Besluit van de Minister van Financiën van 21 november 2013, FM 2013/2036 M, directie Financiële Markten, tot intrekking van de instellingsbesluiten van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code, de Monitoring Commissie Code Banken en de Monitoring Commissie Governance Principes Verzekeraars (Intrekking instellingsbesluiten monitoring commissies)

De Minister van Financiën,

mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Economische Zaken;

Besluit:

Artikel 1

De volgende besluiten worden ingetrokken:

a. het besluit van de Minister van Financiën van 6 december 2004 tot instelling van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code (Stcrt. 2004, 241);

b. het besluit van de Minister van Financiën van 14 juni 2010 tot instelling van de Monitoring Commissie Code Banken (Stcrt. 2010, 9574);

c. het besluit van de Minister van Financiën van 6 september 2011 tot instelling van de Monitoring Commissie Governance Principes Verzekeraars (Stcrt. 2011, 16408).

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem.

TOELICHTING

Algemeen

De Monitoring Commissie Corporate Governance is ingesteld op 6 december 2004 door de toenmalig Minister van Financiën mede namens zijn ambtgenoot van Justitie en de Staatssecretaris van Economische Zaken. Bij brief van 4 juli 2011 heeft mijn ambtsvoorganger, mede namens de Ministers van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Veiligheid en Justitie, de Tweede Kamer geïnformeerd over de verdeling van de verschillende verantwoordelijkheden op het beleidsterrein corporate governance1. Hieruit volgt dat de Minister van Economische Zaken voor wat betreft corporate governance in relatie tot de Nederlandse corporate governance code eerste aanspreekpunt is. Daarnaast is hierin aangegeven dat de Minister van Economische Zaken voor wat betreft alle corporate governance kwesties die niet direct aan andere bewindslieden kunnen worden toebedeeld, een coördinerende rol toekomt. De benoeming van de leden van de Monitoring Commissie Code Corporate Governance is op 30 augustus 2013 geëindigd. Het kabinet vindt het wenselijk dat de naleving van de code corporate governance wordt gevolgd door een onafhankelijke commissie. Met het oog daarop neemt de Minister van Economische Zaken binnenkort een nieuw besluit tot instelling van de Monitoring Commissie Code Corporate Governance. Dit betekent dat het Besluit instelling Monitoring Commissie Corporate Governance uit 2004 kan komen te vervallen.

De Monitoring Commissie Code Banken is ingesteld op 24 maart 2010 en de Monitoring Commissie Governance Principes Verzekeraars op 6 juli 2011. De benoeming van de leden van beide commissies is op 23 maart 2013 geëindigd. Bij brief van 22 januari 2013 heb ik de Tweede Kamer laten weten dat de rapportages van beide commissies laten zien dat de codes belangrijke instrumenten van zelfregulering zijn2. Ik heb hierbij aangegeven positief te staan tegenover continuering van de codes en de monitoring hierop en de banken en verzekeraars aangemoedigd om in 2013 gezamenlijk de schouders eronder te zetten en het gesprek met de samenleving verder aan te gaan en verder te werken aan noodzakelijke cultuurveranderingen om het vertrouwen van het publiek in de sector duurzaam te herstellen. In dit verband ontplooien de Nederlandse Vereniging van Banken en het Verbond van Verzekeraars thans de nodige initiatieven. Beide organisaties hebben in dit kader aangegeven voornemens te zijn het instellen van een nieuwe onafhankelijke monitoring op zelfregulering op zelfstandige wijze vorm te geven. Dit betekent dat het Instellingsbesluit Monitoring Commissie Code Banken en het Besluit instelling Monitoring Commissie Governance Principes Verzekeraars eveneens kunnen worden ingetrokken.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem.


X Noot
1

Kamerstukken II 2010/11, 31 083, nr. 39

X Noot
2

Kamerstukken II 2012/13, 32 013, nr. 28

Naar boven