Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 12 juni 2013, nr. WJZ/510365(10357) houdende nadere regels voor het verstrekken van subsidie voor het restaureren van beschermde monumenten van stadsherstellichamen in de jaren 2013 tot en met 2016 en wijziging van de Subsidieregeling restauratie monumenten stadsherstellichamen 2011–2012 in verband met de wijziging van de vervaldatum (Subsidieregeling restauratie monumenten stadsherstellichamen 2013–2016)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 4, tweede lid, van het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2013;

Besluit:

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

Regeling:

Subsidieregeling instandhouding monumenten;

minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

stadsherstellichaam:

organisatie die zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend bezig houdt met verwerving, renovatie, restauratie en beheer van beschermde monumenten.

Artikel 2. Toepasselijke bepalingen Regeling

De artikelen 17, 19 en 28, eerste lid, van de Regeling zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat instandhouding telkens wordt gelezen als restauratie.

Artikel 3. Reikwijdte

  • 1. De minister kan op aanvraag subsidie verstrekken voor de jaren 2013 tot en met 2016 ten

    behoeve van de restauratie van beschermde monumenten.

  • 2. Voor de subsidie, bedoeld in het eerste lid, komen slechts in aanmerking stadsherstellichamen die in de jaren 2004 tot en met 2007 gebruik maakten van de vrijstelling van de heffing van vennootschapsbelasting voor woningbouwlichamen.

Artikel 4. Subsidieplafond

Voor subsidieverstrekking is voor de jaren 2013 tot en met 2016 jaarlijks een bedrag van € 2 miljoen beschikbaar.

Artikel 5. Subsidiabele kosten

  • 1. Subsidiabel zijn de kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen als bedoeld in de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten opgenomen als bijlage bij de Regeling, met dien verstande dat kosten uitsluitend subsidiabel zijn voor zover de werkzaamheden strekken tot restauratie van het beschermde monument en zijn monumentale waarden.

  • 2. Kosten komen niet voor subsidie in aanmerking voor zover:

    • a. het kosten betreft voor werkzaamheden die vóór aanvang van de periode waarvoor subsidie wordt verleend zijn uitgevoerd;

    • b. voor de kosten reeds rijkssubsidie wordt verstrekt;

    • c. bij schade de kosten op grond van een verzekering worden gedekt;

    • d. de kosten op grond van de Wet op de omzetbelasting op verschuldigde belasting in aftrek kunnen worden gebracht.

Artikel 6. Subsidiebedrag

Per stadsherstellichaam bedraagt het subsidiebedrag ten hoogste een percentage van € 4 miljoen per subsidieronde, bedoeld in artikel 7. Dat percentage wordt berekend aan de hand van de resultaten in de jaren 2009 tot en met 2012, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder a, van het desbetreffende stadsherstellichaam ten opzichte van het totaal van die resultaten in die jaren van alle ingediende aanvragen die in aanmerking zijn gekomen voor subsidie.

Artikel 7. Aanvraag

  • 1. De subsidie wordt verleend in twee subsidierondes:

    • a. een ronde voor de jaren 2013 en 2014;

    • b. een ronde voor de jaren 2015 en 2016.

  • 2. De aanvraag voor subsidie bevat in ieder geval:

    • a. een overzicht van de resultaten vóór belastingen van het desbetreffende stadsherstellichaam van de jaren 2009 tot en met 2012 die blijken uit de desbetreffende jaarrekeningen;

    • b. de jaarrekeningen over de jaren 2004 tot en met 2007 waaruit blijkt dat het desbetreffende stadsherstellichaam voldoet aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 3, tweede lid;

    • c. de monumentnummers en adresgegevens van de te restaureren beschermde monumenten; en

    • d. per beschermd monument een raming van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 5.

  • 3. Voor zover het stadslichaam er redelijkerwijs vanuit kan gaan dat de documenten, bedoeld in het tweede lid, onder a of b, al in het bezit van de minister zijn, hoeven deze niet bij de aanvraag gevoegd te worden.

Artikel 8. Indieningstermijn

De aanvragen worden ingediend:

  • a. voor de jaren 2013 en 2014, uiterlijk op 30 november 2013;

  • b. voor de jaren 2015 en 2016, uiterlijk op 30 september 2015.

Artikel 9. Verlening

  • 1. De minister beslist per ronde gelijktijdig op de aanvragen, met toepassing van artikel 6.

  • 2. De minister beslist binnen dertien weken na de laatste dag waarop de aanvragen voor een subsidieronde ingediend kunnen worden.

  • 3. Indien het te verstrekken subsidiebedrag minder bedraagt dan € 25.000, stelt de minister de subsidie zonder subsidieverlening vast.

Artikel 10. Voorschot

De minister verstrekt onverwijld na de subsidieverlening een voorschot ter hoogte van het verleende subsidiebedrag.

Artikel 11. Vaststelling

  • 1. De ontvanger van een subsidie waarvan het verleende bedrag € 25.000 of meer bedraagt, dient voor 1 oktober van het jaar na de jaren waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling gaat vergezeld van een overzicht waarin de monumentnummers staan vermeld ten behoeve waarvan de subsidie is besteed.

  • 3. Artikel 25 van de Regeling is van overeenkomstige toepassing indien het verleende subsidiebedrag €125.000 of meer bedraagt, met dien verstande dat de aanvraag tot vaststelling vergezeld gaat van een overzicht van totaal gemaakte subsidiabele kosten per beschermd monument.

  • 4. De minister beslist binnen dertien weken na ontvangst op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

  • 5. Artikel 27 van de Regeling is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12. Wijziging regeling 2011 en 2012

Artikel 13 van de Subsidieregeling restauratie monumenten stadsherstellichamen 2011 en 2012 komt te luiden:

Artikel 13. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2014.

  • 2. Op beschikkingen gegeven op grond van deze regeling blijft deze regeling van toepassing.

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2013.

Artikel 14. Vervaldatum

Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2018, met dien verstande dat de regeling van toepassing blijft op beschikkingen die op grond van deze regeling zijn gegeven.

Artikel 15. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling restauratie monumenten stadsherstellichamen 2013–2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker.

TOELICHTING

Algemeen

1. Aanleiding

Per 1 januari 2008 is de vrijstelling van de heffing van vennootschapsbelasting voor woningbouwlichamen, tot dan toe geregeld in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, vervallen. De hiervan afgeleide vrijstelling voor gelijkgestelde stadsherstellichamen verviel daarmee eveneens. De vrijstelling van de heffing van vennootschapsbelasting stelde de stadsherstellichamen in staat om incourante monumenten aan te kopen, te restaureren en al dan niet opnieuw geschikt te maken voor volkshuisvesting. De restauratie van beschermde monumenten werd door de vrijstelling dus bevorderd.

2. Doel van de regeling

Er is in de jaren 2013 tot en met 2016 jaarlijks een bedrag van € 2 miljoen beschikbaar voor een door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de minister) te verlenen subsidie ten behoeve van stadsherstellichamen om de gevolgen van het vervallen van de vrijstelling voor stadsherstellichamen te matigen. Dit bedrag komt overeen met de jaarlijkse kostenpost die de betrokken stadsherstellichamen tezamen ondervinden van de vennootschapsbelastingheffing en is gelijk aan het uitgekeerde staatssteunbedrag in de jaren 2004 tot en met 2007 op grond van de vrijstelling van de heffing van vennootschapsbelasting.

Voor de jaren 2009–2010 is het beschikbare bedrag verdeeld via de Regeling restauratie monumenten stadsherstellichamen (Stcrt. 2010, 2076), die was gebaseerd op het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten. Die regeling is daarna met de op het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011 gebaseerde Subsidieregeling restauratie monumenten stadsherstellichamen 2011 en 2012 (Stcrt. 2011, 18342) voor nog eens twee jaar materieel verlengd.

In 2012 is het instrument van de restauratieregeling voor stadsherstellichamen heroverwogen. Hierbij is onder andere gekeken naar de recent gewijzigde monumentengeldstromen en is het uitgangspunt van het kabinet meegewogen te komen tot minder regelgeving. Het voor de monumentenzorg beschikbare budget wordt inmiddels beschikbaar gesteld via de provincies, voor de verstrekking van restauratiesubsidies, en via het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2013 (Brim 2013) en de Subsidieregeling instandhouding monumenten (Sim), voor laagrentende restauratieleningen en onderhoudssubsidies. De restauratieregeling voor stadsherstellichamen is een kleine regeling met een beperkte doelgroep en past daardoor niet goed in het nieuwe stelsel. Deze regeling wordt bij wijze van overgangsperiode nog één maal voor vier jaar materieel verlengd. Dit gebeurt wederom in de vorm van een nieuwe ministeriële regeling, omdat inmiddels het Brim 2013 van kracht is. Met ingang van 2017 zal het budget van € 2 miljoen per jaar worden toegevoegd aan het budget voor de verstrekking van laagrentende restauratieleningen of onderhoudssubsidies.

3. Samenvatting van de regeling

Samenvattend komt de regeling op het volgende neer:

  • subsidie wordt uitsluitend verleend aan stadsherstellichamen of daarmee vergelijkbare organisaties, die voorheen recht hadden op vrijstelling van de vennootschapsbelasting;

  • per stadsherstellichaam kan in twee subsidierondes (voor de jaren 2013–2014 en voor de jaren 2015–2016) steeds één subsidieaanvraag worden ingediend voor de te restaureren beschermde monumenten;

  • een aanvraag bevat de gegevens van de aanvrager, de monumentnummers en adresgegevens van de te restaureren monumenten en een raming van de subsidiabele restauratiekosten per monument. De subsidiabele restauratiekosten worden door de subsidieontvanger zelf geraamd op basis van de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten, die is opgenomen als bijlage bij de Sim;

  • de uiterste indieningsdata voor aanvragen zijn 30 november 2013 voor de eerste subsidieronde en 30 september 2015 voor de tweede subsidieronde;

  • per stadsherstellichaam geldt een maximaal subsidiebedrag dat voortvloeit uit de resultaten over de jaren 2009 tot en met 2012 ten opzichte van het totaal van de resultaten in die jaren van alle ingediende aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen;

  • renteloze bevoorschotting door het Nationaal Restauratiefonds is direct na verlening van de subsidie mogelijk;

  • de subsidievaststelling geschiedt op basis van de daadwerkelijk gemaakte kosten;

  • bij subsidiebedragen boven de € 125.000 kan een accountantsverklaring worden gevraagd inzake de juistheid van de bij de aanvraag tot vaststelling op te geven subsidiabele restauratiekosten per beschermd monument.

Gelet op het doel van de regeling is voor de desbetreffende monumenten naast restauratiesubsidie op basis van deze regeling tevens "reguliere" instandhoudingssubsidie op grond van de Subsidieregeling instandhouding monumenten mogelijk. Het moet dan uiteraard wel gaan om andere kosten dan de restauratiekosten waarvoor op grond van deze regeling subsidie wordt gevraagd.

4. Uitvoering en handhaafbaarheid

Het betreft een regeling die leidt tot subsidieverstrekking. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (hierna: Rijksdienst) voert de regeling uit en zal de aanvragen volgens een standaardprocedure in behandeling nemen. De omvang van de regeling is zodanig, dat dit geen problemen in de uitvoering en handhaving oplevert, mede gelet op de ervaringen met de uitvoering van de twee voorgaande restauratieregelingen voor stadsherstellichamen.

5. Administratieve lasten

Om de uitvoeringslasten zoveel mogelijk te beperken, zijn het aantal indieningsvereisten voor de aanvrager en het aantal door de subsidieverlener te toetsen gegevens tot een absoluut minimum beperkt. Bovendien is het Uniform Subsidiekader van toepassing. Dit betekent dat subsidies onder € 25.000 gelijk worden vastgesteld en niet behoeven te worden verantwoord en dat voor subsidies onder € 125.000 slechts een beperkte inhoudelijke verantwoording wordt gevraagd en geen financiële verantwoording.

Omdat de regeling binnen het kader van artikel 4 van het Brim 2013 moet passen, is een raming van de subsidiabele kosten per beschermd monument een minimumvereiste. Hierbij kan de subsidieaanvrager er zekerheidshalve voor kiezen meer restauraties met de bijbehorende subsidiabele kosten op te voeren, zodat een vertraagde of uitgestelde restauratie kan worden vervangen door de restauratie van een ander, eveneens opgevoerd beschermd monument. De betrokken stadsherstellichamen zullen de gevraagde gegevens gelet op hun expertise en de reeds bestaande statutaire verantwoordingsverplichtingen zonder veel extra moeite of kosten kunnen leveren. Bovendien hoeven documenten waarover de minister reeds beschikt niet nogmaals overgelegd te worden. Er hoeft geen uitgebreide werkomschrijving of begroting te worden overgelegd. De reden hiervoor is dat de in aanmerking komende organisaties bekend zijn bij de minister en ervaren zijn met het restaureren van beschermde monumenten. De verantwoording van de subsidie zal plaatsvinden overeenkomstig het Uniform Subsidiekader en levert geen bijzondere administratieve lasten op.

Voor de Rijksdienst, die de subsidie namens de minister zal verlenen, levert deze regeling een minimale uitvoeringslast op, aangezien de subsidiabele kosten niet door de Rijksdienst berekend hoeven te worden en het om een zeer beperkt aantal aanvragers gaat.

Artikelsgewijs

Artikel 2

In artikel 2 wordt een deel van de artikelen van de Sim van overeenkomstige toepassing verklaard. Deze artikelen hebben betrekking op de verplichtingen van de subsidieontvanger en de vaststelling van de subsidie bij eigendomsoverdracht van een beschermd monument. De artikelen 1, 4, 5 en 7 van het Brim 2013 zijn overigens rechtstreeks van toepassing. In artikel 1 van het Brim 2013 worden de begrippen eigenaar, restauratie en zelfstandig onderdeel gedefinieerd. Artikel 4 betreft de grondslag voor onderhavige regeling, artikel 5 een begrotingsvoorbehoud (de subsidieverlening geschiedt onder voorbehoud van het beschikbaar komen van voldoende begrotingsgelden) en artikel 7 een weigeringsgrond voor het geval dat al een lening is verstrekt door het Nationaal Restauratiefonds voor de werkzaamheden.

Artikel 3

Uitsluitend stadsherstellichamen en vergelijkbare organisaties die tot 1 januari 2008 profiteerden van de vrijstelling van vennootschapsbelasting en die thans nadeel ondervinden van de afschaffing hiervan, komen op grond van de regeling voor subsidie in aanmerking. Het doel van de regeling is deze stadsherstellichamen gedurende een overgangsperiode van nog eens vier jaar in staat te stellen om beschermde monumenten te blijven restaureren. De subsidie wordt dan ook slechts verstrekt voor de restauratie van beschermde monumenten (rijksmonumenten).

Artikel 4

Voor de jaren 2013 tot en met 2016 bedraagt het subsidieplafond jaarlijks € 2 miljoen. Dit betekent dat voor de totale periode waarvoor deze regeling is opgesteld een bedrag beschikbaar is van € 8 miljoen. Dit budget wordt in twee subsidierondes verdeeld: € 4 miljoen per subsidieronde (zie ook artikel 7).

Artikel 5

Het eerste lid heeft slechts betrekking op de kosten ten behoeve van restauratie en bepaalt welke restauratiekosten voor subsidie in aanmerking komen. De basis hiervan ligt in artikel 1 van het Brim 2013. Op grond van dit artikel wordt onder restauratie verstaan het verrichten van die werkzaamheden, die de normale instandhouding te boven gaan en die voor het herstel van het monument noodzakelijk zijn. In de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten 2013 (hierna: Leidraad), de bijlage bij de Subsidieregeling instandhouding monumenten, staat welke kosten subsidiabel zijn. De Leidraad is voor onderhavige regeling slechts relevant voor zover het kosten betreft die verband houden met restauratie. Onderhoudskosten komen derhalve niet in aanmerking voor subsidie op grond van deze regeling.

In hoofdstuk 1 van de Leidraad zijn algemene bepalingen opgenomen met basiscriteria voor de beoordeling of er sprake is van subsidiabele kosten.

De kosten moeten gericht zijn op herstel van het monument en zijn monumentale waarden. Uitgangspunt is dat de werkzaamheden op een sobere en doelmatige wijze dienen te worden verricht. Dit houdt in dat de werkzaamheden gericht moeten zijn op maximaal behoud van monumentale waarden, op een vakkundige wijze worden uitgevoerd en dat met de werkzaamheden verval en vervolgschade worden voorkomen. Ook vloeit daaruit voort dat herstel vóór vervanging gaat en vervanging vóór reconstructie. Het reconstrueren van monumenten is in beginsel niet subsidiabel.

Bij (materiaal)technisch noodzakelijk gebleken vervanging dienen de nieuwe onderdelen in materiaal, vorm, detaillering, uitvoering, afwerking én kwaliteit zoveel mogelijk overeen te komen met de afkomende, te vervangen onderdelen. Van geval tot geval zal een gedegen afweging moeten plaatsvinden of onderdelen of elementen gereconstrueerd moeten en kunnen worden en zo ja op welke manier.

Kosten voor werkzaamheden die voortvloeien uit veranderd gebruik of kosten voor werkzaamheden die op comfortverbetering of verfraaiing zijn gericht, komen niet voor subsidie in aanmerking.

In hoofdstuk 1.3 van de Leidraad wordt uiteengezet welke kosten subsidiabel zijn. Kosten van werkzaamheden die niet zijn opgenomen in de Leidraad komen dus niet voor subsidieverlening in aanmerking. In een aantal gevallen is aangegeven welke kosten niet subsidiabel zijn. Deze niet-subsidiabele kostenposten zijn bedoeld ter verduidelijking en als afbakening om aan te geven waar de grens tussen subsidiabel en niet-subsidiabel ligt, maar zijn niet limitatief bedoeld.

De Leidraad is te vinden op de internetsite www.cultureelerfgoed.nl .

De subsidie verleend in de eerste subsidieronde kan worden gebruikt voor subsidiabele kosten van werkzaamheden die van 1 januari 2013 tot 1 januari 2015 zijn of worden verricht. Werkzaamheden van voor 2013 komen dus niet voor subsidie in aanmerking. Voor de tweede subsidieronde geldt dat de werkzaamheden moeten zijn verricht in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2016.

Kosten zijn tot slot niet subsidiabel voor zover ze al gesubsidieerd worden op grond van een andere rijkssubsidieregeling, voor zover ze – in geval van schade – door een verzekering worden gedekt, of voor zover ze in aftrek kunnen worden gebracht op verschuldigde omzetbelasting.

Artikel 6

Om de administratieve lasten te drukken, wordt de subsidie voor de jaren 2013 en 2014 in één keer verleend, evenals de subsidie voor de jaren 2015 en 2016.

Het subsidiebedrag dat een stadsherstellichaam ten hoogste kan ontvangen is afhankelijk van de resultaten van het desbetreffende stadsherstellichaam ten opzichte van de andere stadsherstellichamen die voor subsidie in aanmerking komen. Voor de berekening van de verhouding worden de gegevens gebruikt over de vier meest recente jaren (2009 tot en met 2012). Daarom dient elke subsidieaanvrager, aan de hand van de jaarrekeningen, de resultaten in vóór de afdracht van belastingen. De hoogte van de resultaten bepaalt namelijk de hoogte van de heffing van de vennootschapsbelasting. De resultaten van elke aanvrager worden gedeeld door het totaal van de resultaten van de aanvragers die voor subsidie in aanmerking komen en het percentage dat hier uit volgt, vermenigvuldigt met twee keer het jaarlijkse subsidieplafond van deze regeling (in totaal vier miljoen euro per subsidieronde), is het bedrag dat een stadsherstellichaam per subsidieronde ten hoogste aan subsidie kan ontvangen. Hiermee wordt beoogd dat de stadsherstellichamen evenredig worden gecompenseerd ten opzichte van het voordeel dat zij genoten onder de vrijstelling.

Artikel 7

Op grond van deze regeling kan per stadsherstellichaam voor meer dan één beschermd monument tegelijk subsidie worden aangevraagd. Er hoeven geen restauratieplannen te worden ingediend. De stadsherstellichamen beheren hun monumentenbestand beroepsmatig en worden in dit verband al geacht met restauratieplannen te werken. Bovendien vindt er via de vereiste omgevingsvergunning controle plaats op de wijze van uitvoering van de restauratiewerkzaamheden. Wel dienen de monumentnummers en adresgegevens van de te restaureren beschermde monumenten te worden aangegeven, omdat artikel 4 van het Brim 2013 voorschrijft dat subsidieverlening per beschermd monument of zelfstandig onderdeel daarvan plaats vindt. Daarnaast dient de subsidieaanvrager een raming in waarbij per beschermd monument wordt aangegeven hoe hoog de subsidiabele kosten zijn waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De subsidiabele kosten raamt de aanvrager zelf op grond van de benodigde restauratie in combinatie met de Leidraad, bedoeld in artikel 5. Gelet op hun beroepsmatige omgang met beschermde monumenten, kunnen deze organisaties de subsidiabele kosten goed inschatten.

Voorts dient een aanvrager de jaarrekeningen over de jaren 2004 tot en met 2007 en die over de jaren 2009 tot en met 2012 in. De jaarrekeningen over 2004 tot en met 2007 zijn nodig om vast te stellen dat de aanvrager in aanmerking kwam voor de vrijstelling die tot 1 januari 2008 van toepassing was. De jaarrekeningen over de jaren 2009 tot en met 2012 worden gebruikt om overeenkomstig artikel 6 het subsidiebedrag per aanvrager te berekenen. Indien de aanvrager er redelijkerwijs van uit kan gaan dat de Minister al over de jaarrekeningen beschikt, bijvoorbeeld omdat deze al bij een eerdere subsidieaanvraag zijn overgelegd, dan behoeven deze niet bij de aanvraag gevoegd te worden. De aanvrager maakt hier in voorkomend geval melding van in zijn aanvraag.

Artikel 8

De aanvragen kunnen worden ingediend vanaf de dag na bekendmaking van de regeling in de Staatscourant en worden voor de eerste subsidieronde uiterlijk 30 november 2013 ingediend. Voor de tweede subsidieronde kunnen de aanvragen worden ingediend na de eerste subsidieronde, doch uiterlijk op 30 september 2015.

Artikel 9

In geval de te verstrekken subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, wordt de subsidie zonder subsidieverlening onmiddellijk door de minister vastgesteld. Dit betekent dat geen verantwoording over de subsidie behoeft te worden ingediend en dat na verzending van de beschikking tot subsidieverstrekking het subsidiebedrag onmiddellijk betaald wordt aan de subsidieontvanger.

Artikel 11

Voor de verantwoording van een verleende subsidie bestaan in deze regeling twee regimes. In beide regimes wordt de aanvraag tot vaststelling van de subsidie ingediend voor 1 oktober van het jaar volgend op de subsidieperiode en beslist de minister binnen dertien weken op de aanvraag. Voor de eerste subsidieronde wordt de aanvraag tot vaststelling dus uiterlijk 30 september 2015 ingediend en voor de tweede subsidieronde uiterlijk op 30 september 2017.

1: subsidie onder € 125.000

Als de verleende subsidie minder dan € 125.000 bedraagt, gaat de aanvraag tot vaststelling slechts vergezeld van een prestatieverklaring. Deze prestatieverklaring behelst een beknopt overzicht van monumenten met monumentnummers ten behoeve waarvan de subsidie is besteed.

2: subsidie van € 125.000 of meer

Als het verleende subsidiebedrag € 125.000 of meer bedraagt, gaat de aanvraag tot vaststelling van de subsidie vergezeld van een financieel verslag. Dit verslag bestaat uit een overzicht van totaal gemaakte restauratiekosten per beschermd monument. Het gaat hierbij om het totaalbedrag van de daadwerkelijk gemaakte restauratiekosten. De subsidie kan niet hoger uitvallen dan de subsidieverlening, maar wel lager, indien de restauratieproductie tegenvalt. Het is dus zaak voor een aanvrager om voldoende restauraties op te voeren in de aanvraag, en deze restauraties ook daadwerkelijk uit te voeren, teneinde te voorkomen dat het totaal aan gemaakte restauratiekosten lager uitvalt dan het verleende subsidiebedrag.

Bij subsidies van € 125.000 of meer kan de minister de subsidieontvanger verplichten bij de aanvraag tot vaststelling tevens een controleverklaring van een accountant te voegen, waarin wordt verklaard dat de bedragen in het financieel verslag juist zijn. Indien de minister een controleprotocol opstelt, doet de accountant tevens een uitspraak over de naleving door de subsidieontvanger van de in dat protocol genoemde voorschriften.

Artikelen 12 en 14

De regeling wijzigt artikel 13 van de Subsidieregeling restauratie monumenten stadsherstellichamen 2011–2012 zodanig dat deze per 1 januari 2014 vervalt. Onderhavige regeling vervalt per 1 januari 2018. Mochten er nog beschikkingen zijn die na 1 januari 2014, onderscheidenlijk 2018 afgehandeld moeten worden of waartegen bezwaar of beroep is ingesteld, dan geschiedt afhandeling hiervan overeenkomstig de vervallen regeling.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker.

Naar boven