Besluit Permanente Educatie II

De Raad voor Rechtsbijstand, namens de Minister van Veiligheid en Justitie,

stelt, gelet op

stelt beleid vast voor een systeem van permanente educatie voor bewindvoerders Wsnp niet-advocaten.

Art. 1.

Uitgangspunt is dat Wsnp-bewindvoerders niet-advocaten zich moeten blijven ontwikkelen in hun vak en zelf verantwoordelijk zijn voor de bijscholing die zij volgen.

Zij kunnen hier zelf invulling aan geven.

Art. 2.

Jaarlijks moet iedere bewindvoerder niet-advocaat ten minste 12 punten behalen aan bijscholingsactiviteiten. Een herintredende bewindvoerder, die minimaal een jaar niet als bewindvoerder Wsnp heeft gewerkt, dient in het eerste jaar van herintreding 18 punten te behalen.

Art. 3.

De scholing moet gericht zijn op kennisvergroting en/of verbetering van vaardigheden en gebaseerd zijn op het opleidingsplan zoals genoemd in het Besluit Kwaliteitsstandaard II. De scholing moet voor minimaal 70% vakinhoudelijk/-gerelateerd zijn en kan voor het overige uit verbetering van vaardigheden bestaan (maximaal 4 punten per jaar). De criteria voor het toekennen van punten bij diverse soorten activiteiten zijn in de bijlage ‘Procedure en criteria voor puntentoekenning’ vastgelegd.

Art. 4.

De Raad voor Rechtsbijstand (verder: de raad) kent bijscholingspunten toe per gevolgd opleidingsuur. Jaarlijks moeten minimaal 6 punten behaald worden door middel van scholingsactiviteiten verzorgd door scholingscentra.

Art. 5.

Een bewindvoerder niet-advocaat moet de benodigde punten behalen vanaf het kalenderjaar volgend op het jaar waarin hij of zij met de basisopleiding is gestart.

Art. 6.

Zowel scholingscentra als bewindvoerders niet-advocaten kunnen de raad vragen punten toe te kennen aan een bepaalde scholingsactiviteit. Dit kan vooraf worden aangevraagd, maar ook nadat de activiteit heeft plaatsgehad. De raad kan de aanvragen voorleggen aan een door hem hiertoe ingestelde onafhankelijke adviescommissie. In de bijlage ‘Procedure en criteria voor puntentoekenning’ is vastgelegd hoe de raad de verzoeken behandelt.

Art. 7.

Op de website van het Bureau Wsnp wordt gepubliceerd voor welke algemeen geldende scholingsactiviteiten punten zijn toegekend. Over toekenning van punten aan andere dan de hiervoor bedoelde scholingsactiviteiten communiceert de raad alleen met individuele bewindvoerders.

Art. 8.

Het kan voorkomen dat een bepaalde scholing verplicht door iedere bewindvoerder niet-advocaat gevolgd moet worden. De raad maakt dit, voor zover mogelijk, aan het begin van een kalenderjaar bekend. Ook kan de raad, indien hij daartoe aanleiding ziet, specifieke scholing opleggen aan een individuele bewindvoerder niet-advocaat.

Art. 9.

Een bewindvoerder is zelf verantwoordelijk om bij te houden of er voldoende punten zijn behaald. Jaarlijks moet de bewindvoerder de raad middels de QuickScan informeren over de behaalde studiepunten. De raad registreert de behaalde punten. Wanneer de periodieke kwaliteitsaudit van de bewindvoerderorganisatie waarvoor de bewindvoerder werkzaam is, plaatsvindt, verstrekt de raad de gegevens over de behaalde punten per bewindvoerder binnen de organisatie aan de auditor.

Art. 10.

Wanneer een bewindvoerder niet-advocaat niet het vereiste aantal scholingspunten kan behalen, dient hij of zij de raad schriftelijk en met redenen omkleed ontheffing of uitstel te vragen.

Indien een bewindvoerder niet-advocaat zonder opgaaf van redenen niet het vereiste aantal scholingspunten behaalt, dan zal dit tijdens een kwaliteitsaudit naar voren komen. Dit kan een tekortkoming in het kader van de kwaliteitsaudit van de bewindvoerderorganisatie opleveren. Ook kan dit leiden tot uitschrijving uit het bewindvoerderregister.

Art. 11.

Dit besluit wordt aangehaald als ‘Besluit Permanente Educatie II’ en treedt twee dagen na publicatie in de Staatscourant in werking.

Utrecht, 8 oktober 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, voor deze, P.J.M. van den Biggelaar, Directeur stelsel.

J. Wijkstra, Directeur bedrijfsvoering.

TOELICHTING

Op 1 oktober 2013 treedt het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering in werking. Dit besluit behelst een nieuw vergoedingensysteem voor Wsnp-bewindvoerders.

Waar voorheen de vergoeding voor de Wsnp-bewindvoerders bestond uit een deel salaris uit de boedel en een deel bewindvoerdersubsidie van de raad, wordt vanaf 1 oktober 2013 de gehele vergoeding in de vorm van bewindvoerdersalaris uit de boedel aan de bewindvoerder toegekend. Slechts wanneer de boedel niet toereikend is, kan de bewindvoerder het deel van de vergoeding, dat hij niet ten laste van de boedel kan brengen, in de vorm van subsidie bij de raad declareren.

De rechtbank berekent de totale aan de bewindvoerder toekomende vergoeding en stelt het salaris (dat uit de boedel voldaan moet worden) vast. De berekening wordt uitgevoerd op basis van de systematiek als omschreven in het hiervoor vermelde besluit. Het negatieve verschil tussen de vergoeding en het salaris kan door de raad in de vorm van subsidie aan de bewindvoerder worden uitgekeerd. Om deze subsidie te kunnen verkrijgen moet de bewindvoerder, net als onder de subsidiesystematiek van vóór 1 oktober 2013, aan een aantal voorwaarden voldoen.

Deze voorwaarden staan, verspreid over diverse beleidsdocumenten, vermeld op de website van bureau Wsnp (www.wsnp.rvr.org ) en zijn daar ook op te vragen.

De nieuwe systematiek geldt alleen voor schuldsaneringen die op of na 1 oktober 2013 zijn uitgesproken. Voor schuldsaneringen die vóór die datum zijn uitgesproken blijft het oude beleid van toepassing.

Naar boven