Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 22 februari 2012, nr. IENM/BSK-2011/142661, tot wijziging van de Regeling tarieven Spoorwegwet

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 91 van de Spoorwegwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling tarieven Spoorwegwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 11 komt te luiden:

Artikel 11

Voor de behandeling van de aanvraag van de goedkeuring van het systeem van personeelsbeheer als bedoeld in artikel 17 van het Besluit spoorwegpersoneel 2011, is een tarief van 3.891,– verschuldigd.

B

Na artikel 11 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11a

Voor de behandeling van de aanvraag van een machinistenvergunning als bedoeld in artikel 51a, eerste lid, van de wet, is een tarief verschuldigd van € 100,–.

Voor het verstrekken van het duplicaat van een machinistenvergunning als bedoeld in artikel 51a, achtste lid, van de wet, is een tarief verschuldigd van € 41,–.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen.

TOELICHTING

Algemeen

De Regeling tarieven Spoorwegwet (hierna: de regeling) bepaalt welke tarieven in rekening worden gebracht voor werkzaamheden op grond van de Spoorwegwet.

De Spoorwegwet is bij wet van 16 december 2010 (Stb. 2011, 218) gewijzigd. Een aantal wijzigingen is op 15 november 2011 in werking getreden (Stb. 2011, 518). Het betreft de wijzigingen van de Spoorwegwet die verband houden met de implementatie van de zogenaamde Machinistenrichtlijn (Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 inzake de certificering van machinisten die locomotieven en treinen op het spoorwegsysteem van de Gemeenschap besturen).

Het Besluit spoorwegpersoneel 2011 (Stb. 2011, 240) is, met uitzondering van de artikelen 24 en 26, eveneens in werking getreden op 15 november 2011 (Stb. 2011, 518).

Met de inwerkingtreding van het nieuwe Besluit Spoorwegpersoneel2011 valt de goedkeuring van een systeem van personeelsbeheer onder artikel 17 van dat besluit, terwijl die goedkeuring voorheen in het oude Besluit Spoorwegpersoneel in artikel 40 werd geregeld. Daarom wordt artikel 11 van de Regeling tarieven Spoorwegwet dienovereenkomstig gewijzigd. Het in rekening te brengen tarief verandert niet. Het tarief wordt nu echter in rekening gebracht voor ‘de behandeling van de aanvraag van de goedkeuring’, en niet meer voor ‘de goedkeuring’ van een systeem van personeelsbeheer.

Dit onderdeel van deze wijzigingsregeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven (AL)

Die overige wijzigingen in deze regelingen brengen met ingang van 15 november 2011 nieuwe werkzaamheden mee voor de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT; voorheen Inspectie Verkeer en Waterstaat), namelijk het behandelen van aanvragen om machinistenvergunningen en het verstrekken van duplicaten daarvan. Voor deze werkzaamheden wordt een tarief in rekening gebracht. Uitgangspunt van het kabinet is dat tarieven zoveel mogelijk kostendekkend zijn.

Het tarief voor de nieuwe werkzaamheden is opgenomen in artikel 11a (nieuw) van de regeling.

Een concept van deze wijziging van de Regeling tarieven Spoorwegwet is behandeld in de Overlegorganen Verkeer en Waterstaat (hierna: OVW). Arriva en KNV hebben in de reactie bij het OVW ingebracht dat het onjuist is dat de tarieven geen gevolgen hebben voor de AL, omdat er voorheen geen tarieven werden geheven en het nu niet nodig is om voor machinisten een vergunning aan te vragen.

De opmerking van Arriva en KNV dat de tarieven gevolgen hebben voor de AL is onjuist. Het tarief als zodanig valt niet onder definitie van ‘administratieve last’. Verder leidt het in rekening brengen van de betrokken tarieven op zichzelf niet tot AL. De verplichting om voor machinisten een vergunning aan te vragen vloeit niet voort uit de onderhavige regeling, maar is een gevolg van de bovengenoemde inwerkingtreding van een aantal artikelen uit de Spoorwegwet met ingang van 15 november 2011. Bij de behandeling van de betrokken wetsartikelen is aangegeven dat ook deze geen gevolgen hebben voor de AL (Kamerstukken II 2009–2010, 32 289, nr. 3, blz. 25–26).

Hoogte van de tarieven

Zowel KNV als Arriva pleiten in hun reactie bij het OVW voor zo laag mogelijke tarieven. Het uitgangspunt zou niet ‘kostendekkendheid’ moeten zijn, maar ‘tegen zo laag mogelijke kosten’, bijv. door uitbesteding aan een andere instantie.

Arriva stelt dat lagere kosten mogelijk zijn omdat er geen inhoudelijke toets op documenten hoeft plaats te vinden, maar slechts een toets op compleetheid.

Arriva verwijst naar een eerder aan de Inspectie Verkeer en Waterstaat voorgelegd alternatief waarbij de kosten aanzienlijk lager zouden zijn.

Ook als de vergunningverlening zou worden uitbesteed aan een andere partij zal sprake zijn van ten minste kostendekkende tarieven. De toets op de ontvangen documenten betreft inderdaad compleetheid en geldigheid. Dit vormt slechts een deel van de kosten. Daarnaast worden de kosten van de vergunning bepaald door de kosten voor het ontwikkelen en produceren van de vergunning en het inrichten en beheren van het verplichte register.

Op het alternatief dat in de brief van de VSD van 12 september 2011 is aangedragen is op 6 oktober 2011 gereageerd door de Inspectie Leefomgeving en Transport. De Inspectie geeft daarbij aan dat ervoor is gekozen een systeem in eigen beheer te ontwikkelen omdat persoonsgegevens worden opgeslagen. Bovendien was ten tijde van het ontvangen van de brief van de VSD de voortgang van het systeem zodanig dat stopzetten geen reële optie meer was.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen.

Naar boven