Regeling van de Minister van Economische Zaken van 29 november 2013, nr. AT-EL&I/6766371.JZ houdende regels omtrent de vergoeding voor werkzaamheden en diensten van Agentschap Telecom (Regeling vergoedingen Agentschap Telecom 2014)

De Minister van Economische Zaken;

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

Gelet op de artikelen 3, tweede lid, 4, derde lid, 5, 6 en 7 van het Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet, artikel 4:93 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 6:23, tweede lid, van de Mediawet 2008;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

de Minister van Economische Zaken;

b. agentschap:

Agentschap Telecom van het ministerie van Economische Zaken;

c. categorieën:

categorieën van gelijksoortige werkzaamheden of diensten, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet;

d. subcategorieën:

subcategorieën van gelijksoortige werkzaamheden of diensten, bedoeld in artikel 4, derde lid, van het Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet;

e. jaarlijkse bijdrage:

bijdrage, bedoeld in artikel 16.1, vierde lid, van de wet;

f. vergunning:

een op grond van de artikelen 3.6, 3.10 en 3.12 van de wet verleende vergunning voor het gebruik van frequentieruimte;

g. uurtarieven:

tarieven, bedoeld in bijlage II bij deze regeling.

Artikel 2

  • 1. Voor de kosten van de door of namens het agentschap te verrichten werkzaamheden of diensten met betrekking tot de categorieën en subcategorieën, genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage I, zijn de in bijlage I genoemde vergoedingen voor het kalenderjaar 2014 verschuldigd.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover werkzaamheden worden verricht voor verlenging van een vergunning, wijziging tenaamstelling of het verlenen van toestemming tot overdracht van een vergunning.

  • 3. Indien een vergunning gedeeltelijk wordt overgedragen met gebruik van geografische splitsing, wordt in afwijking van categorie I.C van bijlage I de voor de vergunning verschuldigde vergoeding voor toezicht naar evenredigheid van de grootte van de geografische gebieden van de gesplitste vergunningen over de houders omgeslagen.

  • 4. Indien geen frequentieplanning plaatsvindt bij het verlenen van een vergunning als bedoeld in subcategorie I.E.2 is in afwijking van het eerste lid een vergoeding verschuldigd van € 29. Deze vergoeding is verschuldigd door de verkrijger van de vergunning.

Artikel 3

De jaarlijkse bijdrage maakt deel uit van het bedrag dat per categorie of subcategorie in bijlage I is genoemd voor het toezicht dan wel voor de uitvoering en het toezicht. De jaarlijkse bijdrage bedraagt het bij onderstaande categorieën genoemde percentage van de vergoeding voor de desbetreffende (sub)categorie:

  • I. categorieën met betrekking tot het gebruik van frequentieruimte:

    • A. vaste verbindingen: 3 procent;

    • B. mobiele communicatie: 4 procent;

    • C. (openbare) (mobiele) elektronische communicatie: 7 procent;

    • D. radiodeterminatie: 3 procent;

    • E. radiozendamateurs: 4 procent;

    • F. omroep: 4 procent.

  • II. categorieën met betrekking tot randapparaten en radioapparaten:

    • C. randapparaten: 8 procent.

Artikel 4

De jaarlijkse bijdrage en de vergoeding voor de kosten van de door het agentschap verrichte werkzaamheden of diensten met betrekking tot uitvoering en het toezicht op het gebruik van frequentieruimte bedraagt voor:

  • a. het ministerie van Defensie € 1.283.563;

  • b. het Korps Landelijke Politiediensten € 138.831;

  • c. het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties: € 45.760.

Artikel 5

  • 1. Voor de verlenging van een vergunning, wijziging tenaamstelling of verlenen van toestemming tot overdracht van een vergunning is een vergoeding verschuldigd van € 29 bij de categorieën en subcategorieën I.A.1, I.A.2, I.A.6, I.B, met uitzondering van subcategorie I.B.16, I.D, I.E en I.G, genoemd in bijlage I.

    Deze vergoeding is verschuldigd door de houder van de te verlengen of te wijzigen vergunning of, in het geval van overdracht van een vergunning, door de verkrijger van de vergunning.

  • 2. Voor de verlenging of wijziging van een vergunning of het verlenen van toestemming tot overdracht van een vergunning is een vergoeding verschuldigd die wordt vastgesteld op grond van de uurtarieven, bedoeld in bijlage II, voor de categorieën en subcategorieën I.A.4, I.A.5, I.B.16, I.C en I.F, genoemd in bijlage I.

    Deze vergoeding is verschuldigd door de houder van de te verlengen of te wijzigen vergunning of, in het geval van overdracht van een vergunning, door de verkrijger van de vergunning.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid is voor de wijziging van een vergunning die het wijzigen van een of meer individueel geplande frequenties inhoudt een vergoeding verschuldigd van € 618 bij de subcategorieën I.A.1, I.A.2, I.A.4, I.B.1, I.B.3, I.B.6, I.B.14, I.B.15, I.B.18 en I.D.2,.

  • 4. In afwijking van het eerste lid is voor de wijziging van een vergunning die het wijzigen van een of meer algemeen geplande frequenties inhoudt een vergoeding verschuldigd van € 153 bij de subcategorieën: I.B.1, I.B.5, I.B.6, I.B.14, I.D.2 en I.E.2.

  • 5. In afwijking van het tweede lid is voor wijziging van een vergunning in de subcategorie I.F.2, inhoudende het omzetten van een allotment in een assignment, een vergoeding verschuldigd van € 618 per opstelplaats.

  • 6. In afwijking van het eerste en tweede lid is geen vergoeding verschuldigd voor een verlenging van rechtswege als bedoeld in artikel 3.17, tweede lid, van de wet.

Artikel 6

Voor de kosten van de door het agentschap te verrichten werkzaamheden of diensten met betrekking tot het gebruik van frequentieruimte die niet vallen onder de artikelen 2 tot en met 5 is een vergoeding verschuldigd die wordt vastgesteld op grond van de uurtarieven, bedoeld in bijlage II.

Artikel 7

  • 1. Een vergoeding voor de kosten van behandeling van een storingsmelding, bedoeld in de Regeling storingsmeldingen, is verschuldigd door degene die de storing heeft gemeld, indien uit het onderzoek is gebleken dat zijn uitrusting niet voldoet aan artikel 4, eerste lid, onder b of c, van de Regeling storingsmeldingen of als de uitrusting niet wordt gebruikt conform artikel 4, eerste lid, onder d of e, van die regeling.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding wordt vastgesteld op grond van de uurtarieven, bedoeld in bijlage II.

Artikel 8

De vergoeding voor het afnemen van een bijzonder examen door de minister als bedoeld in artikel 5 van de Examenregeling frequentiegebruik 2008 wordt vastgesteld op grond van de uurtarieven, bedoeld in bijlage II.

Artikel 9

Voor de kosten van andere werkzaamheden of diensten die door het agentschap in het kader van de bij of krachtens de wet opgedragen wettelijke taak worden verricht en die niet genoemd worden in de artikelen 2 tot en met 6, kan een vergoeding worden vastgesteld op grond van de uurtarieven, bedoeld in bijlage II, indien vooraf is aangegeven dat voor de werkzaamheden of diensten een vergoeding in rekening zal worden gebracht.

Artikel 10

  • 1. De vergoeding voor de kosten van werkzaamheden of diensten ter uitvoering van de bij of krachtens de wet gestelde regels behoeft door degene die deze vergoeding is verschuldigd niet bij vooruitbetaling te worden voldaan.

  • 2. De vergoeding voor de kosten die verband houdenmet het toezicht op de naleving van de bij of krachtens de wet gestelde regels en de jaarlijkse bijdrage behoeft door degene die de vergoeding of de jaarlijkse bijdrage verschuldigd is niet bij vooruitbetaling te worden voldaan, indien de vergoeding of jaarlijkse bijdrage wordt opgelegd binnen of na de laatste zes weken van het kalenderjaar waarover de vergoeding of jaarlijkse bijdrage verschuldigd is.

Artikel 11

De minister kan overeenkomstig artikel 4:93 van de Algemene wet bestuursrecht een geldschuld jegens de vergunninghouder die verband houdt met een bij of krachtens hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet genomen besluit, verrekenen met een vordering op grond van deze regeling.

Artikel 12

Het kostencalculatiemodel, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder d, van het Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet wordt bekendgemaakt door middel van ter inzagelegging ten kantore van het agentschap te Groningen.

Artikel 13

De Regeling vergoedingen Agentschap Telecom 2013 wordt ingetrokken, met dien verstande dat voor werkzaamheden of diensten die zijn verricht vóór het kalenderjaar 2014 het recht van toepassing blijft zoals dat ten tijde van verrichting van die werkzaamheden of diensten gold.

Artikel 14

Artikel 7, eerste lid, van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b komt als volgt te luiden:

  • b. het radioprogramma tussen 07.00 uur en 19.00 uur voor ten minste 10 procent in het bijzonder gericht is op het gebied waarvoor het programma is bestemd, waarbij tot 1 september 2017 geldt dat het gebied waarvoor het programma bestemd is tevens omvat het gebied dat behoort bij het het allotment, bedoeld in nationale voetnoot 006 van het Nationaal Frequentieplan 2005, dat gekoppeld is aan de betreffende kavel, en

2. In onderdeel c wordt na omroepnetwerken ingevoegd: analoog.

Artikel 15

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

Artikel 16

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vergoedingen Agentschap Telecom 2014.

Deze regeling zal met de bijlagen en de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 29 november 2013

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

BIJLAGE I, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 2, EERSTE LID

Over het kalenderjaar 2014 zijn de volgende bedragen verschuldigd:

I

(SUB)CATEGORIEËN MET BETREKKING TOT HET GEBRUIK VAN FREQUENTIERUIMTE

Verdeelsleutel voor de subcategorie

Vergoeding voor de uitvoering (I)

Vergoeding voor het toezicht (II)

Vergoeding voor de uitvoering en het toezicht (III)

A.

VASTE VERBINDINGEN

       

1.

Zendende satellietgrondstations

Per vergunning

€ 618

   

Per radiozendapparaat met een bandbreedte:

   

– tot 2 MHz

 

€ 18

– 2 MHz – 18 MHz

 

€ 90

– vanaf 18 MHz

 

€ 448

2.

Satellite News Gathering (SNG)

Per vergunning

€ 618

   

Per radiozendapparaat

 

€ 374

3.

Standaard internationale frequentiecoördinatie satellietgrondstations

Per coördinatie ten behoeve van de verlening

€ 1.100

   

4.

Point-point straalverbindingen

Per vergunning

€ 618

1

 

5.

Point-multipoint straalverbindingen in de frequentieband WLL

Per vergunning

€ 7.492

   

Per internationale coördinatie / per opstelpunt

€ 153

 
   

Per vergunde MHz bandbreedte

   

– 3,5 GHz

 

€ 229

 
   

– 24,5 tot 26,5 GHz

 

€ 114

 

6.

Satellite Repeater System

per vergunning

   

€ 50

B.

MOBIELE COMMUNICATIE

 

I

II

III

1.

VHF/UHF-radiotelefonen voor (beperkt) landmobiel gebruik

Per vergunning met algemene planning

€ 153

   

Per vergunning met individuele planning

€ 618

 

Per vergunning

 

€ 54

Per vaste post

 

€ 274

2.

Vervallen

       

3.

VHF/UHF-radiotelefonen voor landmobiel gebruik met dynamische frequentietoewijzing (trunking)

Radiozendapparaten bestemd voor het verlenen van tele-informatiediensten (datamonitoring)

Per basisstation

€ 618

   

Per toegewezen frequentiekanaal als volgt:

   

– één frequentiekanaal toegepast op één opstelpunt

 

€ 670

– één frequentiekanaal toegepast op twee opstelpunten

 

€ 1.340

– één frequentiekanaal toegepast op drie of meer opstelpunten

 

€ 2.009

4.

Draadloze audioverbinding

Per vergunning

   

€ 54

Radio-alarmering

     

€ 54

Radiobeveiligingsinstallatie

     

€ 54

HF Radiotelefonen (27 MHz)

     

€ 54

Bijzonder gebruik maritieme frequenties

     

€ 28

5.

Marifoonwalstation

Per installatie

€ 153

€ 54

 

AIS-installatie voor maritiem gebruik anders dan aan boord van schepen

6.

HF-oproepinrichting (OS-HF)

Per radiozendapparaat

€ 153

€ 193

 

Radio-afstandsbesturing

Per radiozendapparaat

€ 153

€ 193

Telemetrie (TLA/ TLM/ TLMB)

Per vergunning met algemene planning

€ 153

€ 193

Per vergunning met individuele planning

€ 618

7.

GSM-R

Per netwerk

€ 10.977

€ 19.136

 

8.

Portofoon/mobilofoon voor tijdelijk gebruik

Per vergunning

€ 153

€ 215

 

9.

Landelijke volg- en opsporingssystemen

Per vergunning

€ 4.608

€ 2.452

 
   

10.

Recreatieve luchtvaartfrequenties

Per vergunning

   

€ 60

11.

Beperkte toegang luchtvaart-frequenties (hele VHF-band, ELT en SSR-transponder)

Per vergunning

   

€ 120

12.

Volledige toegang luchtvaart-frequenties

Per vergunning

   

€ 300

13.

Grondstation gedeeld gebruik communicatie-frequenties, inclusief Heli-VHF

Per frequentie per opstelpunt

€ 153

€ 54

 

14.

Grondstation gepland en gecoördineerd gebruik

Per frequentie per opstelpunt individuele planning

€ 618

€ 160

 

Per frequentie per opstelpunt algemene planning

€ 153

€ 160

 

15.

Grondstations luchtverkeersdienstverlening/vitaal gebruik

Per frequentie per opstelpunt

€ 618

€ 1.441

 

16.

Openbare elektronische communicatie netwerken in de VHF/UHF-band

Per vergunning Per MHz bandbreedte

€ 11.202

€ 37.495

€ 3.750

 

17.

Landelijke DGPS en CGC’s t.b.v. MSS 2 GHz

Per vergunning

 

€ 10.851

18.

Kerktelefonie

Per vergunning

€ 618

€ 274

C.

(OPENBARE) (MOBIELE) ELEKTRONISCHE COMMUNICATIE

 

I

II

III

1.

SMF 3

Per vergunning

 

€ 11.422

 

2.

800–900–1800–2100–2600–3500 MHz

Per gepaarde MHz

Per ongepaarde MHz

€ 618

€ 6.103

€ 3.052

 

3.

ERMES

Per vergunning

 

€ 21.226

 

D.

RADIODETERMINATIE

 

I

II

III

1.

Walradarstation

Per vergunning

   

€ 28

PLB

 

2.

Radarsysteem landmobiel

Per radiozendapparaat

€ 153

€ 162

 

Baken voor helikopter (helibeacon)

 

€ 618

€ 57

E.

RADIOZENDAMATEURS

 

I

II

III

1.

Tijdelijke vergunning in Nederland voor niet-ingezetenen van Nederland

Per vergunning

€ 29

   

2.

Onbemand frequentiegebruik radiozendamateurs

Per vergunning

€ 153

   

3.

Overig niet vrijgesteld gebruik amateurbanden

Per vergunning

   

€ 54

F.

OMROEP

 

I

II

III

1.

AM/FM/Kortegolf

Per opstelplaats voor AM/DRM-frequenties, KG/DRM-frequenties en FM-frequenties lager dan 104,9 MHz

€ 618

   

Per opstelplaats voor FM-frequenties 104,9 MHz en hoger

€ 153

 

Per combinatie van frequentiekanaal en opstelplaats en tevens per kW zendvermogen

 

€ 341

€ 565

2.

Digitale omroep in de banden III, IV en V en in de L-band1

Per opstelplaats

€ 618

   

Per combinatie van frequentiekanaal en opstelplaats en tevens per kW zendvermogen

 

€ 407

€ 407

G.

IMMUNITEITSBEPROEVINGEN

 

I

II

III

1.

Immuniteitsbeproevingen

Per vergunning

€ 153

€ 280

 
X Noot
1

Indien artikel 3.21 van de wet van toepassing is, worden de bedragen in subcategorie I.F.2 bepaald door toepassing van de formule A x B, waarbij:

A voorstelt: het minimaal vergunde percentage van de in de vergunning genoemde capaciteit van de frequentieruimte;

B voorstelt: het van toepassing zijnde bedrag dat genoemd is in subcategorie I.F.2.

II.

(SUB)CATEGORIEËN MET BETREKKING TOT RANDAPPARATEN EN RADIOAPPARATEN

Verdeelsleutel voor de subcategorie

Vergoeding voor de uitvoering (I)

A.

EXAMENS, CERTIFICATEN EN AANWIJZINGEN ALS EXAMINERENDE INSTELLING

   

1.

Examens ter verkrijging van een certificaat van bediening voor radiozendapparaten ten behoeve van de scheepvaart, met uitzondering van de examens die worden afgenomen onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen:

Per examen / per module

 

– algemeen certificaat maritieme radiocommunicatie MARCOM A;

 

€ 84

– beperkt certificaat maritieme radiocommunicatie MARCOM B;

 

€ 84

– basiscertificaat marifonie;

 

€ 61

– module GMDSS-B.

 

€ 84

2.

Examens ter verkrijging van een registratie voor frequentieruimte voor het doen van onderzoekingen:

Per examen

 

– examen voor de categorie N;

 

€ 61

– examen voor de categorie F.

 

€ 61

3.

Erkenning als bedoeld in artikel 18 van de Examenregeling frequentiegebruik 2008

Per erkenning

€ 65

4.

Afgifte van een certificaat van bediening voor radiozendapparaten ten behoeve van de scheepvaart

Per certificaat

€ 27

Afgifte van een certificaat ter verkrijging van een vergunning van een buitenlandse administratie voor radiozendapparaten voor het doen van proeven

 

€ 27

5.

Aanwijzing van een examinerende instelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid van de Examenregeling frequentiegebruik 2008

Per aanwijzing

€ 473

B.

VERKLARINGEN EN ERKENNINGEN

I

II

III

1.

Aanwijzen van een aangemelde instantie als bedoeld in artikel 17 van het Besluit elektromagnetische compatibiliteit 2007, aanwijzen van een aangemelde instantie als bedoeld in artikel 11 van het Besluit randapparaten en radioapparaten 2007, alsmede het toezicht op de naleving door eerdergenoemde instanties van de met betrekking tot de aanwijzing gestelde regels

Aanwijzen van een overeenstemmingsbeoordelingsorgaan als bedoeld in artikel 19a van het Besluit elektromagnetische compatibiliteit, aanwijzen van een overeenstemmingsbeoordelingsorgaan als bedoeld in artikel 12a van het Besluit randapparaten en radioapparaten 2007, alsmede het toezicht op de naleving door eerdergenoemde instanties van de met betrekking tot de aanwijzing gestelde regels

Per aanwijzing

€ 1.440

€ 270

 

2.

Vergunning voor de aanleg van radiozendapparaten zonder gebruik van frequentieruimte

Per vergunning

€ 45

   

C.

RANDAPPARATEN

 

I

1.

Werkzaamheden die voor de overheid voortvloeien uit de toepassing van het bij of krachtens de Telecommunicatiewet terzake van randapparatuur bepaalde

Per op 1 november 2013 volgens het nummerregister telefoon en ISDN-diensten door de OPTA toegekend nummer

€ 0,013

1 Voor het toezicht op point-point-straalverbindingen gelden per bandbreedte en frequentieband de volgende bedragen:

 

frequentieband

Bandbreedte

< 12 GHz

12 GHz – < 24,5 GHz

24,5 GHz – < 39,5 GHz

> 39, 5 GHz

< 10 MHz

€ 260

€ 130

€ 91

€ 52

10 MHz – < 25 MHz

€ 325

€ 156

€ 117

€ 59

25 MHz – < 50 MHz

€ 390

€ 182

€ 143

€ 65

50 MHz – < 150 MHz

€ 455

€ 208

€ 169

€ 72

> 150 MHz

n.v.t.

€ 234

€ 195

€ 78

BIJLAGE II, BEHORENDE BIJ DE ARTIKELEN 5, TWEEDE LID, 6, 7, TWEEDE LID, 8 EN 9

  • 1. Tarieven personeel (in €):

    SALARISSCHAAL BBRA 1984

    VERGOEDINGEN PER MANUUR1

    1 tot en met 5

    86

    6 tot en met 8

    95

    9 tot en met 11

    106

    12 tot en met 14

    121

    15 en hoger

    143

    1 Bij onregelmatigheid of overwerk kunnen de tarieven voor functionarissen tot en met schaal 10 worden verhoogd met een toeslag van 30% voor onregelmatigheid en 50% voor overwerk.

TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

In de Regeling vergoedingen Agentschap Telecom 2014 (verder: Regeling vergoedingen 2014) worden de vergoedingen vastgesteld die Agentschap Telecom van het ministerie van Economische Zaken (hierna: het agentschap) in 2014 in rekening kan brengen bij degenen ten behoeve van wie door het agentschap werkzaamheden of diensten worden verricht. Deze vergoedingen hebben hun wettelijke basis in artikel 16.1 van de Telecommunicatiewet (hierna: de wet).

Het agentschap heeft onder meer tot taak uitvoering te geven aan paragrafen 3.2. 3.3, 3.4, 3.5 en 3.6 (vergunningverlening en registratie voor het gebruik van frequentieruimte) en hoofdstuk 10 (regels met betrekking tot uitrusting) van de wet. Daarnaast is het agentschap belast met het houden van toezicht op deze terreinen. De vergoedingen dienen ter dekking van de kosten die gemaakt worden met betrekking tot voornoemde onderwerpen. De vergoedingen zijn aan te merken als retributies en hebben in overwegende mate een forfaitair karakter.

2. Vaststelling vergoedingen

De vergoedingen worden bepaald voor categorieën van soortgelijke werkzaamheden en diensten. Deze categorieën zijn weer verder verdeeld in subcategorieën van soortgelijke werkzaamheden en diensten. De categorieën zijn opgesomd in artikel 4, eerste lid, van het Besluit vergoedingen Telecommunicatiewet (hierna: het besluit). Op grond van artikel 3, eerste lid, van het besluit worden de directe en indirecte kosten toegerekend aan de desbetreffende categorieën. Dit zijn geprognosticeerde kosten voor het kalenderjaar waarvoor de vergoeding geldt. Wanneer na afloop van het kalenderjaar de daadwerkelijke kosten en de geprognosticeerde kosten verschillen, wordt dit verschil meegenomen naar het volgende kalenderjaar.

De kosten voor de verschillende (sub)categorieën worden berekend door middel van een kostencalculatiemodel. Dit model is in 2007 doorgelicht door KPMG en beschreven in hun rapport van april 2007. Dit model ligt ter inzage op het kantoor van het agentschap, Emmasingel 1, Groningen.

3. Vergoedingenbeleid

De vergoedingen worden in 2014 met gemiddeld 1,66% verlaagd. De gemiddelde loon- en prijsbijstelling is 0,00%. De vergoedingen kennen daarom een gemiddelde reële daling van 1,66%. Door middel van deze prijsdaling wordt erop ingezet de positieve resultaten die in het verleden met de tarieven zijn behaald, terug te geven aan de vergunninghouders.

4. Regeldruk

Agentschap Telecom streeft naar kostendekkendheid van zijn vergoedingen in een meerjarenperspectief. Overschotten of tekorten uit voorgaande jaren worden in de daaropvolgende jaren verrekend in de tarieven.

Over 2012 is aan het agentschap in het kader van de controle, bedoeld in artikel 66, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001, een goedkeurende accountantsverklaring afgegeven. Dit houdt onder meer in dat de in de jaarrekening opgenomen baten en lasten, alsmede kapitaaluitgaven en -ontvangsten, tot stand gekomen zijn in overeenstemming met de begrotingswetten en met andere van toepassing zijnde wettelijke regelingen. In lijn met het kabinetsstandpunt naar aanleiding van het in het kader van de operatie marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit (MDW) opgestelde rapport «Maat houden, een kader voor doorberekening van toelatings- en handhavingskosten» (Kamerstukken II 1995/96, 24 036, nr. 22), worden de kosten van repressieve strafrechtelijke handhaving en de kosten van juridische procedures niet doorberekend in de vergoedingen.

Deze regeling veroorzaakt geen administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

II. ARTIKELEN

Artikel 2

Aan artikel 2 is (in vergelijking met artikel 2 van de Regeling vergoedingen 2013) een vierde lid toegevoegd. Dit vierde lid regelt de situatie waarbij een vergunning in subcategorie I.E.2 wordt verleend. In beginsel worden ten aanzien van een dergelijke vergunningverlening zowel frequentieplanning als administratieve handelingen uitgevoerd. In voorkomende gevallen is voor het verlenen van een vergunning in deze subcategorie echter geen frequentieplanning (meer) nodig en bestaan de door het agentschap uit te voeren werkzaamheden enkel uit administratieve handelingen. Dit doet zich voor indien een tijdelijke vergunning afloopt, maar de vergunninghouder zijn vergunning onder dezelfde voorwaarden wil voortzetten. Het vierde lid biedt de mogelijkheid om in deze voorkomende gevallen, waarbij een vergunning in de subcategorie I.E.2 wordt verleend maar geen frequentieplanning plaatsvindt, een lager verleningstarief in rekening te brengen dan het tarief genoemd in subcategorie E.2 van bijlage I.

Artikel 10

Met het onderhavige artikel wordt gebruik gemaakt van de in artikel 7 van het besluit neergelegde mogelijkheid om af te wijken van de in laatstgenoemd artikel opgenomen bepaling dat de vergoeding door degene die de vergoeding is verschuldigd bij vooruitbetaling dient te worden voldaan. Dit is nodig omdat de vergoedingen voor uitvoeringswerkzaamheden steeds achteraf in rekening worden gebracht en de vergoedingen voor toezichtswerkzaamheden soms aan het einde van het kalenderjaar waarop de vergoeding betrekking heeft. Indien de vergoedingen voor toezichtswerkzaamheden in de laatste zes weken van dat jaar in rekening worden gebracht, behoeven zij niet meer tijdens dat jaar te worden betaald, zodat niet langer kan worden gesproken van een verplichting tot vooruitbetaling.

Artikel 11

Dit artikel geeft de minister de bevoegdheid in voorkomend geval een geldschuld jegens de vergunninghouder met de vordering inzake het eenmalig bedrag te verrekenen. Verrekening is op grond van artikel 4:93 van de Algemene wet bestuursrecht slechts mogelijk met een expliciete wettelijke grondslag. Deze bepaling biedt een grondslag voor verrekening in het geval een vergunninghouder in gebreke blijft (een betalingstermijn van) een krachtens deze regeling opgelegd bedrag te betalen maar anderzijds wel een vordering jegens de staat heeft die verband houdt met de uitvoering van het frequentiebeleid.

Artikel 13

De Regeling vergoedingen Agentschap Telecom 2013 wordt ingetrokken, zij het dat de bepalingen van die regeling na 31 december 2013 van toepassing blijven op de werkzaamheden of diensten die in het kalenderjaar 2013 door het agentschap zijn verricht. Hiermee wordt bereikt dat voor alle werkzaamheden of diensten die in 2013 door het agentschap zijn verricht de vergoedingen gelden zoals neergelegd in de Regeling vergoedingen Agentschap Telecom 2013, ook indien facturering of afhandeling van de factuur heeft plaatsgevonden na 31 december 2013. Dit geldt ook voor de eerdere regelingen waarin de vergoedingen van het agentschap werden vastgesteld.

Artikel 14

Met deze regeling wordt tevens de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 (verder: Regeling AGF 2003) gewijzigd. De Regeling AGF 2003 stelt inhoudelijke eisen aan de programmering van (bepaalde) commerciële radioprogramma’s. De Regeling AGF 2003 was opgesteld in een periode dat radio hoofdzakelijk analoog werd verspreid. Nu digitalisering een grote vlucht neemt, is het nodig de regeling op een tweetal punten te verduidelijken. Beide punten worden onderstaand nader toegelicht.

Op 23 juni 2009 is de Tweede Kamer per brief geïnformeerd over het beleid ten aanzien van analoge en digitale etherradio (Kamerstukken II, 2008–2009, 24 095, nr. 241). Kern van deze brief is dat een transitie van analoge naar digitale radio wenselijk is en dat deze ondersteund zal worden door het verlengen van de looptijd van de huidige analoge vergunningen voor de periode van 1 september 2011 tot 1 september 2017, op voorwaarde dat door de vergunninghouders ook geïnvesteerd wordt in digitale radio. In verband hiermee is vanaf 1 september 2011 tot 1 september 2017 een koppeling aangebracht tussen de frequentieruimte voor analoge radio en de frequentieruimte voor digitale radio. Die koppeling is neergelegd in het Nationaal Frequentieplan 2005.1

Het bovenregionale kavel, een samenstel van de allotments 6B, 7A, 8A en 9D (respectievelijk 182.792–184.504 MHz; 188–189.784 MHz; 195–196.792 MHz; 207.296–208.832 MHz) is bestemd voor niet-landelijke commerciële FM-radio-omroep, voor commerciële middengolfradio-omroep en voor regionale publieke omroepen. De vijf allotments hebben tezamen landelijke dekking.

Aan iedere vergunninghouder voor niet-landelijke commerciële radio-omroep is een vergunning verleend voor één of meer allotments in het bovenregionale kavel. Op grond van de vergunningen voor digitale radio-omroep moet uiterlijk vanaf 1 september 2015 gestart worden met de digitale uitzendingen en moet vanaf 1 januari 2017 een geografisch bereik van 80% van het betreffende allotment gerealiseerd zijn. Tevens is in de vergunningen bepaald dat het analoge programma gelijktijdig en ongewijzigd digitaal moet worden uitgezonden.

In het Nationaal Frequentieplan 2005 is geregeld dat het commerciële deel van de FM-band is gekoppeld aan digitale etherradio in band III. Hierdoor is het commerciële deel van de FM-band alleen nog maar bestemd voor omroepen die tevens digitaliseren. Als gevolg van deze koppeling is er niet langer sprake van ‘standalone’ exploitatie van het commerciële deel van de FM-band. Met deze wijziging van artikel 7, eerste lid, onderdeel b, wordt verduidelijkt dat de koppeling van FM aan digitale etherradio in het NFP 2005 ook doorwerkt bij de uitleg van het begrip regio.

In de nationale voetnoot HOL 006 van het Nationaal Frequentieplan 2005 is aangegeven welke allotments voor digitale radio zijn gekoppeld aan de FM-band.

De concretiseringsslag van welke analoge vergunning is gekoppeld aan welk allotment is gemaakt in bijlage 3 van de Regeling verlenging en digitalisering commerciële radio-omroep (middengolf en niet-landelijke FM). In de vergunningen voor digitale radio-omroep is een kaart opgenomen waarin de geografische grootte van elk allotment is aangegeven.

Doel van het digitaliseringsbeleid is dat luisteraars (geleidelijk) de overstap maken van analoge naar digitale radio, zodat analoge radio op termijn kan worden afgeschakeld. Vergunninghouders voor niet-landelijke commerciële radio-omroep dienen verplicht te digitaliseren. Hierdoor wordt het van oorsprong analoge programma in een groter gebied digitaal uitgezonden. Het is derhalve logisch dat vergunninghouders bij het aanbieden van hun programma-aanbod rekening houden met het grotere digitale bereik. In dit licht is het passend om ook rekening te houden met het allotment, bedoeld in het Nationaal Frequentieplan 2005, dat aan de betreffende kavel is gekoppeld. Het gebied dat samenvalt met het allotment, behoort – als gevolg van de digitaliseringsverplichting – ook tot de regio waarvoor het programma bestemd is.

Het gewijzigde eerste lid, onderdeel b, brengt tot uitdrukking dat de houder van een vergunning van niet-landelijke commerciële radio-omroep zijn programma-aanbod (ook) mag richten op het gebied dat hij (verplicht) digitaal dient te verzorgen. Concreet betekent het voorgaande dat bij de berekening van het percentage regiogerichtheid, (onderdelen binnen) radioprogramma’s gericht op het gebied dat samenvalt met het gekoppelde allotment, ook worden beschouwd als regiogericht.

Tevens wordt het eerste lid, onderdeel c, van de Regeling AGF 2003 verduidelijkt, in die zin dat het maximum van 30% kabelbereik alleen ziet op analoge verspreiding en niet op digitale verspreiding van radioprogramma’s. Het voorschrift dateert uit een periode dat de verspreiding van programma's via de kabel (en de ether) grotendeels analoog geschiedde. In de jaren daarna heeft de digitale verspreiding van audiovisuele inhoud een enorme opmars gemaakt. Van regeringswege is deze digitalisering gestimuleerd en is regelgeving, onder meer de Mediawet, daarop aangepast en geldt voor commerciële vergunninghouders de verplichting om te investeren in digitale etherradio. De grote kabelmaatschappijen, zoals Ziggo en UPC, hebben aan het Commissariaat voor de Media aangegeven dat regionalisering van het programma bij digitale doorgifte via omroepnetwerken enorme investeringen vergt en zij daarom niet kunnen meewerken om de programma's alleen in die gebieden door te geven waarvoor ze bestemd zijn. Dit geldt evenzo voor digitale etherradio, waar de verzorgingsgebieden eveneens groter zijn dan het analoge bereik. Het is niet passend en in het licht van het digitaliseringsbeleid ook niet logisch om de 30% norm ook te laten gelden voor digitale verspreiding via de kabel. Om die reden wordt thans expliciet tot uitdrukking gebracht dat het eerste lid, onderdeel c, alleen ziet op analoog kabelbereik.

Bijlage I en II

De vergoedingen genoemd in kolom I van bijlage I en II zijn ter dekking van de kosten voor uitvoering, zoals de eenmalige kosten die bij verlenging van de vergunning in rekening worden gebracht. De vergoedingen genoemd in kolom II zijn ter dekking van de toezichtkosten. Deze worden jaarlijks in rekening gebracht. Deze kosten worden immers ook jaarlijks gemaakt. De vergoedingen in kolom III zijn voor uitvoering en toezicht en worden jaarlijks in rekening gebracht.

Subcategorie II.C

Het tarief voor werkzaamheden die voor de overheid voortvloeien uit de toepassing van het bij of krachtens de Telecommunicatiewet terzake van randapparatuur bepaalde, is met ongeveer 7% verlaagd in verband met kostendekkendheid van deze subcategorie in meerjarig perspectief.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Een nadere toelichting op de koppeling is opgenomen in de toelichting op het Besluit van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 16 februari 2011, nr. ETM/IT10180293, houdende wijziging van het Nationaal Frequentieplan 2005 in verband met het verlengings- en digitaliseringsbeleid commerciële radio (Stcrt. 2011, nr. 2948).

Naar boven