Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 27 januari 2010, nr. WJZ/183934 (8269), houdende nadere regels voor het verstrekken van subsidie voor het restaureren van beschermde monumenten van stadsherstellichamen in de jaren 2009 en 2010 (Regeling restauratie monumenten stadsherstellichamen)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 2, eerste lid, onder c, jo artikel 4, eerste lid, van de Wet overige OCW-subsidies en artikel 43, vijfde lid, van het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. besluit:

Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten;

b. minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

c. stadsherstellichaam:

organisatie die zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend bezig houdt met verwerving, renovatie, restauratie en beheer van beschermde monumenten.

Artikel 2. Toepasselijke bepalingen Brim

De artikelen 8, 17, 24, 29 en 35, eerste lid, van het besluit zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat instandhouding telkens wordt gelezen als restauratie.

Artikel 3. Reikwijdte regeling

  • 1. De minister kan op aanvraag subsidie verstrekken voor de jaren 2009 en 2010 ten behoeve van de restauratie van beschermde monumenten of voor de aankoop en overdracht van beschermde monumenten met als doel de restauratie van deze monumenten.

  • 2. Voor de subsidie, bedoeld in het eerste lid, komen slechts in aanmerking stadsherstellichamen die in de jaren 2004 tot en met 2007 gebruik maakten van de vrijstelling van de heffing van vennootschapsbelasting voor woningbouwlichamen.

Artikel 4. Subsidieplafonds

Voor subsidieverstrekking is voor de jaren 2009 en 2010 jaarlijks een bedrag van € 2 miljoen beschikbaar.

Artikel 5. Subsidiabele kosten

  • 1. Subsidiabel zijn de kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen als bedoeld in de Leidraad Brim subsidiabele instandhoudingskosten, opgenomen als bijlage bij de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten, met dien verstande dat:

    • a. kosten uitsluitend subsidiabel zijn voorzover de werkzaamheden:

      • 1°. strekken tot restauratie van het beschermde monument en zijn monumentale waarden,

      • 2°. sober en doelmatig zijn,

      • 3°. technisch noodzakelijk zijn, en

      • 4°. de werkzaamheden zijn gericht op maximaal behoud van aanwezige monumentale waarden, in het bijzonder historische materialen en constructies;

    • b. kosten voor werkzaamheden gericht op het voorkomen van verval of het voorkomen van vervolgschade subsidiabel zijn;

    • c. kosten voor werkzaamheden gericht op vervanging van materialen die hun functie niet meer kunnen vervullen subsidiabel zijn;

    • d. kosten voor werkzaamheden gericht op reconstructie niet subsidiabel zijn, tenzij ze in uitzonderlijke gevallen naar het oordeel van de minister ter versterking van de monumentale waarden gewenst zijn; en

    • e. kosten voor werkzaamheden die voortvloeien uit veranderd gebruik, alsmede kosten voor werkzaamheden die zijn gericht op comfortverbetering niet subsidiabel zijn.

  • 2. Tevens zijn subsidiabel kosten voor zover deze redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor de aankoop en de overdracht van beschermde monumenten.

  • 3. Kosten komen niet voor subsidie in aanmerking voor zover voor deze kosten op andere wijze al subsidie is verstrekt op grond van het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten.

Artikel 6. Subsidiebedrag

Per stadsherstellichaam bedraagt het subsidiebedrag ten hoogste een percentage van € 4 miljoen dat wordt berekend aan de hand van de resultaten, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder a, van het desbetreffende stadsherstellichaam ten opzichte van het totaal van die resultaten van alle ingediende aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie.

Artikel 7. Begrotingsvoorbehoud

Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 8. Indieningsvereisten

  • 1. Een stadsherstellichaam dient één aanvraag voor subsidie op grond van deze regeling in voor de jaren 2009 en 2010.

  • 2. De aanvraag voor subsidie bevat in ieder geval:

    • a. een overzicht van de resultaten vóór belastingen van het desbetreffende stadsherstellichaam van de jaren 2004 tot en met 2007 die blijken uit de desbetreffende jaarrekeningen;

    • b. de monumentnummers en adresgegevens van de te restaureren of aan te kopen beschermde monumenten; en

    • c. een raming van de kosten per beschermd monument, waarbij de restauratiekosten slechts de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 5 omvatten.

Artikel 9. Indieningstermijn

Een aanvraag wordt voor 1 maart 2010 ingediend.

Artikel 10. Verlening

  • 1. De minister beslist tegelijk op de aanvragen met toepassing van artikel 6.

  • 2. De minister beslist voor 1 april 2010 op de aanvragen en verleent subsidie met terugwerkende kracht voor de jaren 2009 en 2010.

  • 3. Indien het te verstrekken subsidiebedrag minder bedraagt dan € 25.000, stelt de minister de subsidie zonder subsidieverlening vast.

Artikel 11. Voorschotten

De minister verstrekt uiterlijk op 15 april 2010 aan de subsidieontvanger een voorschot ter hoogte van het verleende subsidiebedrag.

Artikel 12. Vaststelling subsidie

  • 1. De ontvanger van een subsidie waarvan het verleende bedrag € 25.000 of meer bedraagt, dient voor 1 oktober 2011 een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling gaat vergezeld van een overzicht waarin de monumentnummers staan vermeld ten behoeve waarvan de subsidie is besteed.

  • 3. Artikel 33 van het besluit is van overeenkomstige toepassing indien het verleende subsidiebedrag € 125.000 of meer bedraagt, met dien verstande dat:

    • a. aangewezen organisatie voor monumentenbehoud telkens wordt gelezen als stadsherstellichaam; en

    • b. de aanvraag tot vaststelling vergezeld gaat van een overzicht van totaal gemaakte restauratiekosten en, voor zover van toepassing en in redelijkheid, de kosten voor aankoop en overdracht, per beschermd monument waarvoor subsidie is verleend.

  • 4. De minister beslist binnen dertien weken op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 14. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling restauratie monumenten stadsherstellichamen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk.

TOELICHTING

Algemeen

1. Aanleiding

Per 1 januari 2008 is de vrijstelling van de heffing van vennootschapsbelasting voor woningbouwlichamen, als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder d, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, vervallen, waarbij tevens de afgeleide vrijstelling voor gelijkgestelde stadsherstellichamen is vervallen.

De staatssecretaris van Financiën heeft aangegeven een bedrag van € 2 miljoen beschikbaar te stellen voor een jaarlijks door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: minister) te verlenen subsidie ten behoeve van stadsherstellichamen om de gevolgen van het vervallen van de vrijstelling voor stadsherstellichamen te matigen. Het voor deze subsidie benodigde budget voor 2009 is vrijgemaakt bij voorjaarsnota 2009. Voornoemd bedrag komt overeen met de jaarlijkse kostenpost die de betrokken stadsherstellichamen tezamen ondervinden van de vennootschapsbelastingheffing en is gelijk aan het uitgekeerde staatssteunbedrag in de jaren 2004 tot en met 2007 op grond van de vrijstelling van de heffing van vennootschapsbelasting.

2. Doel van de regeling

Gevolg van de vrijstelling van de heffing van vennootschapsbelasting was dat de stadsherstellichamen in staat waren om incourante monumenten aan te kopen, te restaureren en al dan niet opnieuw geschikt te maken voor volkshuisvesting. De restauratie van beschermde monumenten werd door de vrijstelling dus bevorderd. Voor subsidiëring van het restaureren van monumenten biedt de Monumentenwet 1988 het kader, via het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (hierna: Brim). Vooruitlopend op een definitieve subsidieregeling voor stadsherstellichamen in het Brim zelf, wordt voor twee jaar een tijdelijke subsidieregeling gebaseerd op artikel 43 van het Brim. Omdat voor de subsidie van aankoop van beschermde monumenten geen specifieke wettelijke grondslag bestaat, is onderhavige regeling mede gebaseerd op de Wet overige OCW-subsidies.

3. Samenvatting van de regeling

Samenvattend komt de regeling op het volgende neer:

  • Subsidie wordt uitsluitend verleend aan stadsherstellichamen of daarmee vergelijkbare organisaties, die voorheen recht hadden op vrijstelling van de vennootschapsbelasting;

  • Per stadsherstellichaam wordt één aanvraag ingediend voor de jaren 2009 en 2010 voor de te restaureren en aan te kopen beschermde monumenten;

  • Een aanvraag bevat de gegevens van de aanvrager, de monumentnummers en adresgegevens van de te restaureren monumenten of aan te kopen monumenten en een raming van de kosten per monument. De restauratiekosten worden door de subsidieontvanger zelf geraamd op basis van de regeling en de Leidraad Brim subsidiabele instandhoudingskosten;

  • Aanvragen worden voor 1 maart 2010 ingediend;

  • Per stadsherstellichaam geldt een maximaal subsidiebedrag dat voortvloeit uit de resultaten over de jaren 2004 tot en met 2007 ten opzichte van het totaal van de resultaten van alle ingediende aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen;

  • Bevoorschotting door het Nationaal Restauratiefonds is direct na verlening van de subsidie mogelijk. De rente bedraagt 0%;

  • De subsidievaststelling geschiedt op basis van de daadwerkelijk gemaakte kosten;

  • Voor de vaststelling van subsidiebedragen boven de € 125.000 is een accountantsverklaring vereist inzake de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie.

Gelet op het doel van de regeling is voor de desbetreffende monumenten naast restauratiesubsidie op basis van deze regeling tevens "reguliere" instandhoudingssubsidie op grond van het Brim mogelijk.

4. Uitvoering en handhaafbaarheid

Het betreft een regeling die leidt tot subsidieverstrekking. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (hierna: Rijksdienst) voert de regeling uit en zal de aanvragen volgens een standaard procedure in behandeling nemen. De omvang van de regeling is zodanig, dat dit geen problemen in de uitvoering en handhaving zal opleveren.

5. Administratieve lasten

Om de uitvoeringslasten zoveel mogelijk te beperken, zijn het aantal indieningsvereisten voor de aanvrager en het aantal door de subsidieverlener te toetsen gegevens tot een absoluut minimum beperkt. Bovendien zijn de uitgangspunten van het uniform subsidiekader reeds toegepast in deze regeling. Dit betekent dat subsidies onder € 25.000 gelijk worden vastgesteld en niet behoeven te worden verantwoord en dat voor subsidies onder € 125.000 slechts een beperkte inhoudelijke verantwoording wordt gevraagd en geen financiële verantwoording.

Omdat de regeling binnen het kader van artikel 43 van het Brim moet passen – het betreft immers restauratiesubsidie – is een raming van de restauratiekosten per beschermd monument een minimumvereiste. Hierbij kan de subsidieaanvrager er zekerheidshalve voor kiezen meer restauraties op te voeren, zodat bij de subsidievaststelling eventueel nog geschoven kan worden met de subsidiebedragen per beschermd monument. De betrokken stadsherstellichamen zullen deze gegevens gelet op hun expertise en de reeds bestaande statutaire verantwoordingsverplichtingen zonder veel extra moeite of kosten kunnen leveren. Er hoeft geen uitgebreide werkomschrijving of begroting te worden overgelegd. De reden hiervoor is dat de in aanmerking komende organisaties bekend zijn bij de minister en ervaren zijn met het restaureren van beschermde monumenten. De verantwoording van de subsidie zal plaatsvinden overeenkomstig de bepalingen hieromtrent in het Brim en levert geen bijzondere administratieve lasten op.

Voor de Rijksdienst, die de subsidie namens de minister zal verlenen, levert deze regeling een minimale administratieve last op, aangezien de subsidiabele kosten niet door de Rijksdienst berekend hoeven te worden.

Artikelsgewijs

Artikel 2

In artikel 2 wordt een deel van de artikelen van het Brim van overeenkomstige toepassing verklaard. De artikelen 1 en 43 van het Brim zijn overigens rechtstreeks van toepassing. De van overeenkomstige toepassing verklaarde artikelen hebben voornamelijk betrekking op de verplichtingen van de subsidieontvanger en de verantwoording en vaststelling van de subsidie.

Artikel 3

Uitsluitend stadsherstellichamen en vergelijkbare organisaties die tot 1 januari 2008 profiteerden van de vrijstelling van vennootschapsbelasting en die thans nadeel ondervinden van de afschaffing hiervan, komen op grond van de regeling voor subsidie in aanmerking. Het doel van de regeling is deze stadsherstellichamen in staat te stellen om beschermde monumenten te blijven restaureren. De subsidie wordt dan ook slechts verstrekt voor de restauratie van beschermde monumenten of de aankoop van beschermde monumenten met als doel deze monumenten te restaureren.

Artikel 4

Voor zowel 2009 als 2010 is een bedrag voor deze regeling beschikbaar van € 2 miljoen. Dit betekent dat voor de totale periode waarvoor deze regeling is opgesteld een bedrag beschikbaar is van € 4 miljoen.

Artikel 5

Het eerste lid heeft slechts betrekking op de kosten ten behoeve van restauratie en bepaalt welke restauratiekosten voor subsidie in aanmerking komen. De basis hiervan ligt in artikel 43 van het Brim. Op grond van artikel 43 van het Brim wordt onder restauratie verstaan het verrichten van die werkzaamheden, die de normale instandhouding te boven gaan en die voor het herstel van het monument noodzakelijk zijn. Dit betekent in de eerste plaats dat de kosten gericht moeten zijn op herstel van de monumentale waarden.

Een uitgangspunt voor het subsidiabel zijn van werkzaamheden is dat de werkzaamheden op een sobere en doelmatige wijze dienen te worden verricht. Dit houdt in dat de werkzaamheden gericht moeten zijn op maximaal behoud van monumentale waarden, op een vakkundige wijze worden uitgevoerd en dat met de werkzaamheden verval en vervolgschade worden voorkomen. Ook vloeit daaruit voort dat herstel vóór vervanging gaat en vervanging vóór reconstructie. Het reconstrueren van monumenten is in beginsel niet subsidiabel.

Bij (materiaal)technisch noodzakelijk gebleken vervanging dienen de nieuwe onderdelen in materiaal, vorm, detaillering, uitvoering, afwerking én kwaliteit zoveel mogelijk overeen te komen met de afkomende, te vervangen onderdelen. Van geval tot geval zal een gedegen afweging moeten plaatsvinden of onderdelen of elementen gereconstrueerd mogen en kunnen worden en zo ja op welke manier.

Werkzaamheden die slechts op comfortverbetering of verfraaiing zijn gericht, komen niet voor subsidie in aanmerking.

In de regeling zijn de basiscriteria opgenomen om te beoordelen of er sprake is van subsidiabele kosten. In de Leidraad Brim subsidiabele instandhoudingskosten (hierna: Leidraad), de bijlage bij de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten, zijn werkzaamheden die als zodanig kunnen worden aangemerkt, opgenomen. In de Leidraad wordt uiteengezet welke kosten subsidiabel zijn. Kosten van werkzaamheden die niet zijn opgenomen in de Leidraad komen dus niet voor subsidieverlening in aanmerking. In een aantal gevallen is aangegeven welke kosten niet subsidiabel zijn. Deze niet-subsidiabele kostenposten zijn bedoeld ter verduidelijking en als afbakening om aan te geven waar de grens tussen subsidiabel en niet-subsidiabel ligt, maar zijn niet limitatief bedoeld.

De Leidraad ligt ter inzage in de bibliotheek van de Rijksdienst en is geplaatst op de internetsite www.cultureelerfgoed.nl.

Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat ook kosten voor de aankoop en overdracht van beschermde monumenten voor subsidie in aanmerking komen. Het gaat daarbij slechts om kosten die redelijkerwijs verband houden met de aankoop en overdracht van het beschermde monument en die daarvoor redelijkerwijs noodzakelijk zijn. Zo zal er geen subsidie worden verstrekt voorzover de aankoopsom hoger is dan de marktwaarde van het desbetreffende monument.

Het derde lid bepaalt dat voor subsidie op grond van deze regeling geen kosten in aanmerking komen waarvoor reeds subsidie is verleend op grond van het Brim. Het is dus niet mogelijk om dezelfde kosten op te voeren voor zowel subsidie op grond van deze regeling als voor een andere subsidie op grond van het Brim.

Artikelen 6 en 7

Om de administratieve lasten te drukken, wordt de subsidie voor de jaren 2009 en 2010 in één keer verleend. Omdat de begroting voor 2010 nog niet is vastgesteld, geschiedt de subsidieverlening onder voorbehoud van het beschikbaar komen van voldoende begrotingsgelden.

Deze regeling heeft tot doel de compensatie van stadsherstellichamen voor de afschaffing van de vrijstelling van de heffing van vennootschapsbelasting zodat restauratie van beschermd cultureel erfgoed voortgang kan vinden. Het subsidiebedrag dat een stadsherstellichaam ten hoogste kan ontvangen is afhankelijk van de resultaten van het desbetreffende stadsherstellichaam ten opzichte van de andere stadsherstellichamen die voor subsidie in aanmerking komen over de jaren dat de vrijstelling van toepassing was (2004 tot en met 2007). Daarom dient elke subsidieaanvrager, aan de hand van de jaarrekeningen, de resultaten in vóór de afdracht van belastingen. De hoogte van de resultaten bepaalt namelijk de hoogte van de heffing van de vennootschapsbelasting die het desbetreffende stadsherstellichaam had moeten betalen. De resultaten van elke aanvrager worden gedeeld door het totaal van de resultaten van de aanvragers die voor subsidie in aanmerking komen en het percentage dat hier uit volgt, vermenigvuldigt met twee keer het jaarlijkse subsidieplafond van deze regeling (in totaal vier miljoen euro), is het bedrag dat een stadsherstellichaam ten hoogste aan subsidie kan ontvangen. Hiermee wordt beoogd dat de stadsherstellichamen evenredig worden gecompenseerd ten opzichte van het voordeel dat zij genoten onder de vrijstelling.

Artikel 8

Op grond van deze regeling kan per stadsherstellichaam voor meer dan één beschermd monument tegelijk subsidie worden aangevraagd. Hiervoor hoeven geen restauratieplannen te worden ingediend. Deze organisaties worden geacht professioneel met hun monumentenbestand om te gaan. Bovendien vindt er via de verlening van de monumentenvergunning controle plaats op de wijze van uitvoering van de restauratiewerkzaamheden. Wel dienen de monumentnummers en adresgegevens van de te restaureren of aan te kopen monumenten te worden aangegeven, omdat artikel 43 van het Brim voorschrijft dat subsidieverlening per beschermd monument plaats vindt. Daarnaast dient de subsidieaanvrager een raming in waarbij per beschermd monument wordt aangegeven hoe hoog de restauratiekosten, en eventueel kosten van aankoop van beschermde monumenten, zijn waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De restauratiekosten berekent de aanvrager op grond van de benodigde restauratie in combinatie met de subsidiabele kosten als aangegeven in artikel 5. In tegenstelling tot hetgeen gebruikelijk is bij andere restauratiesubsidieregelingen raamt de aanvrager zelf de subsidiabele restauratiekosten per monument. Gelet op het feit dat de betrokken organisaties professionele partijen zijn op het gebied van de monumentenzorg, zijn zij hiertoe zonder meer in staat.

Artikel 9

De aanvragen kunnen worden ingediend direct na bekendmaking van de regeling in de Staatscourant en worden voor 1 maart 2010 ingediend.

Artikel 10

In geval de te verstrekken subsidie minder dan€ 25.000 bedraagt, wordt de subsidie zonder subsidieverlening onmiddellijk door de minister vastgesteld. Dit betekent dat geen verantwoording over de subsidie behoeft te worden ingediend en dat na verzending van de beschikking tot subsidieverstrekking het subsidiebedrag onmiddellijk betaald wordt aan de subsidieontvanger.

Bij de subsidies waar wel sprake is van verlening wordt de subsidie met terugwerkende kracht voor de jaren 2009 en 2010 verleend.

Artikel 12

Voor de verantwoording van een verleende subsidie bestaan in deze regeling twee regimes. In beide regimes wordt de aanvraag tot vaststelling van de subsidie voor 1 oktober 2011 ingediend en beslist de minister binnen dertien weken op de aanvraag.

1: subsidie onder € 125.000

Als de verleende subsidie minder dan € 125.000 bedraagt, gaat de aanvraag tot vaststelling slechts vergezeld van een overzicht van monumenten met monumentnummers ten behoeve waarvan de subsidie is besteed.

2: subsidie van € 125.000 of meer

Als het verleende subsidiebedrag € 125.000 of meer bedraagt, gaat de aanvraag tot vaststelling van de subsidie naast het overzicht vergezeld van een financiële verantwoording. Op de financiële verantwoording is artikel 33 van het Brim van overeenkomstige toepassing. In de financiële verantwoording wordt een overzicht gegeven van de totale kosten per beschermd monument. Het gaat hierbij om het totaalbedrag van de daadwerkelijk gemaakte restauratie- en aankoopkosten. Daarnaast gaat de verantwoording vergezeld van een verklaring van een accountant over de rechtmatige besteding van het subsidiebedrag.

De subsidie kan niet hoger uitvallen dan de subsidieverlening, maar wel lager, indien de restauratieproductie tegenvalt. Het is dus zaak voor een aanvrager om voldoende restauraties op te voeren in de aanvraag, en deze restauraties ook daadwerkelijk uit te voeren, teneinde te voorkomen dat het totaal aan gemaakte restauratiekosten lager uitvalt dan het verleende subsidiebedrag.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk.

Naar boven