingen met airsoftapparaten voorbehouden aan leden van een door de minister
erkende airsoftvereniging, zij het dat voor introducés en aspirant-leden van deze
vereniging afwijkende regels gelden (artikel 17b).
Onderdeel B (artikel 6, onderdeel a)
Op grond van artikel 1 van het Besluit van 14 oktober 2010, houdende de departementale
herindeling met betrekking tot veiligheid (Stcrt. 16528) is de Minister van Veiligheid en Justitie belast met de behartiging van de aangelegenheden
op het terrein van veiligheid behoudens de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst,
voor zover deze voor 14 oktober 2010 was opgedragen aan de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties. Om die reden vervalt in artikel 6, onderdeel a, de zinsnede:
en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Onderdeel C (artikel 8a, eerste lid)
Voor het vervaardigen, transformeren of in de uitoefening van een bedrijf uitwisselen,
verhuren of anderszins ter beschikking stellen, herstellen, beproeven of verhandelen
van airsoftapparaten is ingevolge artikel 9 e.v. van de Wwm een erkenning vereist.
De in de Regeling in paragraaf 6 vermelde eisen voor het verkrijgen van een erkenning
zijn van toepassing.
De vrijstelling voor de in paragraaf 9a van de Regeling genoemde handelingen met airsoftapparaten
raakt aan de werkzaamheden, plichten en bevoegdheden van erkenninghouders. Dat betekent
dat de verplichting voor de erkenninghouder om voor personen die hij belast met werkzaamheden
een gunstig luidende verklaring omtrent het gedrag te verkrijgen, ook geldt indien
de erkenninghouder de in dit artikellid genoemde handelingen ten aanzien van airsoftapparaten
verricht.
Onderdeel D (artikel 12, tiende lid)
De verplichting voor de erkenninghouder die handelt in lucht-, gas-, of veerdukwapens,
stroomstootwapens of noodsignaalmiddelen, om een register bij te houden waarin hij
de in het tiende lid gespecificeerde gegevens aantekent, geldt eveneens voor airsoftapparaten.
In artikel 12, tiende lid, is voorts een omissie hersteld ten aanzien van patroonhouders
of -magazijnen. De zinsnede na ‘houdt ten aanzien van de verkoop van’ zou ten onrechte
de indruk kunnen wekken dat ten aanzien van patroonhouders of -magazijnen geen register
dient te worden bijgehouden.
Onderdeel E (paragraaf 9a. Vrijstelling voor airsoftapparaten)
Artikel 17a, eerste lid
Artikel 17a behelst de vrijstelling voor het overdragen, voorhanden hebben en vervoeren
van airsoftapparaten. Deze vrijstelling is uitdrukkelijk gekoppeld aan en beperkt
tot de beoefening van sporten in verenigingsverband aan personen die de leeftijd van
achttien jaren hebben bereikt. Deze personen dienen voorts door middel van een bewijs
van lidmaatschap desgevraagd te kunnen aantonen lid te zijn van een door de Minister
van Veiligheid en Justitie erkende airsoftvereniging.
Nu airsoftapparaten uitermate geschikt zijn voor be- en afdreiging, dient hierover
voor de airsoftsportbeoefenaren, alsmede voor de handhavingspraktijk geen enkele onduidelijkheid
over te bestaan.
Dat betekent dat airsoftsportbeoefenaren, om onder de vrijstelling te kunnen vallen,
het bewijs van lidmaatschap waaruit de ministeriële erkenning blijkt, te allen tijde
bij zich dienen te hebben en op eerste vordering dienen te kunnen tonen aan de betreffende
opsporingsambtenaren. Zij moeten immers in iedere situatie kunnen beoordelen of sprake
is van een vrijgestelde handeling van een voorwerp dat onder categorie I, onder 7°,
van artikel 2, eerste lid, van de Wwm valt. Wordt aan één of meer van genoemde voorwaarden
niet voldaan, dan is in beginsel sprake van een misdrijf.
Artikel 17a, tweede lid
In het tweede lid van artikel 17a wordt de vrijstelling ten aanzien van het vervoeren
door beoefenaren van de airsoftsport nader ingeperkt. Vervoer van airsoftapparaten
is uitsluitend vrijgesteld onder de voorwaarden, genoemd in de onderdelen a tot en
c. Voor elk in deze onderdelen genoemd vervoer geldt dat het dient plaats te vinden
langs de weg en het tijdsbestek welke redelijkerwijs voor dat vervoer zijn geboden.
Vervoer langs onnodige, redelijkerwijs niet te verklaren omwegen valt niet onder de
vrijstelling.
Het is de verantwoordelijkheid van het vervoerende verenigingslid om hiermee zorgvuldig
om te gaan, teneinde niet onder het bereik van de strafbepaling te vallen.
Ad onderdeel a. Het vervoer van airsoftapparaten is vrijgesteld tussen de woning van het lid en de
schietvereniging. In de praktijk wordt door beoefenaren van de airsoftsport immers
ook gebruik gemaakt van de oefenfaciliteiten van reguliere schietverenigingen als
bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van de Regeling, die geen verband houden
met de airsoftvereniging.
Ad onderdeel b. In onderdeel b wordt het vervoer tussen de woning en de diverse bijeenkomsten, beurzen
of wedstrijdterreinen vrijgesteld. Deze vrijstelling geldt uitsluitend als de erkende
airsoftvereniging die bijeenkomst, beurs of dat wedstrijdterrein ondubbelzinnig heeft
aangewezen en – het bestuur van – de airsoftvereniging zich er voorts voldoende van
heeft vergewist dat sprake is van een bijeenkomst of beurs die in het kader van de
airsoftsport wordt georganiseerd, dan wel dat sprake is van een wedstrijdterrein dat
in het kader van de airsoftsport wordt gebruikt. Onder bijeenkomsten of beurzen die
in het kader van de airsoftsport worden georganiseerd worden mede verstaan de (promotie)bijeenkomsten
en beurzen waar airsoftapparaten onder meer worden getoond, geruild en verhandeld.
De wijze waarop de airsoftvereniging de bijeenkomsten, beurzen of wedstrijdterreinen
aanwijst, wordt in een convenant tussen de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
en de airsoftvereniging nader vastgesteld.
Ad onderdeel c. Het vervoer tussen de woning en de erkende wapenhandelaar is eveneens vrijgesteld.
Artikel 17b
In deze bepaling is de vrijstelling voor introducés en aspirant-leden van de airsoftvereniging
opgenomen. De vrijstelling op basis van dit artikel is beperkt tot het voorhanden
hebben en het overdragen van het airsoftapparaat door het in artikel 17a bedoelde
lid aan de introducé of het aspirant-lid en vice versa. Het aspirant-lid valt alleen
dan onder deze vrijstelling, als hij of zij door middel van een bewijs van voorlopig
lidmaatschap kan aantonen aspirant-lid te zijn van de erkende airsoftvereniging. Ten
aanzien van introducés geldt dat zij alleen dan onder deze vrijstelling vallen, indien
zij door middel van een schriftelijk bewijs kunnen aantonen door de erkende airsoftvereniging
als introducé te zijn aangewezen. Een dergelijk bewijs voorkomt dat individuele leden
willekeurige introducés uitnodigen, terwijl het bestuur van de airsoftvereniging daar
geen weet van heeft en deze personen vervolgens airsoftapparaten gaan gebruiken. Dat
leidt immers tot oncontroleerbare, ongewenste situaties en onduidelijkheid voor de
handhavingspraktijk. Het bewijs dient mede daarom zodanig te zijn opgesteld dat het
voor de opsporingsambtenaren duidelijk is dat het bewijs authentiek is en het door
het bestuur van de airsoftvereniging is afgegeven, ondertekend en gewaarmerkt. Voorst
dienen de te gebruiken bewijzen uniform te zijn. Datzelfde geldt voor het bewijs van
het voorlopig lidmaatschap voor aspirant-leden. Indien introducés of aspirant-leden
niet beschikken over het bedoelde document, is de vrijstelling van artikel 17b niet
van toepassing en zijn zij strafbaar.
Artikel 17c
Artikel 17c regelt de vrijstelling voor het dragen van het airsoftapparaat op voor
publiek toegankelijke plaatsen, met uitzondering van de openbare weg. De vrijstelling
geldt voor leden, aspirant-leden en introducés, zolang deze laatsten de airsoftsport
maar tezamen met leden beoefenen. De vrijstelling is voorts beperkt tot het beoefenen
van door de erkende airsoftvereniging georganiseerde airsoftsporten. Omdat het hier
gaat om het dragen op voor publiek toegankelijke plaatsen, wordt – in tegenstelling
tot het bepaalde in artikel 17a, tweede lid – in artikel 17c van de airsoftvereniging
geëist dat zij de te beoefenen sport volledig organiseert, alle daarbij noodzakelijke
zorgvuldigheidseisen in acht neemt en haar leden maant tot naleving daarvan. Het volstaat
derhalve niet indien de airsoftvereniging de voor het publiek toegankelijke plaats,
waar de airsoftsport wordt beoefend, bijvoorbeeld slechts heeft aangewezen. Dit voorkomt
het dragen van airsoftapparaten in allerlei los van de erkende airsoftvereniging optredende
kleinere verbanden op voor publiek toegankelijke plaatsen en te lichtvaardige blootstelling
daarvan aan het publiek. Tot slot is voor onderhavige vrijstelling de voorafgaande
schriftelijke toestemming van de korpschef vereist. De korpschef onthoudt dan wel
trekt de toestemming in ieder geval in, als geen redelijke maatregelen ter voorkoming
van af- en bedreiging zijn genomen en/of voor misbruik is te vrezen, een en ander
ter beoordeling van de korpschef. Dat is in lijn met de regeling van artikel 28 van
de Regeling voor het dragen van wapens van categorie IV. Datzelfde geldt voor de voorwaarden,
bedoeld in artikel 17c, tweede lid, onderdelen c en d.
Artikel 17d
Artikel 17d, eerste lid, regelt de vrijstelling voor de in- en uitvoer door personen
als bedoeld in artikel 17a en erkenninghouders. Airsoftapparaten of onderdelen als
bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wwm worden veelal uit het buitenland betrokken.
Het tweede lid regelt het vervoer door erkenninghouders.
Artikel 17e
In artikel 17e wordt de in- en uitvoer van airsoftapparaten vrijgesteld van personen
die onder de daar genoemde voorwaarden op uitnodiging van de erkende airsoftvereniging
naar Nederland komen om daar de airsoftsport te beoefenen.
Artikel 17f
Artikel 17f reguleert de vrijstelling voor personen die airsoftapparaten in de uitoefening
van beroep of bedrijf vervoeren. Hier moet worden gedacht aan post- en vervoersbedrijven,
die in opdracht van degene die bevoegd is het airsoftapparaat voorhanden te hebben,
het airsoftapparaat binnen Nederland vervoeren. De inhoud van de bepaling is ontleend
aan artikel 45 van de Regeling, waarin de vrijstelling voor, kort gezegd, vervoerders
ten aanzien van wapens van de categorieën II en III is geregeld.
Artikel 17g
In artikel 17g wordt de vrijstelling voor het vervoer van airsoftapparaten door personen
in dienst van erkenninghouders geregeld en vormt in zoverre een logische aanvulling
op de in artikel 17d geregelde vrijstelling voor erkenninghouders zelf.
De inhoud van de bepaling is ontleend aan artikel 46 van de Regeling, waarin de vrijstelling
voor, kort gezegd, personeel van erkenninghouders ten aanzien van het vervoer van
wapens van de categorieën II en III is geregeld.
Onderdelen F en G (artikelen 24 en 38a)
In beide artikelen worden enkele reparaties aangebracht.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven