Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 17 mei 2013, nr. HO&S/504498, houdende de normering van de studievoortgang voor buitenlandse studenten met een verblijfsvergunning in verband met studie (Regeling normering studievoortgang vanwege verblijfsvergunning in verband met studie)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 3.87a, eerste lid, onder b, van het Vreemdelingenbesluit 2000;

Besluit:

Artikel 1. Studievoortgangsnorm

De norm voor voldoende studievoortgang, als bedoeld in artikel 3.87a, eerste lid, onder b, van het Vreemdelingenbesluit 2000, is de norm zoals vastgelegd in artikel 5.5 van de Gedragscode internationale student hoger onderwijs.

Artikel 2. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 juni 2013. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 mei 2013, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 juni 2013.

Artikel 3. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: regeling normering studievoortgang vanwege verblijfsvergunning in verband met studie

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker.

TOELICHTING

De Vreemdelingenwet 2000 en de daaronder liggende regelgeving is recent gewijzigd. De Wet modern migratiebeleid (Stb. 2010, 290) en het Besluit modern migratiebeleid (Stb. 2010, 307) versterken de positie van de referent in het reguliere vreemdelingenbeleid. Dit wordt bereikt door uitbreiding en wettelijke verankering van diens verantwoordelijkheden en verplichtingen. Referenten hebben een aantal wettelijke verplichtingen: een informatieplicht, een administratie- en bewaarplicht en een zorgplicht. Onderwijsinstellingen kunnen in beginsel alleen buitenlandse studenten aantrekken, indien zij als referent zijn erkend.

Als erkende referent kan de aanvraag om een verblijfsvergunning middels de versnelde toelatingsprocedure worden aangevraagd. De verblijfsvergunning kan worden verleend voor de duur van de studie met inbegrip van de voorbereiding daarop en de afronding daarvan. Uiteraard kan de geldigheidsduur de maximum-geldigheidsduur van vijf jaar niet overstijgen. Wel kan de geldigheidsduur worden verlengd.

Op grond van artikel 3.87a, eerste lid, onderdeel b, van het Vreemdelingenbesluit 2000 kan de verblijfsvergunning van de buitenlandse student worden ingetrokken, indien onvoldoende studieresultaten worden geboekt. De buitenlandse student die tot Nederland is toegelaten om te studeren, moet tijdens dat verblijf daadwerkelijk studeren en voldoende studievoortgang boeken. Is dat niet het geval, dan wordt de verblijfsvergunning ingetrokken.

Voor de werking van het nieuwe stelsel van referenten in het moderne migratiebeleid is de inlichtingenplicht van de referent essentieel. Onderwijsinstellingen die buitenlandse studenten aantrekken, moeten de Minister van Justitie (IND) op grond van artikel 54, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 informeren, indien de individuele student onvoldoende studievoortgang boekt. Voorheen waren hoger onderwijsinstellingen op grond van de Gedragscode internationale student in het Nederlands hoger onderwijs overigens al verplicht de IND te informeren, indien een buitenlandse student geen onderwijs meer volgt zonder dat daartoe dwingende of zwaarwegende redenen bestaan.

De in samenwerking met het onderwijsveld opgestelde normering van de vereiste studievoortgang is opgenomen in deze ministeriële regeling. In deze ministeriële regeling wordt verwezen naar de door het onderwijsveld opgestelde Gedragscode internationale student hoger onderwijs.

Gedragscode internationale student hoger onderwijs

In het verleden hebben diverse partijen die betrokkenheid hebben bij het hoger onderwijs de handen ineengeslagen en gezamenlijk een gedragscode ontwikkeld: de Gedragscode internationale student hoger onderwijs. Vele instellingen voor hoger onderwijs hebben zich aangesloten bij deze gedragscode. In deze gedragscode zijn afspraken neergelegd over de informatievoorziening aan buitenlandse studenten die in Nederland willen studeren, de werving, toelating en inschrijving van deze buitenlandse studenten en de zorg voor en begeleiding van deze studenten. Tevens is hierin afgesproken dat een landelijke commissie bestaande uit leden benoemd door de koepelorganisaties toeziet op de naleving van deze gedragscode. De ultieme sanctie is het verwijderen van de instelling uit het openbare Register van instellingen die de gedragscode hebben ondertekend.

De gedragscode is een geslaagd voorbeeld van zelfregulering. Daarom is bij de regelgeving omtrent vreemdelingen aansluiting gezocht bij de gedragscode. Voorwaarde voor een hoger onderwijsinstelling om referent te kunnen zijn, is dat de instelling is aangesloten bij de gedragscode. Dit betekent tevens dat de sanctie van de landelijke commissie voor de instelling vergaande consequenties kan hebben. Hiermee heeft het instrument van zelfregulering nog meer betekenis gekregen.

Artikel 5.5. van de Gedragscode

In de Gedragscode is in artikel 5.5 de studievoortgangseis opgenomen. Deze luidt, voor zover hier relevant, als volgt:

‘De instelling stelt jaarlijks, na afloop van ieder studiejaar, de studievoortgang vast van de internationale student. Als voldoende studievoortgang wordt aangemerkt: 50% (of meer) van de proportionele nominale studielast voor het (gedeelte van het) studiejaar. In afwijking hiervan geldt dat de internationale student het voorbereidend jaar met goed gevolg dient af te ronden. Indien geen sprake is van voldoende studievoortgang stelt de instelling de oorzaak hiervan vast, bijvoorbeeld door een studievoortganggesprek met een studieadviseur. (...) Wanneer blijkt dat er persoonlijke omstandigheden zijn als bedoeld in artikel 7.51 WHW alsmede artikel 2.1 Uitvoeringsbesluit WHW, ten gevolge waarvan er geen sprake is van voldoende studievoortgang, worden er bindende afspraken met de internationale student gemaakt opdat het tijdig afstuderen niet in het geding komt. (...)’

Daarbij is tevens aangegeven dat per referentperiode per derdelander-student (een internationale student die niet afkomstig is uit een lidstaat van de EU, EER of Zwitserland) het slechts éénmalig mogelijk is een melding aan de IND achterwege te laten bij onvoldoende studievoortgang wegens dezelfde persoonlijke omstandigheden.

Intrekken verblijfsvergunning

Als de student onvoldoende voortgang boekt, is bovengenoemde van belang. Indien er bijzondere omstandigheden zijn, behoeft de instelling de IND niet te informeren, althans voor zover het de eerste keer is op grond van desbetreffende bijzondere omstandigheden. Het achterwege mogen laten van de melding vloeit voort uit het vertrouwen dat verbonden is aan het zijn van een ‘erkende referent’. Indien er te beperkte studievoortgang is maar er geen bijzondere omstandigheden zijn die hebben geleid tot studievertraging informeert de instelling de IND over de studievoortgang. De IND kan een besluit tot intrekking van de verblijfsvergunning nemen. Er is geen verplichting tot een dergelijke besluit: aan de IND is discretionaire bevoegdheid gegeven. Maar het ligt voor de hand als er geen redenen zijn voor vertraging, dat de verblijfsvergunning zal worden ingetrokken. De student kan bij IND beroep aantekenen tegen een dergelijk besluit.

De onderwijsinstelling die als referent optreedt, is, als gezegd, verplicht de IND te informeren indien een individuele buitenlandse student met de nationaliteit van een derde land niet aan deze normering voldoet. Bij niet-naleving van deze plicht kan een bestuurlijke boete worden opgelegd. Ook kan in ernstige gevallen de erkenning als referent van de onderwijsinstelling worden geschorst of ingetrokken, waardoor buitenlandse studenten niet langer voor studie bij die instelling kunnen worden toegelaten.

De minimale norm voor studievoortgang zoals opgenomen in de Gedragscode laat onverlet dat instellingen eigen normen kunnen hanteren voor studievoortgang. Indien een instelling bijvoorbeeld een BSA van 60 ECTS hanteert kan een internationale student met onvoldoende studievoortgang worden verplicht de opleiding te staken.

Gevolgen voor de administratieve lasten

Bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel is nagegaan of sprake is van administratieve lasten voor instellingen, bedrijfsleven of burgers. Daarbij is de regeling intern ter beoordeling voorgelegd voor toetsing op administratieve lasten. Ik voorzie dat aan dit voorstel geen structurele of eenmalige administratieve lasten zijn verbonden omdat er al een informatieverplichting bestaat.

Inwerkingtreding

De inwerkingtreding van het modern migratiebeleid is inmiddels vastgesteld op 1 juni 2013, zie het Besluit van 24 april 2013 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van onderdelen van de Wet van 24 mei 2012 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met nationale visa en enkele andere onderwerpen (Stb. 2012, 258), het Besluit van 29 juni 2012, houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, het Besluit modern migratiebeleid, het Besluit politiegegevens en het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet in verband met nationale visa en enkele andere onderwerpen (Stb. 2012, 308), de Wet modern migratiebeleid en het Besluit modern migratiebeleid, gepubliceerd op 3 mei 2013 (Stb. 2013, 165).

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker.

Naar boven