De Minister van Infrastructuur en Milieu,
Gelet op artikel 91 van de Spoorwegwet;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling tarieven Spoorwegwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 11 komt te luiden:
Artikel 11
Voor de behandeling van de aanvraag van de goedkeuring van het systeem van personeelsbeheer
als bedoeld in artikel 17 van het Besluit spoorwegpersoneel 2011, is een tarief van
3.891,– verschuldigd.
B
Na artikel 11 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 11a
Voor de behandeling van de aanvraag van een machinistenvergunning als bedoeld in artikel 51a,
eerste lid, van de wet, is een tarief verschuldigd van € 100,–.
Voor het verstrekken van het duplicaat van een machinistenvergunning als bedoeld in
artikel 51a, achtste lid, van de wet, is een tarief verschuldigd van € 41,–.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2012.
TOELICHTING
Algemeen
De Regeling tarieven Spoorwegwet (hierna: de regeling) bepaalt welke tarieven in rekening
worden gebracht voor werkzaamheden op grond van de Spoorwegwet.
De Spoorwegwet is bij wet van 16 december 2010 (Stb. 2011, 218) gewijzigd. Een aantal wijzigingen is op 15 november 2011 in werking getreden (Stb. 2011, 518). Het betreft de wijzigingen van de Spoorwegwet die verband houden met de implementatie
van de zogenaamde Machinistenrichtlijn (Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement
en de Raad van 23 oktober 2007 inzake de certificering van machinisten die locomotieven
en treinen op het spoorwegsysteem van de Gemeenschap besturen).
Het Besluit spoorwegpersoneel 2011 (Stb. 2011, 240) is, met uitzondering van de artikelen 24 en 26, eveneens in werking getreden op
15 november 2011 (Stb. 2011, 518).
Met de inwerkingtreding van het nieuwe Besluit Spoorwegpersoneel2011 valt de goedkeuring
van een systeem van personeelsbeheer onder artikel 17 van dat besluit, terwijl die
goedkeuring voorheen in het oude Besluit Spoorwegpersoneel in artikel 40 werd geregeld.
Daarom wordt artikel 11 van de Regeling tarieven Spoorwegwet dienovereenkomstig gewijzigd.
Het in rekening te brengen tarief verandert niet. Het tarief wordt nu echter in rekening
gebracht voor ‘de behandeling van de aanvraag van de goedkeuring’, en niet meer voor
‘de goedkeuring’ van een systeem van personeelsbeheer.
Dit onderdeel van deze wijzigingsregeling heeft geen gevolgen voor de administratieve
lasten voor het bedrijfsleven (AL)
Die overige wijzigingen in deze regelingen brengen met ingang van 15 november 2011
nieuwe werkzaamheden mee voor de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT;
voorheen Inspectie Verkeer en Waterstaat), namelijk het behandelen van aanvragen om
machinistenvergunningen en het verstrekken van duplicaten daarvan. Voor deze werkzaamheden
wordt een tarief in rekening gebracht. Uitgangspunt van het kabinet is dat tarieven
zoveel mogelijk kostendekkend zijn.
Het tarief voor de nieuwe werkzaamheden is opgenomen in artikel 11a (nieuw) van de
regeling.
Een concept van deze wijziging van de Regeling tarieven Spoorwegwet is behandeld in
de Overlegorganen Verkeer en Waterstaat (hierna: OVW). Arriva en KNV hebben in de
reactie bij het OVW ingebracht dat het onjuist is dat de tarieven geen gevolgen hebben
voor de AL, omdat er voorheen geen tarieven werden geheven en het nu niet nodig is
om voor machinisten een vergunning aan te vragen.
De opmerking van Arriva en KNV dat de tarieven gevolgen hebben voor de AL is onjuist.
Het tarief als zodanig valt niet onder definitie van ‘administratieve last’. Verder
leidt het in rekening brengen van de betrokken tarieven op zichzelf niet tot AL.
De verplichting om voor machinisten een vergunning aan te vragen vloeit niet voort
uit de onderhavige regeling, maar is een gevolg van de bovengenoemde inwerkingtreding
van een aantal artikelen uit de Spoorwegwet met ingang van 15 november 2011. Bij de
behandeling van de betrokken wetsartikelen is aangegeven dat ook deze geen gevolgen
hebben voor de AL (Kamerstukken II 2009–2010, 32 289, nr. 3, blz. 25–26).
Hoogte van de tarieven
Zowel KNV als Arriva pleiten in hun reactie bij het OVW voor zo laag mogelijke tarieven.
Het uitgangspunt zou niet ‘kostendekkendheid’ moeten zijn, maar ‘tegen zo laag mogelijke
kosten’, bijv. door uitbesteding aan een andere instantie.
Arriva stelt dat lagere kosten mogelijk zijn omdat er geen inhoudelijke toets op documenten
hoeft plaats te vinden, maar slechts een toets op compleetheid.
Arriva verwijst naar een eerder aan de Inspectie Verkeer en Waterstaat voorgelegd
alternatief waarbij de kosten aanzienlijk lager zouden zijn.
Ook als de vergunningverlening zou worden uitbesteed aan een andere partij zal sprake
zijn van ten minste kostendekkende tarieven. De toets op de ontvangen documenten betreft
inderdaad compleetheid en geldigheid. Dit vormt slechts een deel van de kosten. Daarnaast
worden de kosten van de vergunning bepaald door de kosten voor het ontwikkelen en
produceren van de vergunning en het inrichten en beheren van het verplichte register.
Op het alternatief dat in de brief van de VSD van 12 september 2011 is aangedragen
is op 6 oktober 2011 gereageerd door de Inspectie Leefomgeving en Transport. De Inspectie
geeft daarbij aan dat ervoor is gekozen een systeem in eigen beheer te ontwikkelen
omdat persoonsgegevens worden opgeslagen. Bovendien was ten tijde van het ontvangen
van de brief van de VSD de voortgang van het systeem zodanig dat stopzetten geen reële
optie meer was.
De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen.