Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 22 september 20211, nr. WJZ/331156 (8320), houdende nadere regels voor het verstrekken van subsidie voor het restaureren van beschermde monumenten van stadsherstellichamen in de jaren 2011 en 2012 (Subsidieregeling restauratie monumenten stadsherstellichamen 2011 en 2012)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 35, vierde lid, van het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011;

Besluit:

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

Besluit:

Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011;

minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

stadsherstellichaam:

organisatie die zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend bezig houdt met verwerving, renovatie, restauratie en beheer van beschermde monumenten.

Artikel 2. Toepasselijke bepalingen Besluit

De artikelen 7, 13, 19, 24 en 30, eerste lid, van het Besluit zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat instandhouding telkens wordt gelezen als restauratie.

Artikel 3. Reikwijdte

  • 1. De minister kan op aanvraag subsidie verstrekken voor de jaren 2011 en 2012 ten behoeve van de restauratie van beschermde monumenten.

  • 2. Voor de subsidie, bedoeld in het eerste lid, komen slechts in aanmerking stadsherstellichamen die in de jaren 2004 tot en met 2007 gebruik maakten van de vrijstelling van de heffing van vennootschapsbelasting voor woningbouwlichamen.

Artikel 4. Subsidieplafond

Voor subsidieverstrekking is voor de jaren 2011 en 2012 jaarlijks een bedrag van € 2 miljoen beschikbaar.

Artikel 5. Subsidiabele kosten

  • 1. Subsidiabel zijn de kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen als bedoeld in de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten Brim 2011, opgenomen als bijlage bij de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011, met dien verstande dat kosten uitsluitend subsidiabel zijn voorzover de werkzaamheden strekken tot restauratie van het beschermde monument en zijn monumentale waarden.

  • 2. Kosten komen niet voor subsidie in aanmerking voor zover:

    • a. voor deze kosten op andere wijze al subsidie is verstrekt op grond van het Besluit; of

    • b. het kosten betreft voor werkzaamheden die voor 1 januari 2011 zijn uitgevoerd.

Artikel 6. Subsidiebedrag

Per stadsherstellichaam bedraagt het subsidiebedrag ten hoogste een percentage van € 4 miljoen. Dat percentage wordt berekend aan de hand van de resultaten in de jaren 2007 tot en met 2010, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder a, van het desbetreffende stadsherstellichaam ten opzichte van het totaal van die resultaten in die jaren van alle ingediende aanvragen die in aanmerking zijn gekomen voor subsidie.

Artikel 7. Aanvraag

  • 1. Een stadsherstellichaam dient één aanvraag voor subsidie op grond van deze regeling in voor de jaren 2011 en 2012.

  • 2. De aanvraag voor subsidie bevat in ieder geval:

    • a. een overzicht van de resultaten vóór belastingen van het desbetreffende stadsherstellichaam van de jaren 2004 tot en met 2010 die blijken uit de desbetreffende jaarrekeningen;

    • b. de monumentnummers en adresgegevens van de te restaureren beschermde monumenten; en

    • c. een raming van de kosten per beschermd monument, waarbij de restauratiekosten slechts de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 5 omvatten.

  • 3. De documenten, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, gaan niet bij de aanvraag als het stadsherstellichaam er redelijkerwijs van uit kan gaan dat de minister al in het bezit is van deze gegevens.

Artikel 8. Indieningstermijn

Een aanvraag wordt ingediend voor 1 december 2011.

Artikel 9. Verlening

  • 1. De minister beslist tegelijk op de aanvragen met toepassing van artikel 6.

  • 2. De minister beslist binnen dertien weken na 30 november 2011.

  • 3. Indien het te verstrekken subsidiebedrag minder bedraagt dan € 25.000, stelt de minister de subsidie zonder subsidieverlening vast.

Artikel 10. Voorschot

De minister verstrekt onverwijld na de subsidieverlening een voorschot ter hoogte van het verleende subsidiebedrag.

Artikel 11. Vaststelling

  • 1. De ontvanger van een subsidie waarvan het verleende bedrag € 25.000 of meer bedraagt, dient voor 1 oktober 2013 een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling gaat vergezeld van een overzicht waarin de monumentnummers staan vermeld ten behoeve waarvan de subsidie is besteed.

  • 3. Artikel 27 van het Besluit is van overeenkomstige toepassing indien het verleende subsidiebedrag € 125.000 of meer bedraagt, met dien verstande dat de aanvraag tot vaststelling vergezeld gaat van een overzicht van totaal gemaakte restauratiekosten per beschermd monument.

  • 4. De minister beslist binnen dertien weken op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

  • 5. Artikel 29 van het Besluit is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12. Intrekking regeling 2009 en 2010

  • 1. De Regeling restauratie monumenten stadsherstellichamen wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2012.

  • 2. Op beschikkingen gegeven op grond van de regeling, bedoeld in het eerste lid, blijft die regeling van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 14. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling restauratie monumenten stadsherstellichamen 2011 en 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra.

TOELICHTING

Algemeen

1. Aanleiding

Per 1 januari 2008 is de vrijstelling van de heffing van vennootschapsbelasting voor woningbouwlichamen, tot dan toe geregeld in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, vervallen. De hiervan afgeleide vrijstelling voor gelijkgestelde stadsherstellichamen verviel daarmee eveneens. De vrijstelling van de heffing van vennootschapsbelasting stelde de stadsherstellichamen in staat om incourante monumenten aan te kopen, te restaureren en al dan niet opnieuw geschikt te maken voor volkshuisvesting. De restauratie van beschermde monumenten werd door de vrijstelling dus bevorderd.

2. Doel van de regeling

De staatssecretaris van Financiën stelt een bedrag van € 2 miljoen beschikbaar voor een jaarlijks door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de minister) te verlenen subsidie ten behoeve van stadsherstellichamen om de gevolgen van het vervallen van de vrijstelling voor stadsherstellichamen te matigen. Dit bedrag komt overeen met de jaarlijkse kostenpost die de betrokken stadsherstellichamen tezamen ondervinden van de vennootschapsbelastingheffing en is gelijk aan het uitgekeerde staatssteunbedrag in de jaren 2004 tot en met 2007 op grond van de vrijstelling van de heffing van vennootschapsbelasting.

Vooruitlopend op een structurele subsidieregeling in de op de Monumentenwet 1988 gebaseerde instandhoudingsregeling, het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten, is het beschikbare bedrag voor de jaren 2009 en 2010 via een ministeriële regeling verdeeld. Het ging hierbij om subsidie ten behoeve van de restauratie en aankoop van beschermde monumenten, met een grondslag in het Brim, respectievelijk de Wet overige OCW-subsidies. Deze Regeling restauratie monumenten stadsherstellichamen van 27 januari 2010 (Stcrt. 2010, 2076) wordt met onderhavige regeling voor nog eens twee jaar materieel verlengd, omdat gedurende deze periode een definitieve regeling in de instandhoudingsregeling nog niet kan worden gerealiseerd. De verlenging gaat in de vorm van een nieuwe regeling omdat het Brim intussen is vervangen door het Brim 2011 en de aankoop van beschermde monumenten niet langer gesubsidieerd wordt. Een grondslag in de Wet overige OCW-subsidies is daarmee ook niet meer nodig.

3. Samenvatting van de regeling

Samenvattend komt de regeling op het volgende neer:

  • subsidie wordt uitsluitend verleend aan stadsherstellichamen of daarmee vergelijkbare organisaties, die voorheen recht hadden op vrijstelling van de vennootschapsbelasting;

  • per stadsherstellichaam wordt één aanvraag ingediend voor de jaren 2011 en 2012 voor de te restaureren beschermde monumenten;

  • een aanvraag bevat de gegevens van de aanvrager, de monumentnummers en adresgegevens van de te restaureren monumenten en een raming van de kosten per monument. De restauratiekosten worden door de subsidieontvanger zelf geraamd op basis van de regeling en de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten Brim 2011;

  • de uiterste indieningsdatum voor aanvragen is 30 november 2011;

  • per stadsherstellichaam geldt een maximaal subsidiebedrag dat voortvloeit uit de resultaten over de jaren 2007 tot en met 2010 ten opzichte van het totaal van de resultaten in die jaren van alle ingediende aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen;

  • bevoorschotting door het Nationaal Restauratiefonds is direct na verlening van de subsidie mogelijk. De rente bedraagt 0%;

  • de subsidievaststelling geschiedt op basis van de daadwerkelijk gemaakte kosten;

  • bij subsidiebedragen boven de € 125.000 kan een accountantsverklaring worden gevraagd inzake de juistheid van de bij de aanvraag tot vaststelling op te geven restauratiekosten per beschermd monument.

Gelet op het doel van de regeling is voor de desbetreffende monumenten naast restauratiesubsidie op basis van deze regeling tevens "reguliere" instandhoudingssubsidie op grond van het Brim 2011 mogelijk.

4. Uitvoering en handhaafbaarheid

Het betreft een regeling die leidt tot subsidieverstrekking. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (hierna: Rijksdienst) voert de regeling uit en zal de aanvragen volgens een standaard procedure in behandeling nemen. De omvang van de regeling is zodanig, dat dit geen problemen in de uitvoering en handhaving oplevert, mede gelet op de ervaringen met de uitvoering van de Regeling restauratie monumenten stadsherstellichamen.

5. Administratieve lasten

Om de uitvoeringslasten zoveel mogelijk te beperken, zijn het aantal indieningsvereisten voor de aanvrager en het aantal door de subsidieverlener te toetsen gegevens tot een absoluut minimum beperkt. Bovendien is het uniform subsidiekader toegepast in deze regeling. Dit betekent dat subsidies onder € 25.000 gelijk worden vastgesteld en niet behoeven te worden verantwoord en dat voor subsidies onder € 125.000 slechts een beperkte inhoudelijke verantwoording wordt gevraagd en geen financiële verantwoording.

Omdat de regeling binnen het kader van artikel 35 van het Brim 2011 moet passen – het betreft immers restauratiesubsidie – is een raming van de restauratiekosten per beschermd monument een minimumvereiste. Hierbij kan de subsidieaanvrager er zekerheidshalve voor kiezen meer restauraties op te voeren, zodat bij de subsidievaststelling eventueel nog geschoven kan worden met de subsidiebedragen per beschermd monument. De betrokken stadsherstellichamen zullen deze gegevens gelet op hun expertise en de reeds bestaande statutaire verantwoordingsverplichtingen zonder veel extra moeite of kosten kunnen leveren. Er hoeft geen uitgebreide werkomschrijving of begroting te worden overgelegd. De reden hiervoor is dat de in aanmerking komende organisaties bekend zijn bij de minister en ervaren zijn met het restaureren van beschermde monumenten. De verantwoording van de subsidie zal plaatsvinden overeenkomstig de bepalingen hieromtrent in het Brim 2011 en levert geen bijzondere administratieve lasten op.

Voor de Rijksdienst, die de subsidie namens de minister zal verlenen, levert deze regeling een minimale bestuurlijke last op, aangezien de subsidiabele kosten niet door de Rijksdienst berekend hoeven te worden en het om een zeer beperkt aantal aanvragers gaat.

Artikelsgewijs

Artikel 2

In artikel 2 wordt een deel van de artikelen van het Brim 2011 van overeenkomstige toepassing verklaard. De artikelen 1 en 35 van het Brim 2011 zijn overigens rechtstreeks van toepassing. De van overeenkomstige toepassing verklaarde artikelen hebben voornamelijk betrekking op de verplichtingen van de subsidieontvanger en de verantwoording en vaststelling van de subsidie. Artikel 13 van het Brim 2011 wordt van overeenkomstige toepassing verklaard omdat de begroting voor 2012 nog niet is vastgesteld. De subsidieverlening geschiedt dus onder voorbehoud van het beschikbaar komen van voldoende begrotingsgelden.

Artikel 3

Uitsluitend stadsherstellichamen en vergelijkbare organisaties die tot 1 januari 2008 profiteerden van de vrijstelling van vennootschapsbelasting en die thans nadeel ondervinden van de afschaffing hiervan, komen op grond van de regeling voor subsidie in aanmerking. Het doel van de regeling is deze stadsherstellichamen in staat te stellen om beschermde monumenten te blijven restaureren. De subsidie wordt dan ook slechts verstrekt voor de restauratie van beschermde monumenten.

Artikel 4

Voor zowel 2011 als 2012 is een bedrag voor deze regeling beschikbaar van € 2 miljoen. Dit betekent dat voor de totale periode waarvoor deze regeling is opgesteld een bedrag beschikbaar is van € 4 miljoen.

Artikel 5

Het eerste lid heeft slechts betrekking op de kosten ten behoeve van restauratie en bepaalt welke restauratiekosten voor subsidie in aanmerking komen. De basis hiervan ligt in artikel 35 van het Brim 2011. Op grond van dit artikel wordt onder restauratie verstaan het verrichten van die werkzaamheden, die de normale instandhouding te boven gaan en die voor het herstel van het monument noodzakelijk zijn. In de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten Brim 2011 (hierna: Leidraad), de bijlage bij de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011, staat welke kosten subsidiabel zijn. De Leidraad is voor onderhavige regeling slechts relevant voor zover het kosten betreft die verband houden met restauratie. Onderhoudskosten komen derhalve niet in aanmerking voor subsidie op grond van deze regeling.

In hoofdstuk 1 van de Leidraad zijn algemene bepalingen opgenomen met basiscriteria voor de beoordeling of er sprake is van subsidiabele kosten.

De kosten moeten gericht zijn op herstel van het monument en zijn monumentale waarden. Uitgangspunt is dat de werkzaamheden op een sobere en doelmatige wijze dienen te worden verricht. Dit houdt in dat de werkzaamheden gericht moeten zijn op maximaal behoud van monumentale waarden, op een vakkundige wijze worden uitgevoerd en dat met de werkzaamheden verval en vervolgschade worden voorkomen. Ook vloeit daaruit voort dat herstel vóór vervanging gaat en vervanging vóór reconstructie. Het reconstrueren van monumenten is in beginsel niet subsidiabel.

Bij (materiaal)technisch noodzakelijk gebleken vervanging dienen de nieuwe onderdelen in materiaal, vorm, detaillering, uitvoering, afwerking én kwaliteit zoveel mogelijk overeen te komen met de afkomende, te vervangen onderdelen. Van geval tot geval zal een gedegen afweging moeten plaatsvinden of onderdelen of elementen gereconstrueerd moeten en kunnen worden en zo ja op welke manier.

Kosten voor werkzaamheden die voortvloeien uit veranderd gebruik of kosten voor werkzaamheden die op comfortverbetering of verfraaiing zijn gericht, komen niet voor subsidie in aanmerking.

In hoofdstuk 2 van de Leidraad wordt uiteengezet welke kosten subsidiabel zijn. Kosten van werkzaamheden die niet zijn opgenomen in de Leidraad komen dus niet voor subsidieverlening in aanmerking. In een aantal gevallen is aangegeven welke kosten niet subsidiabel zijn. Deze niet-subsidiabele kostenposten zijn bedoeld ter verduidelijking en als afbakening om aan te geven waar de grens tussen subsidiabel en niet-subsidiabel ligt, maar zijn niet limitatief bedoeld.

De Leidraad is te vinden op de internetsite www.cultureelerfgoed.nl.

Omdat de subsidie een compensatie betreft voor de jaren 2011 en 2012, kan de subsidie worden gebruikt voor kosten van werkzaamheden die al in 2011 zijn verricht. Werkzaamheden van voor 2011 komen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 6

Om de administratieve lasten te drukken, wordt de subsidie voor de jaren 2011 en 2012 in één keer verleend.

Het subsidiebedrag dat een stadsherstellichaam ten hoogste kan ontvangen is afhankelijk van de resultaten van het desbetreffende stadsherstellichaam ten opzichte van de andere stadsherstellichamen die voor subsidie in aanmerking komen. Voor de berekening van de verhouding worden de gegevens gebruikt over de vier meest recente jaren (2007 tot en met 2010). Daarom dient elke subsidieaanvrager, aan de hand van de jaarrekeningen, de resultaten in vóór de afdracht van belastingen. De hoogte van de resultaten bepaalt namelijk de hoogte van de heffing van de vennootschapsbelasting. De resultaten van elke aanvrager worden gedeeld door het totaal van de resultaten van de aanvragers die voor subsidie in aanmerking komen en het percentage dat hier uit volgt, vermenigvuldigt met twee keer het jaarlijkse subsidieplafond van deze regeling (in totaal vier miljoen euro), is het bedrag dat een stadsherstellichaam ten hoogste aan subsidie kan ontvangen. Hiermee wordt beoogd dat de stadsherstellichamen evenredig worden gecompenseerd ten opzichte van het voordeel dat zij genoten onder de vrijstelling.

Artikel 7

Op grond van deze regeling kan per stadsherstellichaam voor meer dan één beschermd monument tegelijk subsidie worden aangevraagd. Er hoeven geen restauratieplannen te worden ingediend. Deze organisaties worden geacht professioneel met hun monumentenbestand om te gaan. Bovendien vindt er via de verlening van de monumentenvergunning controle plaats op de wijze van uitvoering van de restauratiewerkzaamheden. Wel dienen de monumentnummers en adresgegevens van de te restaureren monumenten te worden aangegeven, omdat artikel 35 van het Brim 2011 voorschrijft dat subsidieverlening per beschermd monument (of zelfstandig onderdeel daarvan) plaats vindt. Daarnaast dient de subsidieaanvrager een raming in waarbij per beschermd monument wordt aangegeven hoe hoog de restauratiekosten zijn waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De restauratiekosten berekent de aanvrager op grond van de benodigde restauratie in combinatie met de subsidiabele kosten als opgenomen in de Leidraad, bedoeld in artikel 5. In tegenstelling tot hetgeen gebruikelijk is bij andere restauratiesubsidieregelingen raamt de aanvrager zelf de subsidiabele restauratiekosten per monument. Gelet op het feit dat de betrokken organisaties professionele partijen zijn op het gebied van de monumentenzorg, zijn zij hiertoe zonder meer in staat.

Voorts dient een aanvrager de jaarrekeningen over de jaren 2004 tot en met 2010 in. De jaarrekeningen over 2004 tot en met 2007 zijn nodig om vast te stellen dat de aanvrager in aanmerking kwam voor de vrijstelling die tot 1 januari 2008 van toepassing was. De jaarrekeningen over de jaren 2007 tot en met 2010 worden gebruikt om overeenkomstig artikel 6 het subsidiebedrag per aanvrager te berekenen. Indien de aanvrager er redelijkerwijs van uit kan gaan dat de Minister al over de jaarrekeningen beschikt, dan behoeven deze niet bij de aanvraag gevoegd te worden. Instellingen die op grond van de Regeling restauratie stadsherstellichamen voor de jaren 2009 en 2010 subsidie hebben ontvangen, zullen over de jaren 2004 tot en met 2007 al de jaarrekeningen hebben ingediend en zullen dan die jaarrekeningen niet meer bij de aanvraag hoeven te voegen.

Artikel 8

De aanvragen kunnen worden ingediend direct na bekendmaking van de regeling in de Staatscourant en worden uiterlijk 30 november 2011 ingediend.

Artikel 9

In geval de te verstrekken subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, wordt de subsidie zonder subsidieverlening onmiddellijk door de minister vastgesteld. Dit betekent dat geen verantwoording over de subsidie behoeft te worden ingediend en dat na verzending van de beschikking tot subsidieverstrekking het subsidiebedrag onmiddellijk betaald wordt aan de subsidieontvanger.

Artikel 11

Voor de verantwoording van een verleende subsidie bestaan in deze regeling twee regimes. In beide regimes wordt de aanvraag tot vaststelling van de subsidie voor 1 oktober 2013 ingediend en beslist de minister binnen dertien weken op de aanvraag.

1: subsidie onder € 125.000

Als de verleende subsidie minder dan € 125.000 bedraagt, gaat de aanvraag tot vaststelling slechts vergezeld van een prestatieverklaring. Deze prestatieverklaring behelst een beknopt overzicht van monumenten met monumentnummers ten behoeve waarvan de subsidie is besteed.

2: subsidie van € 125.000 of meer

Als het verleende subsidiebedrag € 125.000 of meer bedraagt, gaat de aanvraag tot vaststelling van de subsidie vergezeld van een financieel verslag. Dit verslag bestaat uit een overzicht van totaal gemaakte restauratiekosten per beschermd monument. Het gaat hierbij om het totaalbedrag van de daadwerkelijk gemaakte restauratiekosten. De subsidie kan niet hoger uitvallen dan de subsidieverlening, maar wel lager, indien de restauratieproductie tegenvalt. Het is dus zaak voor een aanvrager om voldoende restauraties op te voeren in de aanvraag, en deze restauraties ook daadwerkelijk uit te voeren, teneinde te voorkomen dat het totaal aan gemaakte restauratiekosten lager uitvalt dan het verleende subsidiebedrag.

Bij subsidies van € 125.000 of meer kan de minister de subsidieontvanger verplichten bij de aanvraag tot vaststelling tevens een controleverklaring van een accountant te voegen, waarin wordt verklaard dat de bedragen in het financieel verslag juist zijn. Indien de minister een controleprotocol opstelt, doet de accountant tevens een uitspraak over de naleving door de subsidieontvanger van de in dat protocol genoemde voorschriften.

Artikel 12

De regeling voor de compensatie voor de jaren 2009 en 2010 wordt ingetrokken. Mochten er nog beschikkingen zijn die na 1 januari 2012 afgehandeld moeten worden of waartegen bezwaar of beroep is ingesteld, dan geschiedt afhandeling hiervan overeenkomstig de ingetrokken regeling.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra.

Naar boven