Bijstellingsregeling 2013

21 december 2012

Nr. DB 2012-476M

Directoraat-generaal voor Fiscale Zaken/Directie Directe Belastingen

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op de artikelen 10.3, 10.3a, 10.6, 10.6a, 10.7 en 10bis.12 van de Wet inkomstenbelasting 2001, artikel 12a van de Wet op de loonbelasting 1964, de artikelen 30a en 31 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen, artikel 10 van de Wet op de vennootschapbelasting 1969, artikel 35a van de Successiewet 1956, artikel 8 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen, artikel 7 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, artikel XL van de Wet uniformering loonbegrip, de artikelen 10aa en 10eb van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 en artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken;

Besluit:

ARTIKEL I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.10 wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

€ 19 645

5,85%

€ 19 645

€ 33 363

€ 1 149

10,85%

€ 33 363

€ 55 991

€ 2 637

42%

€ 55 991

€ 12 140

52%

B

In artikel 2.10a wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

€ 19 645

5,85%

€ 19 645

€ 33 555

€ 1 149

10,85%

€ 33 555

€ 55 991

€ 2 658

42%

€ 55 991

€ 12 081

52%

C

In artikel 3.19, tweede lid, worden de bedragen en percentages in de tabel zodanig vervangen dat die tabel komt te luiden:

meer dan

maar niet meer dan

op jaarbasis

€ 12 500

0,85% van deze waarde

€ 12 500

€ 25 000

1,05% van deze waarde

€ 25 000

€ 50 000

1,20% van deze waarde

€ 50 000

€ 75 000

1,30% van deze waarde

€ 75 000

€ 1 040 000

1,50% van deze waarde

€ 1 040 000

€ 15 600 vermeerderd met 1,90% van de woningwaarde voor zover deze uitgaat boven € 1 040 000

D

In artikel 3.97, tweede lid, onderdeel a, wordt ‘€ 4410’ vervangen door: € 4536.

E

Artikel 3.112 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de in het eerste lid opgenomen tabel, derde kolom, wordt ‘€ 6240’ vervangen door ‘€ 6360’ en wordt ‘1,30%’ vervangen door: 1,55%.

2. In het vijfde lid wordt ‘1,55%’ vervangen door: 1,75%.

F

In artikel 3.114, eerste lid, wordt ‘€ 4410’ vervangen door: € 4536.

G

In artikel 8.9, eerste lid, wordt ‘73 1/3%’ vervangen door: 66 2/3%.

H

Artikel 8.11, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin, onderdeel a, wordt ‘1,733%’ vervangen door: 1,827%.

2. In de eerste volzin, onderdeel b, wordt ‘12,320%’ vervangen door ‘16,115%’ en wordt ‘€ 9295’ vervangen door: € 8816.

4. In de eerste volzin, onderdeel c, en de tweede volzin wordt ‘€ 45 178’ vervangen door: € 40 248.

I

Artikel 10bis.6, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘€ 154 000’ vervangen door: € 157 000.

2. In de tweede volzin wordt ‘€ 34 900’ vervangen door: € 35 700.

ARTIKEL II

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 12a, eerste lid, wordt ‘€ 42 000’ vervangen door: € 43 000.

B

In artikel 20a, eerste lid, wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbaar loon van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

€ 19 645

5,85%

€ 19 645

€ 33 363

€ 1 149

10,85%

€ 33 363

€ 55 991

€ 2 637

42%

€ 55 99

€ 12 140

52%

C

In artikel 20b, eerste lid, wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbaar loon van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

€ 19 645

5,85%

€ 19 645

€ 33 555

€ 1 149

10,85%

€ 33 555

€ 55 991

€ 2 658

42%

€ 55 991

€ 12 081

52%

ARTIKEL III

De Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘€ 2753’ vervangen door: € 2796.

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘€ 2781’ vervangen door: € 2825.

3. In het eerste lid, onderdeel c, wordt ‘€ 2753’ vervangen door: € 2796.

4. In het eerste lid onderdeel d, wordt ‘€ 3337’ vervangen door: € 3390.

4. In het eerste lid, onderdeel e, wordt ‘€ 2781’ vervangen door: € 2825.

5. In het eerste lid, onderdeel f, wordt ‘€ 1322’ vervangen door: € 1343.

6. In het eerste lid, onderdeel g, wordt ‘€ 334’ vervangen door: € 339.

B

In artikel 14, derde lid wordt ‘€ 24 170’ vervangen door: € 22 923.

ARTIKEL IV

In de Wet op de vennootschapbelasting 1969 wordt in artikel 10, eerste lid, onderdeel j, ‘€ 531 000’ vervangen door: € 542 000.

ARTIKEL V

De Successiewet 1956 wordt als volgt gewijzigd:

A

In de in artikel 24, eerste lid, opgenomen tabel, eerste en tweede kolom, wordt ‘€ 115 708’ vervangen door: € 118 254.

B

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel 4°, onder a, wordt ‘€ 603 600’ vervangen door: € 616 880.

2. In het eerste lid, onderdeel 4°, onder b, wordt ‘€ 57 342’ vervangen door: € 58 604.

3. In het eerste lid, onderdeel 4°, onder c en d, wordt ‘€ 19 114’ vervangen door: € 19 535.

4. In het eerste lid, onderdeel 4°, onder e, wordt ‘€ 45 270’ vervangen door: € 46 266.

5. In het eerste lid, onderdeel 4°, onder f, wordt ‘€ 2012’ vervangen door: € 2057.

6. In het tweede lid wordt “€ 155 930’ vervangen door: € 159 361.

C

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 5° wordt ‘€ 5030’ vervangen door ‘€ 5141’, wordt ‘€ 24 144’ vervangen door ‘€ 24 676’ en wordt ‘€ 50 300’ vervangen door: € 51 407.

2. In onderdeel 6°, aanhef, wordt ‘€ 26 156’ vervangen door: € 26 732.

3. In onderdeel 7° wordt ‘€ 2012’ vervangen door: € 2057.

D

In artikel 35b, eerste lid, onderdeel a en onderdeel b, onder 2° en 3°, wordt ‘€ 1 006 000’ vervangen door: € 1 028 132.

ARTIKEL VI

De Kostenwet invordering rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, eerste lid, wordt ‘€ 11 347’ vervangen door: € 11 393.

B

In artikel 4, eerste lid, wordt ‘€ 53’ vervangen door ‘€ 54’ en wordt ‘€ 68’ vervangen door: € 69.

ARTIKEL VII

In de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt in artikel 7, vijfde lid, ‘€ 4527’ vervangen door: € 4627.

ARTIKEL VIII

Het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 10aa, eerste en tweede lid, wordt ‘€ 10 802’ vervangen door ‘€ 10 940’ en wordt ‘€ 11 953’ vervangen door: € 12 104.

B

Artikel 10eb wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘€ 35 000’ vervangen door: € 35 770.

2. In het tweede lid wordt ‘€ 26 605’ vervangen door: € 27 190.

ARTIKEL IX

In het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken wordt in artikel 2, derde lid, ‘€ 23 659 134’ vervangen door: € 24 345 249.

ARTIKEL X

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

  • 2. Deze regeling wordt aangehaald als: Bijstellingsregeling 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers.

TOELICHTING

Algemeen

De onderhavige regeling geeft uitvoering aan de indexeringsvoorschriften die zijn opgenomen in de artikelen 10.3, eerste lid en derde tot en met tiende lid, 10.3a, 10.6, 10.6a, 10.7 en 10bis.12 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001), artikel 12a van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB 1964), de artikelen 30a en 31 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (hierna: WVA), artikel 10 van de Wet op de vennootschapbelasting 1969, artikel 35a van de Successiewet 1956, artikel 8 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen, artikel 7 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de artikelen 10aa en 10eb van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (hierna: UBLB 1965) en artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken. Door middel van deze regeling wordt tevens uitvoering gegeven aan artikel XL van de Wet uniformering loonbegrip.

Op grond van artikel XVIII van de Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 vinden voor het jaar 2013 de artikelen 10.1 en 10.3, tweede lid, van de Wet IB 2001 en de artikelen 32bb, negende lid, en 32bc, vierde lid, van de Wet LB 1964 geen toepassing. De ingevolge die bepalingen te indexeren bedragen worden dus voor het jaar 2013 – in tegenstelling tot eerdere jaren – niet geïndexeerd en zijn dus, met uitzondering van de in de artikelen 2.10 en 2.10a van de Wet IB 2001 genoemde bedragen, niet opgenomen in de onderhavige regeling.

Enige voor de inkomstenbelasting toegepaste indexeringen zijn ook van belang voor de loonbelasting. Het betreft hier aanpassingen in artikel 8.11 van de Wet IB 2001 die enerzijds het gevolg zijn van beleidsmatige aanpassingen van de bedragen (niet zijnde indexeringen) in artikel 8.11 van de Wet IB 2001 en anderzijds het gevolg zijn van indexering van het wettelijk minimumloon. Artikel 22d van de Wet LB 1964 schrijft voor dat een aantal in artikel 22a van die wet vermelde bedragen en percentages bij het begin van het kalenderjaar van rechtswege worden vervangen door de overeenkomstige bedragen en percentages van artikel 8.11 van de Wet IB 2001.

Bijstellingsfactoren

Toepassing tabelcorrectiefactor (artikelen I, onderdeel I, II, onderdeel A, IV, V, VII en VIII, onderdeel B)

De per 1 januari 2013 toe te passen tabelcorrectiefactor van artikel 10.2 van de Wet IB 2001 bedraagt 1,022. De bedragen die worden aangepast ingevolge de artikelen I, onderdeel I, II, onderdeel A, IV, V, VII en VIII, onderdeel B, in de onderhavige regeling worden bijgesteld op basis van deze tabelcorrectiefactor.

Tarieftabellen inkomstenbelasting en loonbelasting (artikelen I, onderdelen A en B, en II, onderdelen B en C)

Met de opname van de tarieftabellen voor de inkomstenbelasting en de loonbelasting wordt uitvoering gegeven aan artikel XL van de Wet uniformering loonbegrip. De in deze tabellen opgenomen bedragen en percentages komen overeen met de in het Belastingplan 2013 opgenomen bedragen en percentages.

Bijstelling van de bedragen en percentages van de bijtelling privégebruik woning, het eigenwoningforfait en de kamerverhuurvrijstelling (artikel I, onderdelen C tot en met F)

De bijstelling van de bedragen en percentages van de bijtelling privégebruik woning (artikel 3.19 van de Wet IB 2001), het eigenwoningforfait (artikel 3.112 van de Wet IB 2001) en de kamerverhuurvrijstelling (artikelen 3.97 en 3.114 van de Wet IB 2001) vindt plaats ingevolge de artikelen 10.3, 10.3a, 10.5 en 10.6 van de Wet IB 2001. Bijstelling vindt plaats op basis van de verhouding van het indexcijfer woninghuren over juli 2012 tot dat cijfer over juli 2011 (factor ih) en voor de bij te stellen percentages tevens met de verhouding van het gemiddelde van de eigenwoningwaarden die betrekking hebben op 2012 en het gemiddelde van die waarden die betrekking hebben op 2011 (factor iw). De factor ih voor 2012 bedraagt 114,54/111,37 (een gemiddelde huurstijging van 2,8%). De verhouding van het gemiddelde van de eigenwoningwaarden voor 2011 en het gemiddelde van de waarden voor 2012 bedraagt volgens opgave van de Waarderingskamer 100:96,4 (een gemiddelde waardedaling van 3,6%). De factor iw bedraagt daarmee 100/96,4. Voor woningen met een waarde tot € 75 000 gaat het percentage voor de berekening van het in aanmerking te nemen voordeel met 0,05%-punt omhoog. Voor woningen van meer dan € 75 000 maar niet meer dan € 1 040 000 gaat het percentage met 0,10%-punt omhoog. Het percentage voor eigen woningen met een eigenwoningwaarde van boven € 1,04 mln. wordt door toepassing van artikel 10.3a van de Wet IB 2001 verhoogd met het daar vermelde gedeelte van een procentpunt en vervolgens op dezelfde wijze afgerond als artikel 10.5 van die wet voorschrijft met betrekking tot de in de artikel 10.3 van die wet bedoelde percentages.

Verhoging maximum gecombineerde heffingskorting bij minstverdienende partner (artikel I, onderdeel G)

Het in artikel 8.9, eerste lid, van de Wet IB 2001 vermelde percentage wordt bijgesteld op basis van artikel 10.6a van de Wet IB 2001. Het percentage wordt berekend door het te vervangen percentage te verlagen met 6 2/3%-punt.

Indexering percentages arbeidskorting (artikel I, onderdeel H)

De in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdelen a en b, van de Wet IB 2001 vermelde percentages, de in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdelen b en c, van de Wet IB 2001 eerstvermelde bedragen en het in artikel 8.11, tweede lid, tweede volzin, van de Wet IB 2001 vermelde bedrag worden bijgesteld op basis van artikel 10.7 van de Wet IB 2001.

Op grond van artikel XVIII, tweede lid, van de Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 wordt voor de berekening van het in artikel 10.7, tweede en derde lid, van de Wet IB 2001 genoemde percentage, de in die artikelleden opgenomen toepassing van artikel 10.1 van de Wet IB 2001 geacht te hebben plaatsgevonden op basis van een tabelcorrectiefactor van 1.

Voor de aanpassing van de percentages is het fiscale equivalent van 50% van het volwassenen-minimumloon per 1 januari 2013 ‘€ 8816 per jaar’ en het fiscale equivalent van 225% van het volwassenen-minimumloon per 1 januari 2013: € 40 428 per jaar.

Indexering vrijstelling kapitaalverzekering eigen woning, spaarrekening eigen woning en beleggingsrecht eigen woning (artikel I, onderdeel I)

Met de Wet herziening fiscale behandeling eigen woning wordt de inhoud van het tot 1 januari 2013 geldende artikel 3.118 van de Wet IB 2001 met ingang van 1 januari 2013 verplaatst naar artikel 10bis.6 van de Wet IB 2001. Ingevolge het vanaf 1 januari 2013 geldende artikel 10bis.12 van de Wet IB 2001 worden de in artikel 10bis.6 van de Wet IB 2001 opgenomen bedragen geïndexeerd op basis van de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet IB 2001. Deze indexatie is opgenomen in artikel I, onderdeel I, van de onderhavige regeling.

Aanpassing van verschillende bedragen van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (artikel III)

In artikel III van de onderhavige regeling worden de bedragen van de verschillende afdrachtverminderingen aangepast. De aanpassing van de bedragen van de afdrachtvermindering vindt plaats ingevolge artikel 30a van de WVA. De aanpassing geschiedt door vermenigvuldiging van de bedragen met de verhouding van het bedrag van het volwassenen-minimumloon per 1 januari 2013 (zijnde € 1469,40 per maand) tot dat bedrag per 1 januari van het voorafgaande kalenderjaar (zijnde € 1446,60 per maand). Op grond daarvan zijn de bedragen van de afdrachtverminderingen vermenigvuldigd met de factor 1469,40/1446,60. De bedragen worden rekenkundig afgerond op hele euro’s.

Bij de vaststelling van het toetsloon ingevolge artikel 31 van de WVA werd voorgaande jaren rekening gehouden met de vergoeding van de werkgever voor de door de werknemer verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet. Door de inwerkingtreding van de Wet uniformering loonbegrip is de werknemer per 1 januari 2013 geen inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet meer verschuldigd en vervalt de verplichte werkgeversvergoeding daarvoor. Deze technische aanpassing werkt door op het voor 2013 vast te stellen toetsloon. Het toetsloon is daardoor lager dan vorig jaar en wordt gesteld op het fiscale equivalent van 130% van het volwassenen-minimumloon per 1 januari 2013.

Aanpassing bedragen in de Kostenwet invordering rijksbelastingen (artikel VI )

De bijstelling van een aantal bedragen in de artikelen 3 en 4 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen vindt plaats op basis van de op de voet van artikel 8 van die wet bepaalde correctiefactor. Deze factor wordt berekend uit de indexcijfers van de ‘CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen, CAO-sector overheid’ van het Centraal Bureau voor de Statistiek. De correctiefactor op grond waarvan de bedragen per 1 januari 2013 worden bijgesteld is 1,004. Door de toegepaste afrondingsregel leidt de inflatiecorrectie bij het begin van 2013 niet tot een aanpassing van de bedragen in de artikelen van de Kostenwet invordering rijksbelastingen die staan genoemd in de hierna opgenomen tabel 1. Als basis voor de bijstelling voor 2013 gelden de na bijstelling voor 2012 op twee decimalen rekenkundig afgeronde bedragen.

Aanpassing bedrag van de minimaal in aanmerking te nemen AOW-inbouw in een pensioenregeling (artikel VIII, onderdeel A)

De bedragen die zijn opgenomen in artikel 10aa van het UBLB 1965 voor de berekening van de minimaal in aanmerking te nemen AOW-inbouw in een pensioenregeling in gevallen waarin een lager opbouwpercentage per dienstjaar wordt gehanteerd dan is toegestaan op grond van artikel 18a, eerste tot en met derde lid, van de Wet LB 1964, worden jaarlijks bijgesteld aan de hand van de ontwikkeling van de hoogte van de AOW. De nieuwe bedragen zijn berekend door de bedragen van 2012 te vermenigvuldigen met de verhouding tussen het per 1 januari 2013 geldende AOW-bedrag en het per 1 januari 2012 geldende AOW-bedrag. Dit verhoudingsgetal voor 2013 is 1,013.

Aanpassing bedrag in het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken (artikel IX)

Het bedrag van artikel 2, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken wordt bijgesteld aan de hand van de door het Centraal Planbureau in het Centraal Economisch Plan gepubliceerde verwachte ‘prijsmutatie netto materiële overheidsconsumptie’ voor het kalenderjaar, verhoogd met een volumeopslag van 0,90%. Volgens genoemde publicatie bedraagt de prijsmutatie netto materiële overheidsconsumptie voor het jaar 2013 2%, zodat inclusief volumeopslag, de bedragen dienen te worden bijgesteld met 2,90%.

Uitzonderingen op jaarlijkse bijstelling

Niet-vervangen bedragen vanwege Begrotingsakkoord 2013

Zoals hiervoor is aangegeven vinden de indexatiebepalingen in de artikelen 10.1 en 10.3, tweede lid, van de Wet IB 2001 en de artikelen 32bb, negende lid, en 32bc, vierde lid, van de Wet LB 1964 dit jaar geen toepassing als gevolg van artikel XVIII van de Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013.

Niet-vervangen bedragen vanwege afrondingsregel

Vanwege de toegepaste afrondingsregels leidt de inflatiecorrectie bij het begin van 2013 niet tot een aanpassing van de bedragen in de artikelen, genoemd in de volgende tabel:

Tabel 1

wet

artikel

lid

onderdeel

zinsnede/toevoeging

Kostenwet inv.rijksbel.

 

2

   

eerste bedrag

       

derde bedrag

 

3

eerste

 

eerste bedrag

       

tweede bedrag

   

tweede

   
   

derde

   
   

vierde

   
 

4

eerste

 

derde bedrag

       

vierde bedrag

   

tweede

   
   

derde

   
Bedragen in deze regeling die per 1 januari 2013 bij wet nader worden gewijzigd

De in artikel 5 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen opgenomen bedragen worden met ingang van 1 januari 2013 vervangen ingevolge artikel V, onderdeel B, van het Belastingplan 2013.

De Staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers.

Naar boven